Euptelea
Over Euptelea
Schijniep, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Zuccarini, www.BioLib.de.
Naam, etymologie.
Euptelea, Grieks eu: goed, ptelea, naar Ptelea, de iep. Schnulmen.
Mooie houtachtige sierplanten die gekweekt worden om hun fraai blad en de rode meeldraden die opvallend zijn in het vroege voorjaar.
Bladverliezende struiken of kleine bomen, winterknoppen zijn duidelijk zichtbaar.
Bloemen komen voor het blad.
2 soorten zijn er in Japan, Centraal en W. China en O. Himalaya.
Het zijn sierlijke bossige boompjes die op de linde lijken in vorm en blad. De helder groene bladen hebben zeer dunne bladstengels.
Trochodendraceae, Euptaleaceae.
=Euptelea polyandra, Sieb. & Zucc. (veel mannig, dus veel meeldraden)
Bladen zijn rond ovaal, onregelmatig getand en van onder licht groen, licht harig op de nerven, mooi rood/geel in de herfst.
Het is een struik of kleine boom tot 6m.
Is vrij winterhard en komt uit Japan.
Vielmannige Schonulme.
Euptelea pleiosperma Hook (veelzadig) (Euptelea franchetii) (Adrien Franchet, Franse botanicus, 1834-1900) is mogelijk winter hard. Die is beschreven in 1904 en komt uit W. China.
Franchets Schonulme.
Planten.
Zaaien in april in turf, zaad niet bedekken maar in donker laten kiemen.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl