Drimys
Over Drimys
Magellaanse kaneel, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit P. Good.
8 altijdgroene soorten komen voor in dit geslacht.
Het zijn bomen of struiken die afkomstig zijn van Mexico tot de Straat van Magellaan, Australië, N. Zeeland en eilanden.
Glanzende en aromatische planten met veelbloemige bloemtrossen in wit, geel of roze, opvallend.
Magnoliaceae, Winteraceae.
Drimys winteri, Forst. (geïntroduceerd door Winter, kapitein van een van Drake’ s schepen) (Wintera aromatica Murr.) De boom verschijnt met leerachtige en aan de onderzijde blauwgroene bladeren, 20m. Bladen staan afwisselend en zijn altijdgroen, elliptisch of lancetvormig en zeer aromatisch.
Twijgen met roodachtige bast.
3-9 witte bloemen staan in een scherm en geuren naar jasmijn.
De winters kruidenbastboom is een kleine boom die tot 15m komt en groeit in meerdere var. in Z. Amerika op hoger gelegen gedeeltes of bergen tot Z. Chili. Is beschreven in 1845.
Var. chilensis blijft wat lager, 2m.
Matig winterhard.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Magellaanse kaneel is van Clusius Winteranus cortex genoemd en wordt uit de landen bij de straat van Magellaan straat gebracht en wordt daarom ook Magellanicus cortex genoemd.’
De winters kruidenbastboom is geïntroduceerd door Winter, kapitein van een van Drake ‘s schepen. Duits Winterrindenbaum, Engels Winter’ s bark of Winters cinnamon.
Drimys komt van Grieks drimus: scherp, dit is een verwijzing naar de bittere en scherpe smaak van de bast wat een van de karakteristieken is van deze orde.
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Het is het slechtste kaneel van gedaante wat gelijk, doch meest dikker en van buiten asgrauw of bruin, ruw en gerimpeld als de olmschors die van binnen vele diepe kloven of spleten heeft als de lindeschors, soms heel vast, dicht en hard en niet onlieflijk van smaak maar nijpt de tong zeer en ontsteekt de keel zoals peper, dan om die scherpte af te leggen wordt ze als ze nog vers is in plaats van echt kaneel en peper bij de spijs gedaan. De boom zelf die Clusius Arbor Magellanica noemt heeft bladeren die van reuk wat op Laurus bladeren lijken (en geschikt om bij de spijzen te doen in plaats van kaneel of peper) maar breder en groener en altijd groen, de stam schiet hoog op en is zo dik als twee of drie mensen in hun middel daar planken van gezaagd worden van vijf en zeventig cm breed. Dan het hout is zeer broos. Het groeit daar zeer overvloedig, maar draagt geen vruchten. Als hij noch jong is dan maakt men er schichten van die twee meter veertig of twee meter zeventig lang zijn daar de inwoners van die landen zichzelf mee verweren.’
De boom levert de wintersbast of magellanische kaneel, dat kruidachtig scherp, peperachtig smaakt en aangenaam ruikt. Dit werd als vervanger van de chinabast voorgesteld en tegen scheurbuik gebruikt. Van dezelfde boom stamt ook het zwartachtige bitter aromatische aluchihars.
Vermeerderen.Neem in augustus 10cm lang topstek van zacht hout, het mag een beetje houtig zijn. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Licht verwonden, dat is ongeveer zoals je met de nagel over het oog van de plant gaat. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Bij zacht stek is groeipoeder niet nodig, anders 1% ibz groeistofpoeder. Planten in 4 delen gezeefde turfgrond met 1 deel zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte, schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. Na enkele weken is het stek geworteld, in de winter vorstvrij houden.
Afleggen is ook mogelijk en zaaien in maart bij 18 graden. Zaad wel voorweken.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl