Raphia

Over Raphia

Sagopalm, vorm, palmen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Naam, etymologie.

Raphia, van Grieks raphis; naald, naar de puntige vruchten. (Sagus)

De raffia palmen komen met een 20 soorten voor in tropisch Afrika en Madagaskar, 1 soort (Raphia taedigera Mart.) in Z. Amerika.

Ze worden 16m groot en zijn opmerkelijk vanwege de samengestelde geveerde bladeren, de langste in het plantenrijk, bladeren van Raphia regalis zijn tot 19.81m lang en 3m breed.

Bloeien, geven zaad en sterven dan terwijl sommige stengels opnieuw uitspruiten uit de wortels.

Palmaceae, palmenfamilie, Arecaceae.

=Raphia farinifera (Gaertn.) (meel dragend) Hyl. (Sagus farinifera Gaertn. Raphia ruffia (Jacq.) Mart. (plaats in Italië heet Ruffia)

Een palm met veel stengels en scheuten, 2-9 m groot, stam is bedekt met de overblijfsels van de bladbasis en gemengd met lange donkere vezels.

Zijn bladeren zijn een van de grootste onder de palmenfamilie, geveerd en tot 9-10m lang, soms 20m, opgaand en op het eind wat gebogen, staan op lange stengels die aan de basis zeer doornig zijn, zijblaadjes zijn lijn/lancetvormig en sterk toegespitst, 1-2 m lang, doornig aan het begin.

Bloemen komen aan 40-50 jaar oude planten in opvallende trossen en komen maar 1 keer, mannelijke en vrouwelijke bloemen.

Grote vruchten als een kippenei die bedekt zijn met hard, glanzend roodbruine schalen.

Is afkomstig uit Madagaskar en oostkust van Afrika, moerasgronden of langs rivieren.

Gebruik.

In zijn thuisland worden de bladeren gemaakt om er raffia van te maken, maakt sterke banden voor agrarische doeleinden, matten, hoeden, huizen etc. Raffia palm. Het witte melkachtige sap bevat suiker en levert culturele dranken. Dat wordt verzameld door het in de top te verzamelen in een emmer, de plant sterft daardoor. Dat laat men een paar dagen fermenteren. Eerst is het zoet, kan ook later tot likeuren gemaakt worden. Gasten en geesten krijgen het aangeboden.

Sago, een soort meel, komt van de stam die voordat het bloeit enorm veel zetmeel bevat.

Uit C. Martius.

(Dodonaeus) ‘Zagu, daar Fer. Lopez de Castagneda van schrijft, is misschien de voor vermelde boom (Cycas) waaruit brood gemaakt wordt op de volgende manier: ‘Ze nemen het merg er uit en werpen dat in aarden potten en laten het staan te weken in zout water en na ettelijke dagen drogen ze dat in de zon en eten dat of van dat meel maken ze brood dat op ons roggebrood lijkt. Antonius Pigasetta (die eerst rondom de hele wereld gevaren heeft) noemt het sagu, in de Molukken heet het ook sagou en in Ternate noemt men het meel daarvan dat op ons zaagsel of houtzaagsel lijkt, in hun taal sagge.

Maar M. Polus Venetus schrijft dat in het rijk Fanfur zeer grote bomen zijn die nauwelijks van twee mensen omvat kunnen worden en als hun dunne schors er afgenomen wordt volgt het hout van stam die drie vingers dik is en de hele boom over en die bevat of omvat een meelachtige of vermolmd merg en als dat in een aarden pot of pan vol waters geworpen en geroerd wordt zodat de zemels en andere onzuiverheden die er op drijven en het rein of zuiver meel onder in het water blijft en als dat water er afgenomen is wordt van dat meel een deeg gemaakt dat geschikt is om er verschillend broodwerk van te bakken waarvan hij sommige stukken te Venetië gebracht heeft en op gerstebrood van kleur en smaak zeer goed lijken. Het hout van deze boom is als ijzer en gaat te gronde als men het in het water werpt, dan het moet in de lengte gekloven worden en van dit hout maken de inwoners van die landen hun speren, spiesen of lansen, maar zeer kort (omdat het zulk zwaar hout is) wiens voorste einde ze wat afbranden en scherpen en met die schichten kunnen ze allerhande wapens beter doorsteken dan men met het scherpste ijzer zou kunnen doen´.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl