Gnetum

Over Gnetum

Melindjoe, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, teelt,

Uit wikipedia.org.

Naam, etymologie.

Gnetum is afgeleid van de oude Maleise naam voor deze plant, gnemon.

Gnetum komt met 30-35 Tropische soorten voor waarvan 4 in de Afrikaanse steenwoestijnen van Damarland en Bengalen, 9 in Z. Amerika, 20 Z. Azië.

Het zijn meestal altijdgroene tropische lianen en zelden bomen of struiken.

Het zijn naaktzadigen, die niet behoren tot de grote groep der Coniferen. Ook hebben zij enkele kenmerken gemeen hebben met de bedektzadige. Ze zijn ontstaan tijdens het Perm van zaadvarens. Er zijn mannelijke en vrouwelijke planten.

Gnetaceae.

Gnetum subsectie Gnetum komt met 2 boomsoorten voor in Z.O. Azië.

=Gnetum gnemon, L. (Gnemon) Die heeft kruisgewijs tegenoverstaande eironde of lancetvormige altijdgroene bladeren, 8-20cm lang en 3-10cm breed en glanzend.

Manlijke en vrouwelijke bloemen staan in aren. De manlijke bloemen hebben slechts een meeldraad en worden omgeven door een buisvormig bloemdek. De vrouwelijke bloemen bestaan uit een zaadknop met 2 omhulsels, integumenten, die weer omgeven zijn door een buisvormig bloemdek. Het binnenste integument is veel langer dan de buitenste en in een lange buis buiten de zaadknop uitgetrokken die het stuifmeel opvangt en dus dezelfde functie heeft als stempel en stijl bij de Angiospermen.

Omdat een vruchtbeginsel ontbreekt ontstaat er na de bevruchting geen vrucht, maar alleen zaad dat omgeven is door een vlezig geworden bloemdek, tezamen wordt dit meestal toch vrucht genoemd. De zaden zijn tot 3,5-1,8cm groot en hebben de vorm van olijven. De harde, leerachtige schil is zo'n 1 mm dik, en rijpt van groen via geel tot donkerrood. De kern van het zaad is wit, nootachtig van consistentie en smaakt bitter. De zaden zijn rijk aan zetmeel, mineralen, caroteen en vitamine C.

Het is een rechte boom uit de laagland-regenbossen van Java, Z. O. Azië, de meeste andere soorten zijn lianen, 15-20m.

Melindjoe, melindjo of malindjo, (Javaans) Melinjo of Belinjo (Indonesi), Bago (Maleis), Peesae (Thailand) Bt, Rau bp, Rau danh of Gắm (Vietnamees), Engels Spanish joint fir.

Gebruik.

De zaden van Gnetum gnemon, die in Indonesi worden gekweekt, eet men gekookt of men maakt er platte broze en witte koekjes van zogenaamde kripik malindjo (emping melindjo) die men bij de rijsttafel gebruikt. In O. Indi worden de vruchten rauw of gekookt gegeten. Het jonge loof wordt wel als groente gebruikt. De bast dient voor het maken van banden en touw, visnetten en vislijnen. Het zwartbruine, brosse en weinig duurzame hout wordt zelden gebruikt. Uit de vezelige schors van de boom kunnen hoogwaardige, zeewaterbestendige touwen, netten en vissnoeren worden gemaakt. De bladeren en vruchten van de melindjoe worden gebruikt in Indonesische gerechten. Bijvoorbeeld in sayur lodeh. Van de zaden wordt ook emping gemaakt, een soort kroepoek..

Gnetum subsectie Araeognemones omvat 9 liaanachtige soorten uit tropisch Z. Amerika.

Uit www.gymnosperms.org

Gnetum urens, Blume (brandend) draagt vruchten die met korte brandharen bezet zijn.

De zaden zijn eetbaar.

Uit Z. Amerika, vooral bij stromen.

Uit de stam komt een soort van doorschijnende gom die een verkwikkende drank oplevert.

Gnetum subsectie Cylindrostachys omvat een 20 liaanachtige soorten uit Z. Azië.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl