Sinapis

Over Sinapis

Herik, Bijbel, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit M. Vogtherr.

Gele bloemen met een kruisvorm. Bloemen staan in een tros op het eind van een meest rechte en niet vertakte stengel.

Peulen die bij rijpheid openspringen, ze verlengen zich door een zaadloze vruchtensnavel.

Ze zijn moeilijk te onderscheiden van Brassica zodat er vele synoniemen in die klassen zitten.

Het bevat nu 7 soorten die in het M. Zeegebied en vooral N. Afrika stammen, verder naar Azië.

Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.

=Sinapis alba, L. (wit) (Brassica alba) onderscheidt zich van de koolsoorten door de bladeren die allen en niet alleen onder aan de plant gesteeld zijn. De brede en ruige bladeren zijn gerand en verdeeld met oneven en onordelijke insnijdingen.

De stengel rijst meer dan een halve meter op, rond en ruig en is verdeeld aan de top.

Diverse gele bloemen staan de een boven de ander waaraan lange slanke peulen verschijnen.

Die bevatten ronde en geelachtige zaden die scherp en heet zijn, op de tong bijten. Het kruid wordt ook geteeld vanwege zijn olie.

Eenjarig.

De plant heeft ook eetbare scherp smakende bladeren. De witte zaden werden soms wel als verwarmend middel bij maagverslijming genomen, ook als darm stimulerend middel. Uit het meel maakt men door mengen met azijn of water een mosterddeeg die men gebruikt bij bloedaandrang, reuma, stekende borstpijn, onmacht en apathie en meestal op de voetzolen net zoals de zwarte. Een geest ervan uit de olie en spiritus, 1 op 50, doet dezelfde dienst.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De twee tamme soorten van mosterdkruid zijn de stekrapen van bladeren en ander gedaante zeer gelijk zoals de naam Napi en Sinapi betoont die alleen in scherpte er van verschillen. Dit geslacht van kruiden werd hier vroeger heel Griekenland door Sinepi, maar omtrent Athene niet anders dan Napi genoemd, als Atheneus betuigt en in het Latijn is het Sinapi genoemd en zoals de ongeleerde zeggen, Sinapium’.

Sinapis heet het gewas omdat het de tranen uit de ogen perst van hen die ze onbedacht gebruiken, de neus rood maakt en de ogen doet zwellen. Of verwant met rapus: raap, naar de sterke wortel.

Sinapi was al in de oudheid de naam voor mosterd. Plinius noemt 3 soorten en men neemt aan dat de in M. Zeegebied inheemse witte daarbij was.

Dodonaeus (b) ‘De witte of grote soort heeft wit en tweemaal zo groot zaad als raapzaad en is heet en scherp van smaak, maar niet zo bitter. Ze heet in het Nederduits mostaerdt-saedt (maar de saus van dat zaad gemaakt heet alleen mostaert) in het Hoogduits Weisser Senff, in het Frans seneve of moustarde blanche, in Italië senape en senauro bianco, in het Spaans mostaza, mostalla en mostarda, in het Engels mudsterd en senbeye, in het Boheems hozccic. Plinius zegt dat dit gewas van sommige ook wel Thlaspi en van andere Saurion genoemd plag te worden’.

Gartensenf bij Fuchs, Mostart, hwiz Senaf in oud-Hoogduits, weiss Sanf in midden-Hoogduits, Senf bij Bock, gelber, brauner of weisser Senf of Senft, Engels charlock, white or salad mustard.

Dodnaeus © ‘Het eerste tam geslacht noemen we Sinapi hortense aut sativum prius, in het Grieks Sinepi cepaeon, dat is eerste tam mosterdkruid en het zaad er van dat geel is en groter dan het ander wordt in de apotheken van deze landen Erucae semen genoemd en voor het echt zaad van Eruca of raket verkocht en de gewone man noemt het nochtans wit mosterdzaad, dat is op het Latijns Sinapios albi semen’.

Zie Sisymbrium officinale met wie ze de naam deelt.

Ze is als tuinplant met Eruca en Brassica, als akkeronkruid met Sinapis arvensis en Raphanistrum voor een deel gelijknamig. De zaden van de beste soorten zijn helder bruin.

Zie voor de krachten Brassica.

Uit A. Masclef.

Sinapis arvensis, L. (van de akkers) Bladen zijn ruig en getand.

Een recht opgaande plant met vertakte stengels waarop 4 goudgele kroonbladen afsteken, eind mei en soms zelfs tot oktober. Ze bevatten weinig honing, wel veel stuifmeel dat door vliegen, bijen en hommels wordt verzameld.

De hauwtjes zijn kaal met een spitse en kantige snavel. Hierin bevinden zich de gladde en zwartbruine zaden die in de herfst een geliefd voedsel zijn van mussen, kepen, groenlingen, kneuen, gorzen en vinken.

Een eenjarige van 40-90cm hoog.

Herik is een algemene plant op allerlei gronden, mits die voldoende los zijn. Komt meer op kalkrijkere gronden voor dan herik en heeft helder gele bloemen. Geeft per plant enkele duizenden zaden. Kiemt in de bovenste grondlagen, bij het ploegen komen er elk jaar weer nieuwe zaden naar boven, die kiemen etc. Vooral in graanvelden is ze lastig en neemt meer voedsel en water weg, zaait zich sterk uit zodat de volgende jaren er steeds meer planten komen en het dan lijkt alsof er alleen maar herik gezaaid is.

Uit Europa.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid wordt tegenwoordig Rapistrum in het Latijn en van sommige ook Sinapi silvestre genoemd, in het Nederduits herick of erick, in het Hoogduits Guthedrick of Hederich’. Lobel: ‘Herik of hederik. Rapistrum arvorum. In Hoogduits Guthe hedrijck. In Engels Cadloke en Kedloke’.

Gele kiek, gele merk Robert, krodde of herik, Fries krode.

Het verdrijft op lichtere gronde Raphanus raphanistrum, zie daar. Eruka heet het in midden-Hoogduits, verder Hedderik, Herik, Haderich, Hederik, Hedern, zie Brassica.

Dodonaeus (b) ‘Het heet in het in het Italiaans di landri en lasana, in het Frans sanves blanches, velar of de la tortelle, dan dezelfde Fransen noemen dat ook wel ravenon net zoals ze het Erysimum van Dodonaeus noemen’.

Frans ravenelle.

Dodonaeus © ‘Welke naam dat het bij de ouders gehad heeft is ons onbekend want het is geen Erysimum wat sommige menen zoals zijn ongedeelde of niet gesneden, heel en lijken de raket nergens in wat de bladeren voldoende betonen. Omdat dit gewas gewoonlijk tussen de rapen groeit of immers op het land daar de rapen gestaan hebben, daarom hebben sommige het voor de wilde raap gehouden of voor een onkruid en miswas van de rapen, andere zeggen beter dat het een middelsoort is tussen de rapen en mosterd. Maar aangaande de wilde raap of Rapum silvestre Dioscoridis, dat schijnt de mariette te wezen, als Lobel meent, die deze tegenwoordige hederick of herick Rapistrum arvorum noemt, in het Engels cadloke en kedloke.

En hij houdt dit of diergelijk gewas voor de Lampsana van de ouders (kwalijk Erysimum Theophrasti genoemd) dat is wilde witte mosterd’.

Engels field kale of wild kale, carlock, charlock, cherlock, chadlock, cadlock, garlock, kedlock of kerlock, vergelijk Duits Keek, Kiddik, Kok, Kork, Krodde, Kudick, Queddick, Hier en onze gele kiek of krodde.

(d) Sempf, Senf bij Hildegard, Ackersenf of wilder Senff.

(e) Duits Dilln, Dull’n, Dwielk, Till, Triller, Gelber Trill, Till’n.

(f) Engels brassica, brassock, in Yorkshire runsh, op andere plaatsen corn mustard of wild mustard.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Dit kruid wordt tegenwoordig niet in de medicijnen gebruik, maar van het zaad maken sommige mosterd die voor echte mosterd met de spijzen gegeten wordt of ze mengen dat met het echt mosterdzaad, maar zulk mosterd is niet zo aangenaam of lieflijk van smaak omdat het wat bitterachtig is.

De bijen beminnen deze bloemen zeer en maken er goede honig van.

Bijbel.

Herik of krodde is een zeer lastig onkruid en valt vooral op in de graanvelden met haar heldergele bloemen. De Arabische naam voor deze plant is chardal of khardul (Volgens Dalman Barrisin). Mogelijk is het de herik die bedoeld wordt in Job 30: 7 en Zefanja 2: 9.

De Hebreeuwse naam die daar gebruikt wordt is charul of chaulim Volgens Concordantie komt dit woord ook voor in Spreuken 24: 31. Mogelijk zijn ook andere netelen of distels bedoeld en is charul meer een algemene naam.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl