Kalmia
Over Kalmia
Lepelboom, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit chestofbooks.com
Een geslacht van struiken die gekweekt worden om hun mooie bladeren en bloemen.
Het zijn altijdgroene planten, zelden bladverliezend.
Bladen staan afwisselend of tegenoverstaand, kort gesteeld en gaaf.
Bloemen staan in eindelingse trossen of schermen, zelden alleenstaand, rad of schotelvormig, bloemkroon is kort 5lobbig met 10 uitzakkingen voor de 10 meeldraden, vruchtbeginsel is 5hokkig, de bijna ronde en 5hokkige doosvrucht. Heeft talrijke zeer fijne zaden.
7 soorten komen voor in oost/noord Amerika en Cuba.
Het zijn lage tot middelhoge struiken en soms kleine bomen tot 2.5m..
De bloem van de Kalmia is een van die planten die voorgesteld werden als nationale bloemenembleem, speciaal vanwege hun exquise symmetrische schoonheid.
Ericaceae.
=Kalmia angustifolia, L. (smalbladig) Bladsteel is 5mm lang.
Het smalle grijs/groene blad is 2-6cm lang en 10-18mm breed, overstaand of in kransen van 3, stompe top, lancetvormig en blad verliezend, matglanzend donker tot wat grijs/groen en van onderen lichter.
Twijgen zijn zeer dun en rood/bruin.
Roze, schotelvormige bloemen van 10-12mm in diameter staan in okselstandige bloeiwijze in juni, kelk is iets klierachtig behaard, kelkbladen zijn spits en iets langer dan het vruchtbeginsel, helmhokjes zijn rood gekleurd.
Doosvrucht is 3-5mm in diameter die in september rijp wordt, bruin.
Kan op kalkvrije grond groeien in de zon als halfschaduw.
Een strak opgaande weinig vertakte, losse plant.
Komt voor met verschillende cv., ook met bonte bladeren.
Uit O. N. Amerika, Labrador tot Ontario, Georgia en Michigan, wordt 50-150cm hoog. Is beschreven in 1736.
Deze struik kan ook geforceerd worden en bloeit al op de jonge takken.
De bloem bezit prikkelbare meeldraden die bij aanraking de voor hen noodzakelijke beweging maken.
Giftig.
Deze Kalmia is vooral giftig voor dieren en gelijk met Kalmia angustifolia ‘Lucida, levert het een giftige honig die een narcotische werking bezit, zodanig dat bijen die de honig verzamelen, de dood van de korf veroorzaken. In 1790 kwam er een grote sterfte onder de mensen van Philadelphia die veroorzaakt zou zijn doordat ze honig aten dat verzameld was van Kalmia, wat leidde tot een openbare proclamatie die hiertegen waarschuwde.
Wordt ook wel lambkill genoemd omdat het giftig zou zijn voor schapen, sheep poison laurel, stagger bush, stagger lamb, lamb-kill, calf-kill, kill-kid, (geit) omdat het een ziekte geeft waarin de dieren hevig met de poten beginnen te trillen. Schmalbalttrige Lorbeerrose.
Smalbladige lepelboom, spoonwood omdat door Hollandse kolonisten aan Kalm vertelden dat de inlanders lepels van het hout maakten, is giftig, zal dus wel folklore zijn.
Uit M. Vaux.
Kalmia latifolia, L. (breedbladig) Bladsteel is 1-2cm lang.
Glanzend altijd groene bladeren van 6-10cm lang en 2-4.5cm breed zijn leerachtige, tegenoverstaand en soms verspreid, elliptisch, meestal met opstaande en golvende bladrand en spitse top.
Bruin/groene twijgen.
Een fantastische mooi bloeiende heester met roze/witte bloemen in eindelingse tuilen. Het struikje geeft een wuivende zee van mooie roze kleurige bloemen in zijn thuisland, de knoppen zien eruit als zoete snoepjes. De bloem is kop en schotelvormig en zachtroze van kleur, door de donkere meeldraden zien ze er fascinerend uit. Bloeit in mei/juni met schaalvormige bloeiwijze in eindstandige tuilen, bloem 2-2.5cm in diameter in klierachtig behaarde en rijke eindstandige bloemtuilen, kelk is geklierd en kleverig, bloemkroon is schaalvormig, roze met 10 meeldraden.
Vruchtbeginsel is kort behaard en geklierd, stijlen steken even boven de bloemkroon uit. Doosvrucht is bijna rond en 5-7mm in diameter.
De Kalmia bloeit al als jonge plant en wordt na jaren manshoog.
Heeft 10cm groot blad dat van onderen wat lichter gekleurd is. Het groeit op zure grond in de halfschaduw.
Een dichte en breed uitgroeiende struik.
De lepelboom is afkomstig uit N. Amerika waar het groeit van Florida west tot Ohio en Tennessee en wordt 1-3m hoog. In 1734 is het beschreven.
‘Rubra’, heeft dieprode bloemen.
‘Alba’, is de witbloeiende.
‘Myrtifolia,’ is de mirtbladige, een lage struik met kleine en dicht opeen gedrongen staande bijna lancetvormige bladeren met kleinere bloemtuilen dan de soort.
Naam, etymologie.
Kalmia is zo genoemd naar Pehr Kalm, 1715-1779. Een Fin en hoogleraar in de natuurwetenschappen te Abo, botanist en leerling van Linnaeus die in N. Amerika reisde tussen 1748 en 1751. Hij schreef ook een flora van Finland.
Lepelboom, of breedbladige lepelboom heet zo naar de brede elliptische bladeren. Berglaurier. Het is de Amerikaanse laurier, American laurel, mountain laurel, calico bush, spoon wood tree, clamoun en Duitse Kalmie of Breitblttrige Lorbeerrose, Schaf-Lorbeerrose, Sporenholz omdat de Indianen er hun sporen van maakten. Staatsbloem van Connecticut en Pennsylvania.
Uit D. Ehret.
=Kalmia polifolia, Wang. (gepolijste bladen)
Bladeren zijn vrijwel zittend en ovaal tot lijnvormig, tegenoverstaand of in kransen van 3, glanzend zeegroen, van onderen blauwgroen en bladhoudend, gewoonlijk aan de rand wat ingerold, 2-4cm lang en 5-10mm breed.
Twijgen zijn dun en 2kantig of iets gevleugeld.
Bloemen staan in eindelingse trossen, roze tot purperachtig in mei/juni, 1-1.5cm in diameter, ze staan met 3-9 bijeen, kelk en bloemsteel zijn kaal.
Doosvrucht is 4-5cm in diameter en bruin.
Het is een lage, fijn vertakte en opgaand groeiende struik van een halve meter hoog. Groeit in moerassige gebieden van O. N. Amerika en Canada, van Labrador tot Alaska, Pennsylvania tot Minnesota en Californië.
Var. rosmarinifolia Rehd.(blad als de rozemarijn) verschilt door de smallere, lijnvormige bladeren met sterk omgekrulde randen, de achterkant groen.
Houdt van vochtige plaatsen in de halfschaduw.
Bog kalmia, bog laurel. Poleiblattrige Lorbeerrose.
Kalmia polifolia var. microphylla (Hook.) Rehder, (zeer klein blad) Alpine bog-laurel, Alpine mountain-laurel.
Ook Loiseleuria wordt er nu bij gerekend.
Uit L. Watson.
Kalmia procumbens, Gift & Kron (neer liggend) (Loiseleuria procumbens Desv.) Zeer kleine en meestal tegenoverstaande, gave en kort gesteelde, leerachtige bladeren van 8mm lang en 2mm breed staan aan een korte en langs de tijg aangedrukte bladsteel, rand is iets ingerold, donkergroen met iets verdiepte hoofdnerf en van onderen grijs of blauw/groen.
Dichte zoden vormende plant met liggende en sterk vertakte, dicht bebladerde, tamelijk stevige en kort gelede, licht bruine twijgen Wordt 10-30cm hoog.
Kleine en meestal roze kleurige, klokvormige bloemen komen in juli, bloemen van 5mm lang staan in eindelingse scherm in mei/juni, meestal met 2-4 bijeen, bloemen zijn 5tallig en de kelkbladen zeer smal, bloemkroon tot op een derde gespleten, 5 meeldraden die korter zijn dan de bloemkroon.
De doosvrucht is bijna rond met blijvende stijl.
Komt in het hooggebergte en poolflora voor, in de Alpen tussen 1000-3000m. Waarschijnlijk heeft het zich, net als de Dryas, pas in de laatste ijstijden vanuit N. Amerika over Groenland, IJsland en Schotland naar Europa verspreid. Naar O. Azië kwam het vanuit het poolgebied.
Var. albiflora heeft witte bloempjes.
Naam, etymologie.
Van deze plant zijn vele fossiele vondsten, ook uit het laagland, die deze route aantonen.
Azalea procumbens, L. (neer liggend) de hurkende azalea wordt nu Loiseleuria procumbens, Desv. (neer liggend) genoemd. In 1814 werd de soort door Desvaux van het huidige azaleageslacht afgescheiden en naar de Franse botanicus Jean-Louise August Loiseleur-Deslongchamps genoemd, 1774-1849. De naam Chamaecistus van Oeder uit 1761 is ouder maar behoort niet tot de nomina conservanda
Alpenazalea, Engelse Alpine- of trailing azalea, Franse loiseleurie couchee, Duits Zwergporst en Alpen Azalee, Alpenheide, Hirschheiderich of Felsenrschen.
Zijn weinige volksnamen stammen af van zijn voornaamste vindplaats, de gemzenweiden en vandaar Duits Gams-, Gems- oder Gmsheide, Gamshoadach of Gamssennach. In het Noors wordt het greplyng, Zweeds krypljung en op IJslands saudamergur genoemd.
Planten.
Ze vragen dezelfde behandeling als Rhododendron, maar zijn minder kieskeurig over de grond.
Vermeerderen kan het beste gebeuren door afleggen. Buig de onderste twijgen naar beneden, maak een kuiltje, zorg dat de top rechtop komt, bindt die vast aan een piket. Zorg dat de grond daar voldoende vochtig blijft, na 2 groeiseizoenen afsnijden van de ouderplant en oppotten.
Ook is zaaien mogelijk. Zaai dit in de herfst in een koude kas, de vorst moet er wel over.
Stekken zou ook kunnen in juni, turfgrond, 1% ibz.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl