Juglans

Over Juglans

Walnoot, vorm, bomen, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Houtachtige planten die gekweekt worden om hun mooie blad en bij sommige soorten om de eetbare noten. De betrekkelijk grote vruchten zijn steenvruchten met een houtachtige binnenschaal en vlezige bolster of buitenste schaal.

Bladverliezende bomen en zelden heesters.

Takken met zacht merg.

Bladeren staan afwisselend en zijn geveerd, vaak geurend als ze verwond worden.

Een 20 soorten in N. en Z. Amerika en van Europa tot O. Azië.

Het zijn meestal breedhoofdige bomen met grote bladeren en kleine groenachtige bloemen.

De meeste zijn winterhard en waardevolle parkbomen met een massieve, rechte stam en een luchtige brede kroon. Enkele soorten hebben een zeer hoge houtwaarde als J. regia die inlands notenhout geeft en J. nigra die Amerikaans notenhout levert. Alle soorten verlangen een vruchtbare zand of leemhoudende grond.

Juglandaceae, walnootfamilie.

Uit Fuchs.

Sectie Juglans.

1. Juglans regia, L. (heerser of koninklijk) walnoot.

Bij gewone boompjes is de wortel gewoonlijk dun en vezelachtig, maar bij de walnoot zo dik als een lange radijs die zich diep in de grond boort, vandaar dat de walnoot moeilijk te verplanten is. Een oplossing zou zijn om dit soort bomen in een container te kweken. Gewoonlijk plant je een walnoot op de plaats waar die tot boom kan uitgroeien. Als babyboom is de walnoot wat koude gevoelig en moet wat toegedekt worden in de winter.

De noot blijft meer dan een jaar aan het plantje vastzitten, pas als de gehele voorraad opgeteerd is wordt de verbinding slapper en wordt die afgedankt.

Het jonge boompje is naar alle zijden in ruwe en krachtige lijnen opgetrokken. De stam is gewoonlijk kort en de schors van de oudere boom is doorsneden met diepe en lange voren die een sprekend netwerk vormen. De takken beginnen dicht bij de grond en grote takken spreiden zich uit en toveren een fraaie kroon. De top reikt hier tot 24m. In Engeland zijn er van 30m waar er zelfs avenues van zijn.

Ook de jonge en olijfgroene twijgen zien er ruw en krachtig uit, dit zijn ze niet want in hun kern zit een sponsachtig merg waardoor het zeer zacht is, je drukt ze eerder plat dan dat je ze doorbreekt.

De fijntjes behaarde knoppen komen als laatste van de lente tevoorschijn. Elk beginnend blad van de 5-9 blaadjes is eerst dof of roodachtig van tint, onder een loep zien ze eruit alsof ze met goud bestrooid zijn. Die gouden plekjes zijn doorschijnende looizuurklieren, die eigenaardige geur bij het ontluiken is dan ook afkomstig van de bladeren. Het blad zelf ruikt (on)aangenaam als je erover wrijft. Door die geur zouden muggen verdreven worden. Om die reden werd de boom wel geplant rond boerenerven. Het laatste blaadje is de grootste en eivormig, de andere ei/lancetvormig.

Vlak onder de ontplooiende bladeren verschijnen de katjes. Die zijn zo dik als een vinger en zo lang als een hand, een koninklijk katje die de walnoot indrukwekkend maakt.

Uit W. Woodville.

De koning is met zijn 20ste volwassen en wordt om de twee -drie jaren actief. Een snellere manier en wel duurdere, om noten te krijgen is om een geënte walnoot te kopen. Die bloeit na 5 jaar en geeft dan ook vruchten. De bloei valt in maart. De mannelijke bloemen staan in groen gekleurde en hangende katjes. De vrouwelijke staan afzonderlijk of in groepjes van 2-7 bijeen.

De vrucht verschijnt in augustus in groepen van 3‑4. Gevallen noten zien er niet uit. De fluwelen jas begint te rotten, wordt zwart en vies. Door die te verwijderen komt er een steenachtige en geaderde vrucht tevoorschijn die een tweespletige binnenschaal heeft.

Onze walnoot groeit langzamer dan de Amerikaanse, wordt niet zo groot en groeit ook meer in de breedte dan zijn Amerikaanse tegenhanger.

De walnoot is een waardevolle en mooie rondhoofdige parkboom die jammer genoeg aan beschadigingen onderhevig is vanwege de vruchten die wel door de jeugd van de boom worden geslagen. De onregelmatige en meestal zeer brede kroon, het late uitkomen van het blad en het ijle bladerdek hebben er verder voor gezorgd dat de boom weinig toegepast wordt in de groensector.

Snoeien verdraagt de walnoot slecht. In verband met bloeden, nooit in het voorjaar snoeien.

Vormen.

Goede vruchtdragende rassen zijn:

Het Canadese ras ‘Broadview’ dat het bij ons goed doet maar laat rijpt. De grote vruchten verschijnen eind oktober/november. Een kleine boom, zwak groeiend. Bolvormige kroon, wat hangend. Heeft geen bestuiver nodig.

Buccaneer,’ is een bekend Nederlands ras die in Limburgse plaatsje Neer werd gevonden. Een sterke groeier met steil opgaande kroon. Geeft veel stuifmeel, kan zichzelf en andere bestuiven.

Andere goede notenrassen zijn: ‘Fey Speciaal,’, een vroege bloeier,’Franquette,’ en ‘Mayette’ zijn late bloeiers.

De cv. ‘Pendula,’ is rond 1850 gevonden bij Waterloo, ontstaan uit het bloed der gesneuvelden en rouwt nog steeds. ‘Laciniata’ heeft fraai ingesneden blad. Ook is er nog een eenbladige ‘Monophylla.’ Met trosvormige vruchten de ’Racemosa,’ en de rode ‘Rubra’.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze boom wordt in het Grieks Carya genoemd, in het Latijn Nux. De vrucht is in het Grieks Caryon en Karyon basilicon genoemd, dat is in het Latijn Nux regia, ho wel dat ze in het Latijn meest en gewoonlijk alleen Nux genoemd wordt en soms Nux Juglans als of men zei Jovis glans en Juvans glans vanwege de grote nuttigheid die deze vrucht heeft, sommige noemen het ook Persica Nux.’

(411) (b) Zijn alleroudste naam was χάρνα εραιχά (karye persica) en χάρνα Σινωιχά (karya Sinopika, naar de stad Sinope aan de Zwarte Zee) beide verwijzingen zijn naar zijn oosterse oor­sprong. De Grieken noemden het karyon, van kara: een hoofd, omdat zijn krach­tige geur hoofdpijn zou veroorzaken. Of zo genoemd naar de gelijkenis van de noot met hersens. Dioscorides noemt de walnoot χάρνα βασιλιχά (karya basilica (ko­ninklijke boot) en ook χάρνα έρσιχά en onderscheidt die van de χάρνα ονΤιχά. (karya pontica)

In Griekenland heette 3 eeuwen voor Chr. de inheemse hazelnoot karyon en de struik zelf karya, de verschillende notensoorten werden slecht onderscheiden, zo ook met kastanje. Volgens Theophrastus werden de lammertnoot, tamme kastanje en walnoot respectievelijk onderscheiden als Herakleotische-, Euboische- en Perzische karyon. Wat later heet het Sinob, naar een plaats aan de Zwarte Zee of koningsnoot naar Dioscorides, Dios balanos (Διός βάλανος) gttliche Eichel, waarvan nu de naam regia stamt, koninklijke godseikel. Plinius verklaart de namen Perzische en koninklijke noot daaruit dat ze in Perzië door die koning gebracht zouden zijn.

Varro IV:’Juglans. haec glans optima et maxima, ab Jove et glande Juglans est appellata.'

Isidorius XVII 7.21:’Hanc alio nomine Latini iuglandem vocant, quasi Jovis glandem. Fuit enim haec arbor consecrata Jovi.’

De Romeinen gaven de boom de naam Juglans, van Jovis glans: de noot van Jupiter, een voedsel dat geschikt was voor de goden en regia: koninklijk. Cato kende de boom nog niet, wel de volgende Romeinse schrijver Varro, zodat de boom ongeveer 100 na Chr. in Itali is aangekomen. Met de Romeinen is de walnoot naar het noorden gekomen, als bewijsmateriaal hiervoor dienen nog de doppen in putjes van Saalburg, 230 na Chr.

Dodonaeus ‘In onze taal heet het noote-boom en nootelaer, in het Hoogduits Nuszbaum of Baumnusz, in het Frans noisier of noix, in Itali noce, in Spanje nuezes en nous in het Spaans negueyra. De okernoten heten in de apotheken Nux of Nux usalis, anders Nux escaria.’

Door de aanbouw werd het onder de Latijnse naam nucarios (noot) in Capitulare de villis aanbevolen en zo ook bij Karel de Grote en bij het Klooster van St. Gallen waar het nugarius genoemd werd. De H. Hildegard voerde het als Nuzboum op. Bij Albertus Magnus verschijnt het als Nux. Baumnuss en Grubelnuss bij Bock, een late vorm was Johanisnuss, een grote vruchtvorm was de Kobernuss, een dun schalige vormde Meisennuss, een grote vrucht Pferdenuss, Schafnus en Rossnuss, kleine vrucht de Steinnuss.

Dodonaeus (d) ‘In het Engels heet het wal nut tree, in het Boheems wlasky wokcch, in Brabant heet het walsche noten, in Hoogduitsland Welschnusz, welsche Nuss en in Engeland walnut, in Bohemen wlasky worech.. De naam walnoten of Walnusz betekent zoveel als uitgelezen noten of verkozen noten, dan andere noemen ze walsche noten omdat ze in het Waalse land veel groeien.’

Walnsse, in Zwitserland Baumnsse. De walnoot draagt het teken van buitenlander in zijn naam.

De naam heeft een lange geschiedenis. Het oud-Hoogduits Wahl was de oorspronkelijke naam voor de Kelten. De Angelsaksen bestempelden de voor hen uit vliegende Kelten als Wells. Dit woord werd later na verdrijving van de Kelten voor verromeinste Kelten, Romeinse volkeren en Italianen gebruikt. De naam wal, waal, welsch, walsch of waalsch staat zo voor buitenlander. In de 9de eeuw wordt de zin vertaald: ‘stulti sunt Romani,’ ‘de Romeinen zijn gek.’ met ‘stulti sint Walha.’

Nog staat de naam Welschen in Duitsland bekend voor onverstandig praten, zie Rotwelsch: dieventaal of bargoens, Kauderwelsch betekent koeterwaals en hier vinden we hetzelfde woord terug in onze taal. Zie verder de waal in Walloni, Walcheren, Waalwijk, Wales en Cornwall, maar ook in de zegswijze: ‘wat waals is, vals is,’ wat door de Vlamingen in de tijd van de guldensporenslag ge­bruikt werd.

In het Engels is dit woord bewaard gebleven in de noten, eerst werd het in Angelsaksisch van omstreeks 1000 walh-hnutu genoemd en nu walnut, (ook Welsh nut) wat een vreemde noot betekent, nuts genaamd, voor iemand die niet goed bij zijn hoofd is. Verder ban nut tree, French nut en Welsh nut.

De naam en boom is zo van beneden Rijn uitgestraald en was al voor de intrek van de Angelsaksen naar Engeland benaamd en kreeg de betekenis mee.

Shakespeare noemt de walnut in Merry Wives of Windsor iv, 2,170; ҁs jealous as Ford, that searched a hollow walnut for his wifes leman.’

In Duitsland werd het omstreeks 1350 Walhisch, Walisch, Walsch, Walen, Wallische of Walsch nuss en later Walnuss, midden-Nederlands walnot. A. Magnus en Megenberg kenden de boom en meenden dat ze giftig is, zie Dioscorides.

In Duitsland werd de walnoot, onder invloed van de Romeinen in het Rijngebied, vroegtijdig en in grote omvang gekweekt. Dit is te herkennen aan de plaatsnamen die met de noot verbonden zijn. De eerste walnoot is bij Nusloch, bij Heidelberg in 776, vervolgens komt Nusbaum bij Bretten voor in 883, Nusdorf bij Uberlingen 1134, Nusbach bij Oberkirch 1196 etc. Daar groeit en rijpt de vrucht, wat in Noord-Duitsland en Nederland moeilijker wordt.

In verscheidene Duitse gebieden zijn er verschillende boerenjongens die niet eerder trouwen dan nadat ze noten geplant hebben en zo de vader zijn van een aantal statige walnootbomen.

Naar het gebruik om een notenboom te planten als levensboom bij de geboorte van een kind zie Goethe in ‘’Leiden des jungen Werthers.’ Der Alte wurde ganz munter, und da ich nicht umhin konnte, die schonen Nuzbaume zu loben, die uns so lieblich beschatteten, fing er an, uns, wiewohl met einiger Beschwerlichkeit, die geschichte davon zu geben. Den alten, sagte er, wissen wir nicht, werd den geplflanzt hat: Einige sagen dieser andre jener Pfarrer. Der jungere aber dort hinten ist so alt als meine Frau, im Oktober funfzig Jahr. Iht Vater pflanzte ihn des Morgens, als sie gegen Abend geboren wurde. Er war mein Vorfahr im Amt, und wie lieb ihm der Baum war, ist nicht zu sagen’.

Dodonaeus (e) ‘In Brabant heet het okernoten.’

In Frankrijk werd de walnoot in oude tijden in grote aantallen gekweekt waaruit de laat Latijnse naam nux gallica onweerlegbaar blijkt. In oud-Frans is het nois gauge, noix en nu noyer royal. In Itali noce commune. In Vlaanderen is de naam okkernoot of nokkernoot ontstaan. Dit is afgeleid van het Latijnse nucarius: noteboom, waarvan het via nogarius, nogerius, noguier, noyer en noker op oker kwam. Deze naam is al in middeleeuws Nederlands algemeen en betekent dus letterlijk noteboom‑noot. De boom behoort dan nu ook tot de okkernootfamilie.

Klein Oekel heette in 1363 Cleen Okel, met een oog op zuid Nederlands oekelaar is het de notenboom, zie ook Oekel.

De walnoot is een veel voorkomende boom op de Brabantse boerensteden: ҅en notelaar en de messing voor de deur, en de koestal nevens de keuken, ‘da’s Brabant’ zeggen de Vlaanderens.

Om de naam wat gemakkelijker te verklaren wordt ook wel gezegd dat de boom zo genoemd is omdat die vroeger veel op wallen van steden en kastelen groeide, wal-noot.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 141, 562) ‘De groene en verse noten (te weten de binnenste kernen die van hun basten, schillen en vellen gezuiverd en gepeld zijn) zijn wel aangenaam en lieflijk om te eten, dan ze hebben enige koelheid in zich met veel vochtigheid, te weten als ze noch niet volkomen rijp geworden zijn. Ze zijn kwaad en moeilijk om te verteren en voeden zeer weinig en gaan traag af.

De droge noten zijn warm en verdrogend van aard, maar meest als ze vet, olieachtig en garstig geworden zijn en dan zijn ze de maag zeer tegen en schadelijk want behalve dat ze kwaad en hard om te verteren zijn vermeerderen ze de menigte van de galachtige vochtigheden en maken ook hoofdpijn en zijn kwaad voor diegene die hoesten en kort van adem zijn of enig gebrek op de borst hebben.

Droge walnoten gekauwd en van buiten opgelegd genezen den kanker, de voort etende zeren, gezwellen, bloedzweren, steenpuisten en het uitvallen van het haar en dat zeer gauw, als Dioscorides betuigt.

De bolster of buitenste groene schorsen van de walnoten verdrogen zeer en zijn sterk tezamen trekkend van naturen en daarom worden ze gestampt en het sap ervan wordt bij een medicijn in de apotheken gedaan die tot alle zwelling en net beginnende zweren van de kelen en van de mond zeer goed is, zo ons Galenus eerst geleerd en gewezen heeft.

Tegen het vergif en tegen de pest nam koning Mithridates twee kernen van deze walnoten, drie vijgen, twintig ruitbladeren, een korrel zout en dit tezamen gestoten met wat wijn nam hij elke morgen wat in. Andere nemen amandelen in plaats van zout. Heel oude noten die met de schelp in water gelegd worden totdat het velletje daar de kern mee bekleed is er gemakkelijk afgetrokken wordt en daarna in een pot met zeer goede brandewijn twee of drie dagen geweekt, goed toegedekt, twee of drie van die noten laten de vrouwen hun stonden krijgen en hetzelfde acht of tien dagen lang gebruikt voor de tijd dat ze gewend zijn die te hebben. Dan de kernen gebrand en met wijn gestoten en op de buik gelegd stoppen de maandstonden.

Olie van de gestampte walnoten gemaakt of gedistilleerd dat in het Grieks Caryinum genoemd wordt laat braken en laat de winden scheiden, vier. Deze olie geneest het kwaad zeer, laat vergaan de kwade schurft van het hoofd. En voorwaar deze vrucht is zeer vol olie en hoe langer dat ze weggelegd wordt hoe ze vetter wordt en dan geeft ze de meeste olie, zelfs al waren ze verschimmelt. Want is het dat ge die slecht roostert of met een heet ijzer zacht duwt zal er een olie uit komen die bijzonder is om de blauw geslagen plekken, hetzij aan de ogen, hetzij elders in het aanzicht of aan het lichaam te verdrijven.

Die snoesters of de schillen verbrandt en gestoten en met wijn vermengt laten het haar weer groeien als men er de kale plaatsen van het hoofd mee bestrijkt. Van deze schillen wordt ook goede as gebrand daar een loog van gemaakt wordt die het haar zwart, donsachtig en zacht maakt.

De notenboom heeft noch vele andere nuttigheden. Want als men van een hond gebeten is waarvan men twijfelt of het dol zal wezen zal men dezelfde dag een oude noot klein stoten en op de beet leggen en die er daarna weer afnemen voor een hongerige kip werpen, want is het dat ze die eet en niet sterft is dat een teken dat de hond niet dol is, maar sterft ze is hij dol en men moet binnen drie dagen enige raat tegen de beet doen. De landman houdt voor zeker waar teken dat er veel koren zal zijn als de notenboom goed geladen is. De olie van noten dient in de lampen voor licht en wordt van de schilders en schrijnwerkers gebruikt. De bedorven noten dienen ook voor licht, maar niet zo goed als de olie. De noten met look gemengd of bij ui gelegd trekken de sterkte eruit. Een noot gestoken in een kuiken dat men koken wil is oorzaak dat het eerder murw wordt en hetzelfde doet ze in een pot bij het vlees gedaan. De schil van de noot wordt van sommige op de spijs gestrooid in plaats van peper. De vollers gebruiken die groene schillen ook en de vissers stampen ze en werpen ze in water en storten hetzelfde water op de aarde en dat water zal de pierwormen uit de aarde laten kruipen. Deze groene schillen die vanzelf opengegaan zijn en van de boom gevallen worden in water gekookt en als men met dit water enig wit hout bestrijkt zal het de kleur van notenboomhout krijgen. Die schillen die noch groen zijn (of hun sap, bewaart en gedroogd en met enig nat opgelost) aan de borstels van paardenstaarten gestreken maken ze bruin. Dit hout van de notenboom is zeer geschikt om er fraaie werken van te maken omdat het effen is en net.

Dan die van hoofd week zijn mogen onder de notenboom niet zitten of schuilen, want zijn schaduw is kwaad en het koren dat er onder staat groeit niet goed.

Platearius zegt van de walnoten dat die boom schade geeft mede aan kruiden en bomen die groeien op zijn plaats. Die zijn van groter macht dat men voor waar acht en dat ze zulks venijn verslaan als men in spijzen mag ontvangen. Voor de borst is deze vrucht kwaad zodat het een stem tegengaat, want ze laat hun hees wezen.

Nuces usuales of noten die je dagelijks gebruikt, die worden normaal noten of okkernoten genoemd. Ze zijn onverteerbaar, voeden de gal en veroorzaken hoofdpijn. Ze zijn tegengesteld aan het hoofd. Nuchter gegeten maken ze een soort van walgen, het venijn zijn ze tegengesteld als ze eerst gegeten worden voor ander voedsel.

Het gebruik was velerlei. Naar Dioscorides zou de walnoot voor de maag schadelijk zijn en hoofdpijn veroorzaken, maar samen met vijgen en wijnruit een tegenmiddel tegen pijlgif zijn. Volgens Plinius zou dit het verborgen vergif zijn geweest dat Pompeius vond in ‘t Cantoir van de overwonnen Koning Mithridates.' Verder zouden ze de bandworm verdrijven en tegen de beet van dolle honden helpen. De schalen van de groene noot maken de haren mooi, wat nu nog gebruikt wordt door het volk om het haar donkerbruin te kleuren. De zware groene bolster wordt wel geweekt in kokend water en geeft dan een goede bruine verf, ook uit het blad kan die kleur verkregen worden. Een kleur die mogelijk in de oudheid gebruikt werd om kleren te verven. Koning Karel II van Engeland zou op de vlucht voor zijn achtervolgers zich met de schillen van deze boom hebben ingewreven om zodoende op een halfbloed te lijken en slaagde er zo in onherkenbaar te blijven voor zijn achtervolgers. Het afkooksel van de groene schalen, 10 gram op een halve liter water, werd bij het volk wel tegen diarree gebruikt, 10 gram bladen op een half liter water werd gebruikt tegen onrein bloed, scrofulen, oogontstekingen en vlekken. Kneipp beveelt buiten de een thee een bad aan uit de bladeren, 30 gram op een liter water, bij scrofulen.

Een merkwaardig gebruik van de groene schalen door de tiran Dionysus verhaalt Cicero. Die liet zich namelijk, omdat hij bang was voor scheermessen, door zijn dochter de baard met gloeiende walnootschalen verzengen.

Van het blad kan een goede thee getrokken worden die tegen klierziektes zou helpen, reuma en zenuwpijnen. Een afkooksel van de bladen beschermt paarden voor muggen en steekvliegen. Naar het volksgeloof behoeden de bladeren, gemengd met wilde zwijnenvet, het haar voor uitvallen en maken het zeer fraai.

Walnoten zijn een delicatesse, zelfs onrijpe noten kunnen als ze met suiker of suikerwerk ingelegd worden overheerlijk zijn. Van de rijpe noten kan ook een likeur getrokken worden. 1 kg vruchtvlees bevat 6364 calorieën. De notenlikeur kan als volgt gemaakt worden, bij 250 gram groene, klein gesneden noten giet men, fijn gemalen, van elk 1 gram kaneel, kruidnagel, gember en kardemom, 2 gram notenmuskaatbloemen en 5 gram. Dit mengen met een halve liter brandewijn en een achtste deel water in vier weken aanlengen, het uitgeperste sap werd met 300 gram suiker verzoet in 200 gram water en weggezet, als het nodig is met water verdunnen.

De notenolie is gelig en wordt gebruikt voor farmaceutische doeleinden, in parfums, verven voor schilderijen maar ook als keukenolie.

De schalen zijn verschillend van diameter, er zijn klein en grootschalige, van 6,5 cm lengte en 2,6cm doorsnee. Deze schalen werden gebruikt voor etuis, vandaar de naam noix a bijoux. Men neemt zoveel notenschelpen als er aanwezigen zijn en men plaatst een lichtje met een naam erop in die notenschalen en laat die op het water in een schotel zwemmen, wiens licht het eerst uitgaat (moet trakteren) zal als eerste sterven. In Frankrijk werd de vorm van het kruis erop gedrukt, een teken dat er zorg aan besteed is.

In de sympathiemedicijn dient de boom tot overdragen van ziektes. Uit Egyptische geheimen stamt de overdragen recepten van Albertus Magnus tegen de koorts. ‘Notenboom ik kom tot je, neem mijn zevendaagse koorts van me, ik zal daar en daar verblijven. Men moet dit op een papiertje schrijven en voor zonsopgang naar een notenboom gaan en een splinter ervan snijden, het briefje neerleggen en de spreuk driemaal spreken en de splinter er weer inzetten zodat ze met de stam vergroeit.’ Ook wordt de tekst wel op het blad geschreven.

Het zware sterke notenhout is gemakkelijk splijtbaar en elastisch, duurzaam en hard, vlammig en goed van kleur en geeft een prima politoer, weinig werkend, de kleur neigt naar roze en is op de nerf donkerder. De wortelnoten is de grillige tekening van het binnenste kernhout en vooral van de wortels.

De walnoot behoort tot de meest waardevolle houtproducenten ter wereld. Dit vooral voor geweren waar het de benodigde lichtheid en kracht combineert. Tijdens de oorlogen van Napoleon steeg de vraag naar walnotenhout zo hoog dat in Engeland 600 pond betaald zou zijn voor 1 boom. In 1709 was door de winter het grootste deel van de walnotenbomen bevroren. De Hollanders kochten overal dit hout op en voorzagen dat het hout schaars zou worden en verkochten ze hierna vele jaren later toen de prijs steeg. In ons land is de walnoot nogal opgeruimd in de oorlog van 1914 vanwege het gebruik van het hout voor geweren.

Het is een zeer geliefd hout voor geweerkolven, kasten en andere meubelstukken, voor beeldhouwwerken en imitaties van 17de eeuwse meubelen. In Queen Anne ‘s tijd werden grootvadersklokken en stoelen meestal van dit hout gemaakt. Het meeste hout komt uit de Dordogne waar een walnoot een belangrijk familiebezit betekent. De vraag naar dit hout overtreft altijd het aanbod.

Uit Bock.

Teelt.

Zo was de teelt vroeger. (Dodonaeus) ‘Hij onttrekt het voedsel van alles dat er groeit, maar staat het minst liefst bij een eikenboom want dan moet een van beide gauw verdorren. Men ent hem op zijn gelijke of op een pruimboom. Palladius spreekt van deze, die een noot poten willen, leg ze eerst vier dagen stil in water en poot ze in januari of in februari en leg ze in de lengte, dat is de manier, en een steen onder haar zodat de wortels hier en daar spreiden en niet recht omlaag gaan, ze groeien zo beter zonder waan.’

Bijbel.

Hooglied 6:11: ‘Naar de notenhof daalde ik af.’ Het woord dat hier gebruikt wordt is egoz. De Arabische naam volgens Dalman is dschoz. Volgens Josephus waren er in zijn tijd, 37‑39 na Chr., extreem oude bomen van deze soort overvloedig in Palestina, vooral rond het meer van Genesareth.

Historie.

Juglans regia, (koninklijk) de walnoot, groeit wild in Perzië, in vele delen van India en verder oostwaarts tot in de Himalaya, oostwaarts tot China. Vanuit India zou het door Alexander de Grote naar Griekenland zijn gekomen. Hoewel er ook zijn dat het te Epirus wild groeit. De oudste vondsten zijn in boven Italië paalbouw uit de ijzertijd gevonden en de eerste cultuurgeschiedenis van Mas d’Azil in Z. Frankrijk die voor een deel nog teruggaan op de oude steentijd. Ook in de steentijd paalbouw van Wangen zijn resten gevonden. Het schijnt toch zeker te zijn dat de Grieken veredelde soorten uit Voor Azië gehaald hebben. Groeit nu tot 63ste graad N. B.

Folklore.

De walnoot heeft dan ook een lange geschiedenis. De boom was aan Zeus geheiligd. Zeus zal zijn boom ook nooit met de bliksem treffen. In de Griekse mythologie wordt Carya door de God Dionysos in een notenboom veranderd. De notenboom staat daarom voor het symbool van de wijsheid. Karyatiden zijn vrouwenbeelden van notenhout in de vorm van kolommen van de tempel van Arthemis Karyatis.

De noten waren vruchtbaarheidsbrengers omdat ze de kiem van nieuw leven in zich droegen. Met de noten spelen was kinderwerk. De noten te verlaten, door ze bij het trouwen uit te strooien was een teken dat men zijn kinderschoenen ontgroeid was. De levensvrucht is zo ook als de noot in een schil gehuld. Ook de ‘sparge, marite, nuces’ strooi gasten noten, van Vergilius zou daarop slaan. Door dat strooien zou Zeus tevens vruchtbaarheid schenken. Een gebruik dat we met het strooien van pepernoten bij St. Nicolaas nog steeds zien. Dit is ook zo met het strooien van rijst, een vruchtbaarheidssymbool, de plantaardige vruchtbaarheid zou overgaan op de mensen, op de bruid.

Als geboorte- en levensboom was ze vaak een huwelijksorakel. In Oostenrijk gooien meisjes houtstukjes in de boom om te zien hoe gauw ze een man krijgen. Als de stukjes namelijk bij de eerste gooi in de boom blijven hangen is dat een teken dat ze nog in hetzelfde jaar trouwt

De meisjes werpen op Kerstavond de notenschalen na het kerstmaal onder de kippen en letten er op of de haan of de hen tokt. Tokt de haan, dan krijg je een man, tokt de hen krijg je geen. Als bij een huwelijksfeest de danser zijn begeleidster noten schenkt mag je aannemen dat dit een vruchtbaarheidssymbool is. Omgekeerd is dit ook vaak hetzelfde. Als een zwangere vrouw de eerste noot van een boon afneemt zal die boom later vele noten krijgen. Op Kerstavond is ook het gebruik dat ieder die aan het kerstmaal deelgenomen heeft vier noten pakt en op een rij zet. Die worden achter elkaar geopend. Is een ervan zwart dan zal die persoon in dat jaar ziek worden en sterven. Of met nieuwjaar 12 noten te nemen wat dan op de betreffende maand slaat na openen.

Tussen het bovenste deel van een mannenhoofd en een halve walnoot bestaat veel overeenkomst. De harde bolster is de kale schedel, de dunne bruine schil is de bruine huid en het gelobde witte vlees zijn de hersenen. Volgens de signatuurleer zou het zo hersenziekten genezen en ongemakken van het hoofd. Symbool van intellect, sluwe zet.

De harde schaal van de walnoot die gebrand en tot poeder gemaakt is en dan gemengd wordt met olie of wijn is goed om het hoofd van baby ‘s te zalven. Dan groeit het haar dik en op die manier brengt het ook het haar terug van het oudere elfenvolk als dit door enige ziekte uitgedund is.

Ook de kruisvormige kiem van de nieuwe plant speelt een grote rol. Het is de nagel die bij Christus kruisiging overgebleven is. Bij die van de Rein heet het de Jesus of Herrgottsnagel, de kinderen leggen hem in de schoen en zeggen dat er morgen een daalder in ligt. Wie zo’n nagel in de schoen heeft struikelt niet en als dat gebeurt wordt er zeker op die plaats een goede vondst gevonden.

Vondel, Zeemagazyn;

‘Hier hagelt lood, en schroot, en kogel, Pluto ‘s schroom

Zo veel als ‘t notenbos van zijn notenboom

Kan schudden.’

Op Franse en Duitse boom is het ook dat de noot zonder bladeren zit op Johaneisdag verzameld moeten worden willen ze genezend zijn, dan krijgt ze dezelfde gebruiken als de varen. Bock verhaalt dat er een boom aan de Rijn stond, bij Wezel, die zijn loof en noot niet eerder bracht dan met de Johannesnacht. Bij Gorz staat ook zoծ boom als een bericht uit 1583 schrijft van Valsavar. Van die wordt verteld dat in de weide op een verhoging een oeroude boom staat. In het voorjaar als de natuur opleeft., blijft hij dor. Maar in de heilige Johannesnacht als de mensen erop uit trekken, te zingen en mooie legende van heiligen te verhalen gaan ze naar de notenboom om het wonder deze nacht te beleven. In het vroege morgenlicht is de boom vol met bladeren en draagt de mooiste noten. Het bloed van de H. Johannes dat deze nacht als dauw valt heeft dat bewerkstelligd. Zo’n boom stond er ook te Brescia waar een Italiaan uit rond 1900 nog in volle ernst vertelde dat er een notenboom was die op de avond van St. Johannes nog kaal en dor was, maar de volgende morgen vol blad en kleine onrijpe vruchten zat. Er is een vorm die ‘Noce di San Giovanni genoemd wordt waarbij de bloeikatjes pas in juni komen, ook kan het voorkomen dat in zuidelijke gebieden er naast talrijke halfrijpe vruchten die uit de voorjaarsbloei gekomen zijn ook zomerbloei kan zien. Het verhaal lijkt ook wat op die waarbij de planten het hele jaar kaal stonden en in de Kerstnacht of winterzonnewende in een klap bladeren, bloemen en vruchten dragen De notenboom bij Wesel am Rhein hangt men in de Johannesnacht bloemen in zijn takken, Joanstak, en op de huisdeur wat men noemt Sent Joanstag uthange. Die zou voor bliksem en donder beschermen. De legende verhaalt dat de H. Johannes bij zijn gevangenschap in een huis gebracht werd waar ze over de deur takken van een notenboom gehangen hadden zodat ze het huis konden herkennen. De volgende morgen hadden alle huizen in deze plaats walnoottakken over de deuren hangen en zo is Johannes gered. Hetzelfde wordt in Oostenrijk vertelt van het Johanneskruid;

Duivel.

De Romeinen hielde de boom voor zo schadelijk dat in zijn buurt de aarde onvruchtbaar was. Plinius schrijft dat de schaduw van de boom zo schadelijk is dat er in zijn buurt geen andere gewassen groeien. In de middeleeuwen is de boom echter meer bekend geraakt vanwege zijn vermeende duivelse invloeden. De duivel en andere kwade geesten zouden in zijn takken wonen.

De Talmoed vermeldt dat aan iedere twijg 9 bladeren zitten en op ieder blad zit de duivel.

De notenhof, hortus nucum, wordt door Isidorus, bisschop van Sevilla, afgeleid van van noxius of nocere: beschadigen, Nuci noci= die noot beschadigt is hetzelfde. Men meende dat het ongezond was onder een notenboom te zitten en te slapen, de boom zou hoofdpijn verwekken. Andere verklaringen brengen de noot met oud-Hoogduits Niczan: slaan, in verband omdat de vrucht van de boom afgeslagen werd. Vooral zou er grote vijandschap bestaan tussen de walnoot en eik, ze sterven beide. In Punderich bij de Moezel heerst het geloof dat in de schaduw van walnotenbomen gegroeide kruiden voor het vee gevaarlijk zijn en een spreuk luidt, wat onder een notenboom groeit deugt niet, en, zover als de bladeren van de notenboom vallen deugt de bodem niet, gelijk zoals we bij Plinius en Varro vinden. De mohammedanen in Bosnië en Herzegovina waarschuwen om onder de walnoot te slapen want hier is de duivelse verzameling. Zo ook in Frankrijk. Mogelijk is dit geloof veroorzaakt door de sterke geur die op den duur hoofdpijn kan verwekken. Opvallend is ook dat de boom bij verschillende volkeren als doodsboom geldt en wordt ze veel op kerkhoven geplant. De boom zou ook de bliksem aantrekken, bij onweer moet men niet onder zo’n boom gaan zitten. Bij anderen beschut het hout tegen bliksem en vooral de met Johannes geplukte tak. In Altbayern wordt op goede vrijdag er vuur mee gemaakt wat men den Judas brennen noemt.

Er was een walnoot in het oude Rome die zo met geesten gevuld was dat dit een publiek schandaal werd. Op het graf van Nero zou die notenboom ontsproten zijn. Paschal II kapte die walnoot in Rome om omdat hij ontdekte dat de kwade ziel van Nero in zijn takken leefde. Na de vernietiging van de boom werd er een kerk van Santa Maria del Popo op gebouwd als een zekerheid tegen dit kwaad. Het is schadelijk onder een walnoot slapen. Mogelijk is dit soort bijgeloof in de Germaanse streken ingeslopen uit Italië waar de boom nog als schadelijk gehouden wordt. In beneden Itali is de boom berucht als de boom waaronder heksen en de duivel zich verzamelen. Het is een melancholische boom want als je beneden een walnoot wandelt op een avond hoor je de dienaren van de duivel fluisteren, giebelen en lachen. Een volle boom kan 2-3000 vruchten geven omstreeks oktober. Dan neemt het slaan van de boom een aanvang. Velen menen dat de boom geslagen moet worden wil die het volgende jaar weer vrucht dragen. Het is een vruchtbaarheidsgebruik, zoals het slaan met de roede op mensen. Meestal werkt dit averecht en er breken takken af waardoor de oogst in ieder geval kleiner wordt. In sommige landen was het ook een gebruik om de boom te slaan en zodoende kwade geesten te verdrijven. Een spreekwoord uit die tijd luidt als volgt: ‘De noteboom, een ezel en een wyf. Zyn als verknocht door eenerlei bedryf. Geen van hun drieën zal goede vruchten dragen. Ten zy men hen verbetere met slagen.’ Bij Johannes de Brune in de 17de eeuw leest men; ‘Ezel, noteboom en vrouw ‘t Slaan, dat is haar ruis behouw.’. In België heet het: Drie moeten gegeseld worden eer ze deugen, de kwezel, de ezel en de notenboom.’ De oude Vlaamse spreuk luidt: ‘drie zaken moeten slagen krijgen om te deugen, een Duits wijf, de ezel van de zandman en een notelaar.’

Als je een walnoot plaatst onder de stoel van een heks waarop ze zit zal die haar vast bannen

Het is een algemeen geloof dat zijn bladen en noten schadelijk zijn voor andere vegetatie, vooral gras en kruiden waarop ze in de herfst vallen, en de reden is waarom de boom zo’n slechte naam kreeg, zelfs giftig en alle appels rondom hen vernietigd worden;

Die Evangeliën van den Spinrocken ‘t Amsterdam 1662: ‘wil een vrou, dat haer man haer hartelijck minne, die legge in sijnen slincken (linker) schoen een bladt van een noteboom, gheraept op St. Jansavondt, totdat men noen luijdt, en hij sal se wonderlijkck lief hebben. Elders: Hebt ghy eenen quaden man, of kryghele, die u qualijck gelt geven wil tot uwer behoeften, soo neemt den eersten knoop van een stroo nae der aerden op St. Jansavond gepluct, totdat men noen luijdt en steeckt dat in ‘t gat van de sloote des koffers en het sal open gaan.’

In Litouwen gelooft men dat een noot geworpen onder de stoel waarin een heks zit, die niet meer omhoog kan komen. Hun verhaal over de zondvloed zal hier zeker een deel in hebben. Want hun godheid at noten toen de wateren de aarde overspoelde. Hij klom in de schaal, als een ark, en dreef over de zee en ontkwam zo aan de dood.

In Litouwen is een bijzonder verhaal over de watersnood. Naar deze versie at hun God walnoten toen het water begon te stijgen en hij gooide de doppen naar beneden. De rechtvaardige mensen klommen in die schalen die groeide tot een grootte die groot genoeg was voor hen en zo kregen ze elk een ark die hun leven redde;

De zwarte Christus.

De Zwarte Christus bevindt zich in de St. Martinus kerk te Wijk, Maastricht. Dat is heel bijzonder om Jezus in het zwart te zien.

Rond 1300 trok een ridder, wiens slot zich bevond te Riempst, tussen Tongeren en Maastricht, naar het Heilig Graf. Zijn vrouw en kinderen leidden ondertussen thuis een stichtelijk leven, vooral de jongste dochter muntte uit door vroomheid. Op zekere dag was ze weer naar de kerk gegaan om te bidden, toen haar vader onverwacht terug keerde. Hij omhelsde en kuste zijn vrouw en kinderen en gaf aan ieder geschenken. Toen de jongste uit de kerk thuiskwam was alles aan haar zusters uitgedeeld. Dit deed de vader verdriet, hij doorzocht zijn zakken maar vond niets dan een noot die hij op de Calvarieberg opgeraapt had. Die gaf hij aan het meisje die er zeer verheugd mee was en zich naar de tuin spoedde om de vrucht te planten. Ze bad elke ochtend en avond tot God om wasdom. Weldra vertoonde zich een spruitje dat groeide tot een kleine boom en al gauw was het te zien dat deze boom zich in een eigenaardige vorm ontwikkelde, zo dat hij op het eind de gedaante had van een aan het kruis hangend Christusbeeld. Ze schonk de wonderboom aan het klooster der Witte Vrouwen te Maastricht, bij het Vrijthof. Toen dit klooster opgeheven werd bracht men de boom naar de kerk van de H. Martinus.

Volgens anderen groeide er uit de noot, door het meisje geplant, een notenboom die op zekere dag door de bliksem getroffen en gespleten werd. Uit die opengespleten boom zou ene Christusbeeld tevoorschijn zijn gekomen en zwart gekleurd door het hemelse vuur.

Er is een legende van het Heilig kruis te Assche. Een arme vrouw zou, door de Joden daartoe omgekocht, op Pasen een heilige hostie verborgen hebben om hen die in de handen te geven. Onderweg kreeg ze berouw dat ze de hostie in de holte van een dode els neerlegde. Toen begon de boom weer te groeien. De boer, op wiens land hij stond, hakte hem om, dit vanwege de toegestroomde menigte die zijn veldvruchten vernielde. Maar de spaanders vielen kruisgewijze over elkaar heen. De pastoor liet dit wonderkruis in zijn kerk ophangen. In de kerk van Assche wordt nog een wonderkruis bewaard. De sage verhaalt dat op een zekere dag enige bedevaarders, die naar Assche gingen, aan het hof te Vrijthof gekomen waren. Voor de poort stond de pachter. Ze vroegen of ze nog ver van het H. Kruis waren, maar de boer dreef de spot met hen en zei dat hij aan de kracht van dit kruis niet meer geloof hechtte dan dat er een kruis op zijn notelaar zou staan. Terwijl hij alzo sprak, wees hij met zijn vinger naar de notenboom zodat de bedevaarders ook in die richting keken. En wat zagen zij? Tussen de takken van de notelaar hing een houten kruisbeeld. Ook dat wonderkruis berust in de kerk van Assche.

(349) In Stettin stond een gewijde notelaar. Hij was de god Triglaff gewijd die in zijn brede kruin woonde. Bisschop Otto greep een bijl en wilde de boom neerhouwen. De eigenaar van de boom greep ook een bijl en wilde de bisschop de kop splijten, maar hij sloeg mis en de bijl vloog uit zijn hand in de boom waar die zo vast bleef steken dat niemand ze eruit rukken kon. De ooggetuigen, over dit wonder verbaasd, verlieten de heidense godsdienst.

Baronius spreekt van een notenboom die te zijner tijd nog in Constantinopel stond. Men ontwaarde op de boom de sporen van het bloed van de Heilige Akathius die op de notelaar de dood onderging.

De heilige Agatha zou van Catania naar Gallipoli de M. Zee overgestoken hebben een walnotenschelp.

Grote bomen.

Van grote en oude walnoten is weinig bekend maar Keizer Frederik III zou een geweldige maaltijd hebben gehouden op een tafel die gemaakt was uit notenhout uit een stuk. Die tafel was 6m breed en naar evenredigheid lang. Volgens berekeningen moest deze boom dan 900 jaar oud zijn geweest.

Sectie Rhysocaryon.

6. Uit the North American sylva.

Juglans nigra, L. (zwart) De schors is donker en gegroefd.

De Amerikaanse walnoot heeft 12-22 fris groene blaadjes aan de steel maar vaak geen eindblaadje, de totale bladsteel is langer dan die van de walnoot en bereikt 40‑60 cm. en elk blaadjes 13cm bij 4-5cm breedte.

Bloeit tijdens de bladontwikkeling, de mannelijke bloemen staan in 5-10cm lange katjes en de vrouwelijke staan met 1-4 bij een.

De buitenschaal is geel/groen en wordt later donker bruin, de binnenschaal is eirond, zwart/bruin en gegroefd.

De Amerikaanse groeit vrij snel in zijn jeugdstadium zodat je spoedig een flinke boom hebt. De zwarte moet dan al op een goede standplaats staan want op latere leeftijd laat die zich moeilijk verplanten.

De boom is volledig winterhard, behalve in zijn jeugd. Reden genoeg waarom we deze mooie bomen zo zelden in ons land zien. Een andere hinderlijke eigenschap is dat die naburige struiken en bomen, vooral vruchtbomen en ook zijn eigen nakomelingen, kan vergiftigen met een stof die zijn wortels afscheiden.

De Amerikaanse walnoot of zwarte walnoot, komt hier wel voor, hoewel sporadisch. In de VS groeit de boom van Massachusetts tot Florida westelijk tot Minnesota en Texas. Is beschreven in 1629.

Komt met een smallere kroon dan de gewone walnoot tot 30 hoog. In Michigan, Nebraska en Minnesota zijn van deze soort bestanden bekend met bomen van 40-45m hoogte met een omvang van 3m. en in Amerika wel tot 45m hoog.

Gebruik.

Het blad heeft een aangename geur dat als smaakmaker gebruikt wordt bij banketwerk. De noot hiervan is minder dan die van de gewone walnoot en heeft een zeeplucht, die kan je beter in de harde steen laten. De noten werden door de Indianen gebruikt als voedsel, de naam hiervoor was bij de Narragansett-stam wussoquat. De noot is wel rijk aan olie.

Naam.

Zwarte walnoot, Engelse black walnut, Franse noyer noir, Duitse Schwarznuss.

Hout.

De zwarte walnoot kan meer dan 100 jaar oud worden en is een belangrijke houtproducent voor de Amerikaanse meubelindustrie vanwege de mooie tekening. Het vrij harde hout is chocoladebruin. De notenwortel is zeer in trek bij fineerwerk waardoor men de bomen met wortel en al rooit. Zo schaars werd het hout gedurende de eerste wereldoorlog dat tochten gemaakt werden om bomen te vinden, bomen voor geweerkolven maar ook geschikt voor de toen nog houten vliegtuigpropellers.

Vormen.

Uit annales de flore et pomone.

In Amerika heeft men de Amerikaanse en de gewone walnoot gekruist, het resultaat, Juglans x intermedia, Carr. (ertussenin) heeft 5-6 blaadjes en staat tussen beide ouders in. Dit zou een mooie parkboom zijn.

Sectie Cardiocaryon.

7. Uit J. Carson.

=Juglans cinerea, L. (asgrauw) Bladeren zijn in het voorjaar bruin/rood en worden later donkergroen, zeer kort behaard, van onderen grijs/groen en viltig behaard, tot 60cm lange oneven geveerde,12-20 deelblaadjes zijn ei/lancetvormig.

Jonge twijgen zijn bruin behaard en kleverig.

De knoppen zijn lang eivormig en viltig behaard, de zijknoppen rond.

Bloeit in mei, de vrouwelijke bloemen staan met 3-7 bijeen en de mannelijke bloemen staan aan 8-12cm lange katjes.

De vrucht is eivormig of ovaal, klierachtig en kleverig. De binnenschaal is dik en onregelmatig diep gegroefd, aan de basis en aan de punt toelopend.

De grijze noot komt ook uit O en N. Amerika en wordt 20-30m hoog. Is beschreven in 1656.

Een sterk groeiende boom met brede kroon en bladeren.

Witte walnoot of boternoot, butter nut of white walnut. Butternuss, Graunuss of Wessie Walnuss, hout is weker en licht van kleur.

10. uit rslandscapedesign.blogspot.com

Juglans ailantifolia, Carr. (met blad als Ailanthus) (Juglans sieboldiana) (Philipp Franz von Siebold, 1796-1866, arts te Deshima, onderzoeker van Japanse flora en fauna.) De geveerde bladeren zijn 40-80cm lang, soms tot 100cm en heldergroen, onderzijde is lichter tot geel/groen en wat behaard, 8-14 deelblaadjes.

Jonge twijgen zijn bruin/groen, klierachtig en dicht behaard.

Knoppen zijn lang eivormig met 2-3, dicht onder elkaar staande ronde zijknoppen die viltig behaard zijn, de eindknop met behaarde schubben.

Mannelijke katjes zijn tot 20cm lang, de vrouwelijke bloemen staan met 10-20 bijeen in 12cm lange trossen.

De vruchten zijn eerst groen en worden later bruin/geel en zijn kleverig behaard. De binnenschaal is donker bruin met een korte en spitse punt.

Komt uit Japan en wordt 20-25m hoog met een zeer brede kroon en sterk afstaande takken.

De eerste beschrijving werd gedaan door de Franse botanist Abel Carrire in 1878. Er zijn 2 var.; Juglans ailantifolia var. ailantifolia,( Juglans sieboldiana Maxim.), Juglans ailantifolia var. cordiformis (Makino) Rehder. (hartvormig)

Hartnoot, heartnut, Japanische Walnuss, Siebolds Walnuss, Japenese walnut.

Planten.

Vermeerderen door zaden, stratificeren vanaf oktober, zaaien in maart. Of door veredeling en soms door afleggen. De beste wijze van veredelen is zuigen van moerplanten, enten geeft mindere resultaten.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl