Rubia
Over Rubia
Meekrap, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, teelt,
Uit M. Vogtherr.
Een geslacht dat meestal uit kruiden bestaat, soms zijn ze verhout aan de basis.
Van de 60 soorten zijn er enkele die een rode kleurstof in de wortel bezitten. Om die kleurstof werden de planten, voor het gebruik van anilinekleurstoffen, veel gekweekt. Dit zijn Rubia cordifolia L. (hart bladig) Indische of Tibetaanse krap, Indischer Krapp, Tibet-Krapp en Rubia peregrina L. (vreemd of buitenlands) uit de M. Zee, Kletten-Krapp, Levantinische Krappwurzel.
Uit de Kaukasus en Klein-Azië komt de meekrap. De anderen komen uit het M. Zeegebied, Tropisch en Z. Afrika, gematigd Azië en tropisch en Z. Amerika.
Het zijn meestal wat ruige planten, soms klimmend.
De bladeren staan in kransen van 4-8, zelden tegenoverstaand, zittend of gesteeld, lancetvormig of ovaal en zelden hartvormig.
De bloemen zijn klein en staan in oksel- of eindstandige trossen.
Rubiaceae, Galium klasse.
Rubia tinctorum, L. (van de ververs) Het ruige blad is lancetvormig en staat in kransen van 4 onderaan en bovenaan, in het midden echter met 6 stuks.
Deze, wat ruwe overblijvende plant, heeft vierkante, roodachtige stengels die in grote aantallen over de grond kruipen.
Geel/groene bloemen in juli.
De rode wortel is niet groot, maar zeer lang, kruipt tot half mans lengte in de grond.
Vanwege de kleur is het een kruid van Mars.
Meekrap is een plant die veel op Galium lijkt. Is beschreven in 1596. Uit oostelijk M. Zeegebied en Klein Azië.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid wordt in het Nederduits kleeb-cruydt genoemd’.
De plant lijkt op nauw verwante, gelede en door borstels aanhangende of klevende kleefkruid, Duits Claver, Klebkrut of Lidwurtz.
Dodonaeus (b) ‘Dit kruid wordt in het Nederduits meest mee of crappe genoemd en de wortels die gestampt en gebroken of tot poeder gebracht zijn heten mee-krappen’.
Van het kleven komt Krapp, van Krapf: haken, Meekrappe bij Kilian, Krappe, onze meekrap, of verwant met Engels crop: afsnijden, omdat de wortel van de plant voor gebruik afgesneden moet worden’.
Dodonaeus (b) ‘In het Engels heet het madder’.
Mede of mee, Noord Duits Madra, Maria of Mater, Mede, Mee, Meed bij Kilian, Engelse dyers madder, oud-Engelse maedere of maeddre, onze mede-krap, wordt vergeleken met oud-Noors madhra, Zweeds madra en verbonden met Sanskriet madhura: zoet of zacht.
Dodonaeus © ‘De Fransen noemen het in hun taal garance’.
Frans rubi en garance, dat van Latijn varentia, van verus: echt, omdat zijn verf echt en goed is of verwant met grappe, vergelijk Duits Krapp.
(d) ‘Men noemt dit gewas in onze taal meestal mee of rotte, in het Hoogduits Rodte of Rote, Farberrote, Rodt, Rote bij Bock, Widerote, rothe Wurzel, in het Frans ook ruble, in het Italiaans rubbia en robbia, in het Spaans ruvica, roya en garanza, in het Latijn Rubia en Rubeia, bij de apothekers Rubia tinctorum, in het Grieks Erythrodanon en Ereuthedanon zoals sommige menen’.
Rubia, van Latijn ruber: rood, naar de kleur die van de wortels wordt verkregen, Indo-Germaans rudhio“ (= rood). Fuchs noemt het Rodte of wel rode.
Isidorus XVII. 9.68: “Rubia dicta quod radix eius sit rubra, unde et colorare lanas perhibetur”.
Dodonaeus (e) ‘Paulus Egineta in het 2de kapittel van zijn 3de boek schrijft dat het ook Thapson in het Grieks genoemd is geweest en zegt: ‘Thapson dat van de ververs gebruikt wordt, wordt van de Romeinen Herba Rubia genoemd’. Hij geeft het daar ook de toenaam Chrysizusa als goudkleurig zijnde. Voorts zo zijn er ettelijke die de mee in het Grieks Dracanos noemen, andere Cinnabaris naar zijn rode kleur als of ze op Cinnober of vermiljoen lijkt. Marcellus, de oude schrijver, noemt het ook Polygonon, dan dezelfde geeft het Millefolium of duizendblad en Sanguinalis, dat is varkensgras, en de Verbena of ijzerkruid dezelfde naam Polygonon ook zodat dit aangaande op zijn woorden niet veel te bouwen of te betrouwen is’.
(f) Verder Reche, Rezze of Rotez in oud-Hoogduits, Färberröten.
(g) Alizari, is Arabisch uit Grieks Rhizari: wortel, Lizari.
(h) Gaude, zie Reseda luteola.
Gebruik.
De rode verfstof die uit de meekrapplant werd gewonnen staat onder diverse namen bekend, afhankelijk van het bij de winning toegepaste proces. Een handelsnaam is Turks Rood, een andere is kraplak. De rode kleurstof werd ook gebruikt om goud te vervalsen, geel goud werd dan rood goud.
Verder werden de zaden als surrogaat voor koffie aanbevolen. Ook werd het medisch gebruikt, tegen mondziektes, blaas- en urineziektes. De urine kleurt na gebruik dan wel rood en na heel lang gebruik kunnen zelfs de beenderen rood worden. Ook het vlees van dieren zou rood worden als het met deze plant gevoerd wordt.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 309, 310, 311) ‘Het water daar de wortels van mee in gekookt zijn geweest wordt overal zeer geprezen om zowel de uitwendige als de inwendige leden te genezen die gebroken, geslagen, gekwetst of gewond zijn en diegene die van hoog gevallen zijn en wordt ook voor goed gehouden om de bloedgang in het ganse lichaam door te stelpen en op te laten houden en insgelijks ook om alle zweren en ontstekingen of verhitting te verzoeten of te verkoelen en om alle geblutste of verstuikte delen van het lichaam te verbeteren en op hun oude stand te brengen. Daarom doet men ze veel bij die dranken die de nieuwe schrijvers wonddranken noemen waarin ze voor zo krachtig en wonderbaarlijk goed gehouden worden (als Matthiolus ook verhaalt) dat sommige daarmee de kwade, ja bijna dodelijke wonden van de borst en van de darmen hebben gehoopt te genezen en te helen.
De wortels van mee, immers diegene die in de medicijnen en in de ververijen gebruikt plegen te worden, zo zijn er sommige dunne delen in en met die krachten zijn verf gemakkelijk doordringt en overal gevoerd wordt en trekt zulks dat de plas van diegene die ze in het lichaam nemen en gebruiken door die voor vermelde indringende of doordrinkende kracht rood gekleurd wordt.
Plinius schrijft dat de takken of ranken van mee met haar bladeren op de beten of steken van de slangen zeer nuttig gelegd worden en daarboven zegt hij dat hij bij sommige geschreven vindt (wat nochtans een belachelijke en ijdele beuzeling is) dat de geelzucht met deze heester (zo noemt hij de mee) genezen kan worden al waar het zaak dat men (anders niet dan alleen van buiten opgebonden die maar aanzag zonder die anders te gebruiken of in het lijf te nemen.
Men kan de eieren rood verwen door mee in het water te doen waar men in kookt. Maar de ververs gebruiken het in meer andere dingen als genoeg bekend is.
De bladeren, omdat ze ruw en hard zijn, dienen wel om het tinnenwerk te schuren.
Men zegt dat het stof van mee zo zeer penetreert bij de neus dat het vele mensen die dat dikwijls ruiken vergeeft en laat sterven, wat ik nochtans niet goed zou weten te verzekeren. Ze is ook zeer hinderlijk de beesten die er van eten.
De wortel van dit kruid is rood, daarom heet het rubea’.
Uit Matthiola.
Historie.
Plinius in Nat. hist. 19,8 en Tacitus in Germanica 17 berichten van de voorkeur van de Germaanse vrouwen voor linnen kleding die met helder rode zomen omzoomd waren. Dit was mogelijk een kleurstof van Rubia tinctoria zoals Plinius meedeelt dat die in Italië aangeplant werd. “Hyacinthus in Gallia eximie provenit. Hoc ibi pro cocco hysginum tingitur”. De hyacint is niet het bekende bolgewas, het is mogelijk een soort gladiool of Delphinium waar voor zover bekend, toch geen verfstof uit gehaald werd (zie Vaccinium)
Meekrap is een van de oudst bekende verfstof planten. Deze cultuur zou al voor de 12de eeuw in Zeeland bestaan hebben. In de 16de eeuw was Zeeland het centrum van de meekrapteelt in Europa. In 1862 werd er nog 5320 ha. Verbouwd en in 1914 nog maar 47 ha. In Engeland werd in 1869 nog 72 000 ton geïmporteerd uit ons land. In 1870 werd een synthetische bereiding van alizarine, de kleurstof, ontdekt en stortte de markt in.
Oogst.
De meekrap wordt uit de lange, dikke en houtachtige wortels gehaald.
De gerooide wortelstokken worden eerst in de vrije lucht gedroogd en daarna voorzichtig met verwarmde lucht op de krap-eesten in de zogenaamde meestoven verder gedroogd. Een meekrapstoof bestond uit drie gedeelten: een schuur (de koude stoof) waarin de wortels bij aankomst werden gestort; een droogtoren waarin een oven aanwezig was die voor een snelle droging zorgde en waarin de wortels werden gezuiverd, en een stamphuis waarin de wortels werden verpulverd met behulp van grote stampers die door paarden werden aangedreven. Vanwege de hoge investeringskosten hadden meerdere boeren (meestal zestien) samen één meekrapstoof: een zeer vroege vorm van landbouwcoöperatie. Het meekrappoeder (racine) werd geleverd aan de stapelmarkt van Rotterdam; vandaar werd het verfpoeder verkocht aan ververijen en katoendrukkerijen.
De buitenste laag van de wortel bevat de meeste kleurstof, dat kwam soms als fijne krap naar de handel.
Sommige plaatsnamen herinneren nog aan deze teelt. Stampersgat is zo genoemd naar de stampers, de arbeiders die in de meekrap industrie werkzaam waren. De streek de Stoof is genoemd naar een meestoof.
Nadat de wortels van de 3-jarige meekrapplant september tot november waren gedolven werden ze opgeslagen in meekrapstoven die in de onmiddellijke nabijheid van de meekrapvelden waren gelegen.
Oranje.
De meekrap geeft een dieprode kleurstof en naar die kleur hebben we de rode streep op onze vlag te danken. Oranje, blanche, bleu.
Vondel, Het Lof der Zeevaert;
‘Dorst met een rieten schuit, en met gevlochten biezen..’(Een verwijzing naar de boten van Papyrus bij de Egyptenaren)
Wat vlaggen ziet men hier afzwieren van haar strengen
Wat kleuren groen, en geel, hun mengsels hier vermengen
Orangie, blange, bleu. Wat purper, en rood houd
Wat levend vermiljoen het oog met lust aanschouwt’.
Philips, zoon van Karel V, is de stichter van de eenheid en de vlag. Men zocht als symbool van die eenheid naar een herkenningsteken. Naast de kleur van de geliefde oranjeprins gaf men de kleur die hij aan zijn hofgezin had gegeven, blanche en blue. Die kleur was al vrij vroeg bekend. In 1572 wordt een bende Geuzen verslagen en worden hun vaandels genomen, “desquels il y en avait trois de taffetas des couleurs du Prince d’ Orange”. In 1623 en 1625 geboden de Staten Generaal dat de koopvaarders, die de havens van de Middellandse Zee bezochten, de gewone vlag van de prins van Oranje dienden te voeren. In 1634 lezen wij voor het eerst in een voorschrift van de O.I.C. dat zij gelast zoveel blauw en rood of oranje vlaggendoek te kopen. Misschien werd ook rood gehaald omdat men in Hindoestaan de oranjekleur niet krijgen kon. Zoveel is echter zeker dat in het moederland weldra rood de lievelingskleur werd van een van de twee heersende staatkundige richtingen, namelijk van diegenen die tegen de prins waren. Na de dood van Willem II, in 1650, deed men zijn best om het oranje uit de vlag te laten verdwijnen. Maar het volk, de soldaten en de zeelui stonden zo’n verandering niet toe. De wettige kleuren van vlag en leger zijn tot 1795 oranje, wit en blauw gebleven. Toen werd ons land een wingewest van Frankrijk en werd de rode kleur algemeen, al is het waar dat het oranje in het laatste stadhouderloze tijdperk ook al door het rood was verdrongen.
In 1813 werd met Neerlands vrijheid ook de oude vlag hersteld die uit drie banen bestaat, met het oude oranje.
Die oranje kleur was oorspronkelijk gemaakt van de rode meekrap dat gemengd werd met het geel uit de wouw, Reseda luteola. De gele kleur hield echter geen stand en zo werd dit oranje op den duur rood, zodat later alleen maar rood gemaakt werd. Symbool voor laster.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl