Caragana

Over Caragana

Erwtenstruik, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit J. C. Krausse.

Een geslacht van mooie struiken/bomen die hoofdzakelijk gekweekt worden om hun helder gele bloemen, sommige soorten worden ook als haagplant gebruikt.

Meer dan 80 soorten komen erin voor die groeien van Z. Rusland tot China.

Het zijn meestal, vooral in woestijnen, gestekelde struiken of kleine bomen met afwisselend geplaatste en even geveerde bladeren, blad verliezend, 1-6m.

Bloemen zijn meestal geel en zelden oranje of wat rood/wit en okselstandig, alleen staand of in armbloemige bundels. Vlag opstaand en evenals de vleugel gesnaveld, stijl is kaal en peul lijnvormig en tweekleppig.

Fabaceae, vlinderbloemige, Galega klasse.

A Hoofdbladsteel in de herfst afvallend en niet gedoornd. Bladeren met 3-9 paar zijblaadjes, aan dezelfde plant soms 2 paar.

=Caragana arborescens, Lamk. (boomachtig) De blaadjes lopen teer groen uit en worden later donkerder, oneven geveerd met 4-6 deelblaadjes van 1.5-2.5cm lang en omgekeerd eirond met soms tot doornen vergroeide steunblaadjes. De hoofdnerf van de deelblaadjes loopt door tot buiten de bladrand zodat de bladeren genaald aanvoelen. Die hoofdnerf blijft zitten en verhout. Daar heb je dan volgend jaar een soort doren. Ook is de boom op het hout gewapend.

De twijgen zijn wat afschilferend en donkergrijs, met een kurkhuid.

Soms verschijnen er kleine blokken geel tussen het zachtgroen. Kleine citroen/gele bloemen die hoogstens met 3 bijeen staan in mei.

Ze worden gevolgd door cilindervormige zwarte peulen waarvan de kleppen bij openspringen spiraalvormig omkrullen. De erwtenstruik geeft erwten en wordt 6m hoog.

In zijn vaderland werden de vruchten wel door gevogelte gegeten, duivenerwten.

De boom/struik geeft een vrij strakke en bijna zuilvormige groeiwijze, wel los van textuur.

De erwtenstruik is afkomstig uit Siberië en Mantsjoerije en is in 1752 beschreven. Bijenplant, vrucht kan gegeten worden, is licht bitter, zaden voor zangvogels.

Vormen.

De cv. ‘Lorbergii’, heeft sierlijker en fijner blad aan wat overhangende takken, maar bloeit minder. Deze plant werd in 1884 bij de kweker Lorberg in Duitsland gevonden.

‘Pendula’, hangt wat stijf naar beneden, de takken zijn in staat om het stammetje geheel te bedekken. Van oorsprong is dit een kruiper en wordt op hoogstam gent.

Naam, etymologie.

Caragana, van caragan, de naam van Caragan arborescens bij de Moghul‑Tartaren. Het is een Kirgizische naam en betekent zwartoor, naar de vos die daar leeft waar de plant groeit.

Erwtenstruik, Duitse Erbsenstrauch, Engelse pea tree, Siberian pea tree en Frans caracan of arbre aux pois: erwtenstruik.

Uit J. Krausse.

Caragana decorticans, Hemsl. (sierlijk)

Bladeren zijn tot 5cm lang met zeer fijne tot dorens vergroeide steunblaadjes en 4-5 paar kort gesteelde, omgekeerd eivormige deelblaadjes met een in doornige punt uitlopende, in de herfst afvallende bladsteel. Blaadjes zijn 5-15mm lang met genaalde en stompe of afgeronde top die aan beide zijden spaarzaam behaard zijn, heldergroen.

Bloeit begin juni met meestal alleenstaande heldergele bloemen van 2cm lang aan een iets langere bloemsteel, kelkslippen zijn lang toegespitst.

Peul is tot 4cm lang.

Een vrij hoge en opgaand groeiende struik en soms een kleine boom met grijs/groene, gladde en iets afschilferende takken en meer afstaande groene tot bruin/groene, wat gestreepte twijgen

Komt uit Afghanistan en wordt 4-6m hoog. Is beschreven in 1903.

Uit S. Pallas.

Caragana microphylla, Lam. (kleine bladen) Tot 7cm lange bladeren met vaak fijne tot dorens vergroeide steunblaadjes, 3-8mm lang en zijn omgekeerd eivormig met afgeronde top en genaald, grijs/groen.

Bloeit in mei/juni met heldergele en bijna 2cm lange bloemen, alleen of met 2 bijeen aan iets langere stelen, kelk is kort getand en fijn behaard.

Peul is tot ruim 3cm lang, niet helemaal rond en scherp gepunt, bruin/rood.

Een breed uitgroeiende struik met zeer dunne en eerst zacht behaarde en later geheel kale twijgen.

Komt uit N. China en Siberië en wordt 2-3m hoog. Is in 1819 beschreven.

Small leaved Siberian pea tree.

AA hoofdbladsteel valt in de herfst gewoonlijk niet af en dan doornig vergroeid.

Uit J. C. Krausse.

Caragana spinosa, Vahl. (gedoornd) Blaadjes zijn omgekeerd eivormig en 8-18mm lang, 2.5-6mm breed.

Verder zijn er kleine en gedoornde steunblaadjes van 2-4 paar.

Bloeit in mei/juni met alleenstaande en kort gesteelde bloemen van 2cm lang met een buisvormige en kort getande kelk en een ovale, aan de top iets uitgerande vleugel.

Peul is rond en tot 2.5cm lang en bruin.

Een breed uitgroeiende struik met opgaande en wat sterk afstaande en iets overhangende takken en twijgen die dicht bezet zijn met 3cm lange en doornig vergroeide grijs/bruine hoofdbladstelen.

Uit Siberië, is beschreven in 1775.

Thorny Siberian pea tree.

Bladeren met 2-4 paar zijblaadjes.

Uit J. C. Krausse.

Caragana frutex, K. Koch. (struik of heester) Blaadjes zijn 1.5-2.5cm lang en meestal omgekeerd eirond, dof donkergroen en van onderen iets lichter en duidelijk netaderig.

Jonge twijgen zijn dun en geel/bruin.

Bloeit in mei met heldergele bloemen, meestal 1-3 bijeen en zijn tot 2cm lang.

Peul tot 3.5cm lang en scherp gepunt.

Een opgaand groeiende struik die in groeiwijze op C. arborescens lijkt maar meer warrig groeit met sterk vertwijgde takken en afstaande, houtige en doornig vergroeide hoofdbladstelen.

Komt uit Z. Rusland, Siberië en Turkestan en haalt 3m. is beschreven in 1752.

'Latifolia' heeft grotere en bredere bladen.

‘Grandiflora,’ is in alle delen groter met bloemen van 3cm. ‘Globosa’, zie je op stam.

Vermeerderen van zaad, de var. door enten op de soort of C. arborescens.

Shrubby Siberian pea tree.

Uit J. C. Krausse.

=Caragana pygmaea, DC, (zeer klein, pygmee) Bladeren met 4 zijblaadjes die meestal groen blijven maar ook met de in de herfst afvallende hoofdbladsteel, 8-15mm lang en 2-3.5mm breed, donkergroen en bijna lijnvormig.

Steunblaadjes zijn doornig vergroeid.

Jonge twijgen zijn meestal kaal.

Bloemen komen in mei en zijn heldergeel, alleenstaand en tot 2cm lang aan zeer korte stelen, een kelk met stomphoekige tanden en omgekeerde, eivormig vlag. De vleugel is kort geoord.

Peul is 3cm lang, bruin en rolrond.

Vermeerderen van zaad en soms als treurboompje op Caragana arborescens.

Evenals de vorige soort is deze ook zeer geschikt voor het beplanten van zonnige hellingen en rotstuinen.

Verschilt van de vorige door meer in bogen overhangende takken en vormt zo een brede struik

Uit N. W. China en Siberië, wordt een meter hoog. Is beschreven in 1751.

Pygmy Siberian pea tree. Zwerg-Erbsenstrauch.

Uit Redoute.

Caragana sinica, Rehder. (uit China) (Robinia chamlagu) Blaadjes bijna zittend en 1-3.5cm lang zijn glanzend donkergroen en van onderen iets lichter met duidelijke netaderige en vooruitspringende hoofdnerf, omgekeerd eivormig met zwak uitgerande top.

Bloeit in mei/juni met zeer kort gesteelde steel en tot 2.5cm lange rood/gele bloemen met klokvormige kelk, de vlag is omgekeerd eivormig.

Peul is niet geheel rond en tot 3.5cm lang en scherp gepunt.

Een laag blijvende struik met overhangende takken en dunne, lichtbruine twijgen met tot 6mm lang doornig vergroeide steunblaadjes en tweeparig bladeren met verdoornde en blijvende hoofdbladsteel.

Komt uit N. China en wordt 1.5m hoog. Chinese pea shrub.

Planten.

Ze groeien vrijwel overal.

Van de erwtenstruik wordt vermeld dat het gewas zelfs op de slechtste gronden groeit. De plant kan gebruikt worden als dekheester in de halfschaduw en kan goed tegen wind en vorst en wordt wel gebruikt voor hagen. Ook kan het gewas als kleine boom gekweekt worden. Houdt wel van zon en een droge plaats. Een grote plant kan slecht tegen verplanten omdat die maar enkele wortels maakt.

De erwtenstruik is via zaad te vermeerderen. Dit zaai je ter plaatse in mei. Kiem het zaad eerst 2 weken voor in nat zand.

Ook afleggen gaat zonder problemen. Buig de twijgen om in een holte in de grond. Maak de top vast aan een piket en bedek de rest. Zorg voor voldoende vocht. In de herfst afsnijden en verplanten.

Ook zijn ze via winterstek te vermeerderen. Knip eind februari stengels van snoeischaarlengte, +20cm, onder en boven een knoop. Dan verwond je het onderste oog, niet erger dan dat je het met je duimnagel zou doen, haal dit door 1% ibz groeistofpoeder (of 50mg iaz, dat wordt in tabletjes geleverd, per liter water en dan een 12 uur opzuigen laten) en stek ze ter plaatse 3 bij elkaar en zo diep dat er nog maar een paar cm. van de top te zien is. De bovenste top hoeft alleen maar uit te lopen, de rest verdroogt dan niet en kan overal wortelen. Plaats er een merkteken bij zodat je in mei, dan beginnen ze te groeien, weet waar ze staan.

Ook kan je ze in een diepe pot steken en gewoon buiten neerzetten. Wat plastic eroverheen stimuleert een betere opkomst. Denk dan wel om het verbranden van het stek door de zon. Er moeten altijd waterdruppeltjes op het plastic zitten. Dan worden de zonnestralen tegengehouden en weet je dat de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Met warm weer luchten, halfweg mei kan je het plastic er af halen. Bij sommige planten is het gewenst dat ze een struikvorm hebben of meer vertakt moeten zijn. Top de eerste scheuten dan in mei op een 5-10cm boven de grond. Geef dan ook (kunst)mest.

De cv.’s door enten op de soort.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl