Stephanandra

Over Stephanandra

Kransspirea, vorm, heesters, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Mooie struiken vormt dit geslacht die hoofdzakelijk gekweekt worden vanwege het sierlijke blad.

Vier soorten komen voor in China en Japan.

Bladverliezend, bladeren staan afwisselend en zijn gelobd en gezaagd met goed ontwikkelde steunblaadjes.

Bloemen zijn klein en groenachtig wit in okselstandige tuilen, tweeslachtig. Kelk is ongeveer 4mm lang, de kelkslippen zijn afgerond en bijna even lang als de kroonbladen, 10-20 meeldraden en 1 vruchtblad, vruchten zijn bijna rond en springen aan een kant open, 1-2 zaden met een glanzende harde zaadhuid.

Dunne en lichtbruine twijgen.

Verwant aan Spiraea. Rosaceae, Spiraea klasse.

Uit; http://frps.eflora.cn/frps/Stephanandra%20chinensis

Stephanandra chinensis Hance (uit China) (Stephanandra flexuosa Siebold) Struik van een 150cm hoog.

Roodbruine knoppen, bladsteel van 6-8mm.

Ovaal tot lang elliptisch ovaal, 5-7cm lang en 2-3cm breed, dubbel gezaagde rand en meestal ondiep gelobd.

Tros van 2-3cm diameter met bloemen van 4-5mm diameter.

Licht roze bloemen in mei.

Winterhard.

Uit Sichuan, China.

Uit www.etsy.com

=Stephanandra incisa, Zabel. (ingesneden) Bij de kransspirea worden de dunne en lichtbruine twijgen luchtig bezet door veerspletig gelobde bladeren.

Blad is kort gesteeld tot 1cm, blad is 2-4.5cm lang en 1.5-3.5cm breed aan niet bloeiende takken wel 6.5cm lang, donkergroen en van onderen grijs en langs de nerven blijvend behaard met een rood/bruine herfstkleur, eivormig met lang toegespitste top, scherp gezaagde en diep gelobde rand.

Kleine, groen/witte bloemen van 6mm in doornsnede in juni met 10 meeldraden en aan de binnenzijde een onbehaarde bloembodem in 6cm lange en weinig bloeiende tuil in juni/juli.

De vruchten zijn van het militaire type, ze worden enkele meters weg geschoten.

De plant groeit breed en dicht, zigzaggend van knoop tot knoop gaat het gewas alle kanten op. Af en toe verheft zich een losse toef boven de dichte mat.

Een buigende plant, oosters type, hou die in de gaten, binnen de kortste keren is er geen doorkomen meer aan.

Komt uit Korea en Japen en wordt 2.5m hoog maar groeit hier meer gedrongen en komt zelden hoger dan een meter en vormt een tamelijk dichte struik. Is beschreven in 1880.

Vormen.

Crispa’ is omstreeks 1930 gevonden op de kwekerij van Jensen te Holmstrup, Denemarken. Die is behoorlijk wat lager, de twijgen buigen zich naar de grond toe en zijn wat kruipend met min of meer gekroesde bladeren.

Naam, etymologie.

Stephanandra, het Griekse stephanos betekent een kroon, of krans en ander of andros zijn de manlijke meeldraden, het is een verwijzing naar de stevige kroon van meeldraden die in een duidelijk krans staan.

Kransspirea, Duits Kreuz- of Kranzspiere.

Uit Curtis botanical magazine.

Stephanandra tanakae, Franch. & Sav. (Y. Tanatake, Japanse botanicus in de tweede helft van de 19de eeuw)

Lichtgroen en diep gezaagd breed eivormig blad dat in herfst aan ons koningshuis herinnert, 2cm lange bladstelen en blad van 3-7.5cm lang en 3-7.5cm breed aan bloeiende twijgen gewoonlijk veel kleiner, donkergroen en onderzijde lichtgroen en alleen langs de nerven behaard met plotseling toegespitste top, rand is scherp dubbel gezaagd en vaak bij de bladvoet afstaand met scherp gepunte lobben.

Bloeit in juni/juli rijk met kleine witte bloempjes die in veelbloemige losse en 10cm lange pluimvormige tuilen staan, 6mm in diameter en aan de binnenzijde met geel gekleurde en iets behaarde bloembodem, 20 meeldraden met donkere helmknoppen.

Sommige takken leven maar kort, door verjongen zijn ze jong en zo groen te houden. Zo is het gewas te gebruiken als solitair.

Wordt 1.5m hoog en breed.

Komt uit Japan en is manshoog met slanke, roodbruine takken die zigzaggend naar alle kanten overhangen. Die takken zijn op het eind met trossen witte bloemetjes bezet en hullen de heester in een witte wolk.

Planten.

Ze groeien overal mits het niet te droog is, in zon en halfschaduw.

Neem een topstek in juni met drie bladparen, verwijder het onderste bladpaar. Planten in stekgrond, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Het meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.

Of zaaien bij 15 graden of afleggen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl