Zea

Over Zea

Mais, vorm, grassen, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

1 geslacht en 1 soort. Hoewel er nu meer beschreven zijn en de eerste 4 vermeld worden als Teosinte. Euchloena.

Poaceae, grassen. Mais klasse.

Zea diploperennis H. H. Iltis et al. (dubbel meerjarig)

Zea luxurians (Durieu & Asch.) R. M. Bird. (weelderig)

Zea nicaraguensis H. H. Iltis & B. F. Benz. (uit Nicaragua)

Zea perennis (Hitchc.) Reeves & Mangelsd. (meerjarig)

Zea mays subsp. mays.

Zea mays L. subsp. huehuetenangensis (H. H. Iltis & Doebley) Doebley. (naar de soort Huehuetenango, genoemd naar een plaats in Guatemala)

Zea mays L. subsp. mexicana (Schrad.) H. H. Iltis.(uit Mexico)

Zea mays L. subsp. parviglumis H. H. Iltis & Doebley. Van deze soort zou maïs afstammen.

Zea mays, L. maïs is, in tegenstelling tot onze graansoorten, eenhuizig en heeft tot 12 cm. brede bladeren.

De manlijke bloemen zitten aan de top van een stengel in een pluim en de vrouwelijke in kolven, die als echte vrouwen bedekt zijn met een sierlijke bos haar. Die bevinden zich in het midden van de plant en zijn met vele doeken (of schutbladen) omgeven.

Maïs is een eenjarig grasgewas en kan 5m groot worden, hier meestal maar een paar meter.

De weinig wortels die in de grond tot ontwikkeling komen kunnen de zware plant niet rechtop houden. Daarom ontspringen uit de onderste knopen, van de met merg gevulde stengel, koordvormige steunwortels die zich in de grond sterk vertakken.

Maïs kan de grond wel behoorlijk uitputten en wordt wel gebruikt om de grond te verarmen. Dit door het gewas optimaal te laten groeien en dus veel stikstof te geven, wat de plant opslaat met fosfaat en kali die ze uit de grond haalt en zo een arme grond achterlaat.

Het eigenlijke maïs gebied valt met die van de wijn samen, maar zijn groei is echter minder afhankelijk van het gemiddelde jaartemperatuur als wel van de hoogte van de zomertemperatuur. Op noordelijke plaatsen wordt maïs wel korter van gewas.

Hiervan is maar een soort, Zea mays, L. maar die is extreem variabel in vorm en zo zijn er vele cv’s. In de vorige eeuw waren er wel een 60 var. bekend waarvan de gewone maïs, de paardentandmaïs, Duits Pferdezahn-Mais, var. dentiformis, convar. saccharata, suikermaïs, parelmaïs, Duits Perl-Mais, var. microsperma, cuzcomaïs, reuzenmaïs en balgmaïs de belangrijkste waren. Siermaïs is er in allerlei vormen zoals met geel/wit gestreept blad, zeer laag blijvende en met violet gestreepte schutbladen. De meeste vraag is naar maïs waarvan de kolven bezet zijn met verschillend gekleurde en Azteeks aandoende zaden. Die sierkolven worden gebruikt voor droogboeketten. ‘Multicolor’ is er met roze tot rode naar zwart gaande korrels, zelfs blauwachtige kleuren komen er in voor.

Symbool van overvloed.

Herkomst.

Zijn herkomst is onzeker omdat er nog geen wilde planten gevonden zijn. Maïs is alleen in gecultiveerde toestand bekend en wijkt daarom zeer waarschijnlijk veel van de stamvorm af die nog niet bekend is. Wel is het nauw verwant met het inlandse Mexicaans gras teosinte, Euchloena mexicana en stamt er mogelijk van af, heet ook Zea mays subsp. prviglumis.. Hier zijn ook wel hybriden van gekweekt die er wel wat op lijken, maar niet de originele geweest is. Mogelijk is het verder een kruising geweest met een nog onbekend gras uit de Andropogoneae groep.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De Nederlanders noemen dit gewas Torcks-koren, op het Latijns Frumentum Turcicum, bij de Hoogduitsers Turckisch Korn of Turcken Korn en bij de Fransen blé de Turquic, in het Spaans heet het mijo Turquesco en maiz.’ In Frans ook bled sarrasin.

De Venetianen brachten het naar Kreta en vandaar naar N. Afrika waar het in Egypte in 1517 na de Turkse verovering werd geïntroduceerd. In het begin van de 16de eeuw werd maïs in de tuinen gecultiveerd en in de 17de eeuw op de velden. In 1537 vermeldde Ruellius dat het gewas afkomstig was uit Griekenland of Azië dat onder bewind was van de Turkse keizer. Turkse tarwe, Engelse Turkey wheat, -corn, Duits turkisch Korn, -Weizen, Welschkorn (welsch: buitenlands) Frans ble de Turquie en in Italië gran Turco. Turkisch korn komt al voor bij Fuchs in 1543. (Hetzelfde verhaal geldt ook voor de turkey, de kalkoen)

Dodonaeus (b) ‘De inwoners van Amerika en de eilanden die er omtrent liggen noemen het Maiz en daarom noemen we het in het Latijn Maizum of Maizium tot de tijd toe dat iemand de echte naam gevonden of geraden zal hebben waarmee dat bij de ouders bekend of van die ergens beschreven zou mogen wezen’.

Het woord maïs is ontleend van de naam mahiz, de naam die Columbus aannam op zijn eerste reis in 1493 als het graangewas van de mensen van Haïti. Omstreeks 1500 kwam het naar Europa, het werd in het Spaans maiz en in Engels maize, in Frans en Nederlands maïs en in Duits Machiz in 1520 tot Mais. Engels common maize, Guinea wheat, Indian corn of mealies.

Dodonaeus © ‘Valerius Cordus noemt het Triticum Bactrianum, doch met niet al te goede reden, want het heeft geen gelijkenis met onze tarwe, noch ook met die soort van koren die in Azie ergens voorbij het landschap Bactra groeit wat Theophrastus zo groot schrijft te worden (als hem verteld was) dat elk graan van grootte op een olijf leek wat Plinius ook betuigt in het 7de kapittel van zijn 18de boeck en zegt: ‘Men zegt dat in het land van Bactra zo groot koren groeit dat elk graan de grootte van gehele korenaren van ons land krijgt’. Dan met dit koren heeft ons Turks koren ook niet veel gelijkenis, gemerkt dat het graan daarvan niet op tarwe lijkt en veel groter wordt dan tarwe. Sommige noemen dit Koren Milium Indicum Plinij, andere Frumentum Saracenium en Frumentum Asiaticum, maar niet eigenlijk genoeg, in het Frans soms bled Sarrasin, in het Italiaans grano d’Indas of grano Saracinesco of ook formenta Indiano, hoewel dat die Italianen onze boekweit ook grano Saracino noemen’.

(d) Zea, Grieks zao: ik leef of levensmiddel, een soort koren van Dioscorides die als paardenvoer gebruikt werd. De zea van Dioscorides en Ibn‑el‑Beitar is Triticum. Linnaeus heeft de naam willekeurig overgedragen.

(e ) Duits, Turk’n, de kolven, Tschurtschen, het omhulsel, Flitchen, Zwitsers Turgga, Scheilfara, Stuchablatter, in Oostenrijk Kukuruz, van Hongaars kukorica of Tjechisch sladká kukuřice; zoe mais, mogelijk ook van Kuruzzen (opstandige Hongaarse boeren). Welschkorn Türkischer Weizen, [der] Türken”, omdat mais via de Turken naar Oostenrijk kwam, analoog heet het in Italië granoturco.

Gebruik.

Van groot belang was het gewas voor de Indianen die ook de schutbladen gebruikten om er een vloeipapier voor sigaretten van te maken. Ook werden er uit de kolven wel corncob’s of pijpenkoppen gemaakt. De dekbladen van de vrucht werden gebruikt voor hoeden, matten en als papier. Ze gebruikten ze als windscherm om er bonen tussen te planten. Uit voorzorg dat de korrels niet door maïsdieven (vogel) werden opgegeten werden ze geweekt in een aftreksel van wit nieskruid, dat het ongedierte dronken maakte.

De soort die daar het eerst klaar is werd gebruikt voor de popcornbereiding, een gebruik dat al bekend was sinds de prehistorie tijden, wat door de white man werd overgenomen. Ook verscheidene namen voor de voedselbereiding zijn van de Indianen overgenomen en in het Engels aangepast als hominy, samp, succotash etc.

De eerste cv. van sweet corn die in Amerika in 1779 werd verbouwd voor menselijke consumptie was een verbetering van de soort die de Susquehanna indianen al teelden.

De suikermaïs is het lekkerst om te eten en moet geplukt worden als de korrels bij nagelindruk een wit sap afgeven. Na het plukken zo gauw mogelijk koken omdat de suikers zich in zetmeel omzetten.

Van de korrels wordt ook maïsmeel, maizena gemaakt. Maïsbrei is onder de naam polenta de gewone kost, armen eten voor de Italianen en onder de Donau heet een zelfde spijs mamaliga of mammeliga.

Als groenvoer heeft het hier veel waarde voor melkvee en zou het vlees van slachtvee lekker maken vooral dat van ganzen en zwijnen. De onrijpe stengel bevat veel suikers en menigmaal heeft men geprobeerd dat fabrieksmatige te winnen.

Drank.

De inwoners van Z. Amerika maken uit de vruchten een stevige drank of chicha. (Chicha de tagua heet uit het vruchtvlees van palmensoorten bereide drank). Deze bedwelmende drank wordt verkregen door gisting van maïs of ook van de zaden (Hiungan) van Schinus dependens en Schinus lentiscifolius.

In Peru vindt men waarzeggers die de drank chica met het kruid vilca mengen en dit tot voorspelling gebruiken. Ze sluiten zich in hun hut op en zuipen zich smoordronken en als ze ont­nuchterd zijn geven ze antwoord op de gestelde vragen. Vilca is waarschijnlijk de ulluco of melluco, de knolplant Ullucus tuberosus, een Chenopodiaceae.

In Mexico wint men door gisting van het sap ook een alcoholisch drank, pulque de mahiz. Ook werd er zetmeel, bier en spiritus van gewonnen. Een alcoholisch aftreksel van de bloemen werd tegen nier- en blaasziekten gebruikt. Bij de gisting scheidt zich een olie af die als spijsolie of smeerolie en in de zeepfabricatie gebruikt werd.

In de VS wordt maïs ook gebruikt om whisky van te maken. De traditionele Bourbon-whisky moet minimaal 51% maïs bevatten, maar meestal is dat zo’n 70%.

Historie.

De ontdekkers vonden maïs overal waar het klimaat het toestond. Het kan zichzelf niet vermeerderen en heeft de hulp van de mens nodig. Het is het basisgewas uit de Meso-Amerikaanse culturen en is de graansoort met de hoogste opbrengst per areaal.

Maïs werd al meer dan 7000 jaar geleden gecultiveerd in Mexico waar de teelt maar 50 dagen in beslag neemt. Vele afbeeldingen van dit graangewas staan op de oude tempels en graven van de Inca’s. Maïs is gevonden in oude catacomben van Peru. In Mexico had men zelfs een maisgodin, Centeocihuatl, wier naam in verband stond met de maïs terwijl men haar de eerste aren bracht. Te Cusco bereidden de zonnemaagden maïsbrood ten behoeve van de offeranden.

Zaaien en oogsten gebeurde onder streng rituele voorschriften. De kolven werden van oudsher zacht gemaakt met ongebluste kalk en water waarna ze op de metate konden worden vermalen tot maïsbrij en dan verwerkt tot spijzen en met name tot tortilla’s, de van ragdun deeg gebakken maïskoeken.

In Peru, het thuisland van maïs, wordt het koren ‘sara’ genoemd. Elke var. heeft daar een andere naam. De groter korrels leverende vorm is ‘sara-mote’ en de zwarte korrelvorm ‘kollo-sara’, de poppende ‘sara-cancha, die voor eten wordt gebruikt ‘sara-sancu’ en de zoete ‘chocli’

Folklore.

Het is een algemeen geloof onder de Amerikaanse Indianen dat koren van goddelijke oorsprong is. Dat ze het voedsel van de goden was die de aarde creëerden toen ze als kraaien terug vlogen naar de hemel en, getroffen door de ondankbaarheid van de mensen, ze maïskorrels uit hun handen lieten vallen. Die wortelden op aarde en vormde zo het voedsel voor miljoenen. De latere boeren doodden de kraai, maar de Indianen beschermden die want deze vogel was de zaaddrager die het koren uit de hemel bracht.

Twee legendes van de Iroquois vertellen een ander verhaal. De ene is dat een chief een berg beklom waar hij alleen was met de Grote Geest en de god om meer voedsel vroeg voor zijn volk, want ze ontbeerden graan en bessen en verlangden naar het voedsel der goden. De Grote Geest vroeg hem om met zijn vrouw en kinderen naar de grote vlakte te gaan in de tijd van de regens en op drie zonnen te wachten. Dit deed hij dus en terwijl ze wachtten sliep de hele familie. Anderen kwamen om hen te zoeken maar kijk, de oude man en zijn familie waren tot koren veranderd. Het gebed was verhoord.

Het andere verhaal is van een man die vanwege zijn liefde voor een mooi meisje bij haar wigwam sliep en bang was dat haar wat overkomen zal, of dat hij ongemerkt binnen wil sluipen om haar te ontvoeren. Op een zomernacht werd hij wakker door zachte voetstappen die uit haar tent kwamen en opspringend zag hij haar slaapwandelen. Hij volgde haar, maar hoe sneller hij liep, hoe sneller het meisje ging totdat uiteindelijk, op een veld, hij haar beetpakte en stevig vast hield. Dit lijkt weer op Apollo en Daphne verhaal, want toen hij haar beetpakte greep hij, tot zijn verbazing, niet het meisje maar een plant zoals hij die nog nooit gezien had. Een zachte en sierlijke stengel wiens bladen zo lang als gras waren. De angst om ver van huis wakker te worden in de greep van een vreemde man had veroorzaakt dat het meisje gebeden had om zich te mogen veranderen. Haar haar werd zijdeachtig en haar opgeheven handen zijn het koren waarmee we ons nu voeden.

Bij de Indianen was het een algemeen geloof dat mensen hun vormen konden veranderen in tijden van nood of ze moesten onder de invloed van een geest staan.

Korendansen en feesten zie je bij vele stammen. Onder de Hopis van de zuidwest is er een drama die de groei van de koren symboliseert en gunstige en slechte krachten in vreemde figuren afbeelden. Dit gebeurt vaak achter een scherm waar de mensen als plant optreden. Aan de voorkant zie je zo een veld maïs en dit veld wordt gegeseld door een storm - een droogtedemon, terwijl sjamanen toverformules en bezweringen uitspreken, helden beëindigen het spel door de demonen te verslaan.

In een van de eerste Indiaanse korenlegendes was de Eerste Moeder geboren uit een prachtige plant. Ze zag dat haar kinderen leden aan ondervoeding en vroeg haar man de Eerste Vader om haar te doden en haar lichaam over het veld te strooien zodat de honger over zou zijn. De Eerste vader vroeg aan de Grote geest of dit wijs was en de Grote Geest vertelde hem dat te doen. Zo verdeelde hij haar ledematen ver en dichtbij en na een tijdje kwamen er groene bladen op, ze rijpten en werden koren.

Zo is het een verstandig gezegde: De mens is een graankorrel. Begraaf hem en hij rot. Maar zijn geest leeft en loopt uit de aarde om hem te maken zoals hij was.”

De Chippewas vertellen hoe de god Wunaumon, de zoon van Hiawatha, alleen leefde en een machtige krijger en jager was waarvan de dieren wegvlogen zo gauw als ze zijn schadu

w zagen. Hij rende door de bossen bij de Missisippi tot hij op een van zijn lange tochten de prairies bereikte die een eindeloze vlakte van zand leken, heel in de verte leek hij wel een stuk bos te zien. “Ik wil weten wat daar is”, zei hij. Zo gauw hij onder die bomen stond kwam een vreemdeling met een glanzende jas en een veer in zijn haren. Hij was kort en stevig en zo op het oog niet in staat om met Wunaumon te vechten. Hij nam een pijp en na een paar trekken overhandigde hij die aan de jager. Maar de geest om te vechten was te sterk in Wunaumon Hij daagde de jager uit en vroeg zijn naam. “Je krijgt mijn naam alleen als je me weet te verslaan”, zei de kleine. Ze vochten totdat ze naar adem hapten en vochten weer zonder het enigste voordeel van de een of ander. Wunaumon keek met verbazing naar zijn kleine tegenstander. Tenslotte, de zon begon al te zakken, besloot hij tot een krachtig eind. Hij plantte zijn voeten ver uit elkaar en gooide zijn armen over de borst van de ander en trok aan. Er leek iets te knappen en de man viel. “Ha, rode veder, ik heb je verslagen”, riep hij triomfantelijk. Vertel me nu je naam. “Ik ben Mondahmin en ik geef mijn lichaam aan jouw volk. Waar ik gevallen ben moet je me met aarde bedekken en hier vaak terugkomen. Je zal me weer zien en ik zal je de gaven van dit land schenken”. Wunaumon legde het lichaam in de aarde en bedekte het met stof. Na een maand kwam hij terug en zag twee groene veren op het graf waaien. De wind waaide en een stem leek wel te zingen vanaf de veren: “dit is koren, de gift van Mondahmin. Breng het zaad naar je volk en vertel ze dat ze een feest moeten houden voor Mondahmin tijdens de maan van vruchten”. Dit deed de jagersgod en het zaad sprong op met grote sterke stengels en gaf hen veel voedsel zodat ze niet meer honger hoefde te lijden.

Want het was Mondahmin die nadat de Grote Geest Kchemnita allen op een na had vernietigd in de grote zee, vanuit het onbekende kwam en de nieuw geschapen zuster van de overlevende heeft gewonnen.

Maar die is treurig omdat hij alleen is. In zijn slaap schenkt de grote Geest hem een vrouw als zuster. Zij zal de moeder worden van de stam. De Grote Geest vertelt de eerste mens dat hij vijf jongemannen naar de tent van zijn zuster Witte Aarde zal zenden. Hij moet haar zeggen dat ze de eerste vier niet binnen mag laten en dat ze alleen met de vijfde, de laatste, mag trouwen. Dat gebeurt. De eerste vier jongemannen sterven van verdriet. De eerste was Usama die, nadat hij te horen kreeg dat hij geweigerd werd, zijn deken van zijn schouder liet vallen en tabak werd. De tweede was Wapako en toen ze van hem weg ging rolde deze ronde man van de heuvel en werd een pompoen. Toen kwam Eshkossim, de watermeloen, en Kokees, de boon, die als dood vielen toen ze geweigerd werden Maar de roep van de vijfde stem was als muziek die in de bomen ruist. Witte Aarde keek de nieuwkomer in het gezicht en nam hem als haar man. Na het huwelijksfeest kwamen er grote regens en waar de andere mededingers gevallen waren ontsprongen de bladeren van tabak, pompoen, meloen en boon maar de grootste en mooiste waren de korenstengels, de plant van Mondahmin.

De vijfde en uitverkorene heet Taamen, (maïs) Zij diende de echtgenoten tot rookwaar en voedsel. Als dank wordt sindsdien tabak met een speciaal daarvoor gemaakte pijp door de indianen als rookoffer aan de Grote Geest aangeboden.

Zoals in zo vele landen bestond het gebruik bij de Indianen om bij aanhoudende droogte regen te maken. Daartoe verbrandde men droge plantenbladeren in pijpen en bliezen de rook omhoog. Die rook moest de regenwolk voorstellen. Doordat blazen ademde men ook de rook in en zo ontdekte men bij toeval het roken en de verdovende kracht van verschillende planten. Ze dachten dat ze die plant van de Heilige Geest zelf gekregen hadden en hielden haar voor heilig. Bij al hun bijeenkomsten werd dan ook de vredespijp gerookt als symbool dat tijdens de vergadering de godsvrede onder hen heersen zou.

Mondamin heet ook olievrije maïsmeel die in de 19de eeuw uit Engeland kwam. De Schotse uitvinders Brown en Polson hadden de naam van Longfellows “Song of Hiawatha” 1855, verkregen. Hierin heet een jongeman Mondamin die in maïs veranderd werd. Naar Longfellow noemen de Odjibwa-Algonkins de maïs “mon-da-min: koren van de grote Geest.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/