Sambucus
Over Sambucus
Vlier, kruidvlier, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Het geslacht Sambucus komt met 20-30 soorten vrijwel over de gehele aarde voor en het meest in het noordelijk halfrond, ze ontbreken in Z. Afrika.
Het zijn zelden kruiden, meestal hoge heesters of kleine bomen.
Tegenoverstaande en oneven geveerde bladeren.
De lang gesteelde tuilen met kleine witte bloemen, bloemen met zeer kleine en soms bijna ongetande kelk, radvormige bloemkroon en zeer korte stijl, meestal 5 meeldraden.
Zwarte of rode bessen met 3-5 nootjes.
De twijgen hebben zacht merg.
Caprifoliaceae, nu Adoxaceae.
1. Sambucus nigra, L. (zwart, naar de zwarte vruchten) L. is de naam van Linnaeus die deze naam voor de plant vastgelegd heeft.
De vlier groeit in geheel Europa, behalve in het koude Noorden en kan 10m hoog worden. De struik gaat rechtop tot verscheidene meters maar verzet zich om een boom te worden. De vlier groeit eerst omhoog maar buigt zich dan weer voorover, de knop die hier ontstaat gaat eerst weer opwaarts, dan weer hangen etc. zo vormt de struik nooit een rechte stam maar een lapwerk van brokken. Symbool van ijver.
Takken hebben een grijsachtige bast vol merg en dicht met lenticellen bezet, de hoofdstengel is meestal ruig, de oude stam is diep gegroefd.
De plant wordt al gauw groen, al in februari zie je jonge knoppen ontspruiten Bladen zijn meestal 5, ook wel 3 of 7tallig met horizontaal afstaande blaadjes van 7-12cm lang en 3-4.5cm breed, elliptisch met lang toegespitste top, scherp gezaagde bladrand, donkergroen en van onder wat lichter en langs de nerven spaarzaam behaard.
Bloemen staan in eindstandige en tot 20cm brede en vrijwel vlakke schermen in juni, wit met wat groengeel, geurend. Ze vormen een witte massa in de haag.
Vruchten zijn 5-7mm in diameter, glanzend zwart.
De oorspronkelijke woonplaats van de vlier is moeilijk vast te stellen omdat ze op vele plaatsen niet met zekerheid te zeggen is of ze hier werkelijk wild of verwilderd is. In ieder geval komt ze over geheel Europa, met uitzondering van het Noorden, voor, verder zuidwest Azië en N. Afrika.. Vooral vroeger werd ze veel in de buurt van woningen aangeplant.
Er zijn verschillende soorten die nauw verwant zijn.
Vormen.
Als men vlierstruiken wil aanplanten voor de vrucht dan zijn er mooie vormen met grote vruchtentrossen. Dit zijn: De “Donau” die in 1973 in Oostenrijk werd uitgegeven, verder de “Haschberg” met goed smakende bessen evenals die van de “Korsor” en “Riese aus Vossloch” en als laatst een nieuwe Deense selectie de “Allesoe”.
‘Aureovariegata’ en ‘Luteovariegata’ zijn goud gekleurd of gevlekt, ‘Marginata’, ‘Albovariegata’ en ‘Albopuncata’ in wit. “Black Lace’ is de donker bladerige vorm.
Laciniata’ is de peterselievlier met ingesneden bladeren.
’Rotundifolia’ heeft meestal 3 grote ronde blaadjes en vormt een brede struik.
’Pyramidalis’ vormt een conische kroon met dicht opeen staande zeer donkergroene bladeren.
Mooie cultivars zijn Sambucus nigra “Aurea” (zie Sambucus canadensis “Aurea”) met goudgele bladeren, een kleur die bij oudere bladeren steeds intenser wordt. Als deze struik als bladplant gekweekt wordt moet het elk voorjaar goed gesnoeid worden. Houdt van kalk, kan ook tegen zeewind.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit boomachtig of heesterachtig gewas heet in het Grieks Acte en in het Latijn en in de apotheken Sambucus en van sommige oude schrijvers ook Sabucus De eerste soort heet gewone vlier, Sambucus vulgaris, tot onderscheidt van de andere, in het Italiaans sambuco, in het Spaans samco, sanch en sambugueyro, sanco, sabuco en canivero’..
Spaans sauco, Italiaans sambuco, Portugees sabugeiro.
De vlier zou zijn naam Sambucus hebben van het Latijnse sambuca, de naam van een muziekinstrument dat gemaakt was van vlierhout. Volgens het bijgeloof denken schaapherders dat pijpen die van vlier gemaakt zijn klankrijk zijn. Ze worden gesneden als de struik het geluid van een haan niet kan horen. Die pijpen waren bekend als sambuca. Men verhaalt dat de oude Romeinse sambuca een vroege vorm van de trombone zou zijn geweest die gemaakt was van vlierhout. Maar de oude sambuke was geen windinstrument, het was een viersnarige lier. Het schijnt ongeloofwaardig dat de holle takken van de vlier hiervoor gebruikt werden. Meer waarschijnlijk stamt de naam af van het Griekse sambyx: dit is een vorm van sandux, waarmee een rode verfstof en de plant die deze verfstof leverde, bedoeld werd. Het stuk san is de rood-stam, zie sandelhout, sanguis: bloed en sandarak: de rode hars. Plinius vermelding dat de beste pijpen en fluiten gemaakt werden waar de hanen gehoord werden zal wel op de fluitjes slaan die van de holle bast gemaakt werden.
Dodonaeus (b) ‘In het Nederduits heet het vlier of vlieder. Het heet in Friesland ook vledder’. Fries flaer.
Duits Flieder, als Fleder, flattern: Fliederblattern, Fledderboom, Fledderbusk, Fledder, Fleeder, Flidder, Flieder, Flirr, Flirnrn, Vliedebern, Vlier. Wij noemen deze plant vlier, flier of fledder. Het onrustig heen en weer fladderen van de bladeren gaven de plant in Noord-Duitsland de naam Flieder van waaruit onze naam vlier stamt. De plaats Fleringen en de streek Flieren zijn ernaar genoemd. Tal van familienamen zoals van der Vlier of Flier, Flierhuis en Vlierhuis, Flierman en Vlierman hebben hun naam aan de vlier te danken. Deze geluidsverschuiving treedt ook op bij de vleermuis, de naam stamt van het werkwoord vlederen wat gelijk is aan fladderen.
Dodonaeus © ‘In het Hoogduits heet het Holunder, Holler en ook Holder, in het Engels elder tree en in onze taal soms holdere’.
Holder: Bruchholz, (Grieks klados) van halt: breken (niet van hol) der en tra: boom, zie Engels tree, Hallern, Halern, Halunder, Heel, Hohler, Holantar, Holar, Holderbaum bij Hildegard, Holer, Holunter, Hulden, Hula, Zwitsers Holder.
Dodonaeus (d) ‘In het Frans heet het hus en suin, schuz, susier en suseau (andere zeggen sureau en suyer)’ Franse sureau noir, uit Latijn Sambucus.
Dodonaeus (e) ‘In het Boheems heet het bez en daarnaar noemt Guilielmus Salicetus het in het Latijns Peza’.
Dodonaeus (f) ‘De tweede mag men vlier met geelachtige bessen noemen, in het Latijn Sambucus fructu albo omdat de vruchten witachtig zijn. Dan enige zeggen dat men een diergelijke soort vindt met altijd groene vruchten´.
Dodonaeus (g) ‘De derde soort heet in het Latijn Sambucus lacinioso folio, dat is vlier met gehakkelde of diep gesneden bladeren. De derde soort noemt Lobel Sambucus foliis laciniatis, dat is vlier met diep uitgesneden bladeren’.
Dodonaeus (h) ‘De gom die uit de stammen van vlier soms vloeit is meestal Auris Sambuci, dat is vlieroor, genoemd en van andere Judae auricula, dat is Judas oor’. Zie onder.
(i) Atich (zie ebulus) van de Griekse naam Acte. Ahl, vergelijk Ribes nigrum, in Elhoorn of Ellhorn wel met Holler samengesteld, als Alhern, Alhorn, Ellen, Ulhorn Aalhornbaum en Alzern in Holland, Alhern, ook Elster.
(g) Quist: Astbeere, vergelijk Sorbus aucuparia, Quesben, Quitschen, Schetschken, Schotschken, Zetschken, Zibken.
(h) Geliefd voer voor de Schippe, Zibbe of Schafe, Kiesekenbaum, Kiddenboom, Kissekenboom, Kelke, Keilke, Kesken, Quebecken, Schipken, Zibken, Zwobbesten, Ziwecken en Saksisch Schibicke.
(i) Reckholder, Ressken, Roskenstrauch.
(j) Atrapassa (eigenlijk de gedroogde, zwarte druiven).
(k) Colikbeere; buikpijnbes, Keilkenbusch, Kelcken.
(l) Levensboom, Quecwede: levensboom, quec: levendig, wede: hout.
(m) Overige, Engels arn tree, Russisch busina.
(n) In Westfalen heette de boom Hollerken-struk, dat is de Holla-erka (Herke) struik. Nuttige planten, als de vlier, genoten bijzondere verering. Deze plant zou heksen en kwade geesten weren en om die reden werd de vlier als beschermer bij waterputten geplant. In de midzomertijd weerspiegelt de vlier zijn roomblanke trossen in het geheimzinnige water van de diepe put. Kwade geesten zaten verborgen in het welwater, dit oude geloof is nog bewaard gebleven in de namen van verschillende bronnen als Slangenbad, Drakenfonteinen, -bronnen en mogelijk is de naam kwelwater van dezelfde oorsprong.
De vlier stond bij de Germanen in hoge aanzien en was gewijd aan Holla (Freya), vandaar de Duitse naam Holunder of Holder, Zweeds hyll, in Chaucers dagen werd het day hyldor of hyllantre genoemd. Angelsaksisch ellern, eller, ellarn, ellen en elle, en tegenwoordig elder, dat zou betekenen dat de Engelse naam niet gevormd is van holder, mogelijk betekent het aanbranden, omdat het hout gebruikt werd om door het vuur aan te blazen en zo aangebrand werd, of van, zie 2, Ahl-, Ell-, der: boom, vergelijk N. Engels bur tree of bourtree, van bore: omdat de stam doorboort lijkt te zijn. De naam Holunder kan in tweeën gesplitst worden, holun-der. De naam der of tar verschijnt in het Gotisch als triu, in het Sanskriet als daru of druma en in het Griekse als dendron, in het Angelsaksisch als treow wat met de Engels tree in verband staat. In de Indo-Germaanse talen gaat het woord voor boom terug op een wortel der, die worden of groeien betekent.
De namen holunder is in oud-Hoogduits Holuntar, in midden-Hoogduits Holunter of Holenter en komt verkort voor als Holder of Holler en in het Engels elder? Er zijn verschillende verklaringen voor gezocht.
De ene zoekt het in herleiding van holder: breukhout. Grimm ontleent de naam aan hol, het is een bijzonder kenteken van de struik dat zijn takken met licht merg gevuld zijn, het Engels hollowtree geeft dit weer, de holle boom.
Vast blijft echter in het bestemmingswoord de naam van vrouw Holle bestaan die het volksgeloof met haar in samenhang brengt. (88, ( (1918)
Frau Ellhorn die het huis beschut tegen vuurgevaar en het vee voor ziektes. De vlier is een trouwe struik waarvan men piëta voor de mens spreken kan. Nog leeft op Texel de herinnering aan de oude godin in de namen van de Holleweg. Nergens wordt de vlier in het wild gevonden, alleen in de nabijheid van menselijke woningen. Overal waar men de struik vindt is men zeker van bewoonde wereld, in grote wouden komt de vlier maar weinig en ver verspreid voor. Het is een huisboom. Nauwelijks heeft men een huis geplant of er staat een vlier. In noordwest Schotland komt de naam bourtree voor. Dit woord stamt van oud-Noors byjar, byr en tre: een boom van het dorp of boerderij, waar de plant gevonden wordt. Of van boren, naar het holle merg.
De vlier is een persoonlijkheid. Geen wonder dat het volk geloofde dat er een geest in woonde en de vliermoeder met magische krachten werkte en wraak uitoefende over alle beledigingen die haar aangedaan werden.
In deze boom woont de goede geest van het huis en hof, de hollermoeder, het vliermoedertje van Anderson, ofwel vrouw Holle, in het Deens de Hyldemoer. Men offerde aan haar door melk over de wortels van de boom te gieten. Deze naam werd in Nederland ook gebruikt. In oud Nederlands heette de vlier holendere of heldern. In het gemeentewapen van Hellendoorn komt dan ook de vlier voor. Afleidingen hiervan zijn verder Ellhorn in O. Friesland en bij ons Aalhorn. De streek Vlierakkers en de plaats Vlierden spreken voor zich.
Gebruik.
De vlier heeft een genezende reputatie, er is vrijwel geen ziekte van hoofd tot teen die het niet geneest. We kunnen begrijpen waarom bij Shakespeare de Host in “The Merry Wives of Windsor” doctor Caius zijn Aesculapius noemt, zijn Galenus, zijn heart of elder.
Ook wordt de vlier genoemd in Henry V: “That’s a perilous shot out of an elder.
De bladeren bevatten alkaloïden en zijn giftig en worden alleen uitwendig gebruikt. Een zalf hiervan werd aanbevolen tegen kneuzingen. Verwarmde bladen zouden goed zijn tegen hoofdpijn als ze op het voorhoofd gelegd werden. Medisch werd de bloem wel gebruikt. Het werd gedroogd en gebruikt als een zweetmiddel in omslagen. De bast en het vers uitgeperste sap van de wortel zouden urinedrijvend werken. Volgens Culpeper zou het sap opgesnoven in de neusgaten het hersenvlies zuiveren. De zalf die gemaakt wordt van de jonge knoppen en bladen in mei, met boter, is goed voor pijnen en zenuwen.
De afgeplukte en gedroogde bloemen werden in de vorm van een afkooksel, 10 tot 15 gram op een kwart liter water, als water en zweet drijvend middel gebruikt. Hiervan een omslag gemaakt werkt verdelend en pijn stillend. Kneipp laat de bloemen en bladafkooksels als bloed reinigend voorjaarskuur gebruiken, de wortelafkooksel als waterzuchtthee, de dorre bessen als middel tegen diarree.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 310) ‘Want de jonge scheutjes en insgelijks ook de bladeren van vlier met enig moes of stamppot of als asperges gegeten beroeren de buik en geven kamergang en soms keren ze de maag zo om dat braken veroorzaken.
De bloempjes van vlier als ze noch vers zijn hebben ook iets van de voor vermelde krachten want als men ze met enige spijs ingeeft zoals in eierkoeken of anders dan beroeren ze de buik en maken hem week, beroert het ganse lichaam en beneemt de kracht en gezondheid van de lever en zelfs de reuk van zijn bladeren, maar meest van zijn bloemen is zo sterk dat het de hersens krenkt en de weke en hete mensen zeer gauw uit de neus laat bloeden. Niettemin die bladeren gebrand en gepoederd en zo in den neus gestoken stelpen het bloeden en de reuk van die bladeren en bloemen verjaagt de slangen en de besjes en vooral de platte zaadjes van vlier gedroogd zijn goed diegene die zeer vet zijn en graag magerder waren, omtrent een vierendeel lood zwaar ‘s morgens met witte wijn ettelijke dagen achter elkaar gebruikt met wat kaneel omdat ze de maag zo ontstellen en gauw laten overgeven. Die besjes omtrent een vierendeel lood zwaar ingenomen laten gemakkelijk plassen.
Azijn daar deze droge bladeren in geweekt zijn en op de spijzen gedaan is voor de maag zeer aangenaam en maakt lust en appetijt om te eten en kan de dikke rauwe of onrijpe vochtigheden doorsnijden en dun maken.
Dioscorides zegt dat de tere of jonge en groene vlierbladeren gestoten en met Polenta, nabier of meel van gerstemout vermengt zeer goed zijn gelegd op de hete zwellingen en ontstekingen, de verbranding genezen en diegene die van een hond gebeten zijn behulpzaam zijn en dat die met bokken of ramsvet vermengt de pijn van jicht verzoeten, daarop gelegd. Insgelijks dat ze de holle en uitgegeten of diepe gaten met goed vlees vullen en genezen.
De gom van de vlier, dat is Judasoor, heeft ook een tezamen trekkende en droog makende kracht. Het water daar dat sommige uren in geweekt is geweest in de mond genomen en daarmee gespoeld verdrijft de beginnende ontstekingen en verhitting van de mond en amandelen en maakt de gezwollen huig smal en klein.
Maar voor alles acht men dat de vlierbladeren noch groen gestoten of met zout en azijn gekookt alle kwade zeren helen en de ruigte van de huid genezen, daarop gelegd en de zweer aan de vingers die worm of fijt genoemd wordt.
Die bladeren en de bloemen gekookt in wijn met honig genezen de koude en droge hoest, ettelijke dagen achter elkaar gedronken.
Maar de jonge scheuten van vlier in water tot de helft toe verkookt met wat saffraan verwekken de maandstonden.
Water van vlierbladeren gedistilleerd is goed gelegd op de zeren en ontstekingen van de benen of schenen als men die daarmee wast.
Dit sap van vlierbessen maakt het haar zwart, daarmede gestreken.
Die wortels vermurwen de verharde en openen de verstopte baarmoeder en ze verbeteren allerlei gebreken van de baarmoeder als de vrouwen in het water zitten daar die wortels in gekookt hebben.
Ik heb gezien dat sommige in deze stad de vlierknoppen, of bloemen, als zij nog gesloten zijn, mede in pekel of azijn bewaren en in de plaats van kappers op tafel zetten en ze dezelfde naam geven van vlierkappers.
Om de dichtheid van de baarmoeder te vermurwen, haar mond te openen en wijder te maken en te zuiveren en om de moederkoek, waar de vrucht in het lichaam in rust, uit te drijven, kook vlier in water met bijvoet, daarin zit de vrouw.
Tegen het tuiten in de oren doe je in de oren het sap van vlier, datzelfde doodt ook de wormen in de oren. Serapio, Avicenna en Pandecta’.
De bloem zou ook een onderdeel geweest zijn van een liefdesdrank, alleen is het recept nergens te verkrijgen. Van de bloesem werd ook een schoonheidsmiddel gemaakt, het Engelse elder flowerwater, een ooglotion, het maakt je fair en beautifull. Ook was het goed tegen hoofdpijn. Dit door de bloemen in kokend water te doen die goed zou zijn tegen het branden van de zon.
De plakkaten bloemen geven zo’n sterke geur af dat ze verdoven. Dit gebeurt alleen als er zwaar geroken is. Zie Shakespeare in Cymbeline, 2,59: “”And let the stinking elder, grief, untwine
His perishing root with the increasing vine “.
Evelyn, 1706, maakt het nog bonter: “A certain house in Spain, seated amongst meny Elder-treed diseased and killed almost all the inhabitants, which when at last they were grubbed up became a very wholesome and healthy place”. Dikwijls ruiken aan deze bloemen zou het gezicht zelfs rood kleuren, een zware geur.
Men verhaalt van degenen die onder een vlier in slaap vielen dat die nimmer meer wakker werden. Er zijn heel wat verhalen van huizen, omsingeld door vlier, de boom van schaduw en dood, waar de bewoners op geheimzinnige wijze stierven, maar gezond bleven als de struik gesnoeid werd.
De vlier trekt zangvogels aan en met de bessen werden wel vogels gevangen. Met het stijgen der jaren blijven we de vlier bezoeken en nu om bessen te plukken. Hiervan wordt een jam gemaakt of een gelei door het te koken met suiker een vlierbessenjenever. Het zuur/zoet smakende sap zou zeer dorstlessend zijn en de hartwerking alsmede de bloedsomloop vertragen. Het bessen plukken werkt in ieder geval bloeddruk verhogend want dit is een hele klus, er moeten altijd veel bessen geplukt worden, er zitten naar verhouding veel vruchten en weinig sap in de bessen. Het is wel verstandig om de zaden eruit te zeven want die zijn licht giftig.
Het sap van de bessen doodt de pierworm. De pierworm is een duivelse ziekte, een pierenverschrikkertje was een drank die die ziekte op de vlucht joeg.
Bij het klaarmaken moet je verder oppassen voor de vlekken, het sap bevat een sterke blauwe kleurstof. Deze kleurstof werd wel gebruikt om de wijn op juiste kleur te brengen en was ook de verf van de keurmerken die op levensmiddelen en vleeswaren gestempeld werd. Het sap op azijn getrokken kan gebruikt worden om zwart te kleuren.
Dit gebruik was al bij de “Ouden” bekend. Plinius vermeldt dat de bessen gebruikt werden om het haar te verven en Theophrastus verfde het gezicht met onrijpe bessen. In Zwitserse paalwoningen zijn ook bessen gevonden die mogelijk voor hetzelfde doel gediend hebben.
In oude tijden schijnt de verschijning van de vruchten het teken geweest te zijn om tarwe te zaaien.
De jonge takken hebben een zeer dik merg, vlierpit, dit merg is gemakkelijk te doorboren of te branden en zo geschikt om er fluiten van te maken, (flierefluiten) of proppenschieters, vandaar de Engelse naam pipe tree of pop-gun. Bij fruittuinen werden er oorwormen mee gevangen door de buizen met de open kant naar beneden te hangen waarin ze ‘s avonds inkruipen.
Met de holle twijgen werd vroeger het vuur aangeblazen door de huismoeders die op de knieën gezeten de vlier als blaasbalg gebruikten. De holle takken werden vroeger, soms voor macabere doeleinden, gebruikt. De beruchte gifmengster, Medea, zou de holle stengel gevuld hebben met een slaapdrank die zij in de ogen druppelde van de draak die het Gulden Vlies bewaakte zodat Jason het Gulden Vlies kon roven.
De ongeopende knoppen worden als pikkels een van de beste vervangers van kappertjes genoemd.
Het is verwonderlijk dat het holle jonge hout later verandert in vast en stevig hout. Oud hout is zeer hard, splintert niet en werd gebruikt door draaiers en instrumentmakers. Er werden standbeelden en kamraderen van gemaakt. Duiventillen, waarvan de zitklamp gemaakt zijn van vlierhout, zouden de duiven vrijwaren van luizen. Voor orchideeën is dit hout bijzonder geschikt en nadat de bast eraf is beschikt men over een knoestige en ruwe oppervlakte die voldoende poreus is om water vast te houden en tevens een van de duurzaamste van de zachte houtsoorten is.
Niet alleen de bessen, maar ook de platte, witte bloemschermen worden gebruikt. In arme streken, veenkoloniale gebieden, waar het voedsel weinig smaak en variatie had, werden de sterk ruikende bloemscherm in pannenkoeken meegebakken om die wat geur te geven. Nog worden ze in gebak en eierkoeken verwerkt. Gelijk als de bes werden ook de bloemen gebruikt om te verven en dan voor de wat blekere dranken als portwijn, brandewijn en ook om wijn op smaak te brengen. Zo zie je maar weer dat kleur en smaakmiddelen niet van de laatste tijd zijn, ze waren er in alle eeuwen.
De Fransen houden van deze geur want ze leggen takken met bloemen tussen hun appels of verpakken ze een in fruitmandjes om die de geur mee te geven.
De jonge scheuten die gekookt werden als asperges zouden de vitale krachten versterken.
Uit de: Den Nederlandtsen hovenier; Alzo we de vrucht van de vlierboom hier beschrijven zullen we van de krachten van het vlier sap hier nog deze historie bijvoegen gelijk dat Michael Neander in zijn Physica geschreven heeft. Een zeker vorstelijk persoon die op jacht was is van zijn gezelschap in een bos verdwaald en van de rechte weg afgekomen en toen hij ginds en weder had gereden is hij eindelijk in het midden van het bos gekomen bij een kleine boerenhut alwaar hij naar toe gereden is en heeft daar een oude grijze man gevonden die zat te schreien en te wenen. De vorst vroeg wat hem deerde en waarom hij weende en schreide waarop de oude grijze man zei; omdat me mijn vader kwalijk behandeld en dapper geslagen heeft. De vorst was over deze rede zeer verwonderd dat zo’ n oude en grijze man nog een vader in het leven had en te meer dat hij nog zoveel krachten had om zijn zoon dapper af te smeren en vroeg wat de oorzaak was van dusdanige slagen. De oude man zei; omdat ik mijn vaders vader of grootvader die ik meende op te tillen en op een andere plaats verzetten wilde ik hem onvoorziens op de vloer liet vallen. De vorst werd over deze rede nogal meer verwonderd en was begerig om deze over oude lieden te zien en zelf met hen te spreken. Dus is hij met deze oude man in de hut gegaan en heeft het waar bevonden. De vorst vroeg waarvan ze zo lang leefden, ze zeiden met gewone spijs als brood, boter en kaas en dat ze zich geneerden en onderhielden met kruiden en wortels zo god die let groeien. Maar dat enigste dat ze voor hun medicijn en gezondheid onderhielden was dat ze alle jaren de rijpe vlier bessen verzamelden en daarvan het rode sap uitpersten en dit sap kookten ze en aten het op hun brood en terwijl ze dit onderhielden waren ze dus lang gezond gebleven en tot zo’ n hoge ouderdom gekomen. Ondertussen kwamen de heren en edelen van die vorst die ze na veel zoeken aldaar in de hut vonden die zich immers zo zeer als de vorst over deze oude lieden verwonderd hebben.
Teelt.
Zo was de teelt vroeger. (Dodonaeus) ‘Sommige enten de pruimen op de vlierbomen en zeggen dat de pruimen dan een purgerende en de buik los makende kracht hebben, dan ze groeien slecht.
Historie.
(411) ‘Uit vondsten van de steentijd in Zwitserland en bronstijd in boven Italië zijn zaden gevonden. Daaruit kan men besluiten dat de bessen al vroeg ingezameld werden.
Omdat de holunder ook in Z. Europa veel voorkomt was het gewas bekend bij de ouden. Theophrastus beschreef de door hem genoemde akte uitvoerig, gaf geen artsenijgebruik aan. Wel werd het zo beschreven door Hippocrates die de akte een afvoerend en plas drijvend middel noemde, mits het dezelfde plant is als Theophrastus beschrijft en niet de verwante S. ebulus. Dioscorides onderscheidde άχτή, akte, en χαμαιάχτη, chamaiakte of S. ebulus, vermeldde dat het gebruik hetzelfde was. Ook dat de bladeren plasdrijvend zijn en als groente gekookt, slijm en gal afgaven, de in wijn gekookte wortel dient voor de waterzuchtige en zou tegen slangenbeten helpen, verder helpen ze bij podagra als ze met os of bokkentalg opgelegd worden. De bessen werden tot zwart maken van het haar gebruikt. Plinius bericht over een bijgeloof van de herders dat horens en bazuinen die uit het hout van de Sambucus gemaakt worden luider klinken als het hout gesneden wordt zodat de struik het kraaien van de hanen niet horen kan. Op een andere plaats beschrijft hij de geneeskracht van de plant wat voor het meeste met Dioscorides overeenkomt. De mazelen worden verdreven, schrijft Plinius, als men het op de besmette delen met een vliertak slaat. De medische en botanische schriften uit de middeleeuwen behandelen haar uitvoerig. Opvallend is wel dat de Herbarius van de Pseudo-Apuleius en het leergedicht van Macer Floridus, twee in de middeleeuwen zeer geschatte receptenboeken, de plant niet vermelden. Dan moet het op inlandse gronden ontstaan zijn. A. Magnus zegt op het eind van het kapittel van de vlier dat hij niet alle eigenschappen besproken heeft omdat ze algemeen bekend zijn.
Als bijzonderheid noemde hij dat de bast, als het vanonder naar boven geschaafd was een braakmiddel leverde, maar van boven naar beneden geschaafd een afvoermiddel, ja hij zegt, et haec saepius est expertum, dat het vaak geprobeerd is, een soort sympathiemedicijn. Opmerkelijk is dat we dit geloof ook vinden in Z. Rusland, Siberië en bij de Winnebago Indianen. De Roemenen geloven dat men de spoelwormen kwijtraakt als men naar beneden schilt en dit afkooksel drinkt dan komen ze er onderuit, heeft men die naar boven geschild, dan komen ze er van bovenuit. Het heeft dus een braak verwekkende en afvoerende eigenschap.
Vruchtdragende boom.
Deze struik wordt als sierplant ondergewaardeerd. Toch is een vrijstaande vlier in bloei of met vruchten een opvallende heester. Vormen met gele bladeren zijn een sieraad in een haag. In de oudheid was het een zeer nuttige boom, de gehele plant werd gebruikt. Bij ons was het een van de weinige vruchtdragende bomen. Dit lijkt vreemd, maar haal uit de tuin alle ingevoerde planten maar eens weg. Er blijft weinig meer over.
Door zijn gebruik speelde het een grote rol in het leven van de Germanen. Jammer genoeg zijn die mystieke gebruiken verloren gegaan en wordt de vlier in de meeste siertuinen als ongewenste gast gezien. Doordat de bessen door vogels verspreid wordt komt de vlier overal tevoorschijn, zelfs op oude vermolmde bomen, knotwilgen en op oude muren. In de tuin wordt het spoedig een zeer grote, 9m. en hinderlijke struik. De vlier groeit echter overal, zelfs in de schaduwen van industriegebieden. Als grote en goedkope struik wordt het gebruikt als bosplantsoen, op wallen, recreatieparken en heggen. Alleenstaand is het een opvallende en ronde struik vooral als de plant in bloei staat en later met de vele vruchten. De sterk ruikende bloemen bevatten toch geen honig, de mieren komen af op de honig in de bladstelen.
Het lijkt een nederige plant, kijk hoe gemakkelijk de vlier ontspruit op een ongelukkige plaats en hoe tevreden de plant groeit in droevige rondingen. Er wordt verhaald dat de beroemde Nederlandse botanist Boerhaave zo’n boom nooit voorbij ging zonder zijn hoed af te nemen.
Vliermoedertje.
Christiaan Anderson verhaalt in het “vliermoedertje” over een verkouden jongen die hete vlierthee krijgt. De jongen ziet de deksel van het theepotje omhoog komen en er komt een vlierboom uit. Midden in de kroon zit een oud en vriendelijk vrouwtje. Zij neemt hem mee en de vliertakken vlechten zich om hen heen en zo vliegen zij door de lucht. Het vliermoedertje was opeens jong geworden maar haar japon was nog steeds van dezelfde groene, wit gebloemde stof. Om haar blonde krullen draagt ze een krans van vlierbloemen en haar prachtige blauwe ogen zijn zo groot, ze zijn gelijk in leeftijd en kusten elkaar. Toen het jongetje verkwikt wakker werd was het vliermoedertje verdwenen. ‘Waar is het vliermoedertje’ vraagt hij. ‘Die is in de trekpot’ zegt moeder, ‘en daar mag ze blijven’. Het is de genezende kracht van de vlier. Om de koorts te verdrijven bond men in Zechlin in de nacht van afnemende maan een touw om een vlier die op de scheiding van een akker stond en sprak, Guten Morgen, Herr Flieder, Ich breng dir mein Fieber, Ich binde dich an, Nun gehe ich in Gottes Namen davon. Ook geschreven woorden doet zijn werking. Ook pastoor Kneipp was vol lof over de vlierthee. De vliermoeder, de geest van de genezende plant, behoedt tegen alle ziektes. Jezus ging eens door het land en kwam de vele soorten jicht tegen. ‘Waarheen gaat gij?’ vroeg Hij. ‘Wij gaan door het land en benemen de mensen hun gezondheid en rechte ledematen’ was het antwoord. Toen sprak Jezus: ‘Ga in de vlierstruik en breek alle takken, maar laat de mensen met vrede’. Nu neemt de vlier alle ziekten over.
Beschuttende boom.
(187) De struik was de woning van de goede huisgeest, de hollermoeder, die het huis beschut tegen vuurgevaar en het vee voor ziektes. De vlier is een van de struiken die het eerst uitlopen, al in februari. Deze trouwe struik blikt in de duisternis door het venster en ziet of alles in orde is. Aan deze struik ontleent zich het oorspronkelijke oud heidense Lichtfeest. Een feest dat nog voort bestaat in gekerstende vorm als Maria Lichtmis op 2 februari. Op zijn feest dansten de vrouwen in de steeds krachtiger warmer wordende zonnegloed die de voorjaar brengende godin bracht. Ze droegen holundertakken in de handen en sloegen daarmee op de dansplaats op de naderende mannen los. Een koosnaampje voor geliefden was de naam holderstock. Het is ook een verkwikker, zijn tuchtroede diende tot bevordering van vruchtbaarheid.
Onder de boom werd men behoed tegen slangen, boze geesten, heksen en muggen. In zijn schaduw slaapt men veilig, zonder gevaar voor slangen. Men kreeg mooie dromen en niet zelden had men het geluk door luchtige, lichtende elfen (de holden van vrouw Holle) omdanst te worden. Aan zijn voet placht in sommige streken de gelovige bewoner zijn afgeknipte haar en uitgevallen tanden te begraven zodat Vrouw Ellhorn die tot op de dag van wederopstanding moge bewaren.
Als je met midzomernacht onder een vlier staat zal je de koning der elven voor bij zien gaan, vergezeld van al zijn begeleiders en dienaren.
Omhakken.
De vlier was als huis van vrouw Holle het symbool van wedergeboorte. Vellen mocht men zo’n boom niet omdat de witte vrouw (haar oerbeeld is vrouw Holle) in de struik verborgen is. In het Ertsgebergte gelooft men dat in huis iemand zal sterven als de boom dood gaat. Is dit echter niet te vermijden dan moet men met ontbloot hoofd zich verontschuldigen en beloven de struik iets terug te geven. In Polen durfde men de vlier alleen met toverformules om te hakken.
De godheid van het leven was in de oudheid ook steeds de god van de dood en mogelijk heeft door deze zaak het overal vindende geloof aan een beter leven, die met de dood begint, als aanleiding gediend. Vrouw Holle als Hel. (het dode zaadje stopt men ook in de grond en begint toch ook weer te leven, leven na de dood)
Ziekte.
Men behing de struik met dingen van zieken mensen, met huidlappen, nagels en tanden omdat men geloofde dat zijn groeikracht het boze zou verbruiken en in dezelfde maat de ziekte zou genezen. De vlier kon ziekte overnemen. Stak een koortsige zonder te praten een twijg in de aarde, dan bleef de koorts eraan vast hangen. Wee diegene die de plant beroerde, die kreeg de koorts in dubbele mate over. Daarom zou niemand een twijg aanraken of erger nog uit de grond nemen. Heksen loeren vaak uit de twijgen van een vlier en men mag bij zulke bomen niet komen na zonsondergang. In België staken ze bij tandpijn een vliertwijg in de mond en daarna in een bron met de spreuk: “verdwijn kwade geest”. Inzonderheid tegen koortsen is de plant heilzaam wanneer ze boven bijenkorven groeit, mits je de bast naar boven afschilt, doe je het naar beneden dan baat het middel niet, en er een aftreksel van drinkt. Merkwaardig genoeg doet de bast van de plant nu eens dienst als braakmiddel en dan weer als purgatief, het eerste bereik je door de bast van beneden naar boven af te schillen, het andere als je in tegenovergestelde richting werkt. In Westfalen neemt men het afschraapsel van wortel of tak als braakmiddel en tot bevordering van de stoelgang.
Volgens Abraham Munting moet men tegen roos gedroogde vlierbloemen in een nieuw gebakken boerenkan met nauwe hals doen die men op een donkere plaats in de kelder zet of begraaft, ten einde zodra de inhoud is gaan rotten, daarvan ‘t bovenste laagje met een spaantje van vurenhout te strijken op de plek, dat door roos is aangetast. Ook van kiespijn, zelfs van eksterogen, kan men met behulp van vlier verlost worden. Tegen verkoudheid helpt het drinken van een aftreksel van de bladeren en bloemen.
IJzeren en koperen gereedschap wordt geschuurd in de landen langs de Rijn met de vlier, dan is er geen gevaar voor vergif. Zo doet men ook met houten gereedschap, dan komt er geen worm in.
Pluk een takje van een vlier die op een kerkhof groeit, haal het merg eruit en kijk erdoor in de kerk. Dan zie je de heksen zitten. Denk erom dat je de kerk uit bent voordat de klok gaat luiden, anders pakken ze je. Het groene sap van de bast werd gebruikt als een zalf voor de ogen, dan kon je de heksen herkennen. Het drijft kwade geesten weg, op Goede Vrijdag werden kransen boven de deur gehangen tegen onweer. Vooral had ze een goede werking op St. Jansdag als de geesten veel kracht hebben. Wie op deze dag onder de zetel van een huisgeest zit en om 12 uur ’s middags een vlierbloem die in boter gebakken is eet krijgt het hele jaar geen koorts.
Judasoor.
Het is de meeste wel eens opgevallen dat er een gom uit de struik vloeit. (Auricularia sambucina, Auricularia auricula-judae, Hirneola auricula-judae) Deze gom verhardt zich en krijgt de vorm van een oor. Die gom wordt Judasoor, in Duits Judasohr en in Frans arbre de Judas genoemd naar de sage dat Judas zich aan deze boom verhangen zou hebben. Daarom ruik je bij deze struik een onaangename lijkenlucht. Ook Shakespeare in Love Labour’s Lost doelt op het middeleeuwse idee dat Judas zich aan deze boom had verhangen. Sir John Mandeville verhaalde dat in zijn tijd de vlier de boom was waar Judas zich aan heeft verhangen en nog te zien was bij Siloe. Wat genoeg was om de boom een slechte naam te geven wat door andere karakteristieken van de boom bevestigd werd. Dit was bijvoorbeeld de duivelse lucht van zijn bladeren en zijn sombere kleur, het was een doodsboom. De zware giftige reuk van de bloemen, het hard en harsloos hout met de lelijke zwarte hangende zwam die vrijwel alleen in de vlier gevonden wordt. Zo was er ook een wijdverspreid geloof dat het de boom was waaraan Christus werd gekruisigd. Daarom werd op veel plaatsen, ondanks dat brandhout schaars was en dit hout voldoende, niet gebruikt voor de haard.
De vlier behoorde vroeger tot het schone geslacht van de welriekende seringen. De vlier was vroeger ook een boom geweest met mooie welriekende bloemen. Leraren zaten onder deze boom en namen roeden ervan om die op de vingers van niet oplettende leerlingen te tikken. Toen kwam de dag dat Jezus voorbij ging en de leraren, die Hem haatten, gaven deze roeden om hem te geselen. Dit bracht schade aan de mooie vlierboom. De vlier leed onder zijn onschuld en kromp van smart ineen. Zijn stam werd krom, de bast sprong open en kwam nu vol met groeven en spleten te zitten, zijn bloemen stonden niet meer rechtop maar hingen naar beneden en zijn heerlijke vruchten werden als bloedige tranen die bitter van smaak werden. Toen kwam dan ook nog Judas en voordat de vlier merkte wat er aan de hand was, was het te laat. Zo eindigde Judas zijn leven en tot 1340 wees men de vlier aan op de berg Sion waar dit gebeurd zou zijn.
Er wordt verteld dat een mens volkomen veilig is onder een vlier tijdens onweer, omdat bliksem nooit de boom zal raken waarvan het kruis gemaakt is.
In latere tijden werd Cercis siliquastrum de judasboom. Of Judas zich verhangen heeft is niet duidelijk, maar zeker was het een steviger boom dan onze vlier. Naar dit geloof werd de vlier een embleem van zorgen en verdriet.
Als resultaat daarvan geeft het nog steeds die gom. Die gom wordt veroorzaakt door de Judaszwam, Hirneola auricula ‘Judae’.
Doodsboom.
(88, (1918)Bij Tacticus behoorde de boom tot de houtsoorten die bij de begrafenis gebruikt werden. De oude Pruisen offerden de doodsgod onder de holunderboom. Groeit het onder aan een muur, zo was het geloof, dan zal er ras iemand in huis dood gaan. Bij een begrafenis werd er een vlierstruik vooruit gedragen. Soms werd het tot een kruis gemaakt en op het graf gezet of in de kist gelegd. De Slowaken maken uit het merg (peddek) van de plant de holundermannetjes die ze “dienaar des doods” noemen. Als in Hildesheim iemand sterft dan neemt de doodgraver zwijgend de maat van zijn kist met een holunderstaf. Of op sommige plaatsen werden er twee kruiswijs geplaatste takken op het lijk gelegd, dat was de levelang. Op het graf van de dode plant men de levelang en begint die opnieuw te groeien dan is de dode gelukzalig, hij is in de hemel. Daarom zie je vaak de vlier op kerkhoven.
Christendom.
Het Christendom verbood deze vlierverering in 970 door de Angelsaksische koning Eadgar. Als holder of wachter wordt het nog wel geplant bij kerkhoven. Door de struik aan te planten wil men de onderwereld goden gunstig stemmen. Vrouw Holle beschut tegen boze geesten en alles wat met hen in verbinding staat. De vlier wordt dan ook nu nog veel bij woningen gevonden en in honderden legenden en sprookjes, deels afkomstig uit de grijze oudheid, speelt het een rol.
In Schotland werd het wel boutry-tree genoemd, waar men giftige eigenschappen aan de plant toeschrijft, waar net als in Engeland een groot deel van bijgeloof aan verbonden is. In de volksmond heet het dat men in vroegere tijden bij het begraven van waardevolle spullen de plaats kenmerkte door er een holunder op te planten.
Tussen Frauenberg en Steinkirchen ligt op een berg de bedevaartplaats Maria Thalheim. Dit beeld stond aanvankelijk tussen twee vliertakken in de vrije lucht onder in het woud. De betreffende vlier zou nu geen bloemen meer dragen, geen vruchten maar alleen groene bessen. Later wilde men het beeld op de Vrouwenberg zetten en werd in een kapel neergezet. Maar het volgende jaar stond het beeld weer in de vlier en zo vaak als met het probeerde, telkens kwam het beeld weer op zijn oude plaats terug waar dan uiteindelijk een kapel gebouwd werd.
Folklore.
De vlierolie had wonderbare krachten. “Vlierolie met kwikzilver en bloed in een zwarte lamp gebrand vervormt de mens in een Moor. Gebruikt met een groene lamp met vlierolie en een lemmet die gemaakt is van een stuk van een doodskleed dat besmeerd is met enig gesmolten vet van een zwarte hond en drie staartharen van hetzelfde beest, dan zullen de mensen geesten schijnen: “in een leelijck ende vreeslijck maecsel”. Neem het vet van een serpent met zout en een doodskleed in vier stukken gesneden, doe in elk stuk wat van dit vet en maak vier lemmeten, doe deze in vier nieuwe lampen met vlierolie en ontsteek ze in de vier hoeken van het huis, het gehele huis zal vol serpenten schijnen”. De vlier moet niet gebrand worden. Als je het in vuur gooit zal je de duivel zien zittende op een kookpot en elders komt de duivel uit de schoorsteen. In Ierland mag het niet gebrand worden of om er boten van te maken, ook geen wieg, het kind wordt ziek en de elven zullen hem stelen.
2. Uit C. Millspaugh.
Sambucus canadensis, L. (uit Canada) (Sambucus nigra subsp. canadensis Bolli) bladeren zijn meestal 7tallig, de 2 paar laagste geplaatste blaadjes staan het meest horizontaal af, blaadjes 7-15cm lang, elliptisch en zeer kort gesteeld of bijna zittend, scherp gezaagde bladrand, glanzend heldergroen en van onderen lichtgroen en spaarzaam langs de nerven behaard.
Bloeit in juni/augustus met kleine roomwitte geurende bloemen in 20-25cm brede, gewelfde en vaak half kogelvormige eindstandige tuilen.
Glanzend donkerrode vruchten, bijna zwart van 4-5mm in diameter met meestal 4 zaden
Is te herkennen omdat deze soort veel worteluitlopers maakt en de aparte kleur van de twijgen die glanzend groen zijn tot grijs/bruin met zeer kleine lenticellen.
De Amerikaanse vlier komt uit O, Midden en N. Amerika, Canada en wordt 3-4m hoog. Is beschreven in 1761.
’Maxima’ heeft nog lichter gekleurde twijgen en bladeren en nog grotere bloemen.
’Aurea’ heeft gele blaadjes en kers/rode bessen.
Naam.
Amerikaanse vlier, American elder of autumn flowering elder.
Kruising tussen canadensis x nigra gaven Sambucus fontenaysii, Carr. (uit Fontenay, Frankrijk)
Meestal 5-7bladeren, zeer kort gesteeld en zwak gezaagd, wat blauw/groen.
Bloeit in mei met room/witte bloemen in tot 20cm brede gewelfde schermen.
Glanzend zwarte vruchten van 4-5mm in diameter.
Een sterk groeiende en weinig vertakte struik met gladde groene twijgen met weinig lenticellen met groot wit merg.
3. uit www.natsnursery.com
Sambucus cerulea, Raf. (blauwachtig)(Sambucus nigra subsp. cerulea L.) blauw/groene bladeren, 7-15cm lang en zeer kort gesteeld, lancetvormig met toegespitste top, gezaagd.
Bloeit eind juni/juli met roomwitte bloemen in tot 30cm brede, gewelfde schermvormige bloeiwijze.
Blauw berijpte zwarte vruchten van 4mm in diameter.
Een hoge struik of kleine boom die weinig vertakt is met afstaande twijgen met wit merg. Valt op door de lichtgrijze en aan de top berijpte twijgen.
Komt uit W. N. Amerika en wordt 10m hoog.
Blauer Holunder, blueberry elder.
4. Rode bessen, pit is licht bruin. Deze heeft ook een aantal nauw verwante soorten.
Uit G. Oeder.
Sambucus racemosa, L. (trossen dragend) Tamelijk lang gesteelde bladeren zijn 5-7tallig, blaadjes voelen glad aan en zijn lang toegespitst, staan niet horizontaal af maar zijn meer naar het topblad gericht, scherp gezaagd, ei/lancetvormig en 5-8cm lang en 2-3.5cm breed, fris groen en van onder licht groen.
Mooi zijn de paarse knoppen bij het uitlopen in het voorjaar.
De bergvlier bloeit een paar maanden eerder dan de gewone vlier, april/mei. De geelachtige bloemen lijken op kleine druivenbloemtrosjes waarom het ook wel trosvlier genoemd wordt. Ze staan in eindstandige, gedrongen en bolvormige groeiwijze van 7cm lang, bloemen met een wat teruggeslagen kroonbladen.
De bloemen worden gevolgd door scharlakenrode vruchten van 4-5mm in diameter.
Een breed uitgroeiende struik met bruine twijgen met bruin merg en veel lenticellen.
Deze struik wordt veel aangeplant. Groeit niet op kalkrijke gronden en kan tegen wind en diepe schaduw.
Bergvlier is afkomstig uit het Noordelijk Europa en noordwest Azië en wordt 4m hoog. Is beschreven in 1596.
’Plumosa’ heeft bij het ontplooien bruin/rode bladeren die tot het midden gedeeld zijn met lange smalle tanden, ‘Plumosa Aurea’ is de goudgele vorm.
’Tenuifolia’ heeft zeer fijn verdeeld blad met lijnvormige slippen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Het vierde geslacht wordt van sommige wilde vlier en Sambucus silvestris genoemd, maar van Matthiolus Sambucus montana, dat is bergvlier, in het Frans hus sauvage. In Italië heet ze ook Sambuco montana’.
Bergvlier, Engelse red berried elder, Duits Bergholder, Berg-Holunder, Bergelhorn, Waldholder bij Bock, rother Holder, Hollern, Steinholder of Roter Holunder. Franse sureau rouge; rood.
Dodonaeus (b) ‘Lobel noemt het bergvlier, in het Latijn Sambucus montana racemosa’.
Trosvlier, Duits Traubenholder.
Dodonaeus (b) ‘Andere noemen het Sambucus cervinus of cervina. ’Haar bloemen zijn zeer lieflijk van reuk, de bessen zijn weinig en vol sap en goed van smaak en de herten eten de bladeren graag en vooral de hinden als ze jongen dragen’.
Hirschholder bij Bock Engelse hart’s elder.
(c) Verder Akholt, Atech van atich, Schalaster, Zwitschenbeerstaude, Schiebke.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (164) ‘De vierde soort of bergvlier, als Lobel betuigt, heeft wel goede en smakelijke vruchten en de bladeren worden van de hinden gegeten, dan het gans gewas is koud van aard en laat slapen, ja verwekt de slaapziekte en vooral de bessen die zeer hinderlijk zijn als men er te veel van eet. De Italianen houden de bladeren voor slapper in het werken dan van gewone vlier en zeggen dat een takje daarvan in de mollenhopen gedaan die er uit laten komen of laat sterven’.
Uit; http://www.rogerstreesandshrubs.com/gallery/DisplayBlock~bid~7272~gid~~source~gallerydefault.asp
Sambucus sieboldiana Blumer ex Schwer. (Sambucus racemosa subspecie sieboldiana) (Philipp Franz von Siebold, 1796-1866, arts te Deshima, onderzoeker van Japanse flora en fauna) bladverliezende heester of kleine boom van 3-4m hoog.
Crème witte bloemen april-mei.
Rode bessen in de herfst.
Winterhard.
Uit oost Azië.
Japanse vlier, Japanese red elder.
Dwergvlieren zijn kruidachtige planten.
Uit Fuchs.
Sambucus ebulus, L. (Griekse eu: goed, boule: raad, tegen vele ziektes. Of naar Euboa, groeiplaats, een Spaans eiland, vergelijk Apuleius 91 “Ebulus alii euboicen”) is de kruidvlier.
Bladen zijn geveerd en de deelblaadjes gezaagd.
Stengels zijn kruidachtig en met merg gevuld, gevoord en vierkant.
De geurende bloemen zijn wit, soms met een vleugje rood en staan in vlakke tuilen in juni/juli.
Ze worden gevolgd door zwarte en sappige vruchten.
Dit is een kruidachtige en giftige plant die wel tot 1,50m hoog komt.
Sterft in de winter af maar loopt in het voorjaar weer uit, soms veel verder dan de oorspronkelijke plaats.
Uit Eurazië.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De Nederlanders plegen dit kruid veel wilde vlier te noemen, maar meest hadick, hadich, haddijck of adick naar het Hoogduits, in Hoogduitsland Attich.
Zijn oude namen, te weten in het Grieks, zijn Chamaeacte, dat is lage vlier, Heliosacte, Agria acte en Euboïce; in het Latijn Ebulus of Ebulum of naar de Griekse Humulis Sambucus, dat is lage of nere vlier, in Italië ebulo’.
Atich, van Grieks Acte, Aacht, Ack, Acken, Ackerhollunder, Acten, Adach, Addich, Adic, Atch, Atich bij Hildegard, Attech of Attich bij Bock, Akten in Zwitserland, Haddich, Ottich. Duitse Attich, oud-Hoogduits heet het kruid Atah of Atuh, Zwitsers Akte. Dit is een leenwoord uit het Griekse (chamai) akte: vlier, een naam die meestal op de vlier slaat, Frans attich.
Dodonaeus (b) ‘In Frankrijk heet het hieble, in Spanje yezgo en ook sabuga pequibos’.
Franse sureau hièble, Yèble is afgeleid van ebulus.
Dodonaeus © ‘De Italianen noemen het nebbio en podagria, als of men jichtkruid zei’.
Deze plant werd ook wel podagria genoemd, het laatste woord betekent voet, en werd zo genoemd naar de oude voetkwaal, jicht, die in de grote teen begint. Met de bladeren werden mensen gekroond die voor het eerst van dit euvel last hadden. Deze kwaal werd dan toegejuicht, omdat die zich meestal bij de aanzienlijken openbaarde. A. Munting: ‘De purperen vrucht hiervan werd eertijds bij de oude heidenen in grote waarde gehouden omdat ze daar niet alleen hun gezichten verfden en bestreken als ze in hun afgoden tempel gingen om te offeren zoals Marcellus verhaalt. Maar ze vlochten ook kransen van de bladeren waarmee ze diegenen bekroonden die voor de eerste keer met het podagra gekweld werden zoals Lucianus daarvan schrijft zodat de waardigheid van deze ziekte, die liever bij de groten dan bij de kleinen zijn plaats zoekt, door de nakomelingen niet vergeten zou worden.’
(d) Duitse Ahl, vergelijk Ribes nigrum, Ahlshorn is wel met Holder samen gezet.
(e) Holder: breukhout (Grieks klados) van halt: breken (niet van hol) en tra: boom, Buchholter, Feldholder, Krautholder, Niederholder, roda Holla, Erdholler en Zwergholunder, onze dwergholunder, kruidvlier of peterselievlier, de laatste naam is vanwege de gelijkenis van de bladeren, Engels herbaceous elder, ground elder, dwarf wort, Frans petit sureau: kleine vlier.
(f) Flieder als Fleder: fladderen: met vlierbladeren, wilde vlier.
(g) In Bayern en Oostenrijk leunt het woord vaak aan Natter: slang en zo werd het Natterbeeren.
(h) De blaadjes hebben wel een onaangename geur, stinkholunder.
(i) Schindholder in Schwaben omdat het door Schindern; afdekkers, gebruikt werd of in de diergeneeskunde gebruikt dan kan het ook een uitslag van het vee zijn waar deze plant voor gebruikt werd.
(j) In Wells ysgawen bendiged: gezegende vlier, ysgaw Mair: Maria’s vlier.
(k) Culpeper noemt het kruid the dwarf elder, ook dat de namen dead-wort en wall-wort voorkomen. De gewone vlier en de kruidvlier staan onder bescherming van Venus.
Omstreeks 1000 heette het kruid in het Engels wealwyrt, nu walwort. In de 16de eeuw was deze naam ook in ons land in gebruik.
Wallwort, wealle: vreemd, of van wal: toehelen, zo kan het een plant zijn die het wonden verbetert.
Engels blood hilder, dane ball, dane’s blood, dane wort of weed, dead wort, de naam in Wales is Llysau gwaed gwyr: de plant uit het bloed van een man en ze geloven dat het alleen daar kan bloeien waar bloed gevloeid heeft in slag of moord. In een boek genoemd “Pictures of Nature around Malvern” lezen we dat het danewort groeit bij een plaats die genoemd wordt Lower Wick, bij Malvern. Men gelooft dat het eerste bloed daar gevloeid was bij de bloedige strijd tussen Koning Karel en de Parlementariërs.
De oude Engelsen, die een geweldige hekel hadden aan hun aartsvijanden de Denen, meenden dat deze misselijke en stinkende plant ontsprongen zou zijn uit hun bloed en werd door hen dan ook Denenkruid, Danewort, genoemd, vergelijk Latijn sanguis danicus. Turner in 1538 noemt danwort en in 1568 is de plant bekend als danywort: een stinkplant. Parkinson voegt hieraan toe dat de “danes” diarree produceren. De naam is ontstaan uit folk etymologische overleveringen en gebruik. Het meeste geloof is dat de Denen verslagen zijn met bloedige gevolgen in Bartlow Hills, Essex. Een minder sentimentele verklaring is dat de plant gebruikt werd om zijn medische krachten “contra quotidianum”, dane is zo naar een verbastering van de dianum uit de beschrijving.
Linnaëus heeft deze verslagen ook wel gelezen en hij vermeldt dat de plant groeit tussen Kalmar en Kalmar kasteel. De eenvoudige mensen denken dat deze plant uit het bloed van de doden ontstaan is en zo heet het manna blod. Bij het kasteel zouden ze ontsprongen zijn uit het bloed van de Zweden en Denen die in het veld gevochten hadden. Vervolgens kwam het verhaal in Zweeds en nu weer als dansablod.
Het is een plant die ontstaan is uit bloed. Overvloedig groeit het tot anderhalve meter op. Een kolonie kruidvlier lijkt verwaaid als een door elkaar rennend regiment, ze bloeden daar waar de bladeren verwond zijn of zakken weg, kruipend en gewond over de bodem. In de herfst breken droge stengels af en rotten weg, de Denen zijn tot volgend jaar weer verdwenen. Dan verschijnen weer roze hoofdjes boven de grond en vormen witte bloemen.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 309, 310) ‘Dioscorides verhaalt dat de wortels van hadich de verharde baarmoeder vermurwen en de verstoppingen er van openen en ontsluiten en bovendien alle gebreken van de leden daar omtrent gelegen verbeteren en genezen kunnen en laten scheiden de zwellingen van de buik als de vrouwen zitten in het water daar deze wortels in gekookt zijn.
Hij schrijft ook dat de jonge bladeren die noch vers zijn en mals op de ontstekingen en gezwellen gelegd met Polenta of meel van gerstemout die verzoeten kunnen en laten scheiden.
Die bladeren, zegt hij, worden zeer goed en nuttig gelegd op de verbranding en op de beten van de honden en met bokkenvet of stierenvet op jicht en vooral op de smarten die van de ziekten aan de voeten komen gestreken helpen ze en verzoeten de pijn wonderbaarlijk zeer.
De wortels van hadich zijn zo traag en moeilijk in het werken en beroeren de maag en ganse ingewand zo zeer dat al diegene die een verharde lever hebben (zoals het gebeurt als de geelzucht in waterzucht verandert) zo dikwijls ze deze wortels hebben willen gebruiken hebben er eerder letsel dan baat in gevonden, ja hebben door het gebruik er van hun leven verkort. Daarom zal men ons wel wachten en gade slaan dat men niet al te onbedacht deze wortels met enige drank of andere diergelijke de zieke in geeft, tenzij dat die geweldig hard en heel sterk van lichaam zijn. Anders zal men er altijd slecht mee varen.
De bladeren laten ook scheiden en vergaan de zwellingen van de manlijke leden, gekookt en er op gelegd.
Het sap van de bessen van hadich maakt dat haar zwart, wat sap ook goed is om de borstels en veren of pluimen mee te verwen als het eerst in aluinwater gekookt is. Die bessen worden geschikt gevonden om de wijn een hoge of roze kleur te geven wat die van het eiland Lesbos vaak doen die het van de Joden geleerd hebben
Hadich in de bedsteden gelegd doodt of verjaagt de wandluizen, insgelijks de rook van hetzelfde kruid als het gebrand wordt verjaagt de slangen en vergiftige dieren.
.De wortels en bladeren zijn diegene die in de medicijnen gebruikt worden, ze verteren en openen, daarom laten ze bij de vrouwen hun stonden komen als je een beroking bij de baarmoeder maakt door kruidvlier, bijvoet en averone in wijn te koken.
Het sap van kruidvlier dat je in de oren doet is goed tegen oorsuizing. En met het sap van alsem gemengd doodt het de wormen van de oren’.
Historie.
(411) ‘Hoewel deze plant bij ons als geneesplant vrijwel niet bekend is als de verwant vlier, zo was het bij de ouden omgekeerd. Dioscorides beschreef de vlier maar kort, maar verhaalt van de χαμαιάχτη, chamaiakte, een rij genezende werkingen. Wel zegt hij dat ze beiden in gebruik gelijk zijn. Hij noemt dit kruid als waterzuchtmiddel wat ook de Gart der Gesuntheit in 1485 zegt, wat nog gevolgd wordt, mogelijk omdat Pater Kneipp daar aan bijgedragen heeft. Het afkooksel van bloemen en bladeren in wijn verdrijven naar Bock de koude, dorre hoest, ruimt de borst en lost alle taaie vochtigheid in het lijf op. Uit de wortel, stengel en bladeren werd een zeer goed middel tegen verstoppingen van gemaakt, een sterk afvoerend attichmus. Beroemd was vroeger de uit de bessen bereide sla. In Tirol werden ze onder de naam Windlatwerge als plas en winden verdrijvend middel verkocht.
Opvallend komen we deze plant tegen in tovermedicijn. Dat is al te vinden in de Pseudo-Apuleius uit de 4de eeuw na Chr. met een bezwering van het kruid tegen slangenbeten, herba ebulum, antequam succidas eam, tenes eam et ter novies dicis: omnes malas bestias canto, atque eam ferro quam acutissimo e limo secundum terram trifariam praecidito et id faciens de eo adponito, continuo sanabitur’, ‘of voor je het kruid ebulum afsnijdt, houdt het in de hand en zeg zeven en twintig maal, alle boze dieren bezweer ik, dan snij je het met het scherpste mes af vlak bij de aarde af en niet omkijken maar denk er alleen aan wat je helen wilt. Bij het weggaan draai je niet om en leg het kruid gestampt op, de zieke zal direct genezen zijn’. Naar het vrijwel gelijker tijd geschreven werk van Marcellus Empiricus mag het niet met een ijzeren voorwerp uitgegraven worden en het daaruit gemaakte geneesmiddel moet men als men op de deurpost staat, tegen het oosten gekeerd, drie dagen achter elkaar nuchter drinken. Dat komt ook nog veel later voor en in Saksen gaat men om de maden bij huisdieren te verdrijven de dag ervoor een stengel halen waar er twee uit een wortel gesproten zijn. De volgende morgen gaat men die wortel halen en spreekt, goede morgen jullie twee broers, hoe hebben jullie geslapen? Hierop neem je een mes en zegt en doet dan het volgende door de een van de ander af te halen ik wil een van jullie vragen dat hij het bij een dier de maden eruit laat vallen. Op welke van de beide stengels dan het laatste woord valt, snijdt men af terwijl men het laatste woord zegt en hangt het met een touw in de rook tot dat hij verdroogd is en dan vallen de maden er uit. Dat werd door een Siebenburger pater in de 18de eeuw opgetekend. Ook werd de plant met omhouwen gedreigd als het de maden niet binnen negen dagen verdreef. Dat wordt alle dagen herhaald. Het is al wel een oud gebruik om het in de diergeneeskunde te gebruiken.
De bladeren en stelen werden als een middel tegen de luizen in de bedstede gelegd. De kamer werd ermee ontsmet door enige bladeren op gloeiende kolen te leggen zodat die rook dan de kamer introk. De bladeren, afgetrokken in water, zouden een goed middel zijn om mollen weg te houden, dit vanwege de geur. Ze worden gestrooid in graanpakhuizen en hun sterke geur zou muizen van het graan afhouden. In Silezië plant men ze in de buurt van de varkens en gelooft dat ze die dieren dan van zekere ziektes zouden genezen. Met het uitgeperste sap werd het haar zwart gemaakt.
Het is een oud geneeskruid en werd gebruikt voor bepaalde ingewandskwalen en als zodanig werd het door de mensen meegenomen. Bij de Grieken stond het kruid in hoge aanzien. Virgilius vertelt dat Pan zijn gelaat en handen kleurde met de kruidvlier. Bij de oude heidense volken werden de bessen in grote eren gehouden. Voordat men een tempel binnenging om te offeren werd het gezicht met het sap gekleurd.
De attich gold vroeger als een krachtig roestwerend middel en was daarom bij elke burcht te vinden.
Kneipp beveelt de uit de wortels gemaakte thee aan bij waterzucht en om de nieren te reinigen.
H. Bock; De oude heidenen hebben ook hun superstitie met deze kruidvlier korrels gedreven en op ettelijk feest de afgoden daarmee geverfd onder de ogen als zouden ze des te genadiger zijn. Na de kruidvlier is de rode verf Minium op gekomen en hebben ze in gelijke mate gebruikt, daarvan spreekt Virgilius in Gallo;
‘Pan Deus Arcadiæ venit, quem vidimus ipsi,
Sanguineis ebuli baccis minioq, rubentum’.
Zulke fantasieën vindt men onder diegenen zo Christenen genoemd zijn willen, hoeveel vindt men die op ettelijk feest hun graven ook smukken en kronen? Gelijk als hadden de uitverkorenen een welgevallen van dit narrenspel. Er is echter alles van de heidenen de eerste keer (daar de wachters vuil worden) ingewreven.’
Folklore.
Heer Attich was geliefd bij de Fransen. Als het vee ziek was zochten ze een bos op en maakten een buiging en spraken tot de struik: “Goede morgen Heer Attich, als u de wormen niet wegneemt, snijd ik u van de wortel”.(88, (1918)
Te Labruguiere (departement Tarn, Frankrijk) beschouwt men de lage vlier als een tovenaar. Wanneer boeren een beest hebben dat door wormziekte is aangetast gaan ze naar een hadikstruik, wringen een handvol bladeren van de plant tussen hun handen en maken een grote buiging en zeggen: “ adouisies, monsu l’aoussie, si ne trases pas tous bers de moun berbenier, vous coupi la gambo, may lou pey” Ofwel:” Goeden dag, mijnheer hadik, indien gij niet al de wormen uit mijn wormenier neemt, snijd ik uw been en voet af”.
Vermeerderen.
Deze planten zijn via winterstek te vermeerderen. Knip eind februari stengels van snoeischaarlengte, +20cm, onder en boven een knoop. Dan verwond je het onderste oog, niet erger dan dat je het met je duimnagel zou doen en stek ze ter plaatse 3 bij elkaar en zo diep dat er nog maar een paar cm. van de top te zien is. De bovenste top hoeft alleen maar uit te lopen, de rest verdroogt dan niet en kan overal wortelen. Plaats er een merkteken bij zodat je in mei, dan beginnen ze te groeien, weet waar ze staan.
Ook kan je ze in een diepe pot steken en gewoon buiten neerzetten. Wat plastic eroverheen stimuleert een betere opkomst. Denk dan wel om het verbranden van het stek door de zon. Er moeten altijd waterdruppeltjes op het plastic zitten. Dan worden de zonnestralen tegen gehouden en weet je dat de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Met warm weer luchten, halfweg mei kan je het plastic er af halen. Bij sommige planten is het gewenst dat ze een struikvorm hebben of meer vertakt moeten zijn. Top de eerste scheuten dan in mei op een 5-10cm boven de grond. Geef dan ook (kunst)mest.
Sambucus ebulus en Sambucus canadensis worden vermeerderd door scheuren.
Zaad stratificeren vanaf november en in maart april zaaien.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl