Castilla

Uit M. Vogtherr.

Naam, etymologie.

Castilla, (Castilloa, Castilje, Castilleja) is genoemd naar professor Juan Diego del Castillejo, de Spaanse botanist, 1744-1793, die bevriend was met Vicente Cervantes die deze naam koos om zijn vriend te eren.

2-3 soorten komen voor in dit geslacht die groeien in Cuba en centraal Amerika. Bladen staan afwisselend en zijn kort gesteeld, vaak groot en gaaf of getand.

Moraceae, moerbeifamilie.

Castilla elastica, Sesse. (elastisch) is een boom van behoorlijke hoogte. Het is een opmerkelijke boom omdat het af en toe zijn lagere takken afschudt, mogelijk om te voorkomen dat er klimplanten ingroeien.

Zijn sap bevat een behoorlijke hoeveelheid caoutchouc wat lang in gebruik is geweest voor de rubberindustrie.

Gebruik.

De boom geeft meer en betere rubber dan de Ficus en ook sluit het zijn wonden beter af. Het rubber hiervan wordt wel yule of caucho rubber genoemd en door de Mexicanen holquahuitl.

Engelse caoutchouc tree, Panama rubber tree of castilloa rubber.

Rubber uit verschillende bronnen was bekend bij de Azteken in Mexico, Incaճ in Peru en bij vele volkeren bij de Amazone. In Mexico werd het gebruikt als ballen in rituele sporten en als figuren in hun godsdienst. Sommige maken vermelding van waterdichte kleding en schoeisel, mogelijk was dit een Spaanse uitvinding. De Europese woorden voor rubber, als caoutchouc, ca-o-chu; wenend hout, stammen van centraal Amerikaanse Indiaanse talen. Het Mexicaanse rubber kwam niet van Hevea brasiliensis, die groeit in het Amazonegebied, maar van Castilla soorten die in Mexico voorkomt. Rubber werd door Columbus ontdekt en werd naar Spanje gebracht waar de rubberen ballen voor groot plezier zorgden. Een tijdje werd er waterdicht kleren naar Europa gezonden, dat verdween vrijwel in de 18^de eeuw en de techniek was vergeten.

Planten.

Bewaar het zaad een 3 weken bij 20 graden, dan 6 weken –2 en zaai met 7 graden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl