Viola
Over Viola
Viool, pensee, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Grandeville.
Violen zijn meestal meerjarige kruiden met aantrekkelijke voorjaarsbloemen.
Vele soorten zijn mooie één- of tweejarigen. In de Andes en Sandwicheilanden verschijnen struikachtige vormen.
Mogelijk bestaat het geslacht uit 500 soorten die wijd verspreid zijn in noordelijke en zuidelijke gematigde zones van de oude en nieuwe wereld. Een 80 soorten zijn inlands in N. Amerika tot N. Mexico.
De viool groeit zo overvloedig in Amerika dat ze in 3 staten de staatsbloem is geworden, Rhode Island, gekozen door kinderen in 1897, Illinois in 1908 en New Jersey in 1913.
Violaceae, viooltjesfamilie.
Hybriden.
Classificatie van het geslacht is zeer moeilijk omdat alle soorten gemakkelijk met elkaar hybridiseren. Door de studie van Mendel werd dit echter vergemakkelijkt. Met een beter begrip van de natuurwetten is de verbondenheid met de karakters van verschillende ouders te ontdekken. Zo is er onderzocht welke nu de echte soorten zijn en welke hybriden.
Sommigen van de testen kunnen als volgt omschreven worden.
De hybride is herkenbaar omdat die het midden heeft van twee bekende soorten die in dezelfde buurt gevonden worden.
De hybriden geven gewoonlijk een verzwakking van vruchtbaarheid, 50-100 procent van de zaden kunnen soms niet ontkiemen, maar geven een opmerkelijk toename in vegetatieve kracht.
De stuifmeelkorrels van de meeste hybriden zien, onder de microscoop, er gerimpeld of verschrompeld uit of zijn functioneel impotent.
De hybride is onstabiel in zijn seksuele reproductie. Dat betekent dat zaailingen vaak niet op de ouder lijken en ook niet op elkaar. De zaailingen van echte soorten zijn gelijk.
1. uit W. Hooker.
Viola hederacea Labill. (klimopachtig) is een soort die uit Australië stamt. Bossige plant die kruipt met rhyzomen.
Rondachtige bladeren zijn gaaf of getand.
Blauwe en soms witte bloemen zijn klein
Klimopviooltje, Australian of ivy violet.
2.
Viola odorata, L. (geurend) is het maarts viooltje. Uit Europa, Azië en Afrika wordt maar een 10cm hoog.
Stengelloze plant, wortelstok met lange en dunne, wortelende uitlopers.
Eivormige tot rond niervormige bladeren met hartvormige voet, fijn behaard tot bijna kaal, steunblaadjes ei/lancetvormig en spits, gaafrandig of met korte gefranjerde top.
Bloemstelen dragen ongeveer in het midden 2 steunblaadjes, violette bloemen zijn zeer geurend, de twee zijdelingse bloemblaadjes zijn recht afstaand, haakvormige stempel en violet spoor is rolrond met wat omgebogen top die wat langer is dan de kelkaanhangsels. Behalve de gekleurde bloemen die meestal onvruchtbaar zijn, brengt deze soort ook vruchtbare bloempjes voort zonder bloemkroon, die worden cleistogame bloemen genoemd en hebben geen sierwaarde in maart/april. Uit Europa tot Kaukasus.
Er zijn vormen met witte, lila, purperrode en zwavelgele bloemen.
Var. praecox Greg ((vroeg) (Var. semperflorens (altijd bloeiend) de Franse violette des quatre saisons verschilt door de grotere bloemen, de planten bloeien langer door en geven zelfs in de zomer nog bloemen. Deze plant is in de eerste helft van de 19de eeuw gevonden door Jean Chevillon, liefhebber te Fontenay aux rosea in Frankrijk. Hiertoe behoren talloze tuinvormen.
‘Admiral Avellan’ met grote violet/rode bloemen. Gewonnen door L. Lille, kweker te Lyon.
‘Coeur d’ Alsace’ sterk groeiend met middelmatig grote donker violet/blauwe bloemen.
‘La France’ met 4cm grote donker violet/blauwe bloemen.
‘Princess de Galles’, ‘Princess of Wales’, of ‘Doeve’s reuzen’ met lange, stevige stelen en violetkleurige bloemen.
‘Souvernir de ma fille’ lijkt veel op La France maar met wat grotere en donkerder gekleurde bloemen. De laatste 4 zijn gewonnen door Millet & Fils, kwekers te Bourg-la-Reine in Frankrijk
‘Cyclope’ met zeer grote en lang gesteelde donker violet/blauwe bloemen, in het midden waar het oog zich bevindt van 5 kleine licht lila kleurige bloemblaadjes. Gewonnen door L. Vilmorin, Andrieux & Cie, kwekers te Parijs.
‘Juwel’ gedrongen groeiende plant met grote donker violet/blauwe bloemen. Gewonnen door H. Wrede, kweker te Lunenburg, Duitsland.
‘The Czar’, sterke plant met zeer geurende, grote, donker violet/blauwe bloemen. Gewonnen door F.J. Graham, liefhebber te Crauford, Engeland.
‘Pleniflora’ verschilt door de dubbele bloemen van violet/blauw tot purper/rood en wit. Hiertoe behoren verschillende benaamde tuinvormen.
De zaaddoosjes barsten in 3 delen open waardoor de zaden eruit geslingerd worden. Voor verdere verspreiding zorgen de mieren die met de zaden slepen.
Vormen.
Het is de ouder van de tuinviolen. Het maarts viooltje komt in vele kleuren voor, in grootte en vorm van de bloemen, diep violet, zelden in roze of wit, wel in vele andere kleuren.
Toen Georg Lee, een Engelse violenkweker op een zondag in 1871 van de kerk naar huis liep kwam hij langs de kwekerij. Hij knielde neer en deed zijn ogen dicht om te bidden en toen hij ze weer open deed zag hij dat een gezichtje hem aanstaarde. Het was een blauw viooltje dat hij nog nooit eerder had gezien. Hij noemde dit viooltje, waarvan de bloemen groter en donkerder waren dan de veel gekweekte vorm. ‘Czar’, ‘Victorie Regina’.
Ook in Frankrijk was men druk bezig met het kweken van nieuwe cv’s. ‘Czar’ vond men verre van ideaal. Op de kleur en houdbaarheid tijdens het verzenden was niets aan te merken, maar juist als er veel vraag naar viooltjes was, met Kerst en nieuwjaar, dan liet die het afweten. Aramand Millet vond bij toeval in een bed met ‘Czar’ ook een bijzonder viooltje. Die werd in Frankrijk ‘Princesse de Galles’ genoemd en in Engeland ‘Princess of Wales’. De boeketjes vonden gretig aftrek. Men spelde ze op de jas, zette ze thuis in een vaasje en gebruikte boeketjes viooltjes als corsage op een avondjurk.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Viool wordt in het Grieks Ion en Ion porphyroun geheten, dat is purperkleurige viool of in het Latijn Viola purpurea. Theophrastus noemt ze Ion melan en Mananion, dat is in het Latijn Viola nigra of zwarte viool om de zwartachtige purperen kleur die men in de bloemen ziet. Plinius schrijft dat deze bloemen alleen van de andere violen met de gewone naam Ion afgezonderd en verscheiden is en dat daarna de purperkleurige kleren in het Latijn Ianthinae vestes genoemd plegen te wezen’.
Homerus vermeldt de viool met de naam die terugvoert op zijn donkere kleur. Oude schrijvers noemden het welriekende viooltje ion melan: viola nigra, zwarte viool. Eenmaal komt het viooltje voor bij de beschrijving in de Odyssee van de wonderbare, zelfs de goden verbazende natuur van de grot van Calypso, waar het gewasje groeit in de weiden.
Bij de Grieken en Romeinen werd later een gans aantal van welriekende bloemen ion of viola genoemd. Het Griekse ion leukon werd in Grieks-Romeinse omzetting Leucojum. Dit woord betekent eigenlijk wit viooltje. Tot in de 16de eeuw en nog later heette het viooltje, het bolgewas Leucojum en de muurbloem, Matthiola annua, in alle kruidboeken viola en werden alleen door bijwoorden onderscheiden. Ons viooltje werd zwarte of purperen viool genoemd, de leukoje de witte of de bleke, de muurbloem de gele. Verder heette de nachtviool viola matronalis en zo waren er wel meer “viooltjes”.
Dodonaeus (b) ‘In de apotheken is deze bloem met de Latijnse naam Viola bekend, maar het kruid zelf of de bladeren, stelen en wortels worden aldaar Violaria en Mater Violarum, dat is Moeder der violen genoemd. In het Nederduits noemt men ze violetten, in het Hoogduits Blaw Violen of Mertzen Violen, in het Frans insgelijks ook violette de mars, dat is Viola martia of maartse viool omdat ze meestal in de maand maart plegen te bloeien, in Italië noemt men ze viola mammola, in Spanje violeta, in Engeland violet, in Bohemen fiala.
Voorts de gewoonste en meest bekende viool of de eerste soort er van is in het Latijn Viola nigra sive purpurea genoemd, dat is blauwe of zwarte of ook enkele of anders gewone viool’.
Ion (ionon) betekent warmen, de neus wordt verwarmd met een welriekende geur, net zoals de roos zijn geur uitstroomt. Het betekent bloeien als teken van warmte, een welriekende plant.
Isidorius XVII.9.19: “Viola propter vim odoris nomen acceptit”.
Het is de eerste geur, de eerste bloem.
Het Griekse ion betekent mogelijk viool, maar Homerus gebruikte het voor een purperen bloem die in de moerassen groeide. Ion en oivov (ook viola en vinum) lijken dezelfde wortel te bezitten: winden, de druif als klimmende plant en de viool mogelijk in guirlandes, de viool betekent zo de wijnkleurige bloem.
Het viooltje is Grieks. Het heet in die taal ion, dit werd in het Latijns viola. In het Italiaans en Frans werd dit violetta, violette, in Spaans en Portugees violeta, viola, Engels violet, Zweeds violblumma, Deens fioler. Pools, fiolki markowe, Boheems fiala, Hongaars viola, ibolya, Fins orvokki, Arabisch seneffigi, IJsland tysfiola of tyrsfiola, het Duits heeft der Viol, in Zuidduits komt das Veiele voor en in Noordduits das Veilchen.
Duits Fiala, Viola, Fiolarium, Fiolaria, blau Veilchen, Freialkraut, Feyal, Feychol, Feygal, Feygel en Feyhel, Fielkraut, Fiole, Fiolke, Fyoel, Fiolen, Vegel, Veiele, Veilchen, Veigele, Veiole, Veiol in oud-Hoogduits, Veil, Vigol, Vijoske, Vigielchen, Vijole, Vioel, Vionle, Violen bij Bock, Violetten bij Gessner. Duftveilchen, Märzveilchen of Wohlriechendes Veilchen.
Verder naar blauw, Blage Oeschen, Blasalken, Blovella, Zwitsers Blaumaiali, ook Gudenoli, Vieli, Vigeli, Vijeli, Vinindli.
Het Duftveilchen of Marzveilchen van de Duitsers. Marzveigel, Merzenveil bij Fuchs, Merzenviolen bij Bock, Osterveigelar: Paasviool, Oeschen, Osterveigelar, violette de mars van de Fransen.
Engels march of sweet scented violet of het welriekende viooltje. Gerard noemde het black violet.
Dodonaeus (b) ‘De soort van violen die dubbele bloemen draagt mag men in Nederduits dubbele violette noemen naar het Latijns Viola flore multiplici’.
Dodonaeus © ‘De derde soort van violetten die in het wild groeit mag Viola silvestris inodora, dat is wilde violette zonder reuk genoemd worden’.
(Dodonaeus d) ‘De violen hebben hun naam Ion in het Grieks gekregen, zo Nicander in zijn boek Geoponica schrijft en als Hermolaus vertelt naar sommige nimfen van het landschap Ionia die aan Jupiter allereerst deze bloemen gegeven en hem daarmee vereerd hebben’.
Dodonaeus (e) ‘Andere verzekeren (immers zo de Poëten versieren) dat de violen hun naam Ion in het Grieks gekregen hebben naar de jonkvrouw Io, want nadat Jupiter zijn beminde Io in een koe veranderd had om haar alzo voor zijn huisvrouw Juno te verbergen zo heeft de aarde tot voedsel en nooddruft van haar deze bloem voortgebracht en daarvan hebben de violen altijd de naam van die jonkvrouw Ion behouden. Zelfs geloven sommige dat de Latijnse naam Viola daarvan noch zijn oorsprong heeft al of men Viola in plaats van Vitula, dat is jonge koe of kalf zei door de letter t weg te werpen. Servius schrijft ook dat de viool daarom in Latijn Vaccinium genoemd is geweest naar de naam van deze jonkvrouw Io die in een koe veranderd was, want het woord Vacca betekent een koe als blijkt in de uitlegging van de Bucolica van Virgilius die de voornoemde Servius gemaakt heeft, nochtans op andere plaatsen van Virgilius schijnt het dat hij de violen van de Vaccinia verscheiden heeft als twee soorten bloemen te wezen want hij schrijft daar aldus van in zijn tiende Ecloga:
‘De violen zijn zwart en de Vaccinia mede’.
Hermalaus Barbarus meent dat ze de naam: “quod cum Io in vaccam a Iove conversa esset, terra florem illum pabulo bovis illius foderit” gebruikten, omdat eens de aarde deze bloem als voer voor de koe Io (viool) liet ontspruiten.
(349) Eens kreeg Jupiter zin om zijn wolkentroon te verlaten en ging voor afwisseling de stervelingen bezoeken. Om onbekend te blijven nam hij de gedaante van een schaapherder aan met een wit lam.
Terwijl hij in Argos wandelde zag hij een menigte in grote haast naar de tempel van Juno gaan en volgde de stoet. Aan het altaar stond Io, de schone dochter van Inachus, die de taak van priesteres vervulde. Door haar bijzondere bevalligheid meegesleept vergat Jupiter dat hij een sterveling was en legde het witte lam als offer aan haar voeten neer. Zijn oog ontmoette dat van de priesteres en deze blik besliste over haar lot. Zij, die de hulde van prinsen uit alle landen had versmaad, werd door het schitterende oog van de schaapherder overwonnen en een brandende gloed doorstroomde haar aderen en Jupiter zegevierde. In het duister van de nacht zagen de geliefden elkaar onder de sluier van geheimenis totdat een gezellin van Io haar verried en Jupiter, om haar voor de toorn van Juno te beschermen, haar in een koe veranderde. De aarde wilde deze nieuwe geliefde een gunst bewijzen en schiep een bloem ter hare voeding, die zinnebeeldig het jonge meisje in haar schuchterheid weergaf, haar blozen en verbleken voorstelde.
Io werd aan de hoede van Argus toevertrouwd, de honderdogige. De mythe wordt verklaard door de gehoornde koe te zien als een symbool van de maan en de honderdogige Argus als de sterrenhemel.
Dodonaeus (f) ‘Bovendien zo heeft Vitruvius in het 7de boek van zijn bouwen of architectuur Viola van de Vaccinia verscheiden want hij schrijft dat men van de violen een verf kan maken die de op de Sile Atticum lijkt, maar dat men uit de Vaccinia een zeer mooie purperen verf maakt’.
Viool.
Het muziekinstrument, de viool, zou naar onze viool genoemd zijn. Dit omdat de viool op het viooltje zou lijken in zijn vorm en bochten. Het woord viooltje ontstond echter pas in de 17de eeuw en heeft niets met het strijkinstrument te maken. De viool als muziekinstrument is een afleiding van vitula, vitulari: springen als een kalf (vitulus), zich lustig gedragen. Uit vitula ontstond zonder veel omwegen de Duitse Fiedel en Nederlandse vedel.
Gebruik.
Uit hortus eystettensis.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 309, 562) ‘De bloemen van zwarte violen zijn zeer goed en nuttig tegen alle verhitting van de inwendige leden en vooral van de zijden en ontsteking van de longen. Ze verzoeten en verzachten de ruwheid en schraapachtigheid van de borst, van de keel, strot en diergelijke delen des lichaam en blussen die en laten ophouden alle onmatige hitte van de lever, van de nieren en van de blaas, matigen ook en verkoelen de grote hitte van de brandende of hete koortsen en bovendien bedwingen en overwinnen ze de scherpte en bijten van alle galachtige vochtigheden en zijn zeer geschikt om de dorst te verslaan en te slissen.
De bladeren van violenkruid met warme moes genomen verkoelen ook en maken vochtig en bovendien veroorzaken ze een lichte kamergang en maken de buik week, van buiten gebruikt verzoet het alle hete zwellen en zweren en zowel alleen als met polenta, dat is meel van gerste mout gemengd en op de zieke leden des lichaam gelegd.
Gedroogde violen zijn zeer goed gemengd bij de dranken en andere dingen die men gebruikt om het hart te versterken en te verkwikken.
Men leg het ook op de verhitte maag en op de ontstoken ogen, als Galenus betuigt.
Om de dorst te verslaan en zowel van de koortsige mensen als van de gezonde in hete tijden van het jaar mag men gebruiken een julep van violen of wat van deze siroop met vers water gemengd wat in hete landen in de hondsdagen alzo gewoon is als het gebruik van de siroop van rozen om de hitte van het lichaam te matigen.
Men pleegt deze siroop gewoonlijk te maken van het water waarin als het warm gemaakt is viermaal verse violen te week gesteld zijn geweest mits er suiker bij doen en dat stellen te koken of beter twintig of dertig dagen in de zon te houden.
De conserf van violen met suiker gemaakt is goed in dezelfde gebreken.
Olie van violen wordt gemaakt als de violen nog vers en ze in olie van onrijpe olijven te weken en laat dat zo vijftien dagen in de zon staan en kook het daarna in een dubbel vat of bad en werp daarna de violen weg en bewaar alleen de olie en hernieuw dat weer en kook het en doe er verse violen bij en weer doorzeven.
Olie van violen wordt ook veel gebruikt als een sterk verkoelende en vochtig makende kracht in zich heeft. Men pleeg daarmee de slag of anders de slaap van het hoofd te bestrijken om de mens geleidelijk aan tot slapen te brengen als iemand door enige hete of droge ontsteking of onmatige hitte van het hoofd niet goed rusten of slapen kan. Dezelfde olie met de dooier van een ei gemengd verzoet de pijn van de aambeien en van de aarsdarm, maar doet het ook zeer nuttig bij de pleisters of pappen die men maakt om te verkoelen en om de smart te stillen.
Violen gestampt en alleen of met olie vermengt en op het hoofd gelegd zijn zeer goed tegen de verdroging van de hersens, melancholie of zwaarmoedigheid en zware gedachten, dezelfde alleen op het voorhoofd gebonden laten slapen.
Die een slag op het hoofd ontvangen heeft zal niet suizelen, noch ander meer letsel krijgen is het dat hij terstond gestampte violen drinkt en deze drank enige tijd onderhoudt.
Men prijst dat kruid ook zeer in de ontstekingen en gebreken van de longen en van de borst.
Het kan ook de wonden en zweren of zeren dicht maken en genezen.
De bladeren of het sap ingenomen of van buiten gebruikt zijn zeer goed om de wonden te genezen en genezen de vallende ziekte van de jonge kinderen als ze schuimen door de materie uit te drijven.
Penseekruid neemt weg allerhande gebreken van de huid. Het is ook zeer goed tegen de schurft en jeuk van het lichaam.
Het kruid aan de varkens te eten gegeven geneest hun kropzweren en klieren. Hierom willen sommige hetzelfde doen in de mensen die met klieren en bloedzweren en diergelijke ongeregeldheden gekweld zijn.
Het sap van de bloemen wordt uitgetrokken van de schilders met water daar wat aluin in is om groen te schilderen net zoals het sap van de blauwe lisbloemen. ’De siroop van violen is goed tegen pijn van de nieren, het laat plassen en laxeert de gal, volgens Avicenna, Platearius en Serapio’.
De welriekende donkerblauwe, rode of witte bloemen dienen voor de bereiding van gelei en fijn bakwerk en komen voor in bonbons, in siroop, limonades, ook worden ze versuikert voor pralines en een parfum, violette de parme. Voor dit laatste worden ze in Frankrijk wel verzameld, voor 30 gram olie moeten wel 1000 kg bloemen geplukt worden. De bloemen worden met half stijf geslagen eiwit bestreken en dun met fijne suiker bestrooid en dan een paar dagen laten drogen.
In de geneeskunst heeft het driekleurige viooltje zich van de oudste tijden af aan een plaats veroverd. Behalve de eigenschap van de wortels om het braken en de ontlasting te bevorderen beval men het bloedzuiverend aftreksel van de bloembladen aan bij chronische huiduitslag. In de geneeskunst werd het viooltje al in oude tijden gebruikt. Theodorus Priscianus, een Byzantijnse hofarts omstreeks 400 na Chr., meent dat als men het eerste viooltje in de lente omvat men een jaar van ziekte was gevrijwaard. In de antieke medicijnen behoort het sinds Hippocrates tot de steeds gebruikte heilmiddelen. In de Materi Medici werd door de oude schrijvers het driekleurige viooltje beschreven als een middel tegen epilepsie en schurft. Het wordt gebruikt bij longen, lever, nieren en de blaas.
De wortel bevat saponinen en het braak verwekkende violine. Uit de geurende maakt men als sinds lang een zweetdrijvend volksmiddel dat een verzachtende werking heeft bij hoesten, bronchiënverstopping, hals en borstverslijming geeft, eenzelfde werking heeft een afkooksel en met suiker klaar gemaakte siroop. Het afkooksel van de bloemen, 5 gram op een halve liter water, zou ook verzachtend werken op halspijnen en amandelontstekingen. Kneipp beveelt het afkooksel van de bladeren, 10 gram op een kwart liter water, aan bij gewoon hoesten als meer hoesten, verslijming, ademnood en hoofdpijn. Zo’n afkooksel zou ook als omslag bij hals pijnen te gebruiken zijn. een oude likeur is de parfait d’amour waarbij het viooltje met andere bloemen een van de basis ingrediënten was. Dat werd afgerond met destillaten en concentraties uit citroenen, sinaasappel en koriander waarbij het zijn geur behield.
Als gorgeldrank is de siroop goed tegen keelontstekingen en goed voor de ademhalingswegen. Violensiroop werd in Duitsland in de gehele middeleeuwen gemaakt en diende als bijzondere lekkernij, ook voor medische doeleinden. Zelfs een in 1703 verschenen lexicon merkt op dat de bloemen het hart sterken, de borst dienen, goed tegen de koorts zijn, tegen hoofdpijn, gebreken en verstopping van het lijf ze laxeren.
Sinds de 16de eeuw wordt het tegen huidziektes gebruikt. Door zich te wassen met violenwater verkrijg je een fluweelzachte huid.
Het was een schoonheidsmiddel, het maakt de ogen glanzend (Io, de koe). Griekse vrouwen kleurden er hun oogleden blauw mee.
In de Highlands was het in grote verering en de vrouwen gebruikten het gewasje als schoonheidsmiddel. Ze zalfden hun gezichten met geitenmelk waarin wat violen getrokken waren “en daar is geen jonge prins op aarde die niet gecharmeerd is van hun schoonheid”. ‘The violet tinted eyelid’.
De bloemen veranderen in een base van kleur, van blauw naar groen, wat vroeger gebruikt werd om alkalirijke stoffen op te sporen.
Het zijn met Shakespeare de “violets dim, but sweeter than de lids of Juno’s eyes” met Chaucer de “velouttes blew” die het “signe of touthe that is in woman sene”. Vermoedelijk naar het oude gebruik in Griekenland om hun oogleden met een purper zoet geurende zalf te bestrijken. De godin Juno zou zoiets gebruikt hebben.
In Rome schatte men het bloempje hoog en de dichters bezongen het in samenhang met de beroemde rozen van Paestum, de gastvrouw kruidde de wijn met zijn bloemen.
Het kruid van het stiefmoedertje werd bij het volk als bloed reinigend en zweet drijvende thee gebruikt en tegen huiduitslag bij kinderen en andere huidziektes, plasmoeilijkheden en scrofulen. Het afkooksel van het kruid, 40 gram op een liter water, werd als omslag bij scrofulen, huiduitslag en kriebel gebruikt. De wortel als braakmiddel.
In Ionië, vooral in de omgeving van Athene, groeide het plantje zo talrijk dat de Griekse moederstad door Pindar, Iostephanos: de met viool bekranste, noemde.
Naar dit voorbeeld noemde Goethe in zijn gedicht, das Veilchen, “Athene de veilchenumkranzte Stadt der Musen”. Hij had een voorliefde voor deze blauwe bloemen. Zelf zoveel dat hij overal, tijdens zijn wandelingen, zaden langs de weg te strooien. De aarde nam de dichter gift op en strooide elk jaar gewillig het viooltjeskleed uit over de stad en wegen om daarmee elke lente deze grote dichter te eren. Nog noemt men in Weimar deze aan de weg groeiende bloempjes, het Goetheveilchen.
Een van de mooiste gedichten van dien aard is door Mozart op muziek gezette “Veilchen” van Goethe. Goethe schrijft:
‘Ein Veilchen auf der Wiese stand
Gebückt in sich und unbekannt;
Es war ein herzigs Veilchen.
Da kam eine junge Schäferin
Mit leichtem Schritt und munterm Sinn
Daher, daher,
Die Wiese her, und sang.
Ach! Denkt das Veilchen, wär‘ ich nur
Die schönste Blume der Natur,
Ach, nur ein kleines Weilchen,
Bis mich das Liebchen abgepflückt
Und an dem Busen matt gedrückt!
Ach nur, ach nur
Ein Viertelstündchen lang!
Ach, aber ach! Das Mädchen kam
Und nicht in acht das Veilchen nahm,
Ertrat’s, das arme Veilchen.
Und sank und starb und freut sich noch:
Und sterb‘ ich denn, so sterb ich doch
Durch sie, durch sie,
Zu ihren Füßen doch! „
Vondel, Geboorteclock;
‘Heb weinig tijd en vordel
Wie op ’t pralen gaat. Komt. Nymphen bereidt een stool
Van bloemen hem, die ’t eerste licht zag in een viool’. ( Te weten voor Vondel, geboren te Keulen in een huis waar de viool uithing)
Het is de bloem die veel gebruikt werd in poesiealbums bij jonge meisjes.
‘Dem kleinen Veilchen gleich,
das im Verborgnen blüht,
sei immer fromm und gut,
auch wenn dich niemand sieht.
Sei wie das Veilchen im Moose
Sittsam, bescheiden und rein
und nicht wie die stolze Rose
die immer bewundert will sein’.
Mythe.
Met viooltjes versierden men de beelden van de huisgoden. Ook de Bacchanten versierden de Thyrsos staf met het viooltje en werden ermee bestrooid, evenals de beelden van de huisgoden.
De viool was bij de Grieken al zo geliefd dat zijn ontstaan in een mythe vermeld werd.
Bij de oude Grieken was het een symbool van de jaarlijks weer opbloeiende aarde en jonkvrouwkracht. Het kruid was gewijd aan de godin Persephone als een zinnebeeld van onsterfelijkheid, omdat het bloempje elk jaar weer vroeg opleeft. De viool wordt geassocieerd met de groene weiden die gespikkeld zijn met witte lammeren, wouden die muziek maken met zoete vogelgeluiden en zacht ademende winden. De Griekse en Romeinse mythologie ook dat de helemaal niet goed uitziende God Vulcan, die hopeloos op Venus/Aphrodite verliefd was, het toch voor elkaar kreeg door haar gekust te worden omdat hij naar viooltjes geurde.
Toen Phobus met zijn gloeiende zonnewagen eens een dochter van de hemel dragende Atlas vervolgde, die om haar schoonheid beroemd was, trachtte ze te ontvluchten. Ze liep wat ze kon, maar moest wel inzien dat haar krachten niet voldoende waren om te ontkomen. Ze riep Zeus om redding en die ontfermde zich over haar en veranderde het schuchtere meisje in een kleine blauwogige bloem, hij beschutte het angstige wezentje voor de stralengloed van de zonnegod doordat hij het plantje in een bos verborg.
Voor de oude Grieken was het viooltje zo het zinnebeeld van de jaarlijks ontwakende natuur als ook van maagdelijkheid.
Nic Beets zegt:
“ Waagt gij ‘t uit te spruiten
Bloem van zacht fluweel?
Durft gij ‘t knopje ontsluiten
Rondzien op uw steel?
‘t Purpren hoofdje wagen
Aan de gure lucht
Voor geen hagelvlagen
Voor geen storm beducht?”
De Grieken leiden de herkomst van de viool van de goden af. Eens ging Proserpina in een lieflijk dal en plukte daar haar lievelingsbloemen, de narcis en het viooltje. Plotseling ontstond een geweldige aardbeving en Pluto, de god van de onderwereld, verscheen en roofde de lieftallige jonkvrouw om haar in het dodenrijk te voeren. Geschrokken liet ze het blauwe viooltje vallen die al gauw weer begon te wortelen en weer verder bloeide, het is de oermoeder van alle viooltjes.
Daardoor werd het viooltje een zinnebeeld van treur en de dood.
Zinnebeeld van treur.
Het is een oud gebruik om grafheuvels met violen te planten en de kist van maagden daarmee te omkransen. Het gebruik om het viooltje bij de Grieken op de graven te zetten heeft zijn oorsprong wel in de donkere kleur van de bloemen gevonden. Dit begint met de sage van Proserpina.
Ook Shakespeare verwijst naar de metamorfose van zielen in bloemen. In Hamlet was het Laertes wens dat er violen ontsprongen uit Ophelia’ s graf. Toen hij het lichaam van zijn zuster volgde, Ophelia, naar haar laatste rustplaats zegt hij:
“Lay her i the earth
And from her fair and unpollutes flesh
May violets spring”.
Het was een van de geliefdste bloemen en groeit in tuinen, bossen of bedden en wordt geprezen om zijn parfum, soms betreurd vanwege zijn korte leven. Ze komt als een van de eerste maar blijft niet tot de warme zomerzon. Daarom wordt de viool vaak geassocieerd met de dood, net als de primula, zie Laertes in Hamlet: “A violet in the youth of primy nature,
Forward, not permanent, sweet, not lasting,
The perfume and suppliance of a minute
No more”. Forward naar zijn vroege bloei, suppliance is een woord in Elizabeth tijden gebruikt voor tijdelijk genot, plezier. Overal is sprak van droefheid bij deze bloem, Ophelia. “
I would give you some violets, but they
withered all when my father died”. De nederige, zoete bloem kon ook dienen als zorg of treur
De zuidenwind kwam over het bed viooltjes die de hele natuur kleuren met de tinten van haar eigen droeve gedachten. De warme wind laat de voorjaarsbloemen snel verdwijnen.
Christelijke Folklore.
Op de tweede dag van de schepping zei God: “Daar zij een uitspansel in het midden der wateren en dit make de scheiding tussen wateren en wateren”. En zo geschiedde het. Dan bekleedde de Schepper het firmament met het mooiste blauw. Daarbij vielen vele hemelsblauwe dropjes op de aarde. Uit elk dropje ontstond een zacht bloempje, in gelijk hemelsblauw gehuld, het blauwe viooltje.
De eerste mens Adam, was ongehoorzaam geweest en huilde nog steeds bittere tranen. Dag en nacht verzocht hij de Heer om medelijden. Dit erbarmde de hemelse Vader en hij stuurde zijn aartsengel Gabriël om hem te vertroosten. Adam was hier zeer blij om en prees luid de barmhartige God. Met dank was zijn hart vervuld en voor het eerst sinds lange tijd keek hij weer op naar de hemel. Maar gelijk overviel hem ook de schande over zijn begane fout in en keek deemoedig en bescheiden weer naar de aarde. Tranen druppelden van dankbaarheid en bescheidenheid uit zijn ogen. Uit die hete tranen ontstonden de eerste viooltjes. Sindsdien is het bloempje geworden tot symbool van deemoed en bescheidenheid. Nauwelijks heeft het voorjaar zich laten zien of zijn blauwe bloemblaadjes kijken ons trouwhartig aan.
Luther zegt: “Arm viooltje, hoe geurig zijt gij, maar gij zou nog welriekender zijn had Adam niet gezondigd”. Viooltjes symboliseren deemoed en bescheidenheid. Het geurende viooltje wordt in de latere middeleeuwen op beelden van Maria afgebeeld, zo op het beeld van Stefan Lochner: “Madonna mit dem Veilchen”. Naast het kruis van Christus symboliseert het met de violette treurkleur de smart van Christus dood zowel als de wereldwijde verspreiding van zijn leer die op dat ogenblik begon.
Voorjaarsfeest.
In Phyrgië werd een voorjaarsfeest gevierd waarbij het viooltje een grote rol speelde. Dit was het feest van Attis, een godin wiens vermeende dood en opstand in het geloven en cultus van West Azië zo diep wortelde.
Naar de mythe was er een schone jongeling, Cybele, de moeder der goden hield van hem, maar hij werd door een ever gedood en nu treurde de gehele natuur tot hij in de gestalte van een den weer tot
leven kwam. Uit zijn bloed ontstond het viooltje zoals de rozen en anemonen uit het bloed van Adonis.
Het grote voorjaarsfeest van Cybele en Attis, dat uit de west Aziatische cultuur naar Rome kwam, begon daarmee dat op 22 maart een den geveld werd. Deze den werd met viooltjes omkranst en door een bijzondere gilde van boomdragers naar de feestplaats gebracht. De boom was daar drie dagen lang het middelpunt van wilde feesten.
Symbool van het voorjaar.
Waarom al deze verering voor zo’n kleine plant? De viool is het symbool, een bode van het voorjaar. De macht van de winter is gebroken. Ook in de middeleeuwen werd de eerste viooltjesstruik aan een hoge paal gebonden waarom het volk de lenteregen danste. Zo was er aan het Weense hof in de tijd van Leopold IV het gebruik in maart het eerste viooltje te zoeken. De gelukkige vinder verwittigde gelijk de hertog die daar met de hele hofstaat heen gaat om het bloemetje feestelijk te begroeten. Het zedigste meisje mag het viooltje plukken. Dit is te zien op wandtekening van de Wiener Rathauskeller. In het Weense hof werd al rond 1200 de komst van het eerste viooltje met een ruisend feest gevierd. Ook in midden Duitsland werd dat gevierd.
De eerste drie viooltjes werden op Paasmorgen nuchter gegeten, een voorschrift dat op een oeroud, cultisch gebruik wijst. Het is een bode van het komende voorjaar die een bijzondere heilskracht moest hebben.
In Thüringen bestreek men met de drie eerste viooltjes de ogen en zo zou men geen boze blik krijgen.
Ook op andere gronden wordt het eerste viooltje geschat. Vind je het eerste viooltje, dan mag je wat wensen en het zal in vervulling gaan. Op andere plaatsen zijn ze een orakel voor de komende oogst. Zijn er op St. Jozef dag, 19 maart, al viooltjes, dan zal er dit jaar een vroege oogst komen.
Parfum van het voorjaar.
Het viooltje geeft een ouverture op de lente en heft een vioolconcert aan. Het eenvoudige maarts viooltje is de enigste die de geur opwekt, een korte zaligheid en een ongrijpbaar aspect, het parfum der liefde. De odeur zou zachte gedachten opwekken van tederheid, oprechtheid en eerbaarheid, de geur van Aphrodite.
Het viooltje is beroemd geworden als voorjaarsbode, de komst van de lente, het nieuwe leven. Het voornaamste bestanddeel van de geur, ionine, maakt de reukzin snel verzadigd en lijkt daardoor vluchtig, het is de parfum en de ootmoed van een minuut. Het best kan men een viooltje in de ochtend plukken, dan is de deugdzaamheid nog niet weggesmolten door de zon of weggevaagd door de wind. Die geur staat dicht bij die van de Florentijnse lis. (De geurende vioolwortels van de ouden waren irissoorten)
Seks.
Geur betekent seks en zo was de viool een bloem van Aphrodite en haar zoon Priapus, de god van tuinen en vermeerdering. Priapeion was een van de Griekse namen voor de viool. Dit werd goed begrepen door de ontwerper van het zevende en laatste tapijt van de jacht op de eenhoorn. Dit tapijt was vermoedelijk gemaakt ter gelegenheid van het huwelijk van Francis I van Frankrijk in 1514. In de laatste opwindende scène (de tapijten hangen in de Cloisters, New York) ligt de gevangen eenhoorn binnen een haag en gebonden als een symbool van volmaaktheid aan de granaatboom van vruchtbaarheid. Rondom de witte eenhoorn groeien verschillende seks planten, bistort, (polygonum) lords and ladies, (Arum) early purple orchis, bluebells (Campanula) en Viola odorata.
Mohammed.
Het viooltje werd bij de Turken de rozenprofeet genoemd, een drank uit viooltje, scherbet, werd later de lievelingsdrank van alle mohammedanen.
Een van de Mohammedaanse tradities van de viool is die waarvan de profeet vertelt: “De excellence van het extract van violen boven alle andere extracten is de excellence van mij boven de rest van de schepping, het is koud in de zomer, en heet in de winter, of de schoonheid van de viool is de schoonheid van El Islam boven alle andere religies.”
In de Noorse mythe was het plantje aan Tyr (Ziu) gewijd en heet daarom Tyrsfiola. Op IJsland heet het nog zo. Tyr is de god van oorlog, een wat vreemde verbinding voor deze vredelievende bloem.
Legende.
Een Saksische legende verhaalt dat eens lang geleden Czernebogh, god van Vandalen in een statig kasteel leefde en hoe tijdens krachtige christianisering over de Saksers, de god en zijn kasteel getransformeerd werden in rotsen, terwijl zijn lieve jonge dochter veranderde in een viool. Die bloeit maar eens in de honderd jaar. Wie de kans heeft plukt haar en zal het meisje met al haar weldaad winnen. Naar en Wendische sage werd de dochter van de God Tschernebog in een viooltje veranderd die eens in de tien jaar in de Walpurgisnacht bloeit. Wie het dan plukt verlost de maagd en krijgt haar met alle schatten van haar vader.
Sprookje.
Een aardige plant bloeide in de schaduw. Zo verlegen was ze dat ze zich verborg onder een groot blad. Dan opende ze haar bloemen. Al gauw steeg er uit de schaduw van het grote blad een exquise en zachte geur. Toen kwam er onder het grote blad een zangvogel die naar het purper en goud van de bloem keek. Toen hij wegvloog zong hij over het zoetste van de wereld. Op een dag vloog er een engel over de aarde met een liefdesmissie. Zijn lange witte vleugels zwaaiden over de aarde. Ze gooiden het grote blad opzij. De engel ontdekte de bloem van purper en goud. Ze inhaleerde de verrukkelijke geur. “A”, riep de engel, “hoe lieflijk ben jij. Te lieflijk om in de schaduw te verblijven. Je behoort in de tuinen van de engelen te staan. Maar wacht, ik denk aan wat beters, je zal een engelenbloem zijn maar je zal bloeien bij de mensen. Ga, zoete viool en bloei in elk land. Breng alle mensen zoete vredesgedachten, liefde en vertrouwen”. Dan stopte de engel en kuste de bloem en zie, elke bloem lijkt nu op een klein engelengezicht. Zo gebeurde het dat de viool in onze tuinen kwam. Als je dat kleine engelengezicht ziet in haar bloem wil je er dan aan denken dat de engel die haar kuste vriendelijk, aardig en lief was?
Het viooltje zou de deugd van nederigheid bezitten, wat de schuld van de dichters is die aan deze plant de mooiste verzen hebben gewijd en het meestal als een nederige plant gebruikten. Het welriekende bloempje opent zich al in maart en verbergt zich tussen de bladeren, daarom is het een zinnebeeld van ingetogenheid, nederigheid en zedigheid. De H. Franciscus de Sales vergelijkt de ware weduwe met een vioolbloem.
De viool is dan wel tussen het gras geboren, maar doet dan ook alle moeite om de aandacht te trekken.
Daarvan stamt waarschijnlijk ook de naam grilkieker of grilkijker in sommige streken zoals het als het ware met wijd geopend oog de toeschouwer aanstaart.
Behalve de kleur bezit het plantje ook nog een aantrekkelijke geur waardoor zelfs een blinde op zijn spoor kan komen. Het bloempje heeft een schoonheid en bravoure van kleuren, geel, blauw en roze alles op 1 bloem. Het contrast was sterk genoeg om de geesten op allerlei zijsporen te zetten.
Willem Bilderdijk:
“Bekoorlijk is uw bloeien
o Purpren violet
Om wie de Zefirs stoeien
In ‘t dichte kleverbed
o Laat u door de bladen
Uw geur toch niet verraden
Noch ‘t blinken van uw schoon:
Maar leer gelukkig wezen
In roem en lof te vreezen
En uiterlijk vertoon
Als, onder ‘t gras ontloken,
De nederige blauwe bloem
Een sage uit het vorstendom Waldeck. Een herdersknaap vindt een grote viool en zijn vader neemt hem die af omdat hij gedroomd heeft dat hij een bloem, waaraan hij driemaal ruiken moet, krijgen zal. De vader ruikt driemaal aan de bloem en terzelfder tijd verschijnt hem een mannetje dat hem beveelt hem te volgen. De vader wordt in het hol van het mannetje gevoerd en daar zitten 12 even kleine kereltjes te eten. Hij keert terug naar huis en vindt geld, schapen en paarden die de dwergen hem geschonken hebben omdat hij vertrouwen in hen had. ‘t Was een bloem die rijkdom en geluk bracht.
5. Uit J. Sowerby.
=Viola reichenbachiana Jord. Ex Boreau (Duitse botanist Heinrich Gottlieb Ludwig Reichenbach, 1793-1879) (Viola sylvestris Lam.(van het bos) is een meerjarige kruidachtige plant tot 25cm.
Bladeren zijn op de grond hartvormig, zittende stengelbladeren.
Onderste kroonblad bezit violette aders, verder violet, bloemspoor is donker violet in maart-mei, soms nog later, de spoor van de hybride Viola ×bavarica is lichter van kleur.
Driekleppige doosvrucht.
Groeit in lichte bossen op vochtige, kalkrijke of lemige grond.
De eerste beschrijving was van de Franse botanist Claude Thomas Alexis Jordan in 1857.
Naam.
Donkersporig bosviooltje, Duits Wald-Veilchen, Engels early dog-violet, Frans violette de Reichenbach.
7. uit J. Seboth.
Viola calcarata, L. (gespoord) uit de Alpen wordt 8-15cm hoog. Is beschreven in 1752.
Zeer korte stengels zijn opstaand.
Lang gesteelde bladeren zijn eivormig tot lancetvormig, stomp tot spits en gekarteld, de onderste lang gesteeld, steunblaadjes zijn getand, de bovenste geveerd.
Lang gesteelde bloemen van 2.5-3cm in doorsnede zijn donker violet en meestal eenkleurig, zijdelingse kroonblaadjes afstaand of naar boven gericht, lange en dunne spoor is meestal spits en ongeveer even lang als de bloembladeren in juni/augustus.
Kalkhoudende grond van west Alpen. Er is een vorm met witte en een met gele bloemen..
Viola calcarata L. subsp. calcarata.
Viola calcarata L. subsp. villarsiana (Roem. & Schult.) Merxm. (Franse botanist Dominique Villars, 1745-1814)
Viola calcarata L. subsp. zoysii (Wulfen) Merxm.(Oostenrijkse botanist Carl von Zoys te Laubach)
Naam.
Langsporig viooltje, Spurred violet. Gesporntes Veilchen, Langsporn-Veilchen, Gesporntes Stiefmütterchen.
8. uit Curtis botanical magazine.
Viola gracilis, Sm. & S. (sierlijk) uit Macedonië tot Klein Azië wordt 10-15cm hoog. Is beschreven in 1817.
Kort behaarde plant met korte stengel.
Langwerpig tot breed eivormige bladeren zijn stomp en gekarteld, steunblaadjes diep handvormig gedeeld
Kleine violette bloemen met dik en stomp spoor dat naar boven is gebogen en even lang als de bloembladeren en 2-3 maal zo lang als de kelkaanhangsels in mei/juli.
Kan in de winter slecht tegen vocht.
Olympian violet.
10. uit luirig.altervista.org
Viola lutea, Huds. (geel) uit de Alpen, Vogezen, Frankrijk, België en Engeland wordt 15-25cm hoog.
Opstijgende tot opstaande stengels zijn dun en meestal niet vertakt.
Onderste bladeren zijn hart/eivormig en de overige eivormig/langwerpig en wat gekarteld, onbehaard of kort gewimperd, steunblaadjes zijn handvormig ingesneden.
Bloem is 2.5-4cm lang en geel met zwartachtige strepen en meestal donker violet spoor, die recht en korter is dan de bloemblaadjes en 2-3 maal langer dan de kelkaanhangsels in mei/augustus
Var grandiflora wordt meestal iets minder hoog maar met veel grotere bloemen.
Viola lutea Huds. subsp. sudetica (Willd.) W. Becker. (uit de Sudeten, bergen in oost centraal Europa)
Mountain violet. Sudeten-Stiefmütterchen.
Uit commons.wikimedia.org
=Viola lutea Huds subsp. calaminaria Nauenburg. (zink) heeft zich aangepast aan een overmaat aan zink dat afkomstig van een oude storthoop van een vroeger mijnbouwbedrijf in de Belgische provincie Luik.
Zinkviooltje, Galmeiveilchen.
Maar er is nog een ander zinkviooltje, Viola guestphalica Nauenburg, (Westfalen,=guestphalica). Is 10-15cm hoog met gelijke gekleurde blauw violette kroonbladen met in het centrum donkere aders van met tot oktober. Groeit in 1 plaats, in de loodkuilen van Blankenrode, zuidoost van Paderborn.
Violette Galmei-Stiefmütterchen, Blaues of Westfälisches Galmeiveilchen, algemeen Zinkveilchen.
11. uit Curtis botanical magazine.
Viola cornuta, L. (gehoornd) het hoornviooltje is een meerjarig viooltje uit de Pyreneeën, wordt 20-35cm hoog Is in 1776 beschreven.
Liggende tot opstijgende stengels zijn bebladerd.
Eivormige bladeren zijn stomp met wigvormige tot wat hartvormige voet, stomp gekarteld en helder groen met behaarde achterkant, grote steunblaadjes zijn driehoekig/eivormig en ingesneden/getand.
Lang gesteelde bloemen zijn violet/blauw met dunne spoor die langer is dan de kelkaanhangsels in juni/augustus.
Uit de Pyreneeën. Ook is er een vorm met witte bloemen.
De Cornuta groep is ook uit kruisingen ontstaan van cornuta x wittrockiana. Gewonnen door Dr. Chas Stuart te Chirnside, Engeland en staan tussen beide ouderplanten in. Ze worden 15-30cm hoog en variëren in hoger en lager groeiende planten in alle tinten van violet tot blauw/violet, purper/violet, mauve, lila geel en wit, eenkleurig, gevlekt of gestreept. Ze hebben de lage en sterke groeiwijze van cornuta en de grote pensee uitvoering van wittrockiana. Honderden tuinvormen zijn er van die vaak maar weinig van elkaar verschillende. Rijke bloei vanaf mei tot september. geen een komt zuiver uit zaad terug.
‘Archie Grant’ van 30cvm met donker purperen bloemen. Gewonnen door John Dowie, kweker te Edinburgh .
‘Ardwell Gem’ van 20cm met zwavel/gele bloemen met donkerder hartje. Gewonnen door Mr. Fraser, kweker te Edinburgh.
‘Blue Duchess’ van 15cm met zeer grote bleek violet/blauwe bloemen. Gewonnen door Messrs. Dobbie, kwekers te Edinburgh.
‘Blue Gown’ van 15cm met middelmatig grote bleek violet/blauwe bloemen met lichter midden. Gewonnen door Dr. Ch. Stuart, liefhebber te Chirnside, Engeland.
‘Fred. Williams’ van 15cm met grote, gegolfde en licht violet/purperen bloemen. Gewonnen door J. Forbes ltd, kwekers te Hawick, Engeland.
‘Lilacina’ van 30cm met vele grote, bleek violet/purperen bloemen en lilakleurige vlekken op de onderste bloembladeren. Gewonnen door Dicksons & Co, kwekers te Edinburgh.
‘Maggie Mott’ van 30cm met zeer grote bleek violet/blauwe bloemen.
‘Moselye Perfection’ van 25cm met grote, donker goud/gele bloemen. Gewonnen door Bastock, kweker te Moselye, Engeland.
‘Royal Scott’ van 20cm met zeer grote, donker violet/blauwe bloemen. Gewonnen door James Grieve, kweker te Edingburgh.
‘Royal Sovereign’ van 20cm met grote, helder goud/gele bloemen. Gewonnen door G. Stark & Son, kwekers te Great Ryburgh, Engeland.
Dan zijn er nog kruisingen van cornuta x gracilis die door Bergmans Viola x visseriana Bergmans genoemd worden naar zijn vrouw, J.M.W. Bergmans-Visser.
Planten van 20-30cm hoog die tussen de ouderplanten in staan, eivormige tot ei/lancetvormige bladeren zijn spits en gekarteld, veeldelige steunblaadjes en bloemen van 2-3cm in doorsnede.
‘Blutenfulla’ groeit gedrongen met zacht lila/blauwe bloemen. Gewonnen door Nonne & Hoepkes, kwekers te Ahrensburg, Duitsland.
‘Hansa’ met grote, donker violetkleurige bloemen. Gewonnen door G. Deutschmann, kweker te Lokstedt, Duitsland.
‘Jersey Gem’ lijkt wat op de vorige met donker violet/purperen bloemen, gewonnen door T.A. Weston kweker te New Jersey, Amerika.
‘Jacknapes’, van de kleine bloemen zijn de bovenste bloemblaadjes kastanje/bruin en de onderste goud/geel met donker bruine strepen. In de handel gebracht door J. Forbes Ltd., kwekers te Hawick, Schotland.
‘Anneke’ is violetpaars, ‘Blue Carpet’ is blauw, ‘Bullion’ geel en ‘White Superior’ wit.
Naam.
Het hoornviooltje, Duitse Hornveilchen of Engelse horned of Pyrenean violet.
12. Uit G. Oeder.
Viola arvensis Murray (van de akkers) Viola tricolor var. arvensis) is eenjarige tot 20cm hoog.
Kleine, 1cm, witte wat blauwachtige bloemen met geel hart in april-oktober. Verschilt van het bosviooltje door de meestal tweekleurige bloemen en de opwaarts gerichte bloemblaadjes aan de zijkant.
Eenhokkige vruchten springen bij rijpheid met drie kleppen open en worden de zaden weggeslingerd.
Groeit op bouwland en wegen van Europa en W. Azië.
Naam.
Akkerviooltje, Duits Acker-Stiefmütterchen, Engels field violet, field pansy, Frans pensée des champs, violette des champs.
12. Viola tricolor, L. (driekleurig) is het driekleurig viooltje, Engelse pansy.
Een eenjarige van 10cm hoog die ook gemakkelijk over blijft en rozetjes vormt.
Stengel is vierkant en vertakt.
Bladen zijn ovaal en getand.
De bloempjes zijn klein en driekleurig. De bloei is in mei tot…. De gehele zomer. De bloem, verwondt, heeft een lichte geur van perzikkernen. In deze groep bestaat een enorme variatie aan kleur. Sommigen zijn tweekleurige, soms zelfs effen blauw of wit, zelfs zwart is mogelijk.
Het driekleurige viooltje verschilt van andere violen door het feit dat de twee bovenste bloembladen opgaand zijn in plaats van voorwaarts.
Uit Europa tot Siberië.
Bastaarden van het driekleurig viooltje V. tricolor met V. lutea en V. altaica worden in talloze variaties als reuzenviolen gekweekt.
Er zijn verschillende subspecies.
Viola tricolor subsp. curtisii, (E. Forst.) Syme is een tot 25cm hoog plantje met een lichtblauwe bloemkleur. De onderste kroonbladen zijn lichter gekleurd dan de twee bovenste. De onderlip heeft een gele vlek. Groeit op voedselarme duingrond.
Duinviooltje, Sand-Stiefmütterchen, sand violet.
Viola tricolor L. subsp. macedonica (Boiss. & Heldr.) A. F. W. Schmidt. (uit Macedonië)
Viola tricolor L. subsp. matutina (Klokov) Valentine. (morgen)
Viola tricolor L. subsp. subalpina Gaudin. (bewoont bergstreken onder Alpen niveau)
Viola tricolor L. subsp. saxatilis, (van de rotsen) Felsen-Stiefmütterchen, rock violet.
Viola tricolor L. subsp. tricolor, Gewöhnliche Wilde Stiefmütterchen. Die wordt in 3 varieteiten verdeeld, (Viola tricolor. var. maritima, Dünen-Stiefmütterchen, Viola tricolor var polychroma, Gebirgswiesen-Stiefmütterchen, Viola tricolor var tricolor, Gewöhnliche Wilde Stiefmütterchen.
Met grote waarschijnlijkheid is de wilde vorm met Viola altaica en Viola lutea subsp sudetica een van de ouders van de in vele var gekweekte tuinbloemen, Viola × wittrockiana. naar de Zweedse botanist Veit Brecher Wittrock, gestorven in 1897)
Naam, etymologie.
(411) ‘Viooltjes soorten werden al door de oude schrijvers genoemd, maar worden nergens zo goed beschreven dat men met zekerheid ons stiefmoedertje er uit zou kunnen halen. Ze komt pas in de Gart der Gesundheit in 1485 te Mainz voor en dan als Freyschemkrut. Vanouds werden de bloempjes als geneesmiddel gebruikt onder andere bij kinderstuipen en toevallen dat in het Duits Fraisen heet en vandaar de naam Fraisenblumchen.
(Dodonaeus, 187) (a) ‘De eerste of gewone soort van dit gewas wordt in Frankrijk pensees genoemd en daarnaar worden deze bloemen in Brabant en in de andere daarbij liggende landen van Nederduitsland ook pensees geheten, Frans pensees en menues pensees, Engels pences, Italiaans minuti pensieri’.
Het woord pansy is een verbastering van het Franse woord pensee, literair een gedachte, dit betekent dat de bloem een symbool is van herinnering, vooral van de gever (van penser: denken of gedachte). Pansy stamt van Latijn pensare: voorzichtig afwegen of overwegen.
Het woord pensee wordt nog steeds gebruikt in Frankrijk bij geheugenzwaktes.
Toen Lodewijk XV zijn gevierde arts Quesnay in de adelstand verhief aarzelde hij niet deze bloem, als zinnebeeld van de gedachte, in zijn wapenschild te plaatsen. De drie pensees die het wapen versieren dragen tot devies de woorden, “propter mentis cogitationum”: “vanwege het denken van de geest”. De Italianen noemen het viola del pensiero, de Spanjaarden pensamento.
In departement Pas-de-Calais draait een meisje als ze weten wil of ze de liefste is de stengel tussen de vingers en spreekt daarbij, ‘Penses bien! Ou tu arretas, Mon amant sera’.
De Duitsers hebben dit vertaald als Sinnviole, Denk an mich, Denkblumli, Je langer je lieber, de Zwitsers zetten deze naam pensee over als Dankeli en Denggeli.
De Engelse onderscheiden nog steeds pansies en violets. De pansies (Viola x ilaockiana) hebben een onvertakt wortelgestel. De violets (x van Viola lutea, Viola altaica en V. cornuta) hebben een vertakt wortelgestel of stolonen, in de grond groeiende uitlopers.
Wij maken onderscheid tussen eenjarige als de driekleurige Viola tricolor en de tweejarigen als de bekende perkviolen met de cv’s, de meerjarigen als het maartse viooltje, V. odorata en cv’s met het hoornviooltje, V. cornuta, met de cv’s en hybriden.
Dodonaeus (b) ‘Dit kruid plag in Hoogduitsland veel geacht en gezocht te wezen om de grote kracht die het geeft tegen de ziekte en Freissem van de jonge kinderen en vooral de bloemen daarvan in water te koken en dat de kinderen te drinken geven en daarnaar is dat in het Hoogduits Freysscham-kraut genoemd geweest’.
Freissam bij Bock, Freisamkraut, wat op krampachtige aanvallen slaat als epilepsie, het behoort tot oud Hoogduits freisa: gevaar, schrikken, bederven. Daarmee stemt overeen dat de Letten haar gebruiken tegen schrikneurozen. Of het die stoffen bevat is niet bekend, wel dat Diosorides de iov aanbeveelt tegen epilepsie bij kinderen, gaat het op hem terug?
Dodonaeus © ‘Het heet in het Hoogduits ook Treifalticheit blumen zoals ook luidt de Latijnse naam want men noemt ze in het Latijn niet alleen Viola tricolor vanwege de drie kleuren die in deze bloemen blijkt, maar ook Herba Trinitatis’.
Deze driekleurige plant stelde later ook de Drie-eenheid voor, herba trinitatis: Drievuldigheid bloempje, Frans herbe de la trinite, de Engelse herb trinity en Duitse Dreifaltigkeits blume voor, Dreifaltigheitskraut of Dreifaltichkeit, vooral omdat men een oog in de driehoek meende te zien. In de christelijke symboliek was dit de driehoek waaruit lichtstralen voorkomen met een open oog in het midden, het beeld van god in drie personen die over alles waken. De in omtrek driehoekige bloem is met het lichtend geel van zwarte stralen doortrokken, saftmal, is het verf geelgoud in de middeleeuwen.
Naar de genoemde eigenschappen kan ook de leukoje de ion van de historie geweest zijn, de muurbloem of het driekleurig viooltje. Maar als je goed kijkt, heel goed kijkt, zie je in het driekleurige viooltje een fraai gezichtje, de priesteres Io. Dit gezichtje is goed te zien bij het driekleurige viooltje.
Het draagt de purper-, goud en hemelkleur, ook als zinnebeeld van de H. Maagd. Maria heeft het viooltje aan de voet van het kruis geplaatst. Het bloempje speelt dan ook een rol in de kerk op Drievuldigheidszondag, dat is de gouden zondag, de le roi dimanches van de Fransen, of de eerste zondag na Pinksteren, die de feestcyclus van de Christelijke Kerk afsluit.
Een trappist schilderde op de muur van zijn cel deze bloem en in het midden een doodshoofd. De groet van het klooster: “Broeder denk aan de dood”: memento mori, was in deze bloem uitgedrukt.
Onder de bloemen die onder het kruis stonden was ook de viool en net als de anderen, viel ze in rouw en nam daarbij de diensten van de Christelijke kerk aan Zijn kleur wordt gesuggereerd in het purper van de kerken rouw en gedragen in juwelen als een teken van weduwe.
Drievuldigheidsbloempje, viola trinitatis, wordt het viooltje nog genoemd omdat het plantje in de tijd dat die veel sterker geurde dan het welriekende viooltje, de mensen van heinde en ver toestroomden om dit bloempje uit de akkers te halen en daarbij de rogge en andere nuttige planten vertrapten. Het bloempje wilde niet de oorzaak zijn van al deze vernielingen en bad tot de Drie-eenheid dat die haar geur zou wegnemen, welk gebed verhoord werd en sindsdien heet het dan ook Drievuldigheid bloempje.
Bij de Polen heet het plantje bratki: de broertjes, een geschenk van zulke bloemen gold als teken van grote toewijding. Een jong meisje zal nooit iemand anders dan haar verloofde een stiefmoedertje geven.
Eens was het een gewoonte dat minnende elkaar hun portret in de driehoek van de pensee gaven, de bloem werd steeds voor een sprekend zinnebeeld van trouw gehouden.
Dodonaeus (d) ‘Anderen noemen het Herba clavellata. Sommige zijn ook van mening dat men het Jacea behoort te noemen, maar er is nochtans een ander soort van Jacea die de zwarte toe genoemd is die van ons voren beschreven is. Dan dit gewas schijnt met de Phlox van Theophrastus zeer goed overeen te komen die ook Phlogion genoemd wordt en is een wilde bloem die geen reuk heeft en in de lente met de witte viool of wat later uitspruit en lange tijd overblijft zoals deze driekleurige viool gans is, want ze is heel wild van haar aard en daarboven ook zonder reuk en bloeit zeer lang. Dan Theodorus Gaza noemt dit kruid (die het woordje Phlox of Phlogion in het Latijn overzet) Viola flammea, al of men vlammende viool zei en met die naam is deze bloem bij de Latijnen tegenwoordig ook voldoende bekend geworden, in het Italiaans Jacea of Jaccea’.
De Italianen noemen haar flammola: het vlammetje.
(e) Duits Ackerveilchen, Adenkelcher, Feldveigerl, Gichtkraut, Nagelkraut bij Brunfels, Sommetpotsch, Swalkeblome, Tag und Nachtblume, Teeveigerl, Tausenschon, Hohemutt, (brete)
(f) Gesichter, Mensengsichter, Schwigerli, Stiefmotterblume, ‘Das wilde Stiefmütterchen’, Steifmutterlein, Stiegkindlar, Mädchenaugen, Gedenkemein, Schöngesicht of Liebesgesichtli, Muttergottseschuch, Jesusbluemle, Jesusblumchen, Judeveiele, Liebeherrgottschuchle, Zwitsers Adeli, Denggeli, Dreifaltigkeitsbluoma, Sammetbluamli.
Mogelijk heeft ze deze naam naar de gele kleur als symbool van nijd en stiefmoedertje genoemd omdat men van deze personen veronderstelt dat ze graag nijd en twist in het huis van de jonge vrouw brengen. Stiefmoedertje, deze viool heeft 5 bloembladen. Het grote blad is voor de boze stiefmoeder die met haar grote omvang twee zitplaatsen in beslag neemt en daarbij kleedt ze zich opvallend in drie kleuren. Ze heeft twee dochters van haarzelf. Ieder van hen zit in een stoel links en rechts onder haar en kleden zich mooi in twee kleuren. Dan heeft ze ook nog twee stiefdochters. Die geeft ze samen maar een stoel en kleedt ze in een eenvoudige kleur.
De vader heeft van kwaadheid een wit hoofd gekregen (de stamper) hij zit met zijn benen diep in de voetzak, kan haast niet uitkijken en komt pas goed tevoorschijn als zij allen zijn uitgegaan, dat is als men de al de blaadjes heeft afgeplukt.
In vele gebieden is men ook zeker dat er in de bloem ook een vader zit. Hij zit namelijk midden in de bloem en is door de vrouwen van zijn familie ingedrongen en komt er pas uit als zijn vrouw en kinderen verdwenen zijn, als de bloem uitgebloeid is en de bladeren gevallen zijn. Daarom spreekt men in de volksmond van de stiefmoederlijke behandeling als iemand een ander verwaarloost, maar hier is stief wel een rest van stomp, rest, wat op de grootte van de plant slaat.
God bestrafte echter de boze stiefmoeder en gaf haar een geweldige bochel, aan haar beide dochters liet ze een baard groeien, de stiefdochters bleven gewoon in hun eenvoudige kleren. Daarover ergerde zich de stiefmoeder en werd van nijd, geel, het Duitse Ackerstiefmutterchen.
Dit viooltje is daarom het symbool geworden van liefdeloosheid en partijdigheid. Het stiefmoedertje werd gebruikt voor versiering van graven. In Duitsland treedt de naam op de eerste helft van de 18de eeuw op. Daartegen werd de plant op het eind van de 17de eeuw in Sicilië als soggira e nora, stiefmoeder en stiefdochter al genoemd. Die Italiaanse volksnaam zie je in het Zwitserse Schigerli of Swocherli. Ook de Slaven hebben gelijke namen en zo heet het bij de Wenden syrotka (syroa; wees) met de volgende sage. Er was eens een stel die twee meisjes hadden. Toen de vrouw stierf nam de weduwnaar een tweede vrouw die ook twee meisjes kreeg, die zette voor haar weeskinderen maar steeds een stoel klaar, voor haar eigen kinderen elk een en voor zichzelf twee. Toen ze nu gestorven waren zette St. Petrus ze ook zo, en dat ziet men nog in het stiefmoedertje, die is zo gevormd dat de beide weeskinderen treuren en geheel wit zijn, de eigen kinderen zijn bont en treuren niet, de stiefmoeder zit op haar twee stoelen, is blauw of rood en treurt niet. Dat naar de verschillende kleuren die met wat fantasie op een gezicht lijken en vandaar de volksnamen Schongesicht, Menschengesichter, brete Gesichter, Madchenaugen, Lieb-G’sichtli.
Ook het stiefmoedertje werd door de arbeidersklasse ontwikkeld naar de strenge regels die in 1841 door het “Stiefmutterchengesellschaft” opgesteld waren. Die werden naar Frankrijk en België gebracht. John Salter zag ze in 1847 en omdat hij niet aan de strenge regels van de arbeider clubs gebonden was begon hij die te verbeteren en dit was het begon van onze tegenwoordige enorm vette stiefmoedertjes.
(g) ‘‘De pensees worden ook wel Viola coloria en calida genoemd, in het Engels hartys ease, love in ydle pances, Italiaans fiore di Giove’.
Engels call me to you, fancy, flamy, garden gate, heart’s ease: hartsrust, de bloemvorm, werd daardoor gebruikt tegen hartziektes, Johnny-jump omdat de zaden wegspringen en op de meest onverwachte plekken weer opduiken, ‘jump and kiss me, kiss me, kiss me at the garden gate, live in idleness, love in idleness, pansy, pink of my John, three faces under a hood, tickle my fancy, beedy eyes, Godfathers and Godmothers, Jack behind the garten gate, Kitty run the streets, leap up and kiss me, (Shakespeare zomernachtsdroom, 2, 2.
(h) Nederlandse namen; Achterumkiekertje, blauw engeltje, blauw klokje, drie-eenheidsbloem, drievaldige bloem, drieverwige bloem, dryvuldigchetsbloem, drievuldigheidsbloempje, eksterogen, fiegeletje, filet, freyssamcruyt, gezichtje, glazen muiltje, grilkieker, klein violetje, nacht en dagjes, pansee, pas(s)ijntje, pensee(bloem), schoen en muiltje, schoenlapper, soldaatje, stiefmoerskruid, swe(al)tsjeblom, veldvioletten, vieultje, wild viooltje, wilde pensee, zeeschulpje, zevenkleurbloempje, zuanewiezertje, zwaluwtje.
De pansy hangt koket aan zijn steeltje met zijn gezicht half verborgen. Dit gaf het suggestieve namen als kiss me at the garden gate, jump and kiss me quick. Namen die op verliefde lippen ontluiken als op de zondagse wandelingen in de zomervelden en lanen geflaneerd werd.
De namen two faces in a hood heeft het plantje omdat het lijkt alsof de twee buitenste bloembladen elkaar kussen onder een hoed en zo gaf de kus ook het hart, de heartesease.
De bloem is opgedragen aan St. Valentijn, de patroon van heiligen en verliefden die overal goed doet, bij arm en rijk, evenals de bloem in goede en slechte gronden groeit, mogelijk is dit ook de oorzaak voor de vele kus-namen voor de viool.
Shakespeare: “Violet is for faithfulness
Which in me shall abide
Hoping likewise that from your heart
You will not let it slide
And will continue in the same
As you have now begun
And then forever to abide
Then you my heart have won”.
Uit C. Lemaire.
Heartease is een naam die eens behoorde aan de muurbloemen, Cheiranthus, een plant die gebruikt werd tegen hartziektes, beiden behoorden in de 16de eeuw tot 1 familie, de ion. Het is Shakespeare’ s bloem waarop Cupido’s pijl, die zijn doel miste, viel. A Midsummer Nights Dream
“Yet mark’d I where the bolt of Cupid fell. Toen merkte ik waar Cupido’s pijlschacht viel
It fell upon a little western flower. Op een klein wester bloempje kwam hij neer
Before milk white, now purple with love’s wound. Eens melkwit, purper nu door Amor’ s wonde
And maidens call it Love-in-idleness”. De meisjes noemen het vlinderliefde gril
Zijn sap op de oogleden uitgestreken
Maakt man of vrouw uitzinnig, dol verliefd
Op ’t eerste levende schepsel dat hij ziet.
Volgens de mythe was het viooltje vroeger melkwit, maar het werd door een pijl van de loze Cupido getroffen, de kleine liefdesgod had gemikt op de statige Diana en sindsdien is de bloem purper gekleurd met liefdeswonden. Vandaar Shakespeare’ s stelling van “Cupido’s bloem van een purperen verf” en eindigt door de plant magische krachten toe te dichten en gebruikt de plant als een liefdesfilter. Het was Venus die de viool blauw maakte. Ze had een dispuut met haar zoon Cupido wie het mooiste was, zij of een groep meisjes. Cupido, zonder blikken of blozen zei: “de meisjes”. Daarop werd Venus zo kwaad dat ze haar rivalen sloeg tot ze bont en blauw waren en veranderde hen in violen.
Verder komt het bloempje voor in het wintersprookje en bij Hamlet waar de lieflijke Ophelia zegt: “There’s pensies that’s for thoughts, Cornelio zegt meer precies “Oh. that’s for lovers thoughts”, zachte gedachten want het is de little western flower dat door Cupido’s pijl geraakt was. “Before milk white, now purple with love’s wound”.
Dit is de little western flower of liefde zonder nut.
In de midzomernachtdroom stuurt Oberon Puck erop uit om een bloem te halen die Liefde Zonder Nut genoemd wordt. Een plant van verlangen, in-idleness, in de oude betekenis van sterk onbevredigende liefde of verlangen.
Het sap van die bloem dat toverkracht bezit, het driekleurige viooltje wordt bedoeld, moet op de oogleden van de schone Titiana worden gedruppeld opdat zij in liefde zal uitbarsten. Dat gebeurt ook maar wel op een verkeerde. Als ze wakker wordt ziet ze een ezelskop op de schouders van een idioot en wordt op slag verliefd.
Het is de kleine bloem die Oberon Puck beveelt te vinden “ere the Leviatthan can swim a league: en hij instrueert zijn kleine metgezel.
“Fetch me that flower; the herb I showed thee once:
The juice of it on sleeping eyelids laid
Will make or man or woman madly dote
Upon the next live creature that it sees”.
De mensen in zijn tijd geloofden in de krachten van magie, sommige zijn helpend en helend en anderen mogelijk schadelijk..
Het was een krachtig liefdesmiddel.
Op het eind van het spel brengt Oberon na zijn kwaadaardige spel, zijn koningin weer tot haar gewone doen door haar ogen met het sap van een andere plant aan te raken:
“be as thou wast wont to be;
See as thou wast wont to see:
Dian’s bud o’er Cupid’s flower
Hath such force and blessed power
Now, my Titania, wake you my sweet queen”.
Dit kruid zou wormwood zijn geweest Artemisia, de kuisheidsgodin, haar Romeinse tegenhangster was Diana, de naam Diana’s bud is mogelijk uitgevonden door Shakespeare. Zijn magische krachten moesten groter zijn dan die van de viool Of van Vitex agnus castus, de kuisheidsplant van de middeleeuwen.
Vondel, Rey van Bacchanten;
De wijngaard wies om ’t bed, om ’t bed
En hing van trossen zwanger
Evoe, Evoe
Het mager strand werd vet
De mirt besloeg de grond, de grond
Een luchtje blies violen
Evoe, Evoe
En rozen uit haar mond
Vondel, Bede aen het westenwindeken
‘Strooi nu onder de kuise palm
Wit ligustrum en viooltjes
Voor de maagdelijke zooltjes
Die al bevend uit het koor
Treden op het ongewone spoor
Derwaarts, waar de maagden spreiden
’t Bed, daar Ida op moet scheiden
Van de bloesem, die zo waard
Zij voor de buren heeft gespaard. (Voor een trouwpartij)
In het Keltisch heet de viool fail: dit betekent geur en failchuach: is zo de violet.
Van de heartease of gemoedsrust zouden 60 Engelse namen bestaan, inclusief de uitdrukking van Shakespeare, als three faces under a hood, herb trinity en love and idleness.
“That strain again! It had a dying fall;
O it came o’er my ear like the sweett sound,
That breathes upon a bank of violets
Stealing and giving odours”. Twelfth Nights.
.”.I think the king is but a man, as I am
the violet smells to him as it doth to me”. Henry V.
In de bossen blaast de zachte wind over de kleine bloem zoals we zien in Cymbeline “.. as gentle
As zephyrs, blowing below the violet
Not wagging his sweet head”.
De pansy is overal een familiebloem en heeft veel karakter. De bloem lijkt op een gezicht en appelleert aan persoonlijke gevoelens. Steeds zijn er zachte gedachten die vergezeld gaan met de naam, zie Shakespeare en andere schrijvers uit die tijd.
Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.
Napoleon.
(187) In de tijd dat een de industrialisering opkwam en de armen armer werden en rijken rijker waren er zelfs enkele die alleen maar voor gevoelens leefden. Het is de beroemde viooltjesliefde van het Anciens Regime, het voorrevolutionaire Frankrijk.
Een rococo heer die een actrice beminde deed niet anders, helemaal niets anders dan viooltjes te kweken zodat hij 30 jaar zijn geliefde dagelijks een verse bos kon brengen. Om daarmee niets verloren te laten gaan brak zij de bloempjes af en genoot elke avond van viooltjesthee. Er is een oud spreekwoord: ‘Violen laten zorgen’: zich om niets bekommeren.
Het is de bloem van de Bonapartisten. Aan een uit het jaar 1815 daterende brochure, die een verdediging van het Franse volk tegen zijn beschuldigers behelst, werd als aanhangsel toegevoegd: l’anecdote qui fit de la violette un signe de railliement’. Hierin wordt verhaald waarom het viooltje het herkenningsteken werd van de partij van de ‘vorst van Elba”. Toen Napoleon, een paar dagen voor zijn vertrek naar genoemd eiland, in de tuinen van Fontainebleau wandelde plukte hij van zeker perk een tuiltje violen. Een zekere Choudien, grenadier van zijn lijfwacht, die dit zag waagde de opmerking: ‘Sire, binnen een jaar zult ge er meer plukken en ze zullen dan weelderiger bloeien’. Toen de grenadier, in het wachthuis teruggekeerd was en zijn kameraden vertelde hoe de keizer een bijzondere voorliefde voor viooltjes aan de dag legde, besloten ze hem voortaan ‘Pere la Violette’ te noemen. Deze naam bleef niet binnen de wanden van de chambree, maar werd later zelfs in een straatlied opgenomen en gold als het symbool van aanhankelijkheid aan Napoleon. Dit zie je dat toen de vereerders van Vader Viooltje, toen hij in het voorjaar van 1815 onverwachts met zijn garde in Frankrijk landde, het viooltje in het knoopsgat droeg.
Zijn laatste woorden, toen hij naar Elba vertrok waren: Ik zal in het voorjaar met de viooltjes terugkomen”. Toen werd het bloempje het embleem van Napoleons party’s en “le pere la violette” genoemd. Kleine trosjes violen hingen in hun huizen of werden door de personen gedragen die hun politieke voorkeur uitspraken. Het paswoord voor deze party’s was “aimez-vous la violette”, het antwoord, “eh, bien”.
“Voila! voila! , le pere la Violette” riep de oude garde de van Elba terugkerende legerheer toe, hij zou de lente van zegen en roem terugbrengen en sindsdien is de kleine bloem het teken van de partij gebleven. Een prachtige viooltjes decoratie begroette hem op de Tuilerien, de vrouwen droegen viooltjeskleurige kleden.
Het bloempje speelde al een rol in zijn leven. De eerste vrouw van Napoleon, Josephine, had een grote voorliefde voor viooltjes al in haar kinderjaren.
Tijdens de stormen van de revolutie kwam ze, net als zoveel anderen, in de gevangenis waar ze waarschijnlijk alleen door onthoofding uit kon komen. Voor haar was het echter anders voorbestemd. Ze werd, op voorbede van een hoge vriendin, uit de gevangenis ontslagen, maar had er zelf geen idee van. Nog zat ze bedroefd in haar kleine ruimte als er op een avond de kleine dochter van de gevangenenbewaker bij haar kwam die een bosje met geurende viooltjes gaf, de bloemen leken voor haar de voorbode van bevrijding te zijn. En zie, de volgende dag kwam het gelukkige bericht dat ze vrij was. Van nu af aan sloot ze het bloempje in haar hart. Viooltjesblauw was haar lievelingskleur, haar kleden liet ze met viooltjes bestikken. Het was haar een grote vreugde om ongelukkig treurende viooltjes te sturen om daarmee een lach te verdienen. Enige tijd later hoorde ze dat de jonge prins Lodewijk die in de gevangenis zat, ziek was. Door medelijden bewogen ging ze, ondanks alle gevaar, naar de gevangenisbewaarder en gaf hem een bosje viooltjes zodat het koningskind in de kerker een voorjaarsgroet zou hebben. Lodewijk beschouwde het bosje als een grote schat, hij speelde met de hartvormige bloempjes en lachte om hun heerlijke geur. Na enige tijd stierf hij. Vlak voor zijn dood fluisterde hij: “In het voorjaar zullen we elkaar weer zien en dan zal je weer bloeien”. Men begroef hem in alle stilte op een kerkhof in de buurt. Omdat hij de viooltje zo lief had gehad, plantte een milde hand viooltjes op zijn graf zodat die nu alle jaren een blauw bloementapijt vormt. In 1795 leerde Josephine de grote Napoleon kennen. In plaats van briljanten droeg ze steeds een geurend viooltje op het hoofd en een viooltjeskrans op de borst, bij het afscheid wierp ze hem de vioooltjes krans vanuit haar wagen toe. Napoleon viel op haar en vroeg om haar hand.
Op haar trouwdag droeg ze een tuil maartse viooltjes, haar kleed was met viooltjes versierd en ieder jaar op deze dag droeg ze weer een boeket van deze bloempjes. Het symbool van liefde en geluk. Met tranen in de ogen vroeg ze: “Laat me op deze dag alleen viooltjes dragen en jou, mijn lieve man, breng me om deze dag te vieren, elk jaar viooltjes”. Niet eenmaal heeft Napoleon deze dag vergeten hoever hij ook was. Josephine vond op haar trouwdag steeds een bosje viooltjes op haar bedkussen. Na vele gelukkige jaren kwam echter de tegenspoed. Napoleon wou zich scheiden laten omdat ze geen kinderen kreeg. Onder zorgen gebukt naderde hun huwelijksdag in 1808. De viooltjesbos lag deze keer, als gewoonlijk teken van geluk, niet op het kussen. Bange vermoedens welden in haar geest op. Napoleon was echter niet van plan geweest haar deze liefdesgift te misgunnen, maar zijn tuinman die elk jaar deze opdracht uitvoerde, was overleden. Hij kon ook geen viooltjes uit zijn tuin halen omdat zijn lijk er nog stond. Terstond zond hij zijn boden door heel Parijs om de blauwe lenteboden te halen, maar ze waren nergens te vinden. Toen ging hij zelf op pad omdat hij wist dat Josephine in tranen zou uitbarsten als haar geliefde bos afwezig was. Hij doorkruiste verscheidene plaatsen zonder wat te vinden en toen hij een bekende bocht om wilde gaan zag hij een oud vrouwtje die een bloemenkorf met viooltjes droeg. Verheerlijkt greep de keizer naar de gevonden schat en drukte de verraste vrouw enige goudstukken in de hand en snelde naar zijn vrouw haar de jaarlijkse bos overhandigend. Aanvankelijk was ze zeer verheugd, maar toen ze de bloemen aan haar lippen drukte wendde ze een onmacht aan: “Weg, weg van hier die bloemen brengen dood, ze bloeiden op een graf”. Die woorden moest ze later berouwen. In de volgende jaren moest ze in een scheiding toestemmen, hoewel het haar hart brak. Van toen af aan droeg ze geen viooltjes meer of wilde ze die zien. Zelfs in haar prachtige tuin mocht er niet een meer bloeien, ze herinnerden haar aan haar verloren geluk.
Toen hij op 9 maart uit Elba terugkwam vloog hij naar Josephine, zijn gescheiden vrouw, te Malmaison en stuurde zijn driejarige zoon uit zijn huwelijk met Marie Louise van Habsburg met een bosje viooltjes vooruit.
Toen zij in 1814 eenzaam was gestorven lag op de baar te Malmaison een wit zijden kussen met een tuil viooltjes, door Napoleon gezonden. Voor zijn vertrek uit Frankrijk ging hij naar het graf van zijn verstoten Josephine en haalde viooltjes als aandenken die hij tot zijn einde trouw bewaarde. Toen hij op St. Helena zijn laatste adem had uitgeblazen vond men in een gouden doos, die hij op de borst droeg, twee verdroogde viooltjes en een haarlok.
Het viooltje omsloot ook de derde Napoleon. Hij stierf als zijn voorbeeld in verbanning nadat hij de slag met Duitsland verloren had. Honderden aanhangers stroomden naar zijn sterfhuis. Daar was veel te zien en het diepst werden de toeschouwers getroffen door een prachtige krans viooltjes die als laatste liefdesbewijs van Frankrijk gestuurd was. Het was alsof ze een waarschuwing en leer uitdrukte: “Zo eindigt de roem van de wereld”.
Omdat het viooltje zich niet pronkend ten toon stelt, maar zijn liefelijkheid in het verborgene bewaart en zich daar neerbuigt, maakte dat dit bij de Fransen tot symbool van innerlijke waarde werd die in zichzelf terugziet als de buitenwereld haar niet verstaat.
Koning Frederik Wilhelm III was een warme vriend van het geurende viooltje. Hij hield ervan om het beeld van zijn overleden vrouw Louise met verse viooltjes te omkransen, zo lang hij leefde. Keizer Willem I ziet ze graag in zijn buurt. Elke morgen en zelfs midden in de winter, werd zijn ontbijt met viooltjes omkranst, bij zijn verjaardag zijn er, naast korenbloemen, zachte viooltjes om de keizer met zijn geur te eren.
Een tragisch/komische rol speelde ze in 1815 toen een pastoor, een groot vriend van bloemen en onderwijzer in een stadsschool te Frankrijk, aan zijn leerlingen het onderwerp ga: Viola tricolor. Hij voegde een opgaaf van het Latijnse gedicht van Rapin bij: “Flosque Jovis varius, folii tricoloris, et ipsi par violea”. Dit kwam de burgemeester ter ore die met de gewone scherpzinnigheid verraad rook. Hij liet de pastoor ontbieden. Men verbeeldde zich de verbazing van de onderwijzer toen hij hoorde welke een belachelijke vertaling het onschuldige citaat had gekregen. De burgemeester had het alzo vertaald: Flos Jovis heet Jovis bloem en dat kon geen andere bloem zijn dan die van Napoleon, folii tricoloris, betekende de driekleurige nationale kokarde, en et ipsi par violae was een zinspeling op “Le pere la Violette” zoals de keizer door zijn aanhangers genoemd werd.
Barden.
Het viooltje is al door velen bezongen waaronder onze eerdere barden, door de troubadours werd het viooltje beschouwd als de lieflijkste onder de bloemen. Byron “The sweetnes of the violet’s deep blue eyes. Kissed by the breath of heaven, seems color’d by its skies”. Keats: “ Between het breasts, that never felt trouble, A bunch of violets, full blown, and double, Serenely asleep”.
De beroemde prijs van de gouden viool werd in Toulouse gegeven aan hem die de beste poëtische compositie maakte. De bloemenspelen te Toulouse werden opgericht door Clemence Isaure in de 14de eeuw, die tijdens een oorlogsgevangenschap, haar bloem zond naar haar knecht die hij mocht dragen ter ere van haar.
De prijs van de gouden viool was voor het beste lied.
De gele goudsbloem, zie Calendula, is voor het beste poëem (De silver eglantine voor het beste poëem)
De yellow acacia voor de beste ballade.
Deze feesten werden gehouden op 1 en 3 mei.
Clemence is begraven in de kerk van La Daurade en haar gouden en zilveren bloemen worden bewaard op het altaar.
Het stiefmoedertje komt dan ook in vele sprookjes, sagen en vertellingen voor zo bij Theodor Storms novel „Viola tricolor“.
Historie.
Toen de interesse in het driekleurige viooltje begon was het plantje zo verschillend van de wilde soort dat het gewas niet met precisie geïdentificeerd kon worden. Waarschijnlijk stamt de driekleurige af van V. tricolor, een meerjarige die in wilde staat kleine violette bloemen heeft.
Gerard, 1596, beeldde de heart’s ease of Viola tricolor af met kleine violette bloemen, de bloembladen staan apart achter elkaar. De opgaande heartsease, Viola assurgens tricolor, wordt vertegenwoordigd als een steviger en meer opgaande plant met rondere en grotere bloemen.
Clusius had de eerste bloeiende driekleurige viooltjes alleen in geel en blauw gezien. Zij waren door zaden in de tuinen van prins Wilhelm van Hessen-Kassel gekweekt. Hij was de eerste die ze in houtsnee afbeeldde en met Camerarius in het aankweken begon te wedijveren. Camerarius toonde in 1679 de bloem aan Clusius die nog nooit een fluwelen pensee had gezien. Hij had er een gekregen van de beroemde prinses Du Chateau die haar in de Zwitserse bergen had gevonden.
De schone pensees van 1 kleur waren het zeldzaamst, zowel de donkere als de lichtere en in de 17de eeuw wordt zelfs vermeld dat men in Holland zelden eenkleurige ziet. In Holland kwamen ze ook in het wild voor onder het koren. Toch sloegen de bloemenliefhebbers uit Haarlem er geen acht op, ze waren nog te druk bezig met de tulpomanie.
Van der Groen, tuinier van Prins van Oranje, verhaalt in 1672 dat hij vier of 5 penseesoorten uit zaad gewonnen heeft en spreekt van witte, rode, violette en bonte. Tot 1810 werd het bescheiden bloempje over het algemeen tussen de trotse bloemenwereld weinig opgemerkt.
Toen echter verhief Lady Mary Bennet, dochter van graaf Tankerville te Walton aan de Theems, het plantje tot haar lievelingsbloem en plantte het bloempje op het terras dicht bij haar vensters. Haar tuinier Richard zocht nu de beste zaden van verschillende soorten uit. Tot zijn verrassing kreeg hij een aantal van de mooiste bloemen die in grootte, vorm en kleuren al de tot dan toe bekende soorten overtroffen. Samen kweekten ze een twintigtal nieuwe soorten.
Uit botanical register.
Vlakbij was Lord Gambier samen met zijn tuinman W. Thompson bezig met het verbeteren van een aantal wilde viooltjes, waaronder het gele viooltje, Viola lutea Huds. Beiden gingen verder kruisen met het blauwe Russische viooltje, =Viola altaica, Ker-Gawl. Altai-Stiefmütterchen, en kregen hierdoor een groot aantal verschillende kleuren hoewel ze nog steeds op de oude tricolor leken. Totdat Thompson in 1839 een zaailing ontdekte die ‘Medora’ werd genoemd. Die had als bijzonderheid een donkere vlek of een oog in het hart in plaats van streepjes. Hier begon de doorbraak. De een wedijverde nu met de ander en weldra was de gehele botanische en niet botanische wereld met de kleine fluwelen pensee bezig en maakte het tot mode bloem.
Op het eind van de vorige eeuw kwamen de Franse specialisten Bugnot uit St. Brieuc, Cassier en Trimardeau uit Parijs met een enorme grote bloem, een revolutie in de botanische wereld. In 1888 ontdekte men Luxonne die tot april bloeide. Trimardeau ontwikkelde een nieuwe vorm met geweldige bloemen op een stevige ondergrond. Zijn lijn, gekruist met die van Cassier en Bugnot gaf een viool die de Engelsen verre overtrof.
In de Giant typen zijn een verbetering in kleur, grootte en vorm. Vrijwel alle mooie kleuren worden in dit type teruggevonden.
Vormen
Voor tuingebruik zijn er ondersoorten, waarvan er zijn met een bloemdoorsnede van 8 cm. Ook zijn er vele hybriden, zoals van Viola cornuta x Viola tricolor. Dezen zijn pas in de 19de eeuw ontstaan en een van de eersten die zich hiermee bezighield was de tuinman van Lord Gambier, ene Thomson.
Het plantje is van een onaanzienlijk onkruid in glans en kleur en rijkdom in bloei toegenomen zoals weinig andere planten. Zij komen voort uit kruising van reeds voltooide soorten als de Viola tricolor en Viola attica uit het Altaigebergte. Uit de oorspronkelijke driehoek is een vrijwel ronde bloem tevoorschijn gekomen.
17. uit www.missouriplants.com
Viola sororia Willd. var. sororia (Viola papillionacea, Pursh. (vlinderbloemig) uit O. N. Amerika wordt 10-15cm hoog. Is beschreven in 1762.
Stengelloze plant met dikke wortelstok zonder uitlopers.
Lang gesteelde bladeren zijn niervormig tot eivormig met hartvormige voet en min of meer spits.
Niet geurende bloemen zijn donker violet en in het midden groenachtig/geel tot wit. Deze soort brengt cleistogame bloemen voort aan een korte, liggende steel in mei/juni.
Hier zijn ook vormen van met witte bloemen en purper/violetkleurige bloemen.
Pfingstveilchen.
18. uit Addisonia.
Viola sororia, Willd. (zuster; lijkt veel op Viola odorata en is in 1806 daarom door Willdenow ‘sister violet’ genoemd, Latijn sorror; zuster) is een meerjarige plant uit oost N. Amerika.
Stevige groeier met sterk vertakte horizontale wortels.
Bladeren delta tot hartvormig, gezaagd.
Diep violette bloemen die wit of groenachtig zijn in het midden.
Het is de staatsbloem van Wisconsin, Illinois, Rhode Island en New Jersey.
Viola sororia Willd. var. affinis (Leconte) L. E. McKinney.(verwant)
Viola sororia Willd. var. missouriensis (Greene) L. E. McKinney. (uit Missouri)
Viola sororia Willd. var. novae-angliae (House) L. E. McKinney. (Nieuw Engeland)
Common blue violet, common meadow violet, purple violet, woolly blue violet, hooded violet of wood violet, Duits Pfingst-Veilchen.
31. uit chestofbooks.com
Viola pubescens Aiton (zacht behaard) is een 15-25cm hoog.
Gele bloemen in april en mei.
Uit N. Amerika, van Minnesota via Ontario tot Nova Scotia en zuidwaarts tot Virginie.
2 variëteiten:
Viola pubescens var. leiocarpa (Fernald & Wiegand) Fernald. (gladde vrucht)
=Viola pubescens var. eriocarpa Schwein. (wollige vrucht)
In Engels downy yellow violet of smooth yellow violet.
35. Uit Saint-Hilaire.
= Viola canina, L. (hond, een negatieve uitdrukking, mogelijk omdat het geurloos is)
Heeft kanalen in de stengels, die bladig zijn opstijgend en liggend, 5-40cm.
Bladen zijn hartvormig en gepunt.
De bloemen staan op hogere stelen zodat ze niet verborgen zijn tussen de bladeren, blijft ook langer in bloei dan de meeste van april tot en met juli. Het is de grootste van onze violen, hoewel geurloos en lieflijk in zijn licht blauwe lila tinten. Kruipt niet en is blauw.
Meerjarige uit Europa en W. Azië.
Viola canina L. subsp. canina.
Uit G. Oeder.
Viola canina L. subsp. montana, Hartman, (van de bergen) het 7-12cm groot wordende berghondsviooltje, Berghundsveilchen.
Viola canina L. subsp. schultzii, (Billot) Kirschl, (mogelijk naar de Duitse botanist Carl Heinrich Schultz, 1798-1871)Schultz’ Hunds-Veilchen heeft een langere en van voren stompe bladeren, spitse kelkbladeren.
Naam.
Hondsviooltje, Engelse heath dog’s violet, Duits Froscheveilchen, Hunds-Veilchen, Hundeveilchen, Hundsveigerl, Hundsviole bij Bock, Dulle Dioileken, Kuhveigle, Rossveigele, Roßveilchen, Judeveiele, Tote Veiele, Zwitsers Hundsvionli, Tubaknopf, Frans violette des chiens.
Uit commons.wikimedia.org
Viola x wittrockiana, Gams (naar de Zweedse botanist Veit Brecher Wittrock, gestorven in 1897) is een rozetten vormende tweejarige.
Ze bloeien vanaf november tot juni. Ze zijn wel 35 cm lang en dragen grote bloemen. De bladen zijn vrij groot en variabel van vorm, getand.
Hierin onderscheidt men onder andere Hollandse- en Zwitserse reuzen, eerstgenoemde hebben als regel geen vlekken of ogen in de bloem en de laatste juist wel.
De zogenaamde ijsviolen (Viola wittrockiana ‘Hiemalis’) bloeien reeds in de winter bij niet vriezend weer.
‘Sunny Boy’ en ‘Sunny Gold’ zijn F1 hybriden met zeer goede eigenschappen maar zaad is ook duur.
Garten-Stiefmütterchen.
Dit zijn kruisingen met het Altai viooltje, Viola altaica, met het gele viooltje, Viola lutea, en het hoorviooltje, Viola calcarata.
Begin 19de eeuw werden er vormen van het akkerviooltje met de gele gekweekt. Omstreeks 1820 kwam in Engeland de cultuur van het Altai viooltje op en omstreeks 1860 werd ook vaak de uit de Pyreneeën stammende hoornviooltje, Viola cornuta, de Cornuta hybriden, en het alpenhoornviooltje bij de cultuur betrokken. Hiervan kwamen verschillende bastaarden.
Het zijn typisch tweejarige planten die in het eerste jaar groeien en in het tweede jaar bloeien en vergaan. Bij zaaien in juli bloeien ze al in het eerste jaar. Onder goede omstandigheden kunnen ze ook als meerjarige planten groeien, maar worden losser en zien er niet meer uit. Ze worden een 20cm hoog met bloei van april tot oktober. De bloemen zijn 4-6cm groot met 5 kroonbladeren.
De Zweedse botanist Veit Wittrock beschreef de plant in 1896, gaf nog geen soortnaam omdat het om een bastaardvorm uit kruisingen ging. De eerste beschrijving onder de naam Viola wittrockiana kwam door de Oostenrijkse botanist Helmut Gams in 1925, gaf echter nog geen goede beschrijving. Die kwam in 2008 van de bioloog Johannes D. Nauenburg van de botanische tuin van de universiteit van Rostock met Karl Peter Buttler uit Frankfurt am Main. Nu heet het correct Viola wittrockiana Gams ex Nauenburg & Buttler,) Het is een kruising met onder andere V. altaica, V. lutea en V. tricolor.
Overige.
Uit J. Seboth.
Viola alpina, Jacq. (uit de Alpen) en Karpaten wordt 10cm hoog. Is beschreven in 1823.
Stengelloze plant.
Wortelstandige bladeren zijn lang gesteeld en eirond met wigvormige tot wat hartvormige voet, stomp en gekarteld, steunblaadjes zijn met de bladsteel vergroeid, langwerpig en meestal 2spletig
Lang gesteelde bloemen zijn klein en purper/violet, korte spoor is stomp en weinig langer dan de kelkaanhangsels in mei/juni.
Kalkhoudende grond.
Uit C. Lindman.
Viola biflora, L. (2bloemig) uit N. Europa, Alpen, Pyreneeën, Kaukasus, Balkan, Turkestan, Siberië en N. China wordt 7-15cm hoog. Is beschreven in 1752.
Korte stengels.
Stompe bladeren zijn gekarteld en gewimperd, de onderste lang gesteeld en rond, de bovenste eivormig met wat wigvormige voet, steunblaadjes zijn ingesneden/getand, de onderste breed/eivormig en de bovenste langwerpig.
Lang gesteelde bloemen zijn 3-4.5cm in doorsnede, violet/blauw en geel met verschillende tekeningen, de beide middelste kroonblaadjes zijn naar de twee bovenste gericht en bedekken die met de randen, de spoor is meestal stomp en iets langer dan de kelkaanhangsels, grote stempel is bijna bolrond in mei/juli. Uit arctische gebieden en bergen van N. Halfrond.
Tweebloemig viooltje, Twin flowered of twoflower violet.
Zweiblütige Veilchen, Gelbes Veilchen of Gelbes Bergveilchen.
Viola elegantula, Schott. (sierlijker) (Viola declinata) uit Bosnië, Dalmatië en Albanië wordt 10-30cm hoog.
Opgerichte stengels.
Onderste bladeren rond tot eirond en bovenste ei/lancetvormig, de voet in de steel aflopend, zwak gekarteld, steunblaadjes zijn ondiep handvormig gedeeld.
Violet/rode bloemen van 2.5cm groot met spoor dat 3 maal langer is dan het kelkaanhangsel in juli/augustus.
Er zijn vormen met witte, tweekleurig, gele en roze bloemen.
Uit J. Saint-Hilaire.
=Viola hirta L. (ruig) is een plant van 3-10 (25)cm met onderaardse uitlopers.
Bladeren zijn zwak hartvormig met een brede bocht en worden 5-10cm lang en 1-6cm breed.
Net als de 3-12cm lange bloemsteel zijn ze afstaand behaard en komen uit de basis.
Blauw violette bloemen zonder geur zijn 12-22m groot met een naar boven gebogen spoor die donkerder dan de kroon is in maart-mei.
Uit zuidelijke gebieden van Eurazië.
Ruig viooltje, Raue Veilchen of Rauhaarige Veilchen.
Uit; http://www.postplanten.nl/viola-labradorica-purpurea.html
Viola labradorica Schrank. (uit Labrador) vaste plant tot 15cm hoog met rhyzomen. (Meestal wordt onder deze naam Viola riviniana verkocht)
Donker tot paars gekleurde bladeren.
Licht tot donker violette bloemen in april-mei.
Labradorviooltje, Alpine of Labrador dog violet. Half schaduw. Winterhard en bodembedekker.
Uit noord Amerika.
=’Purpurea’.
Labrador viooltje.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
=Viola palustris, L. (van ’t moeras)
Wortel kruipt, 5-15cm hoog.
Zijn stengels zijn vrij kort.
Bladen zijn hart/niervormig en vrij glad, licht groen en vaak wat purperachtig aan de onderkant.
De kleine bloem is als andere violen in vorm, maar veel lichter van kleur, licht grijs lila en gemarkeerd met donkere nerven, meestal wordt het beschreven als geurloos, bloeit van april tot juni tussen de mossen van ’t moeras.
Een meerjarige uit Eurazië.
Moerasviooltje, de Engelse marsh violet, Das Sumpf-Veilchen
Uit J. Sowerby.
=Viola persicifolia Schreber (bladeren als perzik) (Viola stagnina Kitaibel) (ondergelopen land), wordt 10-30cm hoog uit een kruipende rhizoom.
Smalle driehoekige bladeren van 7-15mm doorsnede.
Geelwitte tot lichtblauwe bloemen van 10-15mm met een korte groenachtige of gele spoor komen laat in de herfst tot vroeg zomer.
Groeit in vochtige gebieden, venen en moerassen van centraal en noord Europa, noord Azië.
Melkviooltje, Graben-Veilchen, Engels Fen violet Moor-Veilchen, Weiher-Veilchen, Milchweißes Veilchen of Pfirsichblättriges Veilchen.
Uit blumeninschwaben.de
Viola pumila Chaix (klein) is een meerjarige kruidachtige plant met een opgaande stengel van 5-20cm hoog. Die vertakt is en geheel kaal.
Alle bladeren staan om de stengel en zijn ei- tot lancetvormig, 2,5-6cm lang en 0,8-1,2cm breed, zijn fijn gekerfd.
Bloemen zonder geur zijn 1,5-2cm groot.
Uit gematigde gebieden van Europa tot West-Siberië.
Niedrige Veilchen Zwerg-Veilchen of Wiesen-Veilchen.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
=Viola riviniana Rchb. (Duitse botanist Augustus Quirinus Rivinus, 1652-1723, ook bekend als August Bachmann) varieert veel in grootte.
Blad met hartvormige voet is eirond die een los wortelrozet vormen.
Blauwe of blauwviolette bloemen met wat bleker spoor en op het onderste kroonblad zitten veel donkere aders van april tot mei, soms nog in de herfst.
Driekleppige doosvrucht.
Groeit in de bossen van Europa
Bosviooltje, wood of dog violet. Hain-Veilchen.
Planten.
Planten in humus houdende grond op behoorlijk vochtige, maar goed doorlatende, niet te zonnige plaatsen.
Zaaien bij 20 graden. De vele tuinvormen komen niet zuiver uit zaad terug. In maart/april of september/oktober scheuren. Stekken kan in augustus/september zonder groeistof.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl