Tanacetum
Over Tanacetum
Wormkruid, moederkruid, balsemkruid, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit F. Hayne.
Een- of meerjarige geurende kruiden.
Bladeren staan afwisselend en zijn op verschillende manieren ingesneden.
De bloemhoofdjes zijn klein tot middelgroot, geel en staan in schermen, zelden alleenstaand.
70 soorten, afhankelijk van de indeling van het geslacht.
Ze zijn afkomstig van het noordelijk halfrond.
Asteraceae, Helenium klasse.
=Tanacetum balsamita L. (balsemachtig) (Chrysanthemum balsamita, L.)
De hele plant geurt balsemachtig.
De leerachtige bladeren zijn gesteeld, elliptische en gekarteld/gezaagd.
Een sterke plant met opstaande en behaarde stengels.
Losse schermvormige trossen van kleine bloemhoofdjes met korte witte straalbloemen en donkergele schijfbloempjes in augustus/oktober.
De wortel kruipt dicht onder de oppervlakte van de grond en verspreidt zich snel.
Uit Z. W. Azië wordt 120cm hoog. Is beschreven in 1568.
‘Tanacetoides’ verschilt ervan doordat de bloemhoofdjes geen straalbloemen bezitten.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De eerste van deze twee (andere is Achillea ageratum) is hier te lande balseme genoemd. In de apotheken van deze landen Balsamita en Balsamita major. Ze verschilt nochtans van de Balsamina die ook Charantia en Momordica genoemd wordt en verschilt insgelijks ook van het Balsaminum’.
Balsemwormkruid, Engelse balsam herb. Balsamkraut.
Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland heet het Frauwenkraut’. Middeleeuws Feminella. Middenhoogduits Frauwencrut, Frauenblatt, Frauenminze, Onser Fraw Muntz.
© ‘Matthiolus heeft het Mentha Graeca in het Latijn en Italiaans genoemd, andere noemen het Mentha Saracenia. Valerius Cordus noemt het Mentha corymbifera major’. Vanwege de naam Saracenia in Duits bij Lobel Heydinsch Wundkraut.
Engelse mint geranium, wiens lange smalle bladeren een blauwachtige blos bezitten. Hildegard noemt romesche Minza en later nog Rossemyntza, oud-Hoogduits wizu Munza, Siminza en Weisblum of Wisblum, Weisminze. Sisimre en Sisymbermuntze bij Kilian.
Dodonaeus (d) ‘Andere noemen het Salvia Romana en andere Herba Lassulata’.
Engelse sage o’bedlem of Bethelem voor vanwege de salieachtige vorm van de bladeren en zijn oude Mariaverering,
(e) ‘Andere noemen het herba Divae Mariae, in Italië herba di Santa Maria’.
Het is de Lady’s mint, Franse herbe Sainte-Marie en Duitse Marienblatt, Men acht de grote balsem zeer veel in deze landen en ze wordt van de vrouwen met reden in meest alle hoven naarstig onderhouden en geteeld.
Dodonaeus (f) ‘Andere noemen het Costus hortensis en men vindt er sommige die willen dat men gelooft dat ze het Panaces Chironium van de ouders is. Sommige zien het voor het Lepidium aan waarmee ze nochtans geen gelijkenis heeft dan alleen in de kerving van de bladeren. De Fransen noemen het grand coq, andere noemen het grote cost in onze taal, sommige noemen het back-cruydt.’
Duitse Kostwurz. Alecost kwam in Engeland aan in de 16de eeuw vanuit de Oriënt. Ale en cost, van Latijn costum, Grieks kostos (een Indische plant wiens geurende wortel gebruikt werd voor parfums) van Hebreeuws qosht, van Sanskriet kusthah, zie Saussurea. Culpeper noemt de costmary ook alcost en als een Jupiterskruid. Hij vertaalt de naam Costmary als de cost van Maria, dit naar de middeleeuwse Latijnse naam Herba Sanctae Mariae. In 827 werd het in Liber de cultura hortorum van Walahfrid Strabo onder de naam costus als verteringsmiddel opgevoerd.
(g) De bredere en lagere bladen werden vaak als boekmarkeerders gebruikt in kerken, vandaar de naam bible leaf. Soms wordt het mace genoemd vanwege zijn aromatische en specerijachtige smaak. Vanwege zijn bladvorm goose tongue.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (164, 309, 311) ‘Drie bladeren van dit kruid met brood gegeten in het begin van het noenmaal versterken de maag en maken die gretig tot het eten en helpen de vertering van de spijzen en zijn daarom zeer nuttig de vrouwen die met opstijging van de baarmoeder gekweld zijn.
Het heel gewas geneest de gebreken en vooral de hardigheden van de baarmoeder en het kruid zelf dat warm gemaakt is met witte wijn en zo op het geslacht gelegd laat gemakkelijk plassen. Het is niet alleen zeer scherp en bitter en toont alle krachten van het echt Ageratum, als Lobel in het lang bewijst, maar ook zo krachtig als het ingenomen wordt of van buiten met beroking gebruikt laat het de plas met stank voortkomen als Dioscorides ook schrijft. En de kracht van het water daar dit kruid in gekookt heeft is zeer heet en zelfs de reuk alleen van dit kruid als het gebrand wordt laat water maken en maakt de harde baarmoeder zacht. Om de maandstonden te verwekken mag men ook een stoving van dit kruid maken of de vrouwen in dat water laten zitten daar dat in gekookt is.
De veldscheerders en vrouwen houden dit gewas voor een heilzaam wondkruid waarom dat het ook balsem genoemd wordt.
De grote balsem wordt ook net als salie en diergelijke kruiden in de spijs gedaan en vooral in de eierkoeken en is daar zeer smakelijk en dienstig in, eigenlijk in de gebreken van de vrouwen, andere bakken het met meel in boter of olie’.
Bloemen zijn onbelangrijk aan deze grote plant. Door ze te toppen worden jonge bladeren gestimuleerd tot uitkomen en kunnen gebruikt worden in salades, soepen en dergelijke.
Alecost, met zijn naar munt geurende bladeren, werd gekweekt om bier, ale, te laten geuren in de tijden van de thuisbrouwerij. Het kruid werd veel gebruikt in de tijd van Elizabeth om de vloeren te bestrooien, toiletten en kelders. Gebruikt voor geurende badwaters en in kruidenzakjes als potpourri. De bladeren zouden goed zijn voor verstoorde magen en hoofden.
Afkomstig uit Azië en is mogelijk al onder de Romeinen hier gebracht vanwege zijn medische gebruiken en geur.
Uit M. Vogtherr.
Tanacetum coccineum Grierson (bes-rood) (Chrysanthemum coccineum Willd.) (Chrysanthemum roseum) (roze) (Pyrethrum coccineum, Tanacetum carneum, Steud.) (Vleeskleurig)
Geveerde bladeren met lancetvormige, spitse en ingesneden/gezaagde bladslippen, bovenste bladeren gaafrandig tot gezaagd.
Opstaande stengels die niet vertakt zijn.
Lang gesteelde, grote bloemhoofdjes die alleen staan met roze/rode straalbloemen en gele schijfbloempjes in juni/juli.
Is afkomstig uit de Kaukasus, Armenië en wordt 50-70cm hoog.
‘Leucanthemum’ heeft witte bloemhoofdjes.
Kleurt de tuin met zijn gele buisbloemen en roze lintbloemen, vandaar zijn populaire naam van tuingerbera.
Mooie planten die in de border gebruikt kunnen worden. De plant zelf valt in bloei toch vrij snel om en moet gesteund worden.
Uit de varenachtige wortelbladen rijzen de bloemen als enkele margrieten in rood en roze omhoog in de mooiste tinten die er zijn. Er verschijnen ook gevulde vormen, maar dan mis je vaak de gouden harten.
Pyrethrum, Persian insect powder, Persian pellitory, Rotblütige Wucherblume of Armenische Insektenblume. (zie Anacyclus)
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
Tanacetum corymbosum (L.) Sch. Bip. subsp. corymbosum (tuilbloemig) (Chrysanthemum corymbosum, L.) Donkergroene, gesteelde en grote bladeren zijn geveerd met lancetvormig en ingesneden/getande slippen, bovenste bladeren zittend. Opstaande en wat kantige stengels die iets behaard zijn. Grote schermvormige trossen van middelmatig grote bloemhoofdjes van ca. 1cm lange witte straal- en gele schijfbloempjes, omwindselblaadjes zijn behaard en vliezig gerand in juni/augustus. Uit Midden en Z. Europa, W. Azië wordt 50-150cm hoog. Is beschreven in 1596. Subcorymbosum verschilt ervan door de dubbel geveerde bladeren en veel grotere bloemhoofdjes in losser gevormde trossen.
Duitse Bergkraut, Ebensträußige Wucherblume of Straußblütige Wucherblume.
Uit de.wikipedia.org
Tanacetum macrophyllum, C. H. Schultz. (met grote bladeren) Zeer grote bladeren die geveerd zijn met lancetvormige en ingesneden/getande slippen, aan de achterkant behaard, de onderste gesteeld, de bovenste zittend
Opstaande en kort behaarde stengels die bovenaan vertakt zijn en bebladerd
Kleine bloemhoofdjes in dichte trossen, ca. 2cm lang roomwitte straalbloemen en gele schijfbloempjes met behaarde omwindselblaadjes en smalle, gefranjerde bruinvliezige top in juni/augustus.
Uit de Balkan en Kaukasus wordt 70-125cm hoog.
Großblättrige Wucherblume.
Uit Fuchs.
Tanacetum parthenium, Schultz-Bip. (maagdelijk) (Chrysanthemum parthenium, Bernh. Pyrethrum parthenium, Parthenium hysterophorus) Eironde en gesteelde bladeren, geel/groen, geveerd met langwerpige, stompe en geveerde slippen.
Opstaande stengels die gestreept zijn.
Losse schermvormige trossen van talrijke bloemhoofdjes met korte, omgekeerd eironde witte lintbloemen en gele schijfbloempjes, omwindselbladeren staan in meer rijen, de buitenste zijn lancetvormig en spits, groen en vliezig gerand, de binnenste langwerpig en stomp in juni/september.
Deze plant heeft op de grote penwortel stengels staan die als een cirkel uit de wortel ontspringen. Een 20-30 harde en ronde stengels van een 30cm lengte schieten hieruit. Deze soort varieert zeer met meer of minder gevulde bloemhoofdjes, op een plant zie je al verschillen.
De geur van de gehele plant is zeer sterk en benauwd, de smaak zeer bitter.
Mater- of moedercruyt, een naar kamille ruikende en vanouds gekweekte tuinplant die afkomstig is uit Z. Europa, Klein Azië, wordt 30-60cm hoog.
Feverfew chrysanthemum. Moederkruid, Mutterkraut.
Naam, etymologie.
Dit is mogelijk de kamilleplant van de ouden. Dioscorides beschrijft 3 soorten kamillen naar de kleur van de bloemen.
1) De eerste met gele bloemen, Matricaria chamomilla.
2) Die met gele randbloemen, Anthemis nobilis.
3) De derde, Tanacetum parthenium.
Maar Fuchs noemt drie andere soorten, wel de eerste als kamille, de tweede Anthemis tinctorius en de derde Consolida ajacis en van deze zegt hij;. ‘In apotheken wordt het Matricaria en in Duits Můterkraut of Mettram of Metter genoemd’.
(Dodonaeus) (a) ‘Dioscorides noemt dit kruid Parthenion, Galenus en zijn navolger Paulus Egineta noemt dat Amaracos of Amaracon. (zie Origanum) Ja ook Dioscorides zelf betuigt dat moederkruid van sommige Amaracum en ook Leucanthemon (witte bloemen) genoemd is’.
Parthenium betekent maagdelijk kruid.
(b) ‘De nieuwe schrijvers en die dichter bij onze tijden komen noemen dit kruid (dat is het Parthenium van Dioscorides) Matricaria, sommige Amarelle, in het Italiaans Marella, in het Spaans Matricaria, in het Hoogduits Mutterkraut en Meidtblumen, in het Nederduits mater en moederkruid, in het Frans marone, in het Boheems rzimbaba. Daar zijn noch vele andere valse en oneigen namen van dit kruid, te weten deze Griekse, Anthemis, Chamaemelon, Chrysocalis, Melabathron, Anthos pedinon en deze Latijnse, Solis saeculum en Millefolium. Aangaande de naam Parthenium, die wordt aan meer ander kruiden toegeschreven als in de kapittelen van koedille, mercuriaal en elders blijken zal, ja sommige menen dat dit moederkruid geenszins met het Parthenium van Dioscorides overeen komt, tegen de mening van Dodonaeus’.
Moederkruid, Duitse Jungfernkraut, Madchenblume, Mutterkraut, Magdeblume, Falsche Kamille, Zierkamille, Materie en Matron in midden-Hoogduits, Bock heeft Meidblumen, Matronkraut, Mater, Metter, Meterich, Mettram, Hildegard heeft Metra, verder Mahlerkraut, Hemdknopfel, Weihnachtsbroasma; kerstbroodzaden, Zwitsers Mullerbluemli, Schneeballeli.
Dodonaeus © ‘Het heet in het Engels feverfew en fedderfew’.
Het smaakt bitter en werkt koortswerend. Fieberkraut, Engels feverfew, Culpeper noemt het ook feather-few, oud-Engels feferfuge, van Anglo/Noors fevrefue, van middeleeuws Latijn febrifuga: dat waarvoor de koorts wegvliegt. Het is de aspirine van de plantenwereld en net als met alle bittere kruiden vloeit hoofdpijn weg met dit kruid.Venus raadt dit kruid aan om haar zusters te helpen en om de baarmoeder te versterken.
Dodonaeus(f) ‘Sommige beduchten dat dit moederkruid het zelfde gewas is wat van Apuleius Artemisia traganti genoemd wordt, maar gemerkt dat hij dat met geen tekens te kennen geeft of aanduidt, zo is het moeilijke of onzeker om het te verzekeren‘.
Frans grande camomille.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus, 311, 310, 309) ‘Moederkruid en bijvoet hebben bijna gelijke krachten en dienen alle beide tot de gebreken van de moeder. Bovendien wordt de mater hierin geprezen dat haar bloemen en vooral de bladeren, gestampt en op de tand gelegd of in de oor gestoken, op de kant daar de pijn is, de tandpijn geheel verdrijven en de slijmachtige waterigheid die de pijn veroorzaakt met kwijlen uit de mond laat komen. De groene bladeren wat gestampt en op de top of de kruin van het hoofd gelegd verdrijven alle hoofdpijn die van koude komt. Dit gehele gewas is sterk van reuk en bitterachtig, onaangenaam van smaak en bestaat daarom uit vele beweeglijke, fijne zoute en olieachtige deeltjes. Het verdunt en doorsnijdt alle lijmachtige delen van het bloed en wordt derhalve meestal gebruikt in koude en lijmige vrouwenziektes als in achter gebleven stonden, kraamvloed, nageboorte, enz. onvruchtbaarheid, in waterzuchtige slijmziekten, vrijsterziekten (anorexia?) langdurige koortsen, hoofdduizeling, slaapziekten, enz. De vrouwtjes doen het ook onder het struifkruid en bakken daar koekjes van.
Tegen nierstenen, opstijging van de baarmoeder, verstopte maandstonden en om de nageboorte af te drijven: Neem van moederkruid drie handen vol, als ze klein gesneden zijn kook ze in wijn tot een pint en laat hiervan een roemertje vol innemen. Ook kan hiertoe van het kruid een stoving gemaakt worden. Dioscorides, Matthiolus. Tegen harde zwellen van de vrouwenborsten: Neem het gestampte kruid en leg het papvormig op. Ravelingen.
De olie waarin de bloemen van dit kruid te weken gestaan hebben en in de zon gezet krijgt de kracht om al de voor vermelde dingen te werken.
Dioscorides schrijft ook dat moederkruid met zijn bloemen op de zweren gelegd en ook op de roos of het wild vuur en andere hete zwellen zeer nuttig en geschikt is als het groen gestampt of ook gedroogd is. Verzekert ook dat het diegene die kort van adem zijn en diegene die enige draaiing of zwijmeling in het hoofd hebben en ook de zwaarmoedige mensen, melancholici genoemd, op dezelfde manier gebruikt, zeer nuttig en behulpzaam is.
Moederkruid gedronken helpt de niergruisachtige mensen en die met steen in de blaas en in de nieren gekweld zijn, als dezelfde Dioscorides ook betuigt wanneer hij van Parthenion schrijft’.
Hiervan werden wel materkoeken gebakken die sterk van smaak zijn, ze lijken wel wat op kervelkoeken.
Vormen.
De gekweekte = kruising tussen roseum x carneum die in groeiwijze tussen beide ouders staat.
Mooie, sterk groeiende en bloeiende borderplanten met een overvloed aan snijbloemen. De kleur varieert van het zuiverste wit tot roze en rood. De hoofdbloei is in mei/juni, terwijl ze voor een twee de keer, maar minder, bloeien in augustus/september. Er zijn cv’s met gevulde bloemen, met alleen buisbloemen in wit of geel, of geheel gele, met verschillende bladvormen, hoge van 80cm die als snijbloem gebruikt worden en lagere. ‘Golden Moss’ wordt bijvoorbeeld maar 10cm met goudgele bladeren. Elk zaaisel brengt nieuwe afwijkingen in groeiwijze, kleur en bloemvorm zodat het aantal benaamde tuinvormen enorm groot is. Vele lijken op elkaar, andere zijn niet sterk genoeg zodat het goede aantal betrekkelijk gering is. De talrijke tuinvormen kunnen in twee groepen verdeeld worden.
Var simplex bevat alle enkelbloemige vormen als;
‘Agnes Marie Kelway’ met helder roze bloemhoofdjes.
‘James Kelway’ met scharlakenrode bloemhoofdjes.
‘Snow White’ met zeer grote sneeuw/witte bloemen. Deze drie zijn gewonnen door J. Kelway, kweker te Langport, Engeland.
‘Avalanche’ met grote en zuiver witte bloemhoofdjes met drie rijen lintbloemen.
‘Eileen Mary Robinson’ met zeer grote zacht roze bloemhoofdjes. Deze beide zijn gewonnen door H. Robinson Esq te Hinkley, Engeland.
Var ligulosum omvat de vormen met gevulde bloemhoofdjes.
‘La Neige’ met grote sneeuw/witte bloemhoofdjes.
‘La Vestale’ met zeer grote zacht roze/witte bloemhoofdjes.
‘Figaro’ met donker rode bloemhoofdjes. Deze drie zijn gewonnen door V. Lemoine & fils, kwekers te Nancy, Frankrijk.
‘Aphrodite’ met zeer grote zuiver witte bloemhoofdjes en is gewonnen door J. Kelway te Langport.
‘Queen Mary’ een van de beste met zeer grote zacht roze bloemhoofdjes, is gewonnen door C. W. Miller, kweker te Wisbech, Engeland.
‘Yvonne Cayeux’ is mooi wit met room/wit centrum en is gewonnen door Cayeux & Le Clerc, kwekers te Parijs.
Tanacetum ptarmiciflorum Schultz (bloemen als Achillea ptarmica) is een meerjarige struik met zilveren bladeren.
Komt uit de Canarische eilanden.
Het is de silver lace bush.
Uit W. Woodville.
Tanacetum vulgare, L. (gewoon of vulgair) Geveerde bladeren, donker groen met langwerpige tot lancetvormige, geveerde slippen, de slippen van de bovenste bladeren zijn gezaagd.
Kantige en holle, recht opgaande stengels die bebladerd zijn.
Dichte schermvormige trossen van goud/gele bloemhoofdjes zonder straalbloemen in juli/september.
Boerenwormkruid, is een vaste plant die meer dan een meter hoog wordt. Een stoere plant die voorkomt op de zuinige zandgronden. Een bladplant die goed contrasteert met andere grijsachtige bladeren en met eenvoudiger blad als Salvia en Anchusa.
Uit Eurazië.
‘Crispa’ is een vorm met minder wuivende en meer knisperige segmenten, 40-60cm.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘In onze tijden wordt dit kruid Tanacetum genoemd, sommige noemen het Athanasia, dat is onsterfelijk omdat de bloem niet gauw vergaat, maar lange tijd staat en bloeit. De Italianen noemen het tanaceto, atanasia en ook daneda, de Engelsen tansy, de Bohemers wratile, de Fransen athanasie’.
Tanacetum, de naam afleiding is onzeker, de naam komt voor in Capitulaire de villis, 795 na Chr., als tanazitam. In middeleeuws Latijn was het beroemd als athanasia, dat is hetzelfde Grieks woord voor onsterfelijkheid, athanasia, maar in oud-Frans leed het in woord en werd via althanasie tot tanesie, nu tanaisie, en kwam zo in Engelse handen waar het tansy werd, in Wallonië teinhaie, Italië tanacetio, daneto en atanasia, Spaans tanaceta en atanasia, Portugezen tanasia.
De naam athanasia verwijst naar een passage in Lucians Dialogen met de goden, waarin Jupiter, die over Ganymedes sprak, aan Mercury verzocht, “breng hem weg en als hij gedronken heeft van onsterfelijkheid (athanasia) breng hem dan bij ons terug als bediende”. Ganimedes, die schitterende jongeling en de kopdrager van de goden werd onsterfelijk en om die reden werd de plant door de ouden gebruikt om dode lichamen te conserveren. Het kruid is mogelijk onsterfelijk genoemd naar de lange bloei. Het behoort tot de immortellen, herba immortalis, omdat de bloem gedroogd nog lang goed blijft en niet verwelkt. Onsterfelijk omdat het vlees ermee werd ingewreven zodat insecten verdreven werden. Of van taenae: lang gerekt, akeesthai: helen, naar zijn geneeskracht.
Dodonaeus (b) ‘De Hoogduitsers noemen het Reinfarn, de Nederlanders reinvaarn. Vanwege de gelijkheid die dat met varen-kruid heeft wordt het reinvaarn genoemd’.
In het Duits wordt het Reinfarn genoemd. In oud-Hoogduits van 1100 komt het woord Reyn(o)fano voor dat in midden-Hoogduits en midden-Nederlands rein(e)vane of Reinefare, werd. H. Hildegard von Bingen noemde het Reynfan. De plant groeit op rainen: kanten van de akkers, Rain, dat in oud IJslands rein is en in het Keltisch roen: weg, het is een groenstrook tussen twee akkers of weilanden, wegkant. Fan betekent een vaan, dus als een vaan of vlag. Samengevat staat het gewas als een vaan in een verhoging van de berm.
Naar zijn varenachtige bladeren werd de naam in 15de eeuw veranderd tot reinfarn of reynevaer. In Duits werd het zelfs Rheinfarren en Rheinfallkraut en zo Revierkraut en Weinfaren.
Dodonaeus © ‘De Nederlanders noemen het ook wormkruid’.
Als wormmiddel staan de namen vaak gelijk met Aspidium felix mas gelijk, vandaar komt de naam steenvaren wel voor. Het is een goed middel tegen wormen, boerenwormkruid, Fries wjirmkrud, Wurmkraut in Oostenrijk, wilde Wormkrut, Sewersad.
Dodonaeus (d) ‘Het eerste geslacht noemt men met de gewone naam reinvaarn, in het Latijn Tanacetum, in het Frans athanasie grande of vulgaire. Het tweede mag met recht gekrolde of gekronkelde reinvaarn en in het Latijn Tanacetum crispum genoemd worden’.
Dodonaeus (e) ‘Wilde reinvaarn of Tanacetum silvestre is niets anders dan de ganzerik of Potentilla.
Reinvaarn van Peru is niets anders dan de Tunisbloem die Valerius Cordus Tanacetum peruvianum genoemd heeft’.
(f) Schijtkoekens worden op vastenavond gebakken rond Vlaanderen, vandaar pannenkoekkruid, Duits Pfannenkuchenkraut, Engels tansy cakes.
(g) Gouden knoopjes, naar de bloemknopen, Engelse bachelor’s buttons, bitter buttons, cow bitter, mugwort, golden buttons. Gülden Knöpfle of Westenknöpfe, Peerknopke, Hemdeknapp, Zippersamen.
(h) Vanwege de geur ginger plant, scented fern, stinking willie en stinking elshander (stink:geur)
(i) Verder Drusenkrud, Jesuswurz, Kraftkrud, Muttergottesruthe, Draustkraut, Dresot, Kluggesamen, Kroppkrut, Seeskejad, Wolfsttickenkrud, Roafling, Guggelhansa.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 309, 164) ‘In de lente plagt men van de tere bladeren van dit kruid zo het net uit de aarde komt en noch mals is met eieren koekjes te maken die de smaak zeer aangenaam en lieflijk in de mond zijn en de maag heel nuttig, want deze eierkoekjes kunnen alle onzuivere vochtigheid die in de maag steken verteren, verduwen en tot rijpheid brengen en bovendien een deel daarvan door haar afvegende kracht nederwaarts leiden of kwijt maken. De bladeren, wel spaarzaam gebruiken, hebben een zachte gemberachtige smaak. Tegen trekking en spanning van de zenuwen: Neem sap van reinvaarn en olie van kamille, van elk even veel, en bestrijk hiermee de zenuwen. Dodonaeus. Tegen buikpijnen die uit winden ontstaan zijn en om te laten plassen, ook om bij vrouwen hun stonden te laten komen, kook reinvaarn in wijn als het uit koudheid komt en in water als het uit hete zaken komt. Tegen ontsteltenis van de borst en adem en om het etter er gemakkelijk uit te spuwen, kook reinvaarn met het poeder van Iris in afgeschuimde honing. Reinvaarn dat met munt en een beetje galigaan gekookt is, helpt tegen het walgen en het omkeren van de maag’.
Door die geur verdrijft het vliegen en vlooien. Als strooimiddel hield het de vliegen uit huis en kerken. Vroeger werd het vlees er wel mee ingewreven om het zo langer goed te houden. Bij wortels geplaatst zou het de wortelvlieg weg houden. Symbool van “ik ben tegen jou”. Boerhaave zegt: ‘Deze balsemachtige plant kan kaneel en notenmuskaat vervangen, ik geloof niet dat Azië een plant heeft die beter geurt dan het boerenwormkruid’. De bloemen worden in dosis van 1 tot 3 gram driemaal dagelijks ingegeven in de vorm van poeder of als klister tegen wormen. De olie ervan werd alleen of met andere oliën, als papaver, olijvenolie gemengd als volksmiddel gebruikt tegen jicht en reuma, innerlijk kan het giftig werken.
Als heilmiddel is het kruid al in gebruik sinds de 8ste eeuw en in de 16de eeuw werd de olie als wormmiddel gebruikt. Het zou ook heil brengen bij ongeregelde menstruatie en in grotere dosis zou het zelfs abortus kunnen veroorzaken en inwendige bloedingen, waar men zelfs aan overlijden kon. Volgens Culpeper was vrouwe Venus zo aardig om zwangere vrouwen met de tansy te plezieren, want er zou geen beter kruid voor hen zijn dan dit, het lijkt wel alsof het voor hen geschapen is. Het kruid gekneusd en op de navel gelegd behoedt misgeboorte en is de baarmoeder niet zo als die moet zijn, drink gewoon bier met dit kruid en klaar is Mien. “Let those woman that desire children love this herb, it is their best companion, their husband excepted”.
De Engelsen gebruikten het kruid om er hun beroemde puddingen van te maken. Toch is het bekend als een van de “bittere kruiden”. De tansy wordt dan ook niet gebruikt in de keuken behalve met Pasen, maar dit heeft een historische achtergrond. Toen werd het gegeten in verschillende vormen omdat het zeer gezond zou zijn na een dieet van zoute vis die tijdens de lente gegeten werd. Vis zou volgens het bijgeloof in de lente wormen veroorzaken. Tansy tea en tansy puddings werden toegestaan in de lente en tansy cakes werden gegeten op Trinity College, Cambridge, op Paasmaandag en -dinsdag. Tansy cakes werden beschikbaar gesteld als prijzen in de paasspelen als zelfs aardbisschoppen en bisschoppen handbal speelden met de mensen van hun congregatie. We zien dit in een oude Paas carol: “Soone at Easter cometh Alleluya With butter, cheese and Tansy”. Een 17de eeuw poëem geeft dit ook weer;
“At stool-ball, Lucia, let us play For sugar cakes of wine
Or for a Tansy let us pay
The loss be thine or mine’.
In het voorjaar moest je gezuiverd worden van alle galachtige zaken die je in de winter opgeslagen had. Gerard vertelt dat in het voorjaar met de nieuwe bladeren eieren gebakken werden met dit kruid, ook tansies cake gemaakt werd die aangenaam van smaak zijn en goed voor de maag.
Het kruid tien dagen in karnemelk laten trekken om een verrukkelijke en kalmerende “milk” voor de huid te verkrijgen of aftershave.
Historie.
(578) Deze plant komt wel wat in Italië en Griekenland voor en daar meestal in Thessalië, maar zal tevergeefs gezocht worden in de oude schriften. De eerste zekere vermelding is in de Capitulare als tanacita. Die naam die ook als in het latijn van de middeleeuwen verschijnt als tanaceum, athanasia, atanacetum etc. is wel van het Griekse athanatos gehaald: onsterfelijk, mogelijk omdat de gedroogde plant lang zijn reuk behoudt of omdat ze vaak op graven geplant werd, vooral de var. Crispum.
H. Hildegard vermeldt het onder zijn nog gebruikelijke naam Reynfanr als heilige plant en beveelt het aan tegen ‘nasenboz (catarre) en wel in een geneesdrank of in koeken gebakken of met vlees gegeten. De genezende werking zou pas later gebruikt zijn. Veel meer werd het verwante Marienblatt (Tanacetum balsamita) in zulke kruidkoeken gebakken en vandaar zijn naam Pfannenkuchenkraut.
De eerste goede botanisch beschrijving geeft Bock hoewel hij de verwantschap met de geslachten Artemisia en Chrysanthemum erkende en zich niet door de naam Reinfarn liet bedriegen en dat het een groter werd dan de halve meter hoge Metter. (Chrysanthemum parthenium)
Folklore.
De reinvaarn is, als onsterfelijke plant, een kruid dat met speciale ceremonies geplukt moet worden. Op Paasmaandag moet je het plukken en hieruit wordt een thee getrokken die een mens een heel jaar lang van gezondheid verzekert. Volgens het bijgeloof moet het gegeten worden op Palmzondag of Paaszaterdag en de in de buurt liggende dagen. Zodat geen boze in het kind zal varen wordt die berookt met dit kruid. Het zou ook grote kracht bezitten tegen heksen en spoken. Heksen die het onweer veroorzaken kunnen alleen van de boerderij weg gehouden worden door de droge stengels van dit kruid op het vuur te gooien.
In Basse-Bretagne is er het gebruik om op Paasmaandag of dinsdag een drank uit deze plant tot zich te nemen zodat men het hele jaar geen koorts krijgt.
Op St. Jansdag kan je er mee onzichtbaar maken, iets wat de heksen ook doen zodat dit middel weinig uithaalt.
Gart der Gesuntheit uit 1485 schrijft dat als de vrouwen gezonde kinderen willen krijgen dan moeten ze de kinderen over de rook van dit kruid houden, dan kan de duivel het niet schaden. Bock schrijft over het Wurmsot hetzelfde. In Poltawa is het afkooksel van de bladeren een goed middel om valse weeën in de geboorte te bespoedigen en bij menstruatie, meer geldt dit van het Marienblatt, Tanacetum balsamita. Daarom komt het ook voor in de kruiden die op Maria Hemelvaar in de kerk gewijd worden. Met dreigend onweer wordt een stengel op gloeiende kolen geworpen en de opstijgende rook beschermt dan het huis.
Als vrouwenkruid verschijnt het in een Z. Slavisch liefdestoverij. De meisjes nemen zwart wikkekorrels die uit zichzelf op de grond gevallen zijn, zonnebloemzaden en reinvaarn, vraticna trava, vermengen ze met meel dat op de molensteen gebleven is en roeren met een nieuwe en niet gebruikte spindel ongekookte boter en niet uitgelopen boter eronder totdat het een brei geworden is. Uit het deeg maakt men een ring en laat die in de zon drogen, maar mag niet in huis komen. Om een jongen tot liefde te dwingen kijken ze door de ring en zeggen, ik kijk je niet aan, jij kijkt mij aan, kijk in mijn hart en in mijn hartvezels, je zal opspringen, zal verrekken als je me niet ziet, als je niet tot me komt en me ontwijkt het roze, slanke en hoge meisje. Dan legt ze de ring in een zakje en draagt het in de rechter okselholte. Het werd aan het vee gegeven om het vratig te maken en na het kalveren om ze goed te zuiveren. In Siebenburgen is het de Maddekrokt: madenkruid, een middel tegen de maden, wel op paarden levende larven.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/