Coffea
Over Coffea
Koffieplant, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt
Dit geslacht van 60 soorten bestaat uit struiken of kleine bomen.
Ze zijn inlands in tropisch Azië en 33 Afrika, 14 in Madagaskar, 3 op Mauritius.
Als algemeen kenmerk kan worden genoemd: kleine boom of struik, soms zijn ze kruipend of klimmend.
Tegenover elkaar geplaatste takken en bladeren.
Bloemen staan alleen of in groepen in de oksels van de bladeren.
Chevalier verdeelt het geslacht in 4 groepen waarbij hoofdzakelijk als verschilpunten gelden het al of niet voorkomen van een plooi in het zaad, de dikte van het pericarp en het voorkomen van coffeïne in het zaad.
De gecultiveerde koffiesoorten worden allen gerekend tot de groep Eucoffea, K. Schum. Dit subgeslacht wordt verdeeld in ongeveer 15 soorten en velen daarvan zijn te verdelen in ondersoorten en allen in vele variëteiten.
De bloemen van Coffea liberica (uit Liberia) bezitten een heerlijke geur en dusdanig dat die geschikt zouden zijn als parfum.
Cinchonaceae / Rubiaceae, Ixora klasse.
=Coffea canephora L (kan of zak dragend) (Coffea robusta) (robuust) is een soort koffie die uit Afrika komt.
Groeit als een flinke boom van een 10m.
Bloeit onregelmatig en het duurt 10-11 maanden voor de bessen rijp zijn en geeft ovale bonen. Geeft een grotere oogst dan de Arabisch en is minder onderhevig aan ziektes.
Het groeide ook in zuidoost Azië waar Franse kolonisten het naar Vietnam brachten eind 19de eeuw en later naar Brazilië. Is goedkoper te produceren dan de Arabisch en wordt vooral in koffiefilters, poeders en
Espresso’ s gebruikt, is wat bitterder, de Arabische wordt ook hoger gewaardeerd. Robusta heeft ongeveer tweemaal zoveel cafeïne vergeleken met de Arabische.
Ze werd rond 1900 ontdekt. In 1900 stuurde Linden vanuit Brussel 150 planten naar Java. De planten bleken daar zeer goed te groeien en resistent te zijn tegen Hemileia vastatrix en al snel breidde de koffieteelt met Robusta-aanplant zich op Java sterk uit. Sinds 1900 is de Robusta- koffie over de hele wereld verspreid. Rond een derde van de wereldhandel komt van robusta.
Robusta coffee, in Brazilië vaak conillon genoemd.
Uit W. Woodville.
=Coffea arabica, L. (Arabisch)
De bladeren zijn tegenoverstaand en heldergroen.
Die 1cm grote, witte en stervormige, naar jasmijn geurende bloemen staan in groepen in de bladoksels.
Ze worden gevolgd door kleine bessen. In elke bes zitten twee zaden, bij rijpheid krijgen de bessen een glanzend rode kleur.
Het aantal chromosomen bedraagt 2n=44.
Wordt wel als kamerplant gebruikt.
De koffiestruik is een vrij grote en veel vertakte heester van 6m, met een papier witte bast en komt wild voor van Z. Abessinië tot aan het Victoria Nyanza meer. Is beschreven in 1696.
'Nana,' blijft laag en begint al te bloeien als die nog maar een halve meter hoog is.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Alkave of Buna, zegt Clusius, is wat groter dan Fagara en soms langwerpig en uit de asgrauwe zwartachtig, dun van schors en aan beide zijden gevoord en in twee stukken te verdelen die elke een rosachtig langwerpig zaad bevatten dat aan de ene zijde plat is en zuur van smaak en daarvan wordt in Egypte een drank gemaakt die zeer verkoelend en verversend van krachten is. Dit is misschien de Bunau van Rauwolfius, de Buncho van Avicenna en de Bunca van Rhases. Pyrard noemt het Caho en zegt dat het in Indien en in de eilanden Malediven gebruikt wordt voor peper.’
Koffie komt niet oorspronkelijk uit Arabi. Men dronk in die tijd een afkooksel van de bonen. De boon is zo genoemd naar het Arabische woord bounn of bunn: de naam voor de bes zie (b).
Er is wel een verwisseling van namen, Pyrard zal wel de kawa of cha, Piper chavica, bedoeld hebben.
Dodonaeus (b) ‘Hiervan handelt Prosper Alpinus die in het lang verhaalt hoe dat de Arabieren en Egyptenaren van dit zaad een drank maken die ze dagelijks voor wijn drinken of immers voor een gezonde drank te koop houden die ze caova noemen en in Turkije cav, dan het zaad noemen ze ook ban en bon, zijn woorden luiden aldus: Ԃon of anders ban van de Arabieren is een geboomte dat in gelukkig Arabie groeit vanwaar deze zaden in andere landen verzonden worden. De boom is Euonymus of papenhoed gelijk, maar de bladeren zijn dikker, harder, groener en altijd groen.’ In Arabisch heet het qahwat al-būnn, wat ‘wijn van bonen’ betekent, in Eritrea betekent ‘Būnn’, hetzelfde. De Amharic en Afan Oromo naam voor koffie is bunna.
Van Ravelingen noemt het ook elkave, van kafta? Ook in Arabië verdrong, volgens Abd-Alkader-Ebn-Mohammed, de uit Abessinië ingevoerde drank een andere drank die kafta genoemd werd. Die laatst genoemde drank werd bereid uit de bladeren van de Cat.(Catha edulis)
Waarschijnlijk ligt hier ook de oorsprong van de naam. Caffa heet de drank in Z. Abessinië, kaffa in Ethiopië. Ottomaans kahveh, Perzisch ghahveh, Arabisch qahwah (قهوة) werd in Turks coava, cav, quahve of kahweh en dit bleef in vormen als caffe en café in Z. Europa bewaard. Het Duitse woord caf kwam uit Frans caf in 1688 dat nu cafeier is. Arabica-Kaffee, Bergkaffee.
Eerst was de drank hier nog bekend als chaova en in 1598 al als coffe, in 1601 cahve, cauphe etc. In het Nederlands werd het koffie en in het Engels coffee waaruit ook het Russische kofe stamt.
Uitgevoerd werd de koffie over Mocha en de Rode Zee, vandaar het Engels mocha sinds 1773 en het Duitse Mokka.
Dodonaeus (d) ‘Dit zaad wordt gebruikt om de voor vermelde drank te maken of te brouwen op een eigen manier. Dan ze gebruiken het afkooksel ervan ook om de maag te versterken, om het ingewand te ontstoppen, tegen de koude gezwellen van de lever en milt en tegen de oude verstopping.
Het is voor de baarmoeder ook zeer nuttig want het verwarmt die en neemt de verstopping weg en is bij de Egyptische en Arabische vrouwen zo algemeen dat ze dit afkooksel dat heet gemaakt is dikwijls opslurpen terwijl dat ze hun maandstonden hebben om die goed te laten rijzen en terug te laten komen als die achtergebleven zijn. Avicenna schijnt deze zaden ook gekend te hebben en zegt dat ze heet zijn in de derde en droog in de tweeden graad wat Prosper Alpinus nochtans niet zo zulks houdt, gemerkt dat dit zaad zoet van smaak is en gans geen scherpte in zich heeft en hij zegt nochtans dat het de maag laat walgen, de slijmerigheid uitdrijft of purgeert en vele andere diergelijke krachten heeft.
Bladkoffie.
De bladeren zijn een genotmiddel dat met net zo veel vuur gebruikt kan worden als de mate (Ilex paraguyensis) en bevatten beiden hetzelfde stimulerende alkaloïde. De kawah is de nationale drank bij de Sumatraanse Maleiers. Het is een drank die opwekt en verkwikt en is een weergaloze lafenis voor vermoeide reizigers. Voor de bereiding worden jonge takjes en bladen in de zon gelegd totdat ze verwelkt zijn en dan tussen gespleten bamboelatten vastgeknepen en boven het vuur geroosterd tot ze een lichtbruine kleur hebben. De broze delen worden met de hand fijngewreven en in kokend water geworpen waarna het vocht in een koffiekan over geschept wordt. In Europa heeft de koffiethee geen belangstelling gekregen.
Legenden.
Hoe men op het idee is gekomen om die twee harde en in rauwe toestand bijna smakeloze vruchten te branden en er een aftreksel van te maken?
De vroegste tijd van koffie verliest zich in geheimzinnige verhalen. Volgens sommigen zou koffie de Nepenthes zijn van Homerus, een plant die in staat was om op wonderbaarlijke wijze droefheid te genezen.
In Abessinië zou sinds onheuglijke tijden het koffiedrinken gewoon zijn geweest en vandaar kwam het naar Ethiopië en Arabië, vanwaar het verder verspreid werd.
Hiervan zijn een paar Arabische overleveringen.
Een musti uit Aden, Gemal Eddin, leerde de koffie op een reis naar Adjam kennen en verspreidde het bij zijn terugkomst onder de derwisjen.
In Arabië (of en Ethiopië en Eritrea) was er een zekere Derwisj die Chadely genoemd werd en wiens ganse bezitting bestond uit een paar geiten die elke dag op goed geluk de wijde wereld ingingen om voedsel te zoeken. Ze kwamen dan ook elke avond weer trouw thuis, zodat de derwisj ze gerust liet gaan. Maar sinds enige tijd kwamen ze tegen de avond zo vrolijk en wild thuis dat ze bijna niet meer te houden waren, hij wilde hier meer zekerheid over hebben en besloot ze te volgen. Weldra zag hij dat ze van een struik aten die hem onbekend was en zie, weinige uren daarna kregen ze weer van die dolle buien. Hij bezag de struik en vroeg zich af of dat bij hem ook zo zou werken. Hij probeerde het en het werkte, hij werd levendig, opgewekt, vrolijk en spraakzaam en haastte zich om het goede nieuws aan zijn collega’s te vertellen. Van groot belang was ook dat het de slaap verdreef, waar deze mensen met hun godsdienstige nachtwaken wel eens last van hadden. Zo zou men van het een, naar het ander en uiteindelijk tot het branden van en aftrekken van de zaden gekomen zijn.
Een andere legende wil dat de geiten aan een herder zouden hebben toebehoord die, toen een zekere derwisj zo klaagde dat hij onder zijn gebeden in slaap viel, hem zijn ontdekking meedeelde. Het was een raad die met goed gevolg werd opgevolgd.
De volgende overlevering is van geheel andere aard. Hierbij zouden de eigenschappen ontdekt zijn bij een bosbrand, bij welke gebeurtenis een groot aantal koffiebonen verbrandde. De deels verbrande zaden vielen met grote getale in een vijver en zo werd bij toeval een drank bereid van ongemalen bonen. De eigenaardige smaak met zijn opwekkende en slaapwerende eigenschap gaf dan ook aanleiding om de koffie op doelmatige wijze te bereiden.
In 1285 werd de derwisj Hadji Omar verjaagd omdat hij de vreemde gewoonte van eerlijkheid bij zijn gouverneurs wilde bijbrengen. Vanwege zijn honger plukte hij wat koffiebessen die daar in het wild groeiden. Ze smaakten slecht en om ze wat zachter te maken ging hij ze roosteren. Dit werd al beter en ze kregen een aangename geur en smaak maar waren nog te hard. Hadji kookte ze dan vervolgens in water zodat ze bijna eetbaar werden, maar het water was het beste deel. Door het eten en drinken van de koffie bevredigde hij zijn honger niet maar hij was zo verbaasd over de smaak en het resultaat dat hij naar de stad terug snelde en daar vergeven werd. Niet alleen vergiffenis maar hij werd gepromoot tot heilige.
Historie.
De eerste berichten over koffiedrinken verschijnen in de 15de eeuw waar de zeer vrome Sjeik Djemal-Eddin-Ebn-Abou-Al_Faggar het koffiedrinken in Aden invoerde en vandaar naar Mekka en Medina. Hij zelf was met deze drank in Abessinië bekend geworden waar het sinds onheuglijke tijden in gebruik geweest was.
Vervolging.
In 1511 zette de stadhouder Khair‑Bei de eerste vervolging in. Hij verbood de verkoop en verstoorde de plaatsen, maar maakte daardoor zijn opvolger met de nieuwe drank in kennis. In 1534, onder regering van Soliman de tweede, kwam de koffie naar Constantinopel. De Arabische literatuur, die evenzoveel spot- als lofgedichten schreef over de koffie, laat zien met welke voortvarende strijd het verspreid werd.
In het jaar 1554 brak er een hevige opstand uit te Constantinopel. De hoge geestelijkheid viel de sultan aan en bedreigde hem met allerlei schrikbeelden. De oorsprong bestond in het gunstige verloop van de eerder dat jaar geopende koffiehuizen. Die waren de gehele dag eivol en de moskeeën leeg. De kolen waarop de bonen werden geroosterd, vertelden ze, waren de kolen van de hel. De sultan redde zich hieruit op een voor hem voordelige manier, hij legde de koffiehuizen een hoge belasting op en stelde daarmee de muftis tevreden en verkreeg zo geweldige inkomsten.
Het begin van belastingwinsten op koffie ligt dus bij de moslims.
Slapeloosheid.
Wijze mannen als Tadjed-Din-Ebn-Jacoub, raadden al in die tijd aan koud water bij de koffie te drinken om de slapeloosheid tegen te gaan. Ondertussen was dit juist in strijd met de oorzaak van de invoering van de koffie. Men wilde zich met de koffie gedurende de heilige nachten wakker houden om te bidden. Zo valt het te begrijpen dat de koffie door enige orthodoxe mohammedanen een voorwerp van vijandige bejegening werd en een voorwerp voor zeergeleerde theologische onderzoekingen kon worden. De tegenstanders gingen zo ver te beweren dat de gezichten van hen die koffie hadden gedronken op de dag der opstanding nog zwarter zouden zijn dan het koffiedik. Omdat echter de vrouwen, volgens de Koran, over het algemeen niet in het paradijs komen, kunnen zij zich zonder vrees aan het genot van hun lievelingsdrank overgeven.
Europa.
Door de Augsburgse arts Rauwolf, die de koffie in Aleppo leerde kennen, hoorde men in Europa in 1537 voor het eerst van de drank. Prosper Alpinus, een plantkundige uit Padua, gaf in 1591 de eerste botanische beschrijving. Hij had de koffie reeds gezien op zijn reis naar Egypte. Pieter van den Broeck smokkelde zaden uit Aden in Europa in 1616 zodat het bij ons bekend werd. In 1624 brachten Venetiaanse kooplieden grote hoeveelheden naar Europa en in 1645 zou de drank in Z. Italië al algemeen zijn. In 1663 zou er al in Amsterdam koffie zijn aangevoerd vanuit Mokka.
Koffiehuizen.
De eerste koffiehuizen schijnen te Mekka bestaan te hebben. Men verenigde zich daar niet alleen om koffie te drinken, maar ook om te keuvelen, te dansen, zingen en te schaken. Omdat dit alles niet in overeenstemming was met de leer van Mohammed werd herhaalde malen aangedrongen op sluiting van deze inrichtingen. Geleidelijk aan breidde zich evenwel hun aantal uit en met name in Turkije en Egypte. Op het eind van de 17de eeuw werden de eerste koffiehuizen in Italië opgericht die, wegens de hoge prijzen, alleen door de welgestelde werden bezocht. In Venetië omstreeks 1640.
In 1652 opende de Griek Pasqua in Georg Yard, Lambardstreet (volgens anderen in St. Michaels-Alley, Cornhill) het eerste Londense koffiehuis.
In Frankrijk werd het eerste koffiehuis opgericht te Marseille in 1654. Onder Lodewijk de XIV werd het koffiedrinken te Parijs enigszins populair.
Caf.
Hiervoor spreekt men over een chaube, zoals bij Rauwolf in 1582, of cahwe. Door een Armeniër, Pascal, werd een cahwe (caf) naar oosterse trant ingericht in 1672 op Saint-Germain. Dit werd later gevolgd door inrichtingen waar men behalve koffie ook andere dranken kon verkrijgen. In de 17de eeuw noemde men dit in Hamburg een coffeehaus, een vermenging van Duits en Engels. Waar nu over café gesproken wordt is dit woord afkomstig uit het vroeger koffiehuis.
Parijs.
Een van de eerste koffiehuizen in Parijs werd door Gregorius Alep en de Siciliaan Procope opgericht. Dit was een maison de café die grote opgang maakte en al gauw populair werd. In 1790 waren er al 900.
Sommige cafés hebben in het veelbewogen leven van de Franse hoofdstad een belangrijke rol gespeeld, bijvoorbeeld Procope, Valois (royalistisch) Lemblin, (bonapartisch) Regence, (letterkundigen en schaakspelers) Foy, (Camille Desmoulons en Carle Vernet)
De eerste koffieconcerten werden te Parijs geopend omstreeks 1770 en heetten toen musicos. Zij bloeiden vooral tijdens de revolutie als café des arts, café national, café yon, café Godet, café Turc, en dergelijke, maar werden op hoger bevel gesloten tijdens het keizerrijk en de restauratie. Ze werden weer toegelaten onder Louis Philippe en bereikten hun hoogtepunten onder Napoleon III. Dit was oorspronkelijk een café waarin zangers en musici optraden. Langzamerhand is het een schouwburg geworden met dien verstande dat de bezoekers zich even vrij bewegen als in een gewoon café en het programma een grote verscheidenheid van liedjes, monologen, orkestnummers, acrobatische en andere toeren, revues, balletten en dergelijke aanbiedt. De toneelstukken mogen niet meer dan 2 bedrijven bevatten. De voornaamste inrichtingen van deze soort zijn Eldorado, Eden concert, Scala, Parisiana, Ambassadeurs, Alcazar en Jardin des Paris.
Die inrichtingen werden zeer populair en waren de plaatsen waar revolutionairen bijeen plachten te komen zodat Karel de II ze na enige jaren later tijdelijk liet sluiten.
In Den Haag werd het eerste koffiehuis geopend op het Korte Voorhout in 1860. In Duitsland te Leipzig in 1670 en in Wenen in 1683 bij de belegering van de Turken. Nürnberg en Regensburg volgden in 1686, Hamburg in 1687 en Stuttgart in 1712, waarna ze zich algemeen verspreidden.
De stedelijke autoriteiten gingen in debat over het voor en tegen van koffiedrinken en in 1679 werd tegengestemd.
Belasting.
Frederik de Grootte liet staatsbranderijen openen waar men de koffie zesmaal duurder betalen moest dan in de handelshuizen. Hij maakte de koffiehandel tot monopolie van de staat. Alleen de adel, hogere stand, hoge ambtenaren en geestelijken konden het verkrijgen. Het landvolk mocht er niet aan wennen zodat er niet te veel geld het land uit zou gaan.
Een voorbeeld om de koffie toch maar niet onder het volk te verspreiden zien we in de kosten van koffie voor het gewest Drenthe. De inwoners worden op 40 000 gesteld, (in 1792) - 8000 die geen koffie drinken als kinderen, =32 000 x ieder drievierde loot gebrande koffie per dag
= 1000 ponden x 10 stuivers per pond, =500 gulden per dag x 365 =182 500 gulden per jaar. ‘Voegt men hier nu nog bij, het tijdverzuim, de Suiker, de Thee en de hogere prijs der Koffy, dan wij die gesteld hebben, wie zal dan een ogenblik twijfelen, of de algemeene somme moet verre over de tweemaal honderd duizend guldens, alle jaren, belopen? Laat ons vervolgens onderstellen dat men altoos een mud Rogge tegen vier guldens verkopen kan; dan zullen er vijftig duizend mudden Rogge moeten verkocht en uitgevoerd worden, om de benodigde Koffy te betalen.’
Zelfs de artsen verzetten zich ertegen, het zou de gezondheid schaden en onvruchtbaar maken. Het resultaat was dan ook dat er te Paderborn een opstand uitbrak tegen de vorst. In de onderste lagen van de bevolking duurde het echter nog lang voor het bekend was. In de omgeving van Württemberg was het in het hongerjaar 1817 nog onbekend. In het midden van de 18de eeuw werd het gebruik van koffie onder de burgerbevolking van Europa zeer verspreid en werd er een levendige handel in de havenplaatsen gedreven. Dit ondanks het feit dat het gebruik vanwege sanitaire en vooral handelsredenen, herhaaldelijk verboden of althans bemoeilijkt werd en tal van surrogaten, die minder schadelijk heetten te zijn, ingevoerd werden.
In de loop van de 19de eeuw heeft de koffie zich tot alle lagen van de bevolking van Europa toegang verschaft. De koffie heeft de gewoonte om op ieder tijdstip van de dag om bier of wijn te drinken verdrongen. Tot de grote verspreiding heeft ook de sterke verspreiding van de struik over de gehele aarde bijgedragen. De Nederlanders hebben daarbij de belangrijkste rol gespeeld.
Introductie.
Pieter van den Broeck smokkelde zaden uit Aden in Europa in 1616 zodat het bij ons bekend werd. Volgens Boerhaave, in zijn index van de Leydense tuin, werd de koffie voor het eerst geïntroduceerd in Europa door Nicolaas Wisten, burgemeester van Amsterdam en beschermheer van de O. Indische Company. Hij gaf opdracht aan de gouverneur van Batavia, generaal van Hoorn, om voor de benodigde zaden te zorgen. Die zaden werden gehaald te Mocha in Arabisch Felix en werden op Java uitgezaaid. Op het landgoed Kedawoeng bij Batavia mislukte echter de eerste uitzaai.
Volgens anderen kwamen de eerste koffiebomen al in 1650 te Batavia, vanuit Mekka, en groeiden daar goed zodat in 1680 en 1690 de planten in het groot werden aangelegd.
In 1706 kwam de eerste Javaanse koffie naar Holland. Een van die zaden werd in 1710 opgeplant in de Botanische tuin te Amsterdam door N. Wisten.
Een aflegger van die ene plant ging naar Lodewijk XIV die in het Jardin des Plantes te Parijs veel bekijks had. Hiervan gingen er in 1720 planten naar Martinique, waarvan er slechts een over bleef. Deze werd de stammoeder van de gehele koffiecultuur in de Franse koloniën van Amerika.
Intussen bracht men in 1719 een boompje over vanuit Amsterdam naar Suriname en vandaar werd op listige wijze een exemplaar naar Cayenne gebracht. Martinique leverde zaden aan Centraal en Z. Amerika. Na 1770 breidde de cultuur zich uit over de Braziliaanse staten waardoor die de grootste producent ter wereld werd, wat pas eerst sinds 1808 voor de wereldhandel van belang werd.
De grootste hoeveelheid koffie voor de revolutie leverde St. Domingo, Martinique en Cayenne voor Europa. Na de negeropstand te Santa Domingo werd dit verstoord en zette de cultuur zich voort op Cuba en Venezuela.
Die ene plant was dus de stamvader van de latere grote koffieculturen, die voor de Hollanders een geweldige bron van inkomsten betekenden.
Koffiebladvlekkenziekte.
In 1850 was de opbrengst van O. Indische bezittingen 70 000 000 kg, waarbij de opbrengsten van de W. Indische bezittingen niet waren opgeteld.
De koffieteelt ging echter hard achteruit door de koffiebladvlekkenziekte, Hemileia vastatrix, die vooral Coffea arabica trof. Deze ziekte was het eerst in 1869 in Sri Lanka waargenomen en trad in 1876 in Sumatra en in 1878 in Java op die de bloeiende koffiecultuur binnen een paar jaar vernietigde. Hierna probeerde men het nog met Liberiakoffie, totdat in 1900 vanuit de Congo de ‘Robusta’ werd ingevoerd, waarna de teelt zich weer verder ontwikkelde. Maar Azië heeft nooit meer kunnen concurreren tegen Z. Amerika waar de ziekte nooit is opgetreden.
Talleyrand zie van koffie:
‘Zwart als de duivel,
Warm als de hel,
Zuiver als een engel,
Zacht als de liefde.’
Vermeerderen.
Koffie is goed te vermeerderen via de, ongebrande, zaden.
Ook via stek. Neem zacht lang topstek. Licht verwonden, dat is ongeveer zoals je met de nagel over het oog van de plant gaat. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Doop het einde in 1% ibz groeistofpoeder, afkloppen. Planten in 2 delen gezeefde turfgrond met 1 deel zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte, schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. Na enkele weken is het stek geworteld.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl