Citrullus
Over Citrullus
Watermeloen, kolokwint, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit the floral world and garden guide.
Een geslacht van een- of meerjarige tendril dragende kruiden.
3-4 soorten komen voor.
Ruige en klimmend of ver kruipend planten met 2-3delige tendrils en vaak sterk geurend.
Bladen staan afwisselend en zijn gesteeld, meestal rond hartvormig en diep 3-5 lobbig, de delen weer diep gelobd. De vruchten zijn meestal glad met een harde huid.
Cucurbitaceae,
komkommerfamilie.
=Citrullus lanatus, Matsum. (wollig) (Citrullus vulgaris, Schrad.) (vulgair of gewoon) (Cucumis citrullus)
De vruchten zijn het heerlijkst als ze op een warme plaats gekweekt worden. Ze dienen de dorstige tot lafenis en de hongerige tot spijs. In het Nijlgebied kunnen de vruchten 10‑15kg zwaar worden. Er zijn er met wit‑gele‑of rode kleur, rode, zwarte of gele zaden.
Is afkomstig uit Tropisch Afrika. Wordt al sinds onheuglijke tijden aan de oevers van de Nijl gekweekt. De watermeloen is daar het hoofdvoedsel van de arme klasse.
De vruchten zijn donkergroen van kleur en hebben een gewicht van ca. 2,5 kg.
Het vruchtvlees is roze tot dieprood.
De zwarte pitten van de watermeloen bevinden zich niet in een holte zoals bij de andere meloenen, maar liggen ingebed in het vruchtvlees. Er zijn ook pitloze rassen. Uit Amerika worden langgerekte watermeloenen aangevoerd met een gestreepte schil. Er bestaan ook rassen met geel vruchtvlees. Watermeloenen bestaan voor 93-95% uit water. Het dorstlessende vermogen is het grootst als de vrucht gekoeld en puur wordt gegeten. Watermeloenen moeten zo koud mogelijk gegeten worden. Er zijn wel meer dan 150 cultuurvormen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘In onze taal heten deze vruchten citrullen omdat de apothekers ze Citrulus en Cucumis Citrulus noemen, de meesters van deze tijden noemen ze Anguria, immers in het getal van de vier grote koude zaden worden de zaden van deze vruchten met naam van Semina Citruli van de apothekers gerekend en gebruikt. Dan indien de Cucumis Citrulus naar de gele kleur van de citroenappel aldus genoemd wordt zo zal men de gewone komkommers beter en eigenlijk de naam Cucumis Citrulus geven’.
Citrullus heeft zijn naam van de Griekse kitron, de citroen. De vruchten lijken op een sinaasappel of op andere Citrus soorten. Velen denken dat dit de pepo van de ouden was.
Dodonaeus (b) ‘Citrullen plegen hier vroeger hier te lande ook kicheren te heten, maar nu noemt men ze meest citrullen of Gurchen in het Hoogduits, in het Engels citrulle cucumbres, in het Frans concombre citrin of ook citrouille, in het Italiaans cocometo, cogomero of gongomero en ook Anguria, in het Latijn Citrullus officinarum, Anguria sive Batecha Avicennae semine nigro, zegt Lobel, anders Cucumer Citrullus Fuchsij of ook Anguria Matthioli & Italorum. De Grieken noemen de citrullen copous en sommige andere chimonicha net zoals winter komkommers. De Arabieren napeca. Voorts zo wordt de kolokwintappel (in het Grieks Colocynthis genoemd) voor een wilde soort van deze citrullen gehouden.’
Dodonaeus (b) ‘De citrulle is van gedaante een grote meloen gelijk en van smaak en eten lijkt het meest op de gewone pompoenen waardoor dezelfde Lobel vermoedt dat ze Melopepo genoemd is omdat ze de rondte van de meloenen hebben en in haar vlees eerder de smaak van de pompoenen dan van de meloen. Het binnenste merg of vlees is zeer vochtig en waterig, soms zoet en goed van smaak, soms smets of zonder smaak en soms wat zuurachtig’.
Watermeloen, Engelse water meloen, Duitse Wassermelone of Arbuse, Frans melon dեau.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘In het rijk van Napels en in andere hetere landen is deze vrucht veel geacht om in tijden van grote hitte de dorst daarmee te verslaan, zelfs gebruiken ze het veel in de zeer hete brandende koortsen omdat ze de brand verkoelt en de droogte van de tong weg neemt. Doch men gelooft aldaar dat de gezonde mensen die deze vrucht veel eten tenslotte onvruchtbaar of ongeschikt tot de vleselijke verzameling worden. Siroop van het sap van deze vruchten gemaakt wordt zeer nuttig gehouden om de droogte op de tong en brandende vochtigheden in de koortsen of andere ziekten te verkoelen en dient de magere mensen die de koorts hebben die het vlees van citrullen met wat suiker innemen of tenminste op de tong houden mogen.
De Egyptenaren drinken het water van hun citrullen met grote teugen in de hete tijden tegen de dorst en om de grote brand in de maag, lever en nieren te slissen. Sommige distilleren er een water van voor de dorstige mensen en diegene die de maag vol gal en de lever met de nieren vol hitte hebben of met niergruis gekweld zijn. De weelderige en goed hebbende Turken en Arabieren gieten het water van deze Angurien in de grote hitte van de zomer bij hun drank vermengt met wat rozenwater, muskus en amber. Dezelfde Egyptenaren onthalen of verwelkomen de vreemdelingen met deze citrullen en bieden hun die te eten zo gauw als ze van buiten in de steden komen. En ze worden tot het gebruik van de zieken het geheel jaar door in stro bewaard en dan soms een kroon per stuk verkocht. Voorts zo is dat water zo afdrijvend of jaagt de plas af dat diegene die daarvan veel gebruiken zo’n verzameling en zinking van water in hun buik verzamelen dat ze zo gezwollen in hun geslacht en klootzakken worden dat ze geborsten of gescheurd schijnen te wezen. Ook zo zijn er in Egypte vele gescheurde mensen door het onmatig drinken van dit water aldus geworden. Want dit water drijft de plas wel af, maar verkoelt het bloed tenslotte al te zeer zodat het te dik en te slijmerig wordt en niet meer afschieten kan en niet in goed bloed veranderen kan.’
Oorsprong.
De watermeloen is inlands in Afrika en is normaal een plant van het droge land. David Livingstone, 1857, omschrijft het gewas als zeer overvloedig in gunstige jaren in de Kalahari-woestijn. Hij vermeldt dat sommige soorten zeer bitter en sommige zoet zijn. Alle dieren uit de regio, van olifanten tot muizen, inclusief de carnivoren, schijnen van de vruchten te houden. De vrucht heeft in wilde staat de vorm van een appel tot een mannenhoofd en is zoet tot licht bitter. Ze worden wel rauw gegeten, de hardere gekookt en met meel vermengd gebakken. Daar groeit de voorouder van de meloen die bekend is als de tsammi meloen, (Citrullus lanatus var. citroides) en is te herkennen aan zijn geveerde bladeren en overvloedige vruchten, meer dan 100 meloenen aan 1 plant. Daarom is een bron van water voor de inlanders. Het vlees is gelijk aan de bast van de watermeloen en is vaak bekend als citroen meloen dat gebruikt wordt voor jams en andere dingen om in te maken. Vondsten van de karakteristieke grote zaden worden vermeld uit de 12de dynastie van Egypte en vele zaden werden in de tombe van farao Toetanchamon ontdekt.
De vrucht verscheen al vroeg in India, gezien zijn Sanskriet naam. In China verschijnt de meloen in de 10de eeuw na Chr. In Vietnam verhaalt de legende dat de watermeloen daar eerder was dan in China in de era van de Hung koningen. Volgens de legende werd het ontdekt door prins Mai An Tim, een geadopteerde zoon van de 11de Hung koning. Toen hij uit zijn land verbannen naar een eiland werd hem verteld dat hij terug mocht komen als hij daar 6 maanden kon verblijven. Toen hij om hulp bad vloog er een vogel over die een zaadje liet vallen, hij kweekte het en noemde de vrucht Tưa ty’ of westerse meloen omdat de vogels die het aten uit het westen kwamen. Toen de Chinezen Vietnam veroverden rond 110 na Chr. noemden ze die dưa hảo” (goede meloen) of “dưa hấu”, “dưa Tây”, “dưa hảo”, “dưa hấu” wat allemaal watermeloen betekent.
In de 13de eeuw namen Moorse invallers de vruchten naar Europa mee. Mogelijk namen slaven de zaden mee naar Amerika. Het is opmerkelijk dat de plant geen naam heeft in het oude Grieks en Latijn en was waarschijnlijk niet bij hen bekend voor de christelijke tijd.
Citrullus colocynthis, Schrad. (kauwoerde of pompoen) Cucumis colocynthus, L.) is een taaie komkommerachtige met scherp behaarde stengels en vijfdelige behaarde bladeren.
Het gewas geeft een gele vrucht met een dunne breekbare schil, waarbinnen zich week en zeer bitter en lichtkleurig vlees bevindt.
Groeit in de M. Zee en vooral in Turkije, Azië.
Uit Megenberg.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid wordt bij de Barbaren en in de apotheken Coloquintida met een bedorven naam genoemd en met die naam is het bij de gewone man van deze landen ook bekend die de vruchten daarvan ook appels van coloquint plag te noemen. De Grieken noemen het Colocynthis en soms Sicyonia. Nochtans zo is de naam Sicyonia ook algemeen met ezels komkommer of wilde komkommer. Bij de geleerde Latijnse schrijvers wordt het ook wel Colocynthus met de Griekse naam genoemd, maar men vindt dikwijls in sommige boeken die uit het Grieks in het Latijn overgezet zijn het woord Colocynthis op het Latijns Cucurbita silvestris uitgelegd te wezen al of de Colocynthis niets anders betekent dan de wilde kauwoerde die nochtans van onze Coloquintida zeer veel verschilt. De namen van dit gewas of van de vruchten zijn quintappel in onze taal, in het Hoogduits Coloquint opfflein, in het Frans coloquinte en courge sauvage, in het Italiaans en Spaans en ook in het Engels coloquintida, in het Latijn Colocynthus of Cucurbita amara cathartica,’
Kolokwint of colocynth, Engels colocynth, Frans coloquinte, Duits Coloquintapfel en in Italiaans en Spaans coloquintida, van Latijn colocynthis, van Grieks kolokunthis.
Dodonaeus b) ‘Men plag het hier te lande ook kauwoerden over zee te noemen en een soort ervan noemt Lobel peervormige quintappel, in het Latijn Colocynthis Pyriformis,’
Kauwoerden, Midden-Hoogduits heeft wild Kirbs of Kurbis, wild Corbs of Curbiz, Korbs, en Morapfel in Holland, Windapfel. Engelse bitter gourd, bitter cucumber of Alexandrienappel.
Dodonaeus ;’Onze voorvaders noemden het ook Fel terrae en Nex plantarum of Mors in olla, als of men zei aardgal, dood van alle kruiden of dood in de pot omdat dit gewas zo bitter en schadelijk is dat het de naaste kruiden laat sterven.’
Engels bitter apple, Duits Pomaquin.
(e) ‘De appels zijn, als de schors afgedaan is, wit en voos, niet vast en met grote kwalijk ruikende bitterheid die de keel, het ingewand en darmen kwetst zodat sommige daarvan dit rijmgedicht plegen te gebruiken, ‘het bitterste dat men vindt is de appel Coloquint.’ De smaak van dit ganse kruid was ook zeer slecht en het schijnt dat de wilde of die vanzelf groeit dezelfde soort is die van de profeten die op Helizeus kwamen klagen de dood in de pot genoemd wordt toen ze van honger gedwongen moes geplukt hadden wat ze aten waaronder een groot deel van dit kruid was omdat ze meenden dat het kouwoerd was, dan zo gauw als ze er van aten proefden ze grote bitterheid en hebben het als de dood laten staan, maar de profeet Helizeus (Elias) heeft meel in de pot geworpen en de wilde Coloquint zoet gemaakt en geschikt om te eten.’
Duits Eliasapfel.
1 Koningen 6:18 ‘en cederhout was aan het huis van binnen, beeldwerk van kolokwinten en open bloemknoppenլ 7: 24 ‘sneden de rand waren kolokwinten, die haar geheel omgaven, tien in een el, geheel rondom de zee, in twee rijen zaten de kolokwinten in een gietsel met haar gegoten.’
De vertaling van de mysterieuze bloemknoppen lijkt logisch naar het vervolg dat het een kolokwint is. Het Hebreeuwse woord is kլaաt pիaim en wat literair betekent een uitkomende bloem.
2 Koningen 4: 39-40 ‘Toen Elias naar Gilgal terugkeerde, was er honger in het land. Terwijl de profeten voor hem gezeten waren, zei hij tot zijn knecht: Zet de grootste pot op en kook moes voor de profeten. Daarop ging er een naar het veld om groenten te plukken; en hij vond een wilde slingerplant en plukte daarvan wilde kolokwinten, zijn kleed vol. Toen hij teruggekomen was, sneed hij die in stukjes in den moespot; want zij kenden ze niet. vervolgens schepte men voor de mannen op om te eten. Maar zodra zij van het moes hadden gegeten, schreeuwden zij het uit: De dood is in den pot, man Gods! En zij konden het niet eten. Doch hij zei, Haal dan meel. En hij wierp het in den pot en zei: Schep op voor het volk, opdat zij eten. Toen was er niets kwaads meer in den pot.’
Het is mogelijk de kolokwint van 1 Koningen 6:18. De vergiftigde vrucht van een wilde klimplant werd door de jonge profeten bij vergissing voor eetbare meloenen gehouden. Waeker vermeldt dat het woord dat daar gebruikt wordt pakknoth sadeh is, wat openbarsten betekent. K’la’at pkaim of pakknoth-sadeh, In Grieks werd het vertaald als een rond soort, wilde gourd.
Naar het vroegere gebruik om het met meel te mengen is het eetbaar, maar blijft bitter. Naar de tekst te oordelen kende Elisa deze vrucht en handelde dienovereenkomstig. Vreemd blijft evenwel dat dit Sunamitische natuurvolk de vruchten niet kent die vlak bij hen groeien. Momenteel wordt de kolokwint geteeld om zijn eigenschappen, die had het vroeger ook.
Linnaeus geloofde dat Cucumis prophetarum, L de profetenplant was van Elias, zijn vruchten zijn maar een paar cm in diameter en ofschoon ze bitter zijn, niet giftig. Ook zijn er die denken dat het Ecballium elaterium is. Die is daar gewoon, maar zijn vruchten zijn bedekt met stekels en dorens zodat het moeilijk is om als voedsel te verzamelen zoals Elisa beschrijft. Ook zullen de rijpe vruchten openbarsten als ze aangeraakt worden. De etymologie van het Hebreeuwse woord paka betekent dan ook splijten of open barsten, maar dat doet de droge vrucht van de kolokwint ook als erop gestapt wordt, eigenlijk alle komkommerachtige. Alleen de kolokwint zou men per vergissing kunnen aanzien voor een meloen. Op de top van de berg Karmel is een veld met smalle, ronde stenen waarvan gezegd wordt dat het de meloenen zijn geweest die door Elia's woede in stenen veranderd werden.
Het woord voor gal is rosh. Het Hebreeuwse originele woord voor de wilde druif is gefen sadeh. Moldenke gelooft dat de gal van Deuteronium 29: 18, 32: 32, Psalm 69: 21, Jeremia 9: 15, 23: 15 Klaagliederen 3: 5 en 9, Amos 6: 12, Mattheüs 27: 34 en Handelingen 8: 23 voor deze plant geldt.
In Job 20: 14 wordt het Hebreeuwse woord mղeeroot of merorah vertaald als gal en slaat duidelijk op venijn van serpenten, meer dat van een plant. Hetzelfde geldt voor rosh in Job 20: 16 en wordt soms vertaald als poison. Verder verwijst het woord rosh naar een plantaardig product.. Waar mղeeroot of merorah verschijnt wordt dit meestal vertaald als gal, het gal van mensen en dieren, Job 13: 26, 16: 13 en 20: 25.
Echte Zitrulle, Purgiergurke, Teufelsapfel, meest in andere betekenis, Engels bitter apple, colocynth, bitter cucumber.
Uit F. Kohler.
Gebruik.
Het karakteristieke smalle zaad van de colocynth is in verschillende archeologische opgravingen van N. Afrika gevonden, vooral de neolithische nederzetting Armant, Nagada (dateert van 3650-2850 v. Chr.) en Hierakonopolis (3500-3300 v. Chr.) in Egypte, in Libië van 3800 v. Chr. Tot Romeinse tijden en de pre-potterij neolithische opgravingen van Nahal Hemar grotten in Isral. Zohary en Hopf speculeren dat deze vondsten een indictie geven dat de wilde kolokwint door de mensen gebruikt werden. Desert Bedoeïenen zouden een soort brood van de gemalen zaden maken. De geroosterde zaden werden wel door de arme bevolking gegeten.
Deze plant wordt in warme gebieden veel gekweekt. De vrucht bevat een heftig purgerend en kristalliseerbaar bitterstof, het kolocynthin. Dit poeder dat gemengd wordt met Arabische gom levert de zogenaamde Trochisci Alhandel dat een werking heeft als Aloe, maar dan scherper. 100gr. in een liter water doodt alle insecten door ze ermee in contact te brengen. Het poeder zou zo ontvlambaar zijn dat het door de Arabieren als aanmaakhout gebruikt werd.
In de oudheid was het bij de Arabieren bekend onder de naam handal. De bittere vrucht werd met meel gemengd wat het eetbaar zou maken, hoewel nog bitter.
De stof is giftig en zou door Locusta gebruikt zijn, in haar tweede poging, om Claudius te vermoorden. Beverwijck, ‘Zodat een sterk man, van een vierendeel loot met Klister ingegeven daar aan stierf, en dood zijnde hem veel bloed van onderen afging.’ Het is mogelijk de plant die de soldaten van Xenophon vergiftigde. De plant die Karel de Grote verbood om te verbouwen was waarschijnlijk niet deze plant, maar Momordica elatorium, Rich.
Shakespeare; The food that to him now is as luscious as locusts, shall be to him shortly as bitter as coloquinta.; Othello i 3, 354.
Maerlant, ‘Colocintida, zoals Platearius zegt, is een vrucht die een boom pleegt te dragen in het land van Orint, te Jeruzalem en daar omtrent. Van zijn appelen blijf je dood, maar zijn zaad heeft een grote macht groot zoals ons Platearius zegt. Die tandzweer te hebben plegen zal dit zaad koken in wijn en in zijn mond gieten en laat het niet inwaarts gaan, en gorgelen en dweilen daarmee keel, tand en mond en hij geneest in korte stond.’
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 309, 311) ‘Coloquintida zoals die in al haar delen en van haar ganse aard bitter van smaak is, is daarom ook warm en droog te achten heel ver in de tweede graad en daarom is ze ook geschikt om te zuiveren, purgeren, af te vegen en te openen. Want ze is zo krachtig om de buik te beroeren en week te maken dat ze op zeer korte tijd een grote menigte van galachtige hete en ook taaie slijmerige koude vochtigheden van onder uit het lijf drijven kan en dat zo sterke en met zo grote beroerte en geweld dat ze de darmen afschrabt en de luchtgaten of mondjes van de kleine darmadertjes opent en ontsluit dikwijls bloed en bloedige vochtigheden of slijmerigheden af laat komen. En daarom zal men de Coloquintida niet al te onbedacht gebruiken. Dodonaeus verhaalt in het boek dat hij Observationes of aanmerkingen der medicijnen of de geneeskunst aangaat noemt dat een zeer sterk en hard man die een drachme Coloquint met een klister van onder ingenomen had daarvan in zeer korte tijd gestorven is en dat hem na zijn dood een grote menigte bloed van onder afgegaan is. En voorwaar zoals Dodonaeus hier ook vermaand heeft is Coloquintida het hart, lever en maag zeer tegen en hinderlijk en beroert en kwetst de darmen en inwendige leden en zelfs komt uit het lijf lang voor hetgeen dat ze beroert en los gemaakt heeft of purgeert. Men mag ze de oude lieden, de jonge kinderen, noch de zwangere vrouwen nimmermeer ingeven. In de neus gestoken laat ze de vrouwen misvallen en van buiten opgelegd doodt ze de vrucht. De reuk of het aanraken van deze quintappels maakt sommige mensen de buik week en verwekt bij sommige vrouwen de maandstonden. Poeder van gebrande Coloquint is zeer goed om de zweren in de heimelijke of schaamdelen te helen. Als je het binnenste van kolokwint met bijvoet kookt en die warme rook of adem onder in de juffrouw of vrouwelijkheid ontvangt laat het bij de vrouwen hun stonden komen. (abortus)
Voorts zo is de Coloquintida niet alleen geschikt om alle onreinheden uit het lijf te jagen door de kamergang waardoor ze dikwijls velerhande gebreken en ziekten plag te genezen die anders zeer hard en moeilijk zijn om te weerstaan zoals de verouderde pijn en draaiing in het hoofd en vooral de pijn die maar aan een zijde van het hoofd komt en ook m. s. vallende ziekte, kortheid van adem of benauwdheid, zijdepijn en andere smarten of krimpingen in de darmen en veel meer andere langdurige zware ziekten en kwalen binnen het lichaam, maar bovendien is ze ook geenszins te verachten, maar zeer krachtig en bekwaam om vele gebreken van de zenuwen en van de uitwendige leden en delen van het lichaam te genezen.
Olie daar Coloquintida in gekookt is of die in Coloquintida gekookt is verdrijft dat tuiten van de oren en geneest de doofheid als het in de oren gedruppeld wordt.
De zaden of kernen van Coloquintida dienen ook om de dode lichamen van het verrotten te bewaren dat men balsemen noemt en vooral als men er Alo een Myrrha bij doet.
Drie zaden van Coloquintida, zo men zegt, aan de hals gehangen genezen de derde daagse malariakoorts, vier er van genezen de vierdaagse koorts. Maar hierop is niet te betrouwen.
Kolokwint is een appel dat van een klein boompje komt die wilde kauwoerde van Alexandrië genoemd wordt. Als je alleen kolokwint neemt is het dodelijk. Maar het moet klaar gemaakt worden naar de aanwijzingen van de meester. En als het klaar gemaakt is moet je het nog met voorzichtigheid geven.’
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl