Glaucium

Over Glaucium

Hoornpapaver, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit O. Thome.

Met 25 soorten komt dit geslacht voor in de kustgebieden van de M. Zee en centraal Azië.

Meestal groeien ze op zoutgronden.

Het zijn lage kruidachtige en veel vertakte n-, twee- en soms meerjarige gewassen die 20-70cm hoog worden.

De grote en meestal kortlevende bloemen hebben 4 kroonbladen die 5-7cm lang en breed zijn, meestal geel en oranje, maar ze variëren van rood tot purper en zijn soms donker gevlekt aan de voet.

Geel melksap.

Papaveraceae, papaverfamilie.

=Glaucium corniculatum Curt. (gehoornd)

50 cm hoge plant heeft met vertakte stengels.

Bladeren zijn 7-9voudig gelobd, grijsgroen en 25cm lang.

De rode, soms oranje bloemen hebben 5 cm grote kroonbladen en 1,5 tot 3 cm grote kelkbladen, die bij het begin van de bloei afvallen, vaak een tot 4 cm grote zwarte vlek aan de voet.

De doosvrucht is recht of licht gebogen.

Groeit in Europa tot W. Azië en N. Afrika.

(Dodonaeus) ‘Het tweede geslacht van gehorende heul is teerder en kleiner dan het eerste of de gele heul en heeft diep gesneden en gekerfde bladeren als die van raket die wat ruig of haarachtig zijn,: de steeltjes zijn dun en in zijtakjes gedeeld en zo teer dat ze ter aarde verspreidt liggen en zichzelf in de hoogte niet oprichten kunnen, de bloemen zijn kleiner dan die van de gele heul en zijn van kleur diep rood, doch niet zo bruin maar wat bleker dan die van de wilde heul of de kollebloemen, het horentje dat daarna volgt is kleiner dan dat van de voorgaande soort op wiens top soms een scheeltje of deksel als een breder hoofdje ligt en daarin schuilt klein zwart zaad.’

Naam, etymologie.

Dodonaeus: ‘Beide deze kruiden zijn medesoorten van gehorende heul en zijn geenszins voor geslachten van Anemone te houden. En daarom mag men de eerste soort Papaver corniculatum rubrum noemen, dat is rode gehorende heul.

2. De andere of kleinste soort heet Papaver corniculatum violaceum, in het Nederduits violetblauwe gehorende heul.

Sommige houden de rode gehorende heul voor het Glaucium van de ouders. En voorwaar ze schijnen niet gans van de waarheid verdoold te wezen, want zoals Dioscorides schrijft Glaucium is van bladeren de gehorende heul gelijk, dan die zijn vetter en liggen ter aarde verspreidt en zwaar of sterk van reuk, bitterder van smaak en het sap is heel saffraangeel. En zodanig sap plag deze rode gehorende heul ook te hebben zoals P. Pena en M. de Lobel betuigen, het kan ook bitterder wezen dan dat van de gele heul omdat men er totaal geen zoutheid in smaakt. Al die tekens tonen voldoende aan dat dit gewas grote gelijkenis of gemeenschap met het Glaucium heeft, indien dit hetzelfde niet is.

Glaucium komt van Grieks glaucos: blauwgroen, naar de kleur van de bladeren van een gewas. De identiteit van dit gewas staat niet vast. Linnaeus heeft de naam op deze plant overgedragen omdat die ook blauwgroene bladeren heeft. Lobel; 'Maar het sap van deze is zeer nuttig voor diegene die beginnen te krijgen lopende ogen met hitte waarvan dat het wit van de ogen grauw zou worden als het in het begin daarop gedaan wordt waardoor dat in Latijn Glaucium genoemd wordt. Tenzij dat het alzo geheten is, als Plinius wil zeggen, van de bladeren die de kleur hebben van het zeewater.’

Apuleius med. herb 54 ‘meratitis fructu parvo, uncato, ut cornu.’

Rode hoornpapaver, Engels horned poppy, sea poppy, Duitse Roter Hornmohn.

Uit www.biolib.de

Glaucium fimbrilligerum Boiss. (franjes dragend) Een of meerjarige plant van 30-60cm hoog.

Onderste bladeren zijn gelobd, 4-14cm lang en 2-3,5 cm breed.

Geeloranje bloemen in mei-augustus.

Komt uit Turkestan.

Uit J. Kops, www.BioLib.de.

Glaucium flavum, Crantz. (geel) werd door Tournefort Glaucos genoemd.

Zoals de meeste zeeplanten heeft het gewas een blauwachtige kleur.

Bladeren zijn zeer ruw en omvatten de stengel.

Citroengele en papaverachtige bloemen in juli/augustus.

Het is een n- of tweejarige plant van 30‑60cm hoogte.

Een sterk wortelende plant die op de zandige kusten van Europa en N. Amerika groeit.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit geslacht van heul noemen we in onze taal gele heul, in het Hoogduits Gelb Olmag, Moen en Geel Magsamen en Gal Olmagen, Oribasius en Atius Mecon Paralios alsof men zeeheul zei, Plinius noemt het ook Papaver paralium en andere Papaver marinum en daarvan komt de Spaanse naam dormideras marinas. Catullus noemt het ook Papaver luteum in het Latijn en dat is zoals wij in onze taal zeggen gele heul. Sommige noemen het ook Mecon agria, dat is Papaver silvestre of wilde heul.’

Naar papaver, gele hoornpapaver, Wilder gehornter Magsamen bij Bock in 1539, geel Oelmagen of Graues Schollkraut, zie Chelidonium.

Dodonaeus (b) ‘Het heet in het Frans pavot cornu, in het Italiaans papavero cornuto, in het Latijn Papaver corniculatum of Papaver cornutum en tot verschil van de kleine medesoorten van dit gewas Papaver corniculatum majus, dat is grote gehorende heul. Dioscorides noemt het in het Grieks Mecon keratitis en andere, betuigt Dioscorides, noemen het Glaucion vanwege de gelijkenis van de bladeren die het daarmee heeft en daarom is het in de apotheken hier vroegers ook Memitha genoemd geweest omdat het Glaucium van de Arabische meesters Memitha genoemd plag te worden. Lobel noemt dit kruid niet alleen gele heul, maar ook horne heul, in het Hoogduits Gehornter Magsamen en in het Engels horne poppie. En hij schrijft dat het niet alleen in hete landen aan den zeekant groeit, maar ook wel in Engeland en Friesland.’ Lobel: ‘In Spaans Dormidera of Domidera marina.’

De papaverachtige heeft een opmerkelijke lange en gekromde peul, een halve cirkel. Dit gaf het de naam hoornpapaver, Duits Gelber Hornmohn en Engels yellow horned poppy, Frans pavot cornu en glaucienne jaune.

Zie Ben Johson in de Witches song.

‘Yes, I have brought to help your vows (wensen)

Horned poppy, cypress boughs

The fig-tree wild that grows by tombs

And juice that from the Larch tree comes.’

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De wortel van gele heul, zegt Dioscorides, in water tot op de helft toe verkookt is goed gedronken van diegene die verstopt of anders gebrekkelijk in de lever zijn en die weedom in de lendenen en heupen hebben en laat gemakkelijk plassen en is vooral goed diegene die dik en grof water maken.

Het zaad van gele heul een lepel vol ingenomen met honigwater of mede maakt een gemakkelijke en zachte kamergang.

De bladeren met olie gestoten zuiveren de oude vervuilde zweren van de paarden, muilezels, ossen en andere werkende beesten als het daarop gelegd wordt.’

Zijn gele sap wordt verbonden met een onaangename geur. De plant is giftig en zou gekte veroorzaken. Het is een van de planten waar de heksen hun giften van haalden.

Een zeker persoon in 1698 maakte een taart van de wortels omdat hij dacht dat het de wortels van Eryngium waren, die ze graag aten. Terwijl hij het at, kreeg hij visioenen en zag in zijn kamertoilet een pot waarvan hij dacht dat die gevuld was met goud, brak die in tweeën en verlangde dit te bewaren.

Mythologie.

Door de kracht van een strandkruid met groene en daarna blauw wordende bladeren wordt de visser Glaucus in een onsterfelijke zeegod herschapen. Dat toverkruid zou het vetblad zijn geweest met zeven kroonblaadjes, (Sedum heptapetalum) Het droeg de naam van aizoon, dat is het eeuwig levend kruid.

De sage luidt naar Ovidius metamorfosen XXII, 5,

Glaucus viste bij Anthedon (In Boetië) en wierp zijn gevangen vissen in het gras, ‘De vis op ‘t Gras gesmakt begon te spartelen, zich om te wippen, en op Դ land gelik in ‘t water te swemmen’. Daarna springen al de vissen weer opnieuw het water in, de kracht van een daar groeiend kruid had dat bewerkstelligd. Glaucus plukte het en kauwde erop en hij kreeg de vreemde trek van het land naar het water, hij duikelde in de zee en sprak negenmaal een ‘besweer vers ‘it om zijn zondig vlees te reinigen en werd honderdmaal met verse rivieren overstelpt. Hij viel in bezwijming en daarna had hij een groene baard en haarlokken die hij in de zee nasleepte, hoge schouders en blauwe armen, ineengekrulde dijen en benen, met een gevinde vissenstaart. Hij was door de kracht van het wonderkruid in een zeegod herschapen.

Glaucus, de zoon van Neptunus en een zeenimf, hield van de jacht langs de kusten van zijn vaders rijk. Zijn kleed was het kleur van de wateren van de oceaan, het grijs dat niet blauw of groen is. Dit kleed werd gedragen door zovele, als zijn buren en vrienden, met een bovenkleed van geel wat zijn koninklijke geboorte onderstreepte. Het verlangen van zijn hart was Scilla, de steenhartige, die een rots werd, de liefdeszieke halfgod dwaalde langs de kusten en droeg constant een lange vishengel.

Een papaver groeide langs de kust en daar barstte zijn bloemkop open in de late zomer. Zijn bladeren zijn blauw/groen. De meeldraden zijn delicaat geel. De lange steel waarop de zware bloemknop zit zodat die soms hangt als een hengel.

Glaucium flavum Crantz var. leiocarpum (Boiss.) Stoj. & Stef. (Glaucium leiocarpum, Boiss.) Veel gedeelde bladeren. (gladvruchtig)

Heeft oranje bloembladen met 4 zwarte blokken.

Uit Klein Azië is eenjarig en 40cm hoog. Is beschreven in 1907. Deze eenjarige wordt 40cm hoog.

Planten.

Ze kunnen gebruikt worden voor bladeffecten in de borders.

Dit zijn zeekustplanten en planten die meestal geschikt zijn voor liefhebbers.

Zoals de meeste papaverplanten die van de zon houden, is het gewas verankerd door de diepe tapvormige wortels. Het dikke en vlezige blad beschermt tegen verdamping. De blauwachtige gloed is een was die gedrenkt wordt door de spray of zelfs hoogtij van de zee.

Meestal worden ze door zaad vermeerderd, ter plaatse zaaien vanwege de penwortel, liefst 20 graden, zaden niet bedekken, de meerjarige door scheuren.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl