Panicum
Over Panicum
Gierst, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Kops.
Naam.
Dit is een groot geslacht, verdeeld over de tropische gebieden van de hele wereld, een paar in de noordelijke gebieden met mogelijk met meer dan 450 soorten.
Een- of meerjarige grassen met meestal platte bladeren, 1-3m.
Bloemen in grote trossen van wel 60cm. met vele kleine zaden.
Het zijn belangrijke voerplanten.
Poaceae, grassen, Paniceae klasse.
=Panicum capillare, L. (behaard) Een behaarde plant met lijnvormige bladeren.
Piramidale bloeiwijze, de grote pluim zie je in de zomer.
is een eenjarige uit Amerika van 50cm hoog. Is beschreven in 1758.
Naam.
Draadvingergras, draadgierst, Engelse old witch-grass, Duits Haarstiel- of Haarstige Hirse, Frans millet capillaire.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Panicum miliaceum, L. (gierstachtig, milium is gierst) Naar verhouding van de plant heeft die een grote en iets overhangende veel vertakte en dichte pluim met vele korrels. Die pluim is 20cm lang en 2‑3 cm in diameter en lijkt wel wat op die van riet. Bij het rijpen vullen talrijke zaadjes de aartjes die op het ogenblik van bloei twee bloemen bevat, een manlijke en een tweeslachtige. Het omhulsel van de zaden is hard en glad, wit, geel, rood al naar de cv. Om die reden is het gewas dan ook geschikt als tuinvorm met stijf opgaande bladeren.
Het is een eenjarige die tot een meter hoog wordt, groeit vooral in warmere streken.
‘Rehbraun,’ geeft vele kleuren. De rode verkleuring van de bladtoppen begint al vroeg in de zomer en zet door tot diep in de herfst. De ijle halmen bereiken een hoogte van een meter. Het is een eenjarige, naar de cv. heeft de plant een groeitijd van 65‑140 dagen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas wordt in het Grieks Kenchros of Kenchrys genoemd en bij Hippocrates Paspale, zo Hermolaus zegt, in het Latijn Milium en insgelijks ook in de apotheken, in onze taal milie of milie saedt, in Engeland mylen en millet, in het Frans millet en ook wel mill, in het Spaans mijo, milho en millo en in het Italiaans miglio. Sommige geloven dat het Milium genoemd is in het Latijn omdat het zo vruchtbaar is dat van een korrel wel duizend plegen voort te komen als of men Millium zei, dat is duizend graan, want (als Lobel betuigt) elk graan brengt wel drie maatjes graan voort.’ Lobel: Ԕenzij dat iemand liever denken zou dat het Milium geheten is omdat de Grieken met een gewone naam alzo wel panikkoren als hirs geheten hebben, gelijk getuigt Varro.’
Grieks meline, Latijn milium werd in oud-Frans millet, tot mil en millet commun, de Engelse millet, proso millet, Spaans mijo, Italiaans miglio, zie Milium. Lobel: ‘In Spaans Miyo en Milho. In Engels Mylen en Millet. Het schijnt dat Milium in het Grieks geheten is Kenchros van de ontelbare graantjes van de vijgen die zij Kenchramides noemen.’
Dodonaeus (b) ‘In onze taal heet het hirs en ook net zoals in Duitsland Hirsen, Hirst of Hirse.’
Onze heerse, Duits Gemeine Hirse, Hirs of Heerze, oud-Hoogduits Hirso of Hirsi, in midden Hoogduits was het Hirs en in Angelsaksisch komt herse voor, (Engels hirse), een toevoeging van de t, net als bij rijst, zodat het hierst of gierst werd, in dialect zijn er allerhande vormen als gierze en girse naast heerse of herse, gheers in Brabant. Dit is afgeleid uit hersewaestm: hirsevrucht: de zegen voor verhekst land, is hieruit te vernemen. Men stelt Germaans hers-io(n) als broodkoorn voor met de Indogermaanse wortel ker: groeien. In Latijn is dit Ceres, de godin van de plantaardige wasdom, Grieks korennumi: ik verzadig. Heerse of grosse Hirse, Hirs of Hirse bij Hildegard, Hirsen bij Bock, Hirssbrei in midden-Hoogduits, zie Digitaria en Setaria
Ook bij ons kwam dit woord voor, Harselaar heette omstreeks 1400 Herseleer. Kleine hirse is Setaria.
Dodonaeus ‘In deze landen is dit koren met de naam geers alzo goed bekend als met zijn andere namen.’
Pluimgierst, gierst is een meer of minder algemene naam voor een hele reeks cultuurplanten die gezamenlijk tot de grasachtigen behoren. Gierstplanten hebben meestal kleine zaden die meer rond dan langwerpig zijn.
(d) Panicum, Latijn panis: brood, het was vroeger een broodvrucht. Het is een oude Latijnse naam voor een soort gierst, Setaria italica. De Panicum van Plinius is Holcus sorghum. Of van paniculum: bosje, naar de bosvormige aren, vandaar ook vingergras.
Plinius XVIII 10: ‘Panicum a paniculis dictum, cacumine languide nutante.’
Isidorus XVII 3.13: ‘Panicium dictum, quod multis in regionibus ex eo panis vice homines sustentantur, quasi panificium.’
Frans heeft ook panis en Engels panic grass van Panicum.
(e) Duitse namen zijn als een soort brei, Brein, gelber Brein of Brey in Oostenrijk, ook Grutze, Gruten. Deutsche Hirse.
Gebruik.
Dit gewas is mogelijk afkomstig uit O. Indië en midden Azië. Waarschijnlijk was het bij de Grieken bekend. Bij de Romeinen in ieder geval sinds Julius Caesar. Strabo gaf aan dat het in Gallië voortreffelijk groeide.
Het is niet meer uit te zoeken of de historische resten van gierst tot Panicum miliaceum of tot Setaria italicum (uit Italië) behoren. Oude resten zijn gevonden in nederzettingen van Roemenië, Hongarije, Italië, Zwitserland. In de brons- en ijzerperiode zijn er vondsten in oost Duitsland en Denemarken. Het was het voedsel van de Iberische volkeren en Kelten. Het is een voeder en broodgras.
Ezechiël 4: 9 ‘En gij, neem tarwe, gerst, bonen, linzen, gierst en spelt, doe ze in een pot en maak er brood van.’ Ezechiël 27: 17, tarwe van Minnith, zie Sorghum.
Gierst is een oude cultuurplant en meer geschikt voor de kleingrondbezitter. Wordt nog wel gekweekt als een groenvoer. Dit gewas geeft een matig meel wat wel gemengd werd met meel dat voor brood bestemd was. Later werd het wel gebruikt voor proviandering van schepen.
Het was van de oertijd tot de 19de eeuw een belangrijk volksvoedsel. Nu is het vrijwel onbekend en door moderne gewassen verdrongen. Daarbij komt nog dat het licht met onkruid overgroeid wordt en tegen vorst gevoelig is.
In Z. Duitsland is het tot in het begin van deze eeuw nog veel als feestvoedsel bewaard gebleven waar het tot voor kort op geen huwelijksfeest ontbrak. In deze gebruiken werden de kleine gele korrels als beeld van vruchtbaarheid gezien, dit gebruik is nu overgegaan in rijstebrij. In Baden mocht deze gierstenbrij nog tot voor korte tijd bij geen boerentrouwerij ontbreken zodat het spreekwoord daar is:’ ‘Het is de gierstenbrij van alle huwelijken.’ Op nieuwjaar- of vastennacht moet men deze brij eten zodat men steeds geld had.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 310) ԉn gebreke van ander koren mag men ook van hirs brood bakken, maar dat brood geeft zeer weinig voedsel en is koud van aard, zeer dor en breekbaar of vermorzelbaar want het heeft gans geen slijmerigheid en geen taaiheid of klevende vetheid en daarom is het niet vreemd of wonder dat het de buik die te week is stoppen en stelpen kan, net zoals het panikkoren ook doet, hoewel dat het nochtans in alles veel beter is dan het panikkoren en zoeter van smaak, lichter om verduwen en stopt de buik minder en daarboven voedt het meer dan dat panikkoren. Van hirsmeel plag men in vele landen brood, koeken en taarten te bakken die zwaar en slecht om te verteren zijn, taai in het kauwen, zegt Lobel, en niet lieflijk tenzij dat ze gegeten worden zo gauw als ze gebakken zijn en daarom worden ze te Venetië en op veel meer andere plaatsen van Italië en ook in Spanje al warm gegeten en van het arm volk op de kruisstraten te koop gesteld.
Hirs, als Dioscorides betuigt, over het vuur geroosterd en al heet in een zakje gedaan en op de buik gelegd of ermee gestoofd laat dat krampen en pijn in de buik vergaan en verzoet alle pijn van de leden en vooral van de zenuwen en tot dat doel zou men niet gemakkelijk iets beters of nuttiger kunnen vinden, als Plinius betuigt, want dit koren is zeer licht en zacht en behoudt of bewaart de hitte veel beter en langer dan enig ander ding. En daarom is het gebruik er van op die manier opgelegd zeer nuttig en behulpzaam in al hetgeen daar hitte of warmte iets goed in doen of werken zou mogen.
Een papje van hirsemeel gemaakt stopt de kamergang, maar laat de plas rijzen, zeggen Dioscorides, Plinius en Galenus.
De vogeltjes eten hirs net zoals ze met het kanariezaad doen, lijnzaad en hennepzaad, te weten de kanarievogels, kneuters en sijsjes.
Hirs heeft noch twee andere nuttigheden, te eerste, als men rabarber, Agaricum, Merivatan, limoenen, granaten, oranjeappels, citroenen en diergelijke dingen wil bewaren en ook het vlees voor bederven en verrotten, men bedekt die met het zaad van hirs. De volgende nuttigheid van hirs is dat de wormen geenszins het zaad zullen beschadigen dat na hirs op hetzelfde land gezaaid zal worden, gemerkt dat de wormen het zaad verlaten en aan de stoppels van hirs zullen vallen.’
Folklore.
Bij zaaien is het graag gezien door de vogels zodat men die door toverachtige middelen ziet weg te houden. Men zaait het graag na zonsondergang, openlijk zodat de vogels de uitgezaaide korrels niet kunnen zien. Om de vogels tegen te houden liet men de korrels ook wel door een wolfsgordel lopen. Nog lang liet de Finse boer zijn zaad door een samengebogen berkentwijg lopen.
Panicum virgatum, L. (roedevormig) Heldergroene bladeren zijn vlak en lijnvormig, 20-30cm lang en 5-8mm breed.
Opgaand gras met een stevige, kruipende wortelstok. Vormt dichte bossen van opstaande halmen.
Sterk vertakte, brede en 25-50cm lange pluimen van talrijke kleine gesteelde, eivormig en toegespitste 2bloemige aartjes, meestal wat purperachtig en scherp gepunt in juli/augustus
Is hier niet winterhard en wordt dus ook als eenjarige geteeld.
Uit Maine tot Manitoba en Nevada wordt 75-125cm hoog. Is beschreven in 1781.
‘Onse Herms,’ roodbruinachtige plant van 50-80cm die pollen vormt. ‘Heavy Meta,’: grauwgroene van 100-120cm, ‘Heiliger Hain,’ is 80cm met blauwachtig groenviolet blad, ‘Rehbraun,’: 80cm met roodbruine bladeren,’Strictum,’ 150-180cm met bruinachtig gekleurde bladeren die in de herfst geel worden. =’Prairie Fire,’.
Vingergras, Rutenhirse, Engels twiggy panick grass, tall panic grass, Wobsqua grass, lowland switchgrass, blackbent, tall prairiegrass, wild redtop en thatchgrass.
Planten.
Vermeerderen door in het voorjaar te scheuren of zaaien bij 20 graden. Bij zaaien het zaad een paar dagen voorkiemen in nat zand.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl