Dahlia
Over Dahlia
Dahl, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, bewaren.
Uit W. Hooker, Dahlia pinnata.
Bolvormig wortelend, opgaande stengels die vertakken, bladen staan tegenovergesteld en zijn 1-3delig.
Bloemhoofdjes zijn lang gesteeld en groot, met een geel hart en stralen in enkele rijen en meestal in tinten van rood en purper, wit in cultuur.
Waarschijnlijk zijn er een 36 soorten in de hogere delen van Mexico, sommige zijn nu gemoderniseerd in cultuur
Geur heeft de Dahlia niet, zijn enigste aantrekkelijkheid bestaat als decoratie in het groot.
Een van de weinige ‘bolgewassen’ uit de familie van de Asteracea is ook een van de populairste gewassen met een lange bloeiperiode en schitterende bloemen. Daarvoor moest het wel twee keer ontdekt worden.
Asteracea, Helianthus klasse.
Historie.
Bijna vier eeuwen geleden werd in Mexico voor het eerst een plant beschreven die enigszins gelijkenis vertoont met onze dahlia. Het was Francisco Hernandez die, in een serie boeken waarin hij planten en dieren van Nieuw Spanje beschreef in 1615 (‘The Thesaurus’) voor het eerst melding maakte van dit gewas. Hernandez noemde de plant cocoxochitl of acocotli, een naam die door de Azteken aan de plant werd gegeven die haar als tuinplant kweekte. De beschrijving van de plant werd pas een 100 jaar later in Rome uitgegeven.
De plant verscheen in de literatuur van de Fransman N.J. de Menonville die in 1787 verslag uitbracht van een reis naar Mexico. Twee jaar later werd de plant door de Spaanse directeur van de Botanische tuin in Mexico, Vincente Cervantos, gezonden naar Abbe Cavanilles, de directeur van de Koninklijke tuin te Madrid.
Deze zaden ontkiemden en brachten planten voort met verschillende kleuren die aan Cavanilles de overtuiging schonken dat hij met een nog onbeschreven geslacht te doen had.
Uit Redoute.
Naam, etymologie.
(a) Hij beschreef in 1791 een rode vorm in zijn ‘Icones plantarum’ en noemde toen de plant naar de Zweed Andreas (Anders) Dahl, een kruidkundige en leerling van Linnaeus die in 1789 in Abo overleden was. Oorspronkelijk en nog wordt deze naam in Amerika uitgesproken als dahlea.
De eerste noemde hij Dahlia pinnata (geveerd) en 3 jaar later werden door hem nog twee andere soorten afgebeeld en beschreven als Dahlia rosea (roze) en =Dahlia coccinea. (besrood) Uit de botanische tuin gingen deze planten over naar het Escuriaal, het koningsslot van Madrid. Men stelde er prijs op en begreep dat dit het beste middel was om haar zeldzaam te houden. Ze bestonden dus wel in Europa, maar vrijwel geen mens wist het. Cavanilles kon ruim tien jaar de planten voor zichzelf houden, maar wist geen merkbare verandering meer te verkrijgen, mogelijk werd dit ook niet geprobeerd. Vervolgens kwamen er in 1787 een aantal zaden in Engeland terecht bij de vrouw van de markies van Bute. Hier leefden ze niet lang. In 1802 kwamen ze naar Frankrijk, naar men wil door de graaf Selieur die en paar knollen uit het Escuriaal had weten te krijgen. Omdat ze een grote zeldzaamheid waren zette men ze in de warme kas. Ze werden te warm gekweekt in het Jardin des Plantes. Later ingevoerde planten die door Cavanilles zelf verzonden waren ging het, mede door een betere behandeling, beter. Weer kwamen ze in Engeland terecht en weer bij een lady. In 1804 was er zaad gestuurd door een Zweeds kruidkundige naar Holland House in Kensington voor Lady Holland. Die was bekend met de eerste mislukkingen en schonk zaden aan de Koninklijke tuin te Kew waar ze, dankzij een betere behandeling, goed groeiden.
Te warm gekweekt.
Ook in Holland House werden de zaden gezaaid en planten gekweekt. Dit bed werd in het begin van deze eeuw nog in Holland House gemarkeerd. Zij probeerde de planten in een verwarmde kas te telen en te vermeerderen, hetgeen haar maar enkele jaren lukte.
Dan berichtte een reiziger, Nicolas Thierry de Menonville, dat hij in 1787 in een tuin te Guaxata manshoge planten had gezien met violette, gevulde en asterachtige bloemen. Dat was de plant van Hernandez, de acocotli.
Hoewel de plant uit het warme Mexico komt groeit ze op 1500-2000m hoogte. Daar heerst een tamelijk koel klimaat wat de kwekers in Europa niet verwachtten en men kweekte ze te warm op zodat ze een vroegtijdig einde bekwamen.
Georgina.
Twee andere ontdekkingsreizigers die de dan onbekende Dahlia in 1804 naar Europa brachten waren von Humboldt en Bonpland. Zij troffen vele planten op de Popocateptl op 2700m hoogte aan, samen met cacteen en Salvia fulgens. De plantjes waren maar een 10-15cm groot en hadden enkele bloemen zo groot als een gulden.
Ze stuurden zaden naar de Botanische tuin te Berlijn, met de goede informatie. Vanaf dat moment lukte de vermeerdering en instandhouding van de dahlia veel beter. Toen ook de oude afbeeldingen van Hernandez erbij gehaald werden, die bewezen dat in Mexico in de 16de eeuw al halfgevulde cultuurvormen voorkwamen, kreeg men interesse in deze plant omdat er wat mee te bereiken was.
(b) Hier meende de botanist van de Berlijnse tuin, Willdenow, de naam te moeten veranderen omdat ze teveel leek op het plantengeslacht Dalae en doopte het Georgina, ter nagedachtenis aan de Peterburgse hoogleraar Johann Gottlieb Georgi, (volgens anderen ter eren van Koning George III van Engeland die toen regeerde en afkomstig was van het huis Hannover) Die naam werd door de wetenschap verworpen, maar de naam Georgina is in Duitsland nog lang in gebruik geweest. Pas in 1834 stond in de London Gardeners Magazine een officiële mededeling dat de naam thans Dahlia was en niet Georgina.
Aanvankelijk had Cavanilles twee verschillend gekleurde bloemen voor twee verschillende soorten gehouden. Dat dit een dwaling was bleek voor het eerst bij Willdenow toen hij zag dat de bloemen van de plant sterk tot kleurveranderingen geneigd waren. Hij verenigde beide soorten (Dahlia pinnata en Dahlia rosea) tot 1 die hij Georgina variabilis noemde, de veranderlijke Georgina die door Desfontaines in Dahlia variabilis gewijzigd werd, de veranderlijke dahlia.
(d) Engelse Mexican waterpipe flower en Franse georgine en a fleur d'anemone.
Brandende bloemen.
Wat veelal niet verteld wordt en meestal niet geloofd wordt, zo heeft men in de dahlia een wonder waargenomen dat in de plantenwereld tot de grote zeldzaamheden behoort. Een tuinman in Moskou stond ‘s avonds laat op het balkon van zijn huis en zag de dicht onder hem gelegen bloementuin waarin vele dahlia ‘s in volle pracht bloeiden. Daarin zag hij een wonderbaarlijk licht dat uit een gele dahlia tevoorschijn kwam die onder de naam ‘Deutsche Sonne’, bekend was. Een licht alsof je met fosfor de tuin verlicht. Deze verschijning vond meerdere avonden plaats zodat tenslotte zijn gehele personeel zich op de veranda verzamelde om dit te zien. Allen keken naar dit wonder en staarden het met volle verbazing aan. Om zich te overtuigen of dit ook 's nachts gebeurde ging hij om 2 uur naar het bed dahlia’s. Daar zag hij dat uit elk blad licht opsteeg en op de teruggebogen rand weer terugkwam. Ook lichtten niet alle bladeren tegelijk op, maar afwisselend de ene en dan de ander om dat weer te verdwijnen. Tegen 4 uur stopte dit verschijnsel.
Dahlia superflua uit E. Sydenham, 1768-1819.
Symbool van onbestendigheid.
De eerste dahlia was nogal veranderlijk van vorm, heette dan ook Dahlia variabilis: veranderlijk.
‘De Dahlia, rood als najaarsbloed,
Hangt zwaar als een geplaagd gemoed’.
Enkele bloemvorm, symbool van goede smaak.
Gebruik.
De knollen bevatten 7-18% inuline en werden ook als vervangers van aardappels gekweekt en gebruikt vooral vanwege de inuline. Mogelijk is door cultivatie er meer inuline uit te halen. Het vee lustte deze wortels echter niet, zodat de dahlia als voerplant snel afviel.
Indeling.
Er zijn ruwweg twee groepen, de ene groep zijn de meer warme kas planten die zeer hoog kunnen worden, tot 6m.
Uit the garden of eaden.blogspot.com
=Dahlia arborea, Regel. (boomachtig) (Dahlia excelsa Benth) met Dahlia imperialis, Roezl. (keizerlijk) met grote purperrode tot roze enkelbloemige bloemen, 8 bloemrijen.
De laatste wordt tussen 6-10m hoog, komt uit Mexico en is in 1863 beschreven. De eerste wordt 6m of meer hoog met hangende witte bloemen die wat gevlekt zijn met rood en 15cm in doorsnede.
De andere en de minder hoog en bossig groeiende groep, is meer geschikt voor ons klimaat.
Van de ongeveer 20 in tropisch Amerika, vooral in Mexico inheemse soorten is Dahlia variabilis, Desf. het eerst naar Europa gebracht.
Modebloem, Dahliamanie.
De dahlia ‘s waren in het begin van de vorige eeuw zeer geliefd omdat ze de overgang tussen heesters en sierplanten vormden. Het werd een modebloem waarvoor hoge prijzen betaald werden. Vooral in Engeland werd er ijverig handel gedreven. Voor een soort werd 100 pond sterling betaald en de kweker van een ander soort werd zelfs 3500 thaler geboden. Ook zette men in Engeland een prijs van meerdere honderden ponden op het verkrijgen van een blauwe vorm. In Duitsland was dit 2 000 mark. In Frankrijk begon een dahliamanie die tot de hoogte van de tulpomanie steeg. In 1838 werd een bed met dahliaճ voor 70 000 francs verkocht en een enkele dahlia werd tegen een zeldzame diamant geruild.
Ontwikkeling.
Otto, de inspecteur van de Berlijnse botanische tuin, was de belangrijkste dahliakweker. Vanuit Berlijn verspreidde de cultuur zich over het continent. De zaden ontwikkelden zich tot planten en knollen en werden naar de Leipziger tuinman Breitner gezonden die in 1806 reeds een collectie van 55 verscheidenheden aanbood, waaronder er enkele waren die een dichtere krans van bloempjes hadden. Hartweg in Karlsruhe had in 1808 een de eerste dubbele vorm ontdekt. Na de vrede van 1814, toen de relaties tussen de verschillende Europese volkeren een nieuw leven kreeg, breidde de dahliacultuur zich gaandeweg uit. Al gauw ging dit zeer snel en de verschillende landen betwistten elkaar de eer wie de mooiste nieuwigheden kon voortbrengen. Een Franse filosoof voerde de dahlia als bewijs tegen de uitspraak van Roussaeu aan, die beweerde dat alles onder de handen van de mensen degenereerde.
Uit Redoute.
Holland.
In 1820 waren er nog maar een dozijn kleuren, vooral door toedoen van Nederlandse kwekers kwamen de vele dubbele vormen waarna het aantal cv’s zich enorm uitbreidde.
In 1808 begon de Belgische kweker Donselaer uit Leuven met het kweken van Dahlia ‘s en in de derde generatie vond hij halfgevulde, maar ook gevulde bloemen. Hij verspreidde zijn aanwinsten naar Parijs, Gent en Londen.
Hornsveld in Baarn begon ook in 1810 met deze ontwikkeling. Dit waren knollen die uit Duitsland kwamen met licht en donker paarse bloemen. Deze eerst enkelvoudige bloemen waren voor de Hollandse kwekers het uitgangspunt voor fraaie aanwinsten. Werd door de kweker Ternaux in Auteuil in 1817 een zogenaamde dubbele dahlia gewonnen, door onpartijdige Fransen werd toch erkend dat Holland in die tijd al in het bezit was van een aantal gevuld bloemige vormen.
De kweker Arentz in Leiden had in 1813 als een van de eersten een gevuld bloemige paarse en in 1815 alweer 16 nieuwe en betere van verschillende kleuren. Hij bracht in 1819 72 gevulde dahlia ‘s in de handel. In 1821 wond hij 2 zuiver witte dubbele, waarvan hij de beste uitkoos om die te vermenigvuldigen. Omdat men toen planten van stek ging vermeerderen ging dit zeer vlot en al gauw was hij in het bezit van 36 stekplanten waarvan de helft door de kwekersfirma A.C. van Eeden & Co te Haarlem werden aangekocht en onder de naam Waverly in verschillende richtingen verspreid werden. Met dit uit Holland ontvangen materiaal werden de Engelse kwekers hun Leidse voorganger spoedig de baas. J.C. Rodbard, waarschijnlijk een van onze eerste bloemisten, deed er alles aan om op de hoogte te blijven en kwam zo ook in het buitenland. Arentz, zijn stadgenoot, was veel stiller en meer met zijn kwekerij bezig. Hij wist dat hij de mooiste dahlia ‘s had gewonnen en ging onvermoeid in dezelfde richting verder. Hij wilde de beste zijn en kweekte maar door, verkocht zoveel hij kon en was gelukkig koning te zijn op zijn gebied. Rodbard was er echter achter gekomen dat de Engelsen betere variëteiten hadden. Hij had de beste ontboden die daar gekweekt werden, maar hield zich stil. De eenvoudige Arentz kweekte maar door, terwijl Rodbard met spanning zijn Engelse aanwinsten in ‘t oog hield. Toen hij op zekere dag in de herfst bij Arentz was om zijn nieuwe aanwinsten te bewonderen zei hij, zo langs zijn neus weg, dat hij ook aardige dahlia ‘s had die uit Engeland kwamen. ‘Kom eens kijken’, Zijn ze zo mooi als de mijne’. ‘Dat weet ik niet, maar ze zijn wel anders’. Arentz zou komen, en kwam al gauw. Hij, die meende dat hij de eerste was en was toch nieuwsgierig wat ze in Engeland hadden gewonnen. Toen hij ze zag stond hij verbluft en zijn eerste werk, toen hij thuiskwam, was om al zijn dahlia ‘s eruit te trekken en ze in sloot te werpen. De Engelsen waren hem ver vooruit.
De dahlia is daar zeer geliefd, men noemt ze de koning van de herfst, the king of autumn.
R.C. Affourtit was bloemist en handelaar in bloembollen op ‘Grooten Hof’ te Lisse en deed vooral voor 1836 ook sterk in Dahlia’s. Hij reisde jaarlijks, vanwege de bollenhandel, met bollen naar de grote jaarmarkt op de Messe te Leipzig. Hij was erachter gekomen dat de in Duitsland gekweekte dahlia ‘s niet veel betekenden, zeker ver beneden de hier ten lange gekweekte soorten stonden. Hij meende daar dus een partij van te kunnen trekken. Met zijn vrienden te Leipzig sprak hij af dat hij hun tegen het voorjaar bollen zou sturen van zijn beste soorten die ze voor hem zouden opkweken en dit zoveel mogelijk geheim moesten houden. Dit lukte naar wens. Toen Affourtit weer te Leipzig kwam waren de planten in bloei en kon hij er zijn kraam mee versieren. Dit wekte nogal wat sensatie op. Zo groot was de toeloop van nieuwsgierigen en bewonderaars dat hij de bescherming van de politie moest inroepen. Ieder wilde door betasten en ruiken zich overtuigen dat het werkelijk levende bloemen waren. Dit was de gouden tijden van de dahliateelt.
Vooral de Engelse kwekers wisten er geld uit te slaan. Zo wordt onder andere verhaald van een Engelse kweker Gerling die in 1820 nog een onbetekenende bloemist was en toen hij in een 25 jaar later overleed 100 000 pond sterling naliet, ongeveer een miljoen gulden.
Al snel waren er zeer veel typen bekend. Zo publiceerde een zekere George Glenny uit Ilseworth dat hij meer dan 3000 dubbele vormen kon aanbieden.
Codex. Uit B. Maund.
Vroegere kwekers hadden jaarlijks 10-15 000 zaailingen op hun kweekbedden en zo ontstond er vanzelf een codex waarin dahlia ‘s op hun waarde beoordeeld werden. Men trachtte ze zo regelmatig mogelijk kogel- of bolvormig te maken, dit werden de grootbloemige of showdahlia ‘s. In 1841 waren er al 1200 vormen.
In 1830 schijnt de eerste anemoonbloemige dahlia gewonnen te zijn, hoewel de showdahlia ‘s bleven overheersen, ongeveer tot 1855.
In 1840 was vrijwel alles bereikt wat met de toenmaals bekende soorten te bereiken was, na die tijd waren verbeteringen van weinig belang.
Toen bracht in 1850 een Duitse kweker, J. Sieckmann uit Kostritz, Thüringen (of Gartwig uit Karlsruhe?) de pompondahlia uit die toen liliputdahlia heette. Deze kleinbloemige dahlia, met gevulde bloemen, werd blijkbaar sierlijker gevonden.
De oorspronkelijk laag blijvende dahlia ‘s waren intussen heel andere planten geworden en werden tot 1,5m en meer hoog. Geen wonder dat omstreeks 1865 door de gebroeders Mardner, te Mainz, een ras in de handel werd gebracht met lage stengels en toch grote bloemen, de laag groeiende, grootbloemige dahlia. Die werd met graagte ontvangen omdat men hierdoor in de gelegenheid werd gesteld deze planten te gebruiken voor groepen.
Cactus.
In de tachtiger jaren was er een belangrijk keerpunt. In het najaar van 1872 ontving van der Berg van een vriend uit Mexico (volgens anderen M.J.T. van der King uit Jutphaas bij Utrecht) een kistje met bol- en knolgewassen en zaden. Dat kistje was lang onderweg geweest en was niet goed verpakt wat tot gevolg had dat alles door elkaar lag, de zaden ten dele gekiemd en bedorven, de bollen en knollen merendeels verrot. Hij verzamelde alles bij elkaar en wist nog iets te redden. Na enige tijd kwam er uit een bol een spruitje tevoorschijn wat al gauw een dahlia bleek te zijn. Het was inmiddels winter geworden en de kans om zo’n zwak spruitje te behouden was niet groot. Hij slaagde er echter in zodat hij in het voorjaar van 1873 een zeker aantal stekken haalde en plantte ze gelijk met andere dahlia’s. Ze groeiden goed en bloeiden gelijk. Toen bleek dat het de moeite waard was geweest, de bloem week zozeer af van de anderen, met een andere kleur en vorm, dit gaf een zeer gunstige indruk. De gelukkige bezitter noemde haar in zijn catalogus Dahlia juarezii, Hort. Zo naar Juarez, de premier van Mexico. Hiervan stammen alle cactusvormen af. In ons land viel de plant toch niet op er gebeurde niets.
In 1879 werd deze vorm afgebeeld in de Gardeners Chronicle. Door de helder rode kleur werd ze schitterend bevonden, ook door de afwijkende vorm van de bloembladen. Mr. Henry Cannell uit Swanley, Engeland, was de eerste die ze ten toon stelde ter gelegenheid van een show in de Alexandra Palace in 1880.
Op dat moment zagen de Engelse kwekers de vele mogelijkheden van deze puntig gepijpte dahlia in. Het was duidelijk een oud Mexicaanse cultuurvorm en is waarschijnlijk het verst verwijderd van de natuurlijke vorm.
Men kruiste ze met de beste soorten en zo ontstond de cactusdahlia. Cactusdahlia’s zijn genoemd naar de overeenkomst in vorm en omdat de eerste net zo’n kleur had als de nacht-cereus. De naam is nu niet meer van toepassing omdat er nu bloemen zijn in alle kleuren van de regenboog.
In Frankrijk werden ze eerst etoile de diable genoemd; duivelssterren. Deze cactusdahlia ‘s beheersten lange tijd de markt. De cactusdahlia ‘s ontwikkelden gedurende een 40 jaar een ongelooflijke vormen- en kleurenrijkdom.
De single-cactus werd ontwikkeld door Dobbie & Co omstreeks 1891.
In 1873 kwam de groenbloemige =Dahlia viridiflora, Hort. (groenbloemig) die als een wonder beschouwd werd. Die werd door de Duitse dahliakweker Sieckmann gewonnen. Sieckmann moet echter niet de eerste zijn geweest die een groenbloemige kreeg, ook de heer Ottolander uit Boskoop moet ook een groene gehad hebben. De groene Dahlia (‘Gottes Wunder’,is een monstrueuze bloem waarin de schubben er als groene blaadjes uitzien en de straal en schijfbloempjes ontbreken. Deze vorm werd al afgebeeld in 1845 in de Gardeners Chronicle, bl. 626.
Enkelbloemige. Uit en.wikipedia.org
Het hervinden van de enkelbloemige =Dahlia coccinea in 1880 bracht de enkele tuinvorm weer op de voorgrond. Vooral de Engelse, met de keurig gevormde bloemen, maakten opgang. Dit was vooral een reactie op het formalisme waardoor men terug ging naar natuurlijke vormen.
Kraag.
De kraagdahlia' s hebben een ring van vergroeide schijfblaadjes van een andere kleur dan die van de straalbloempjes. Ze zijn ontstaan uit een toevallige afwijking die opgemerkt werden bij een enkelbloemige dahlia.
De eerste was ‘President Viger’, en werd gekweekt in het Parc de la Tete d'or, in de tuin van de stad Lyon, onder supervisie van Prof. Gerard.
In 1900 vertoonden zich de eerste kraagdahlia’s in Frankrijk op de Universal Exposition. De eerste werd te koop aangeboden in 1901 door Rivorie Pere & fils uit Lyon. In 1912 lukte het de dahliaspecialist van Amerika, J. Alexander uit Massachusetts, een halskraag op Amerikaanse bodem te kweken, de ’Champion’. Die voegde rode en gele kleuren toe aan het type.
Eerst omstreeks 1915 zijn de kraagdahlia’s populair geworden.
Ze moesten echter het onderspit delven tegen de cactusdahlia’s.
Pioen.
Kort na 1900 kwam de pioendahlia op de voorgrond, met zeer forse stengels en grote half dubbele bloemen van grote decoratieve waarde. Deze werd gewonnen door de Hollander Hornsveld in 1903. Ze hadden lange en stevige stengels zodat de bloemen fier boven het blad uitstaken. Ze waren in alle opzichten grover dan de cactusdahlia en weldra voor tuinversiering het hoogst gewaardeerd. Later kwam deze kweker met de nauw verwante en geheel gevulde decoratieve dahlia met zeer zware bloemen die enigszins de overgang tot de semi-cactusdahlia vormen. Hij bracht de pioenbloemige dahlia uit die later bekend werd als ‘Holland peony flowered dahlia,’
De oorsprong lag echter niet bij Hornsveld. Deze vorm was jaren daarvoor gekweekt in Duitsland in een mengsel dat bekend was onder de naam van half dubbele reuzen dahlia ‘s. Hornsveld merkte wel voor het eerst hun mogelijkheden op en selecteerde van deze gemengde dahlia ‘s de beste planten waar hij mee kweekte. Dan vestigde hij de aandacht van het publiek op deze nieuwe var. die hij een naam gaf en verkocht.
Bekende vormen waren ‘Glorie van Baarn’,’Glorie van Groenekan, ‘Mr. K. van Gorcum. ‘Hugo de Vries.’ Andere kwekers in Holland volgden dit voorbeeld met succes.
Geur.
De geurende pioendahlia was de trots van het echte pioenbloemige type, die bezit een aangename geur die zo lang gezocht was. De eerste geurende dahlia werd ontdekt door J. Herbert Alexander van East Bridgewater, Massachusetts. Hij begon onmiddellijk met kruisen en de eerste collectie van geurende dahlia ‘s verscheen in 1913.
Mignon.
Nog een merkwaardig ras ontstond op Nederlandse bodem namelijk de mignon dahlia, met enkele bloemen op stengels van 25 cm en zeer geschikt voor perken. Nederlandse dahliakwekers hebben vele kruisingen verricht en staan in de gehele wereld aan de top. De Nederlandse Dahliavereniging verzorgt tentoonstellingen en keurt de soorten.
In Duitsland, Amerika Engeland en in ons land ontstonden dahliaverenigingen die de komst van nieuwe en goede soorten aanmerkelijk bevorderden.
Ze zijn er nu in allerhande bloemvormen, hoogtes en kleuren.
De bloemvorm past zich aan aan de vraag, mode of gebruik.
Alleen al bij de geregistreerde cultuurvormen zijn er meer dan 300 soorten.
Overzicht van de verschillende bloemvormen.
Enkelbloemige dahlia ‘s vormen een open en meestal geel hart. Er zijn verschillende typen. Ze bloeien meestal rijk, maar zijn niet zo houdbaar op de vaas. De Simplex is het hoogste type, meer dan 70cm hoog met bloemen van meer dan 10cm doorsnede. Het Mignontype bereikt een hoogte van 30-40cm met een bloem van 10cm doorsnede. Top-mix, de dwergen onder de dahlia’s, worden meestal niet meer dan 25cm hoog met een zee van bloemen van 5cm doorsnede. Deze zijn meestal alleen op kleur te verkrijgen. De oude Thom Thumb typen stammen uit Engeland en waren ontwikkeld door Cheal & Sons.
Anemoonbloemige dahla’s zijn enkele dahlia ‘s met een goed gevuld hart dat omzoomd is met een of meer rijen lintbloemen die zo dicht opeen staan dat er geen hart te zien is. Meestal is dit een wat kleinere dahlia.
De halskraagdahlia heeft een middelgrote bloem en is een middelhoge plant. Ze zijn vrijwel gelijk aan de enkelbloemige dahlia’s, maar hebben een kraag rondom het hart, meestal met een contrasterende kleur.
Pioenbloemige dahlia’s zijn dahlia ‘s met twee of meer rijen lintbloemen met een open hart.
De decoratieve dahlia is veelal een grote dahlia op lange stelen, de bloemen zijn geheel dubbel en hebben alleen lintbloemen. Deze bloemen werden en worden veel gebruikt op tentoonstellingen. Het zijn de oude kolossale bloemen, waarvan ‘La Colosse’ de eerste was van dit type, door hybridiseren zijn er enorm veel cv’s. ontstaan.
De pompon- en bal- of boldahlia, ook bouquet en lilliputian genoemd, is een geheel ronde kogelvormige dahlia met goede dubbele bloemen die ook aan de achterkant gesloten zijn. De kleinste, met bloemen kleiner dan 5cm doorsnede, heten pompon, de grotere bol. De pompon is zo genoemd door de Fransen naar de overeenkomst met de pompon van soldatencapes. Hun sterkste punt is hun bloemrijkheid.
De cactusdahlia is vaak een hoog groeiende Dahlia. De dubbel gevulde bloemen bestaan uit langwerpige en puntige bloemblaadjes.
De semi-cactus is een tussenvorm tussen decoratieve en cactusdahlia ‘s.
Overige, als de giraffetypen met wat orchideeachtige bloemen.
Verder perk- of zaaddahlia ‘s die tegenwoordig ook verschijnen met gevulde bloemen en ook laag blijven.
Planten.
Dahlia’s worden in een kistje met turfmolm ingekuild op een koele en vorstvrije plaats. In april worden ze ingepot en wordt begonnen met wat meer water te geven zodat ze in mei al flink kiemen en voorzichtig op de goede plaats geplant kunnen worden. Ook kunnen de droge knollen zo geplant worden in april, die soms tegen nachtvorst in mei beschermd moeten worden.
Stek.
De kiemen kunnen vrij gemakkelijk gestekt worden door de kiem met twee bladparen te snijden, de onderste bladparen te verwijderen en zo in scherp zand steken. Hierna worden ze aangegoten en onder plastic geplaatst. Binnen enkele weken zijn de stekken geworteld. Ook kan in het voorjaar elke zijknol, met een uitlopende spruit, van de moederplant gescheurd worden.
Toppen.
Bij grote planten worden soms wel uit de bovenste oksels de twee zijscheuten gebroken, hierdoor groeien de toppen sterker door en komen ze niet te dicht in het blad te staan, zodat de bloemen beter tevoorschijn komen. Hierdoor krijgt men ook een grote bloem op een goed ontwikkelde steel. De zijscheuten in de lagere oksels laat je doorgroeien. Later worden die ook verwijderd.
Bewaren.
Na de eerste nachtvorst wordt de stam afgehakt, de knollen eruit gehaald en goed gedroogd en vorstvrij bewaard.
De plantafstand is 60cm, de kleinere 30cm, hoewel een duidelijke plantafstand niet is aan te geven, verscheidenheid kenmerkt immers de dahlia.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl