Chelidonium

Over Chelidonium

Stinkende gouwe, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten,

Uit O. Thome, www.BioLib.de

Een geslacht van waarschijnlijk een soort.

Papaveraceae, Papaverfamilie.

Chelidonium majus, L. (groter, dan de kleine, Ficaria) stinkende gouwe.

De unieke schoonheid van het zachte blad heeft de aan­dacht getrokken. De bladeren lijken op eikenbladeren. Ze zijn blauwachtig groen en bovenop meer licht.

De plant heeft grotere knopen dan de ordinaire kruiden, alsof het knieën zijn, zeer bros en gemakkelijk te breken.

De vier gele bloem­bladen worden geboren in losse trossen. De gele bloemen staan in schermen, met 2 kelkbladen, net als de papaver. Bloeit in april en in oktober zie je ze nog.

Het plantje heeft een hauwvormige en rechtopstaande doosvrucht. De zwarte zaadkorrels bezitten een wit, vlezig en kamvormig aanhangsel dat graag door de mieren gegeten wordt, die dan ook voor de verspreiding zorgen.

Helder oranje latex met een scherpe smaak en vieze geur stroomt overvloedig uit de brosse plant. Een meerjarige plant die tot 60cm groot kan worden.

Komt algemeen voor in Europa en N. Azië in de schaduw van bosjes en hagen, het is een plant die de mens volgt of die door de mens overal gekweekt werd om zijn genezende krachten.

Is giftig, bevat alkaloïde, wordt medisch gebruikt.

Er is ook een dubbele vorm van.

‘Laciniatum’ heeft sterk verdeelde bladeren en ingesneden bloembladeren. De bloemen zijn vaak gevuld. Omstreeks 1500 vond de apotheker Sprenger die in zijn kruidentuin te Heidelberg. Hij zond exemplaren daarvan aan bekende plantkundigen, onder andere Clusius. Die gaf ze een plaats in de Leidse hortus die door hem in 1594 aangelegd en beplant werd, onder de naam Chelidonium sprengerianum. Thans nog vindt ze een plaats in vele botanische tuinen als het klassieke voorbeeld van een mutatie. Clusius noemde het Chelidonium maius multifido folio.

Naam, etymologie.

(411) ‘Of de Grieken en Romeinen het kruid gekend hebben laat zich niet met zekerheid vast stellen. Theophrastus noemt in zijn natuurgeschiedenis van gewassen een plant χελιδόν (chelidonion) van Grieks chelidon: een zwaluw, een verwijzing naar de bloemen die opengaan met de komst van de zwaluwen. Of omdat zwaluwen het sap gebruiken om er de zere ogen van hun jongen mee te bestrijken. Of hij daarmee ons kruid bedoeld is onzeker omdat hij er geen beschrijving van geeft. Het is ook zeldzaam in Griekenland. Daartegen mag wel voor vrij zeker aangenomen worden dat Dioscorides het als grote Chelidonion beschreef, zijn afbeelding past er op. Plinius XXV. 50: ‘animalia quoque invenere herbas, in primisque c

helidoniam, hac enim hirundines oculos pullorum in nido restituunt dantque brisum, ut quidam volunt, etiam erutis oculis. - Florent adventu hirundinum, discessu inarescunt’.

Marcellus Empiricus II.10: ‘Chelidonia herba in hirundinum stercore nascitur’.

Isidorus XVII 9.36: ‘Chelidonia ideo dicitur vel quod adventu hirundinum videtur erumpere, vel pullis hirundinum si oculi auferantur, matres eorum illis ex hac herba mederi dicantur’.

Apuleius 73: ‘quidem nomen chelidoniae sumpsit ex hoc, quod eo tempore semper florescit quo hirundines praesto sunt, quas Graeci chelidonias vocant; vel ut quidam memorant, quod nidis eandem hirundines ferant, ob acuendos succedentium visus.’

(Dodonaeus) (a) ‘Chelidonium mega heet dit kruid in het Grieks en in het Latijn Chelidonium majus en Hirundinaria major, in de apotheken noemt men het Chelidonia, dan sommige noemen het Celidonium, maar slecht, in het Italiaans celidonia, in het Spaans celiduenis, yerva de las golondrinas, in het Hoogduits Schwalbenkraut, in het Engels celondine, in het Boheems celidon. Het heeft noch sommige valse namen, te weten deze Griekse, Paeonia, Crataea, Aoubios, Glaucios, Pandios rhiza, Phelomedion, Othonion en een Latijnse, Fabium.’

De plant voert de naam naar het Griekse chelidon: een zwaluw, Latijn hirundines. Frans chlidoine. Een betekenis tussen plant en vogel probeert Plinius te doorgronden als hij fabelt dat de zwaluwen met hun bloemen het gezichtsvermogen herstellen. Duitse Schwalvenkraut, -wurz, Deense svaleurt.

In het Engels heet het greater celandine omdat die bloeit als de zwaluw (Grieks Chelidon, Latijn Hirundaria) arriveert. Қo werd ook geschreven, dat de Zwaluwen het gezicht van haar blinde jongen beteren met Stinkende Gouwe, daarom Hirundinaria, Zwaluwen‑kruid geheten.’ De historie van de naam celandine zou gezocht worden in de oude Griekse plantennaam chelidonion, via Latijn chelidonia van Plinius, middeleeuws Latijn chelidonium en celidonia, (herba) chelidonia, Frans chelidoine naar oud-Frans celidoine dat in 15deeeuws Engels van celidoine tot celandine werd. De eerste vermelding in Engeland was 1000 na Chr. in de vorm celeponie. In Itali en Spanje heet het nog celidonia. Het verhaal van de zwaluw is vreemd, maken we Plinius verhaal echter af dan vermeldt hij ook dat beide planten bloeien met de komst van de zwaluw en verdwijnen met hun vertrek. Hij geeft zelf een goed einde aan het verhaal door een alternatieve verklaring voor de naam te geven.

Dit zou echter wel op gaan voor de grote maar niet voor de kleine, als we het klimaat in zuidelijk Italië nemen. Theophrastus vertelt dat de chelidonion bloeit als de zwaluwwind blaast.

Resumerend zou men aannemen dat de seizoeninvloeden het origineel waren van de naam en de meer interessante fabel een later sprookje. Symbool van ‘vreugde komt’.

Dodonaeus geeft een andere verklaring; ‘Voorts zo heet dit kruid Chelidonion of zwaluwkruid en niet omdat het pas uitkomt als de zwaluwen (die men in het Grieks Chelidonas noemt) overkomen of omdat het vergaat als de zwaluwen weggaan want men vindt dat het geheel jaar door, maar het heeft die naam gekregen omdat het gewone volk pleeg te menen dat de zwaluwen het gezicht van hun blinde jongen daarmee plegen te verbeteren en te genezen, wat nochtans een ijdele en valse mening is. Want het is duidelijk genoeg dat sommige jonge vogeltjes die haar gezicht beschadigd hebben door enige uitwendige oorzaak of ook blind uit het ei gekomen zijn door lengte van tijd vanzelf genezen en weer kunnen zien en vooral de jonge zwaluwen wat bij hen ook vaker gebeurt dan in enig ander gevogelte als Cornelius Celsus in het zesde kapittel van zijn zesde boek betuigt en waarvan ook de oorsprong van de fabel of versiering gekomen is al of de moeders de ogen van haar jongen met dit kruid genezen wat vanzelf gebeurt. Hetzelfde verzekert Aristoteles ook in het zesde boek van de beschrijving der dieren als hij zegt; ԡl is het dat iemand de ogen van de heel jonge zwaluwen met een stek of iets scherps al kwellend kwetst, ja uitsteekt, nochtans groeien de ogen weer en ze krijgen hun gezicht weer.’

Van Ravelingen ziet dat al wat anders; ‘Men zegt dat de zwaluwen als hun jongen blind gemaakt zijn (of blind geboren) dat die weer ziende worden met Celidonie bladeren daar op te leggen. Dan dat weerlegt Dodonaeus hoewel dat zo geloofwaardig is als hetgeen dat Aristoteles schrijft, te weten, dat de ogen van de jonge zwaluwen die eens uitgestoken zijn vanzelf weer groeien en ziende worden.’

Dodonaeus (b) ‘In het Hoogduits heet het Grosz Scholwurtz, Schelkraut en in het Frans esclere of esclayre, en ook naar het Hoogduits schelkruid.’

Verder komt de naam ogenklaar en schelkruid voor, Frans eclaire, claire: opheffend, klaar makend kruid dat als oogmiddel gebruikt werd, Duits Augenkraut of Ogenklar, Zwitserse naam Nagelchrut of Nagelkruut is hetzelfde want onder nagel verstaat men de vlekken in de ogen. In oud Hoogduits was ze goed bekend als namen scelli, scella, scellinwurz getuigen met een aanleuning van oud Hoogduits scelle=schel. Hoewel het moeilijk te geloven is dat de Romeinen haar hier ingevoerd hebben en zo’n vreemde naam mee brachten. Meer is te geloven dat de Germanen haar al gebruikte, door bemiddeling van de monniken, uit de kennis van de klassieken in de oudheid leerden en zo het dan tot weinig geachte gewas uit het Latijn Duits klinkende namen gaf, alle oude kruidenboeken vermelden haar maar allen met aantekeningen uit Dioscorides en Plinius.

Schellkraut of das Schllkraut, Schollwurz bij Bock, heet in midden-Hoogduits Schelkrut of –wurz en in Midden-Nederland schel(le)wortel, daarnaast komt Schollkraut voor. Men brengt er het oud-Hoogduitse werkwoord sceljan: scellen of schellen met de betekenis afkrabben of afschillen, mee in verband. Door het schellen zouden de vlekken van het hoornvlies worden afgeschild waardoor men beter ziet. De schellen van de ogen vallen is een zegswijze bij ons.

Plinius schrijft verder, er zijn twee soorten, die volgens de Engelsen de greater en lesser celandine zijn. Hoe ze samen kwamen in een soort botanische vereniging is een mysterie want ze hebben totaal geen gelijkenis of overeenkomst. Mogelijk naar de bloemkleur. Die vermenging komt over al voor. De kleine is het speenkruid (zie Ficaria).

Dodonaeus (d) ‘Atheneus zegt dat dit gewas van sommige ook Anemone genoemd wordt, nochtans is de echte Anemone zeer verschillend van onze stinkende gouwe of Chelidonium. Het heet in het Duitse Goldtwurz, in het Nederlants gouwe, stinckende gouwe en gouwortel.’

Stinkende gouwe, (van gouden) omdat de plant bij kneuzing onaangenaam ruikt met gouden bloemen.

Dodonaeus (e) ‘In het Latijn is het van sommige Caeli donum genoemd, dat is Gave van den hemel, vanwege de grote krachten daar ze mede begaafd isծ’

De alchimisten noemden het niet naar het Griekse keli­don, maar met de Latijnse naam coeli donum: hemelse gave. Zij vermoedden dat het oranje‑gele melksap alle de vier elementen, benevens de steen der wijzen zou bevatten. Vandaar de soms voorkomende Duitse namen Gottesgabe, ook Goldwurz en Blutkraut, Engelse witch’s flower en devil ‘s milk dat ook in Duits verschijnt als Hexenkraut, Zwitsers Hexenmilch, Tufelschrut, Tufelsmilch.

(f) De plant wordt in huidwonden, brandblazen enz. erop gelegd waarvan in plat Duits de namen Schindkrut en Schinwatt getuigen, Engels tetter wort, tetter is een huidziekte die de plant zou genezen. Lichtkraut naar de helgele bloemen. In Zwitserland zou het ook Schwindwurz heten naar de schwind of tering waar tegen het helpen zou, maar als het helpen zou moest de graver naakt en ook niet met de blote hand oppakken. Met Schwindholz (es) en aarde van een kerkhof een leren buidel vullen om de van de ergst aan tering lijdende mens gehangen. In Limburg geulkeswortel. Duits Geschwulstkraut en Grindwurz bij Hildegard. Herrgottsblatt, Maikraut, Vermoedelijk is ook het roodgele sap er de oorzaak van dat men het in Niederbayern bij Rotlauf gebruikt en het daarom Rotlaufgras noemt, deze ziekte heet in Bayers Oostenrijk Afel en het kruid Afelkraut. Engels cock’s foot.

(g) Frans herbe aux verrues: wrattenkruid, ons wrattenkruid, Engels wartwort en Duits Warzenkraut, het gele sap verdrijft wratten. Het roodgele sap noemt men in Siebenburger Trudemelch: tovermelk, het effect op wratten.

Gebruik.

Het scherpe, bittere en vies ruikende melksap komt in alle delen van de plant voor. De reuk verdwijnt met opdrogen. Vanwege zijn kleur werd het in de signatuurleer gebruikt tegen geelzucht. Het sap werkt in kleine hoeveelheden prikkelend en in grotere hoeveelheden narcotisch scherp. Sinds de oudheid is het sap in de artsenij gebruikt als een populair middel tegen wratten, huiduitslag en zomersproeten. Gemengd met melk werd het gebruikt als een ogenwas, vandaar de naam ogenklaar, omdat het de vlekken van het hoornvlies weg haalde.

Verse wonden werden er wel mee gezuiverd. De wortels werken gunstig op de lever en de gal, de bloem op de schildklier. Het verse, gele melksap smaakt scherp en bitter, 5 gram ervan werkt sterk afvoerend en plas drijvend. Het uit het verse kruid gewonnen aftreksel en tinctuur werden tegen leverziektes en zogenaamde galkoorts gebruikt. De homeopathie gebruikt het tegen lever en miltziektes, geelzucht en galstenen.

Bij Culpeper is de Celandine een kruid van de Zon, onder het teken van de Leeuw en daarom goed voor de ogen, want allen die iets van astrologie afweten weten dat de ogen beïnvloed worden door de Zon. Verzamel het kruid als de Zon onder de Leeuw staat en de Maan in Aries. Vooral werd het gele sap gebruikt tegen geelzucht.

Het gebruik was vroeger zo. (141, 164, 311, 309) ‘Het sap van stinkende gouwe is zeer nuttig om het gezicht te verscherpen, want het veegt af en verspreidt of maakt de grove en dikke dingen dun die omtrent de oogappel steken en het gezicht verduisteren en vooral als dat met honig in een koperen pot gekookt is geweest, zegt Dioscorides, Galenus. Plinius zegt daar noch toe dat dit kruid alle littekens laat vergaan en de witte schel van de ogen van de merries weg neemt.

Dit sap dat met honing in de neus gedaan wordt laxeert of reinigt het hoofd, volgens Pandecta, hetzelfde zegt Serapio uit de woorden van Dioscorides.

Tegen lopende gaten: Neem het poeder van stinkende gouwe met het sap van stinkende gouwe, doe het erin, Platearius. Voorts zo wordt de grote gouwe zeer krachtig gevonden om de wonden te genezen omdat het sap daarvan in enige lichte kwetsingen van kleine waarde gedruppeld wordt en dat zeer gauw geneest als Clusius bevonden heeft en van hem in onze tijden onder het gewoon volk gebracht is.

Om de wratten te verdrijven: Bestrijk ze dikwijls met het sap van het kruid, dan vergaan ze zeer snel. P. Bayrus.

Men zegt ook dat de bladeren van dit kruid in de schoen tegen de naakte zool van de voet gedragen de geelzucht geneest, maar op de borsten gelegd het zog verminderen.’

A. Magnus; ‘Het vierde kruid is genoemd Aquilaris door de Chaldeen omdat het ontspringt in de tijd dat de adelaars hun nest bouwen. Het wordt door de Grieken Valfs genoemd en door de Latijnen Celidonia, door Engelse mensen celendine. Dit kruid ontspringt in de tijd dat de zwaluwen en ook alzo de adelaars hun nesten maken. Als iemand dit kruid zal hebben met het hart van een mol zal hij al zijn vijanden en alle zaken in de toekomst overwinnen en zal wegdoen elk debat. En als het voor genoemde kruid op het hoofd van een ziek man gezet wordt en als hij zal sterven zal hij zingen met een luide stem, zo niet zal hij wenen.’

Folklore.

Als je het kruid in april of september plukt en het om het hart van een mol wikkelt en dat bij je draagt geeft het bovenmenselijke kracht die geen tegenstander kan weerstaan. Zeker is dat degene die de plant bij zich draagt elke strijd slechten kan. Culpeper: ‘zoals ik heb gelezen en aannemelijk schijnt dat het kruid dat verzameld wordt zoals ik het heb beschreven, door de alchimisten gezuiverd wordt waarna de elementen gedestilleerd worden zodat de aardse krachten in dit sap overblijven. Dit wordt toegevoegd aan terra damnata (zoals de alchimisten het noemen) of terra sacratissima (zoals de filosofen het noemen). De aldus verkregen gedestilleerde elementen zijn goed tegen allerlei soorten ziektes. Het is een experiment waard en kan geen kwaad.’

҅’ het verdrijft alle twist en geschil’.

A. Magnus’ ‘Indien men Chelidonium op het hoofd van ene zieke legt, zal hij luid zingen zo hij sterven moet, en wenen zo hij genezen zal’.

Het scherpe, bittere en vies ruikende melksap komt in alle delen van de plant voor. De reuk verdwijnt met opdrogen. Vanwege zijn kleur werd het in de signatuurleer gebruikt tegen geelzucht. Het sap werkt in kleine hoeveelheden prikkelend en in grotere hoeveelheden narcotisch scherp. Sinds de oudheid is het sap in de artsenij gebruikt als een populair middel tegen wratten, huiduitslag en zomersproeten.

Toen God de duivelse slang, die Eva verleidde, vervloekte met de woorden: ‘Op uw buik zult ge kruipen en stof zult ge eten’, spuwde die vol woede, als antwoord zijn gif op de bodem. Uit dat gif ontstond het bilzekruid. De stinkende gouwe ontstond uit het bloed van de slangenkop toen die door het vrouwenzaad verpletterd werd, dat giftige bloed is het roodgele sap geworden en vandaar de Engelse naam devil’s milk.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl