Lolium
Over Lolium
Raaigras, vorm, grassen, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
mUit J. Kops, www.BioLib.de
Een geslacht van bossige grassen met platte bladeren en dunne aren.
9 soorten komen voor in Eurazië, met enkele soorten in Amerika, Noord-Afrika en Australië.
Veel soorten raaigras zijn zeer voedselrijk en worden daarom gebruikt in weilanden en als hooi voor het vee. Anderen zijn onkruiden.
Aartjes met verschillende zittende bloempakjes, aan de kant of tegenoverstaand geplaatst of zigzag. Nauw verwant aan Festuca.
Poaceae, grassen, Hordeum klasse.
=Lolium perenne, L. (overblijvend) De jonge bladen zijn opgerold en gevouwen, gepunt en gemarkeerd met lijnen, en, bij goede bemesting, glanzend groen en goed zodenvormend en de grond snel bedekkend. De wortel produceert bladige en onvruchtbare scheuten.
Aar is opgaand en 6-8 bloemig, zonder naalden, donkergroen tot purpergroen in juni/juli. Hoogte is afhankelijk van de grond, 20-90cm. Er komen verscheidene stengels bij elkaar die rond en glad zijn met purperen knopen.
Engels raaigras, een uitstekende voederplanten en een hoofdbestanddeel van de grasmengsels, vooral voor weiden, sportvelden en gazons. Veel zogenaamde kunstweiden bestaan louter uit dit gras. Kan zeer goed tegen betreden en herstelt zich goed, groeit tegen de verdrukking in. Kan echter slecht tegen kort maaien en onze winters. Heeft het naar de zin dan overweldigt ze het hele grasveld. Dus niet in fijne gazons gebruiken of met andere uitstoelende grassen gebruiken. Stikstof minnend en zout mijdend.
Meerjarige en soms tweejarig. Kan slecht tegen koude. Er zijn verschillende typen; voedertype, vroeg hooitype, laat hooitype, weidetype, gazon- en sportveldtype.
Kenmerken Lolium perenne.
Zodenvormend en overblijvend gras.
Spruiten als regel gevouwen.
Blad is donkergroen en glanzend.
Niet bloeiende spruiten aan de voet zijn paarsrood.
Bloeiwijze is een platte aar
Pakjes zijn ongesteeld en met de smalle zijde tegen de aarspil geplaatst.
Tongetje tot 2mm hoog.
Kleine oortjes.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid is Phoenix genoemd naar de vurige of vlammende kleur van de aar die het heeft en daarvan is de naam Phoenix gekomen net zoals de vogel die in Languedoc naar de rode vurige of vlammende kleur van zijn vleugels flamment genoemd wordt en in het Grieks Phoenicopterus (kraanvogel) plag te heten, als Lobel betuigt. Daarom wordt het ook in het Latijn Lolium rubrum, dat is rode dolik, genoemd of Lolium murinum of ook (zoals Plinius zegt dat sommige het noemen) Hordeum murinum waarvan de naam muizen koren gekomen is die nochtans voor een ander kruid algemener is (Hordeum murinum). Het heet ook Phoenix herba tot verschil van de dadelboom die Phoenix arbor heet In Duitsland en Engeland groeit dit rode Lolium soms tussen de tichels die vers gelegd zijn, de steeltjes zijn soms niet meer dan zes vingerbreed hoog en de aar zelf is rood of kastanjebruin.’
Bij ons muizenkoorn of smeerraai.
Dodonaeus (b) ‘In Italië noemt men dat phenice, orzo forcino, en gioglio salvatico, in Hoogduitsland Bintzenhelmer en Walt rohor, in het Frans yvraye sauvage, in het Engels wald barley of way benet.’
Dit geslacht omvat een groep die we raaigrassen noemen wat eigenlijk een foute benaming is. De meerjarige raaigrassen zijn waarschijnlijk de eerste cultuurweidegrassen van Engeland geweest. De vroegste teelt van graszaad vond reeds plaats begin 1600 in Oxfordshire in Engeland en werd op het vasteland onder de naam Engelsch raaigras in de handel gebracht. Het Engelse raaigras is een grotere vorm dan het gewone raaigras, wat dan genoemd zou zijn naar de Engelse kruidkundige Ray, of ontstaan uit Gray, die dit gewas roemde als zijnde het beste voor paarden. In Duitsland noemen ze dit gras dan ook Englisches Raygras, in Engels perennial rye-grass en in Frans raygras de l’Angleterre, ray-grass anglais. Maar raygras komt van ryegrass: roggegras, een gras dat op de rogge lijkt. Het is een van de eerste grassen die gekweekt werden, wanneer is niet duidelijk, wel voor 1677, in dat jaar wordt vermeld dat ray gras, Gramen loliacum, de grond kon verbeteren. Engels Raygras, Engels Ray grass of Rye grass, Duits Englisches Raygras, Rasen of Reegras.
(d) Franse herbe a la faucille: sikkelkruid, de lange aren zijn gekromd als een sikkel.
(e) Verder. Duits heeft ook Ausdauernder Lolch, Dauer-Lolch, Lolli, Luchgras, Saugras en Deutsches Weidelgras, Graslauch in Zwitserland, Engels heeft red darnel of beardless darnel en heeft ook een verband met haver, ever of eaver grass, red darnel of white none such.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. Lobel: ‘Muizenkoren gestampt en met wijn gedronken verwekt de vrouwen hun stonden wat ons tot noch toe onbekend is geweest want we hebben het niet durven te verzekeren omdat we vrezen dat het hoofdpijn zou gemaakt hebben en andere gebreken van dronkenschap gelijk wij weten dat het Lolium gewoon is te doen en vooral in Provence en Dolfin. Dit kruid wordt veel gevonden en is genoeg bekend in Duitsland, Engeland en Frankrijk.
Phoenix met wrange wijn ingenomen stopt de buikloop en stelpt de vloed van de vrouwen, insgelijks ook de overvloedige loop van de urine. Dioscorides.
Men zegt ook dat het aan het lichaam gebonden in een kastanjebruin velletje het bloed stelpt. Dioscorides.’
Uit J. Kops, Uit www.biolib.de
Lolium multiflorum, Lam. (veelbloemig) Bladen zijn lichter groen dan voorgaande.
Wortels produceren onvruchtbare en bladige scheuten.
Aartjes zijn veelbloemig en genaald.
Heeft verschillende stelen bij elkaar die in dichte bosjes staan en varieert ook in hoogte van 30-90cm.
Soms meerjarig en wordt twee- of eenjarig in cultivatie.
Vooral het Italiaanse raaigras, kan dit goed en is door zijn zeer snelle groei geschikt om ingezaaid te worden als groenbemester. Ook bij speciale gelegenheden als bij openingen van gebouwen om de dan nog meestal braakliggende grond snel groen te maken. Met een paar weken begint zo’n veld al groen te kleuren.
Is echter minder tegen de vorst bestand. Uit Italiaans raaigras is in Westerwolde Westerwolds raaigras geselecteerd, een eenjarige vorm.
Naam.
Italiaans raaigras, Engels bearded rye grass of Italian rye grass, Duits italiensche Raygras, Welsches Weidelgras, Frans ray-grass ‘d’Italie.
Lolium temulentum subsp. remotum, (Schrank) A. Lve & D. Lve (verwijderd, uiteen geplaatst) Lolium remotum Schrank (Lolium linicolum (vlasvormig) is een eenjarig, 60cm groot gras.
Het geelgroene gras heeft dunne, zwakke min of meer rechtopstaande stengels die bovenaan ruw zijn.
Bladscheden zijn glad, bladschijven 2-3mm breed, vlak, glad maar soms ruw.
De 7-10 mm lange aartjes zijn 4-8-bloemig, heldergroen, staan boven dicht bijeen, beneden verder uiteen in juli. De verwante dolik, Lolium temulentum, heeft langere aartjes.
Naam.
Vlasdolik groeit op vlasakkers, Engels annual of flax rye grass, Duits Acker-Lolch.
Uit J. Kops, www.BioLib.de
=Lolium temulentum, L. (verdovend, bedwelmend) Bladen zijn plat, scherp en ruig aan de bovenkant
Ronde stengel die ruw is aan de bovenkant en opgaand.
Een zeer lange aar van 30cm lang die in twee rijen staat, ongeveer 6 bloemig, de bloempjes genaald of naaldloos en gezwollen in vrucht, juli.
Eenjarig zonder onvruchtbare scheuten.
Vlasdolik is een eenjarige die 30‑90 cm groot wordt.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit onkruid wordt in het Grieks Aera en in het Latijn Lolium genoemd, in het Italiaans gioglio en loglioծ Lobel: Ԅe Grieken hebben dit kruid geheten Aeran zo me lijkt van een woord aerethae wat betekent opgehaald, opgeheven of omhoog getrokken want de schadelijke damp van de Lolium rijst tot in de hersenen en maakt een dronkenschap en draaiing in het hoofd die weinig verschilt van dolheid. Waardoor dat van het gewone volk meer dan genoeg bekend en gehaat is en vooral in Provence, Languedoc en overal in Frankrijk waar dat genoemd wordt yvraye, wat betekent als dronkenschap of dronken makende en ook in Normandi, Nederland en Engeland en niet alleen als het meel daarvan in het brood gebakken wordt, maar noch veel meer als het gedaan wordt en gekookt in de bieren en ale zo verdrukt het en verduistert de hersenen met een onrustigheid en slaperigheid en maakt alle andere leden vads.’
Lolium, Latijn uit Grieks dolios: vals of onecht, groeit onder haver en lijkt er wat op. Of in de zin van trouweloos, de giftige eigenschappen van Lolium temulentum en zo eventueel van Grieks ollumi: doden, door een herhaling van een lettergreep ontstaan.
Ovidius I Fast. 691: ‘ careant loliis oculos vitiantibus agri.’
Virgilius Georgics I 153-154:’Ҡ-interque nitentia culta Infelix lolium.’
Plinius XXI 77: ‘quin et ipsae frugum pestes in aliquo sunt usu. Infelix dictum est a Vergilio lolium - - XVII 44. Nam lolium lappasque inter frugum morbos potius quam inter ipsius terrae pestes numeraverium.’
Dolik komt in koren voor, vooral in haver. Het is een van de kruiden waarvan men dacht dat het koren hierin veranderde, een degeneratie zoals Theophrastus dacht dat goede rogge in kwade veranderde. Vandaar dat Bromus secalinus ook een roggenaam kreeg, secale: rogge. Deze vergissing duurde zo lang dat Linnaeus het nodig vond om er een dissertatie over te schrijven om die mening te veranderen. (Dodonaeus) ‘Dit kruid groeit in de korenvelden bij tarwe en gerst, te weten als de zaden of granen van die tarwe of gerst bedorven, verergerd of veranderd zijn, zoals Galenus zegt, en vooral op vochtige grond.
In vroegere tijden toen de koren nog niet zo goed gezuiverd kon worden kon dolik hier veel in voorkomen. In jong stadium is het alleen door een kenner van het koren te onderscheiden en wordt dan ook wel dolle tarwe genoemd. Pas bij de aren treedt er een verschil op, die hebben van het begin af aan een heel andere vorm. De kleine stengeltjes met de vele aartjes geven korrels die vaster en vruchtbaarder zijn dan die van tarwe. Ook het woord Lolch komt voor, in oud-Hoogduits Lolli, midden-Hoogduits Lolch, Lulch, Lullich of Lulche, Lolli en Lolon, Lobkraut wat uit het Latijnse Lolium stamt.
Dodonaeus (b) ‘Het heet in het Arabisch zizania en sceylem, in het Nederduits dolick. In gans Nederland plag men met het Lolium geen ander gewas te verstaan dan hetgeen dat we dravik noemen en daarom is het gekomen dat er vele zijn geweest die alle krachten van Lolium aan die dravik toegeschreven hebben, dan Dodonaeus heeft zijn redenen gehad waarom hij hun mening hier niet nagevolgd heeft. Lobel noemt het Triticum temulentum, dat is dronken tarwe, omdat het dronken maakt, dus noemen het sommige Nederlanders het ook dronckaerdt en daarvan komt de Franse naam yvraye of yvroye, yoio en zizania in het Spaans en in het Engels yvray.’
Frans ivraie, van ivre: dronken, ivraie enivrante: dronkenmakende dolik, Engels of ivraye.
Dodonaeus Ԉoewel dat andere Fransen het ook droe en gasse noemen. Hier te lande wordt het ook dolke en op het Latijns Dolium genoemd. Het heet ook Tuvale, Reu weyssen en Lulch in het Duits. Matthiolus zegt dat het uit tarwe veranderd is en soms wederom in tarwe verandertծ
Dolik is dol, plus achtervoegsel ik (als in stommerik) dat betekent dus dolkruid dat verdovend en bedwelmend werkt, Duitse Dollkraut, Dollgerste, Rauschgras, Schwiedel, Schwindelhaber, -korn, -weisse, Schwindel, Taubkorn, Taumelgras, Taumellolch, Tollhaber of Tollkorn, Toberich, Tob, Tollgerste, Tamisch, Twalch, Schwindelhaber, Schwindelweizen, Unsinn, Rausch en Schwiedel in Oostenrijk Twalm: bedwelmen of verdorven. Het is een verwant woord met Zweeds dar en Deens daare: dwaas, Duits Toricht: dwaas, zot of nar.
(d) ‘’Het heet in het Engels darnel.’ծ Ook het Engelse darnel heeft mogelijk als basis dar-, dor-, een woord dat afkomstig is van Germaans tor: gek of nar. Het tweede deel, nel, komt van oud-Frans nelle of nielle en is afkomstig van Latijn Nigella: plant met zwarte zaden. In het Engels heet het kwalijke gras nu darnel wat we ook zien in King Lear 4,5:
‘Darnel and all the idle weeds that grow
In oud sustaining corn.’
Darnel veroorzaakte blindheid of dim-sighted, dit betekent dim-witted: heeft darnel gegeten. Zo behoorde darnel tot de kruiden gedragen door gekke, dwaze koning Lear met goede reden.
Culpeper noemt darnel een kwalijk kruid van de gekke Saturnus, ook noemt hij de plant jum en wray, in Sussex crop omdat het pest vormt in koren. Waarschijnlijk is het dit gewas die Shakespeare cockle noemt, ‘sowդ cockle reapդ no corn’ in Love’s Labour ‘s Lost, 3,383.
(e) Oude Duitse namen zijn verder naar andere grassen; Wilder Dickel en St. Peterskorn bij Bock, midden-Hoogduits Denkraut, Dress, Drepse of Dresp, Draspe, Drespe, Trapsendort en Trefzen in Holland, Trebsen, Trespe, zie Bromus. Dummel, Duhr, Durt, Turd of Turt, Knulle en Knul, Donkraut, Hammerl, wendische Piank, Ratenkraut, Ruweizen, Schafweizen, Solar, Unkraut, Trummel in Zwitserland
(f) Ook hondsdravik waarbij hond als minderwaardig bedoeld wordt.
(g) In sommige Engelse plaatsen is het bekend als sturdy of ryle. De oudste namen lijken dragge of drawke te zijn zoals het nog lang genoemd werd in Norfolk en Suffolk, verder chaet, chess en cockle, van Frans coque : schaal, omdat de zaden in schalen zitten.
(h) In Iers is het bekend als rileh en rivery, de Keltische naam is ruintelais: het purgerende gras van ruinnec: gras, en tealach: lozen.
Historie: Bijbel.
Mattheüs 13: 24-30 ‘Het koninkrijk der hemelen komt overeen met iemand die goed zaad gezaaid had in zijn akker. Doch terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen het koren, en ging weg. Toen het graan opkwam en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid tevoorschijn. Daarna kwamen de slaven van den eigenaar en zeiden tot hem: Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan dit onkruid? Hij zei tot hen: Dat heeft een vijandig mens gedaan. De slaven zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij het bijeenhalen? Hij zei: Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zou gij tevens het koren kunnen uittrekken. Laat beide samen opgroeien tot den oogst. En in den oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden.’
Reeds bij Ovidius en Vergilius was het als infelix lolium bekend (ongezegend of onheilbrengende Lolium) en ook Theophrastus was met zijn giftige eigenschap bekend. Men denkt dat het gedegenereerd of behekste tarwe is die in natte situaties Lolium wordt
Dit zou de zizanin van de Bijbel zijn. Mattheus 13:24. De naam zizania is echter Orintaals en niet Grieks. Die naam is dan ook niet door Griekse auteurs gebruikt. Dolik wordt door de Spanjaarden zizanion of siwan genoemd. Door de Arabieren zawan of zuwan, zuwwan of zauwan. In de Talmud vinden we zonin, wat afkomstig lijkt te zijn van sonin: hoereren. De naam wordt door de rabbijnen dan ook afgeleid, evenals zizanien met afwijken, hoereren of bederven.
Linnaeus noemde Zizania aquatica L. mogelijk zo naar zijn voorkomen in de Bijbel. Dit is de Indiaanse wilde rijst en stamt uit Amerika. De dictionaire vertaling is dolik, een onkruid dat in de tarwe groeit. (Moldenke)
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Meel van dolik, zegt Dioscorides, met zout en radijs of de wortels van Raphanus gemengd en opgelegd bedwingt de voort etende zweren en alle vervuilde kwade kankerachtige zeren. Hetzelfde meel met levende zwavel en azijn geneest het wild vuur en kwade ruigheid of melaatsachtige onzuiverheid als de huid daarmee bestreken of goed besmeerd wordt.
Dit meel met honigwater of honigwijn gekookt verzoet de pijn van jicht, daarop gelegd of gestreken.
Dan hetzelfde meel met Polenta of meel van geroosterde gerst of met mirre of saffraan of wierook op kolen gelegd en de rook van onder gevat maakt dat de vrouwen gemakkelijk zwanger worden en ontvangen.
Dolik bij het korenwerk daar men het bier van kookt vermengt maakt dat bier hoofdig en veroorzaakt dat diegene die er van drinken gauw dronken worden, zelfs het brood waar wat veel van deze dolik bij gedaan is kan het hoofd beroeren en als enige dronkenschap maken.
Naast dat dolik de hersens ontstelt en zowel in spijs als in drank genoten zo is het de ogen ook schadelijk, want het verduistert het gezicht, als Ovidius in het 1ste boek Fastorum ook betuigt. En daarvan is een algemeen spreekwoord gekomen dat men zegt dat diegene die slecht zien of half blind zijn of sprietogen met dolik gevoed zijn (in het Latijn Lolio victitare) of bij het Lolium leven.
Hetzelfde meel wordt ook gebruikt om de splinters of doornen uit te trakken, met lijnzaadolie vermengt.
Hetzelfde met ganzen of eendenvet op het voorhoofd gestreken verzoet de pijn en weedom van het hoofd.’
Het vergiftigde bestanddeel van dolik noemt men temuline. Die stof werkt verlammend. In het begin van de vergiftiging wordt het denken bemoeilijkt en treden gezichtsstoornissen op, beven in de ledematen, slaperigheid, hoofdpijn, duizeligheid, uitbreken van het koude zweet, braken, pijn in de maag en ledematen, visioenen, daarna pupilverwijdering, polsverlangzaming en dood door ademstilstand.
Brood dat deze korrels bevat is bedwelmend vooral als het warm wordt gegeten. Deze bedwelming stijgt naar het hoofd met een soort van dronkenschap. Om die reden werd het wel dronken dolik genoemd. Die bedwelmende eigenschap zou door gisting nog versterkt worden en gewetenloze branders zouden deze zaden zelfs door bier en brandewijn gedaan hebben om die zo koppiger te maken. Te Londen zou er voor dat doel zelfs een veld vol van gestaan hebben. Als tegenmaatregel werd in Duitsland wel zuurkool aanbevolen.
Symbool van gebrek, fout.
Folklore.
De duivel wedde met de heilige Guenole, dat hij evengoed als God graan kon laten groeien. Hij begon te zaaien en oogstte daarna en lachte dat hij de weddenschap al had gewonnen, tot hij begon te dorsen want toen waren de aren leeg. Hij had het dolik of duvelskoren gezaaid. In de Noorse mythologie was het Loki die deze plant in grote hoeveelheden in het koren zaaide. Loki is de slechte geest van het noorden en alle onkruid heeft zijn bestaan aan hem te danken.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl