Ourisia
Over Ourisia
Bergvingerhoed, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt
mUit L. van Houtte.
Naam, etymologie.
Ourisia, is zo genoemd naar Felipe Ruize Lopez y Garcia de la Yedra en niet Ouris, gouverneur van de Falkland eilanden, geboren in 1724.
Kleine kruiden voor de rotstuin.
Meerjarig, zelden wat houtig aan de voet, meestal klein, liggend of kruipend, glanzend of spaarzaam behaard. Tegenovergestelde balderen bijna allen wortelstandig, gezaagd of gaaf
Bloemen zijn okselstandig of staan eindstandig of in een tros, meestal rood of roze.
Een 20 soorten komen voor in Tasmaniƫ, N. Zeeland en Z. Amerika.
Scrophulariaceae.
Ourisia coccinea Pers (bes rood) Hartvormige bladeren zijn gelijkmatig gekarteld, de onderkant purperachtig.
Trosjes van wijd openstaande, scharlaken bloempjes met behaarde kelk en bloemsteeltjes, kelk met lange, smalle slippen in juni/augustus.
Niet kruipende plant.
Uit Chili wordt 10-20cm hoog. Is beschreven in 1862.
Bergfingerhut.
Ourisia coccinea Phil var. elegans, Reiche. (elegant) Hartvormige bladeren zijn grof gelobd en gekarteld, gerimpeld met groene achterkant.
Scharlaken/rode bloemen zijn smaller dan de vorige soort, kelk en bloemsteeltjes zijn weinig behaard, vrijwel kaal en een kelk met korte, brede slippen in augustus.
Kruipende plant.
Uit Chili ,wordt 10-20cm hoog.
Planten.
Planten in de rotstuin in loodrechte spleten waardoor ze geen last ondervinden van staande vochtigheid. Planten in humusrijke grond op matig vochtige en zeer goed gedraineerde, half beschaduwde plaatsen. In de winter wat bedekken.
Vermeerderen door zaaien en scheuren.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl