Spergula
Over Spergula
Spurrie, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Een geslacht van eenjarige kruiden.
Ongeveer 5, mogelijk meer, soorten komen voor in de gematigde zone van de oude wereld.
Bladeren staan in groepen en zijn buisvormig.
Caryophyllaceae, anjerfamilie.
Spergula arvensis, L. (van de akkers)
Spurrie heeft fijne draadvormige bladeren die de stengels als haar bedekken en staan in kransen van 6‑8 bij elkaar als de spaken van een wiel, lijnvormig en zijn aan de onderkant gegroefd.
Kleine roze/witte bloemen staan de hele zomer in trossen. Stengels en bloemknoppen hebben meestal een roodachtige tint. Bloemstengels buigen naar beneden bij rijpen van het zaad.
Wordt een10-20cm hoog.
Uit de penwortel komt 1 stengel die zich bij de basis sterk vertakt zodat 1 plantje een hele oppervlak kan beslaan.
Het is een eenjarige, in het voorjaar gezaaid geeft het 12 weken later zaad.
Zeer algemeen op zure zandgronden.
Deze plant bezit speciale krachten als een vernieuwer van zandige gronden. Het is lang bij ons in gebruik geweest om de stuifzanden langs de kust vast te houden. Het kruid was hieraan zo aangepast dat het de klaver van de zandgronden werd genoemd.
Uit Europa.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘In Brabant is dit gewas van de gewone man spuerie genoemd. Ze wordt spery en van sommige spurrie genoemd, nochtans verschilt ze veel van de spurgie, springkruid of Lathyrus die we elders beschrijven’
Spurrie, West Fries sparje, Duitse Spergel of Spark, in het Engels spurrey, Franse la spergule, spargoute of espergoute, espargoute en Italiaans spergola. De naam spurrie heeft het omdat op de stengels op verschillende afstanden knopen zitten waaraan de smalle bladeren aangekleefd zijn. Die wuiven en zwaaien als een ster of spoor in een rij van vele punten, zie het Engels spur: spoor. Of van middeleeuws Latijn aspergula, naar de gelijkenis met Asparagus, de asperge of Spargel. Bij Culpeper is de spignel een kruid dat onder Venus hoort. Zie de namen Feldspark, Spark, Speers, Sperk, Sperrjes, Spergel, Sporgel, Spurgis, Spurk.
Dodonaeus (b) ‘Daarnaar heet het in het Latijn Spergula. Het heet in het Latijn ook Spergula silvestris of Aspergula silvestris tot verschil van Aspergula odorata, anders Spergula odorata, dat is welriekende walmeester, daar ze merkelijk van verschilt’.
Spergula is afgeleid van het Latijnse spargo: verspreiden of uitzaaien, omdat het zijn zaad uitstrooit tot profijt van de boer.
Dodonaeus (b) ‘Sommige noemen het Polygalum omdat het de koeien veel melk laat krijgen. Het is nochtans niet het Polygalon van Dioscorides, zelfs het verschilt er veel van’.
Frans genouilliere: knieën, de knotige stengels, Duits Knebel, Knodrich, Knoterig, Nagenknee, en Negenknee. Deens knaegrass omdat de stengels op een knop buigen in een soort hoekachtige beweging.
Dodonaeus © ‘Lobel zegt dat ze in het Engels francke heet en in het Latijn Saginae Spergula of Polygonon Tragi, de Hoogduitsers noemen het Knawel, dan wij hebben elders een andere knawel beschreven. Bij de ouders en in de apotheken is dit kruid onbekend geweest, zo het schijnt, en daarom heeft het anders geen naam die wij weten’.
(d) Ook sandweed, pick pocket en yarr en Duits Jark, Jadde, Jark, Jedde, Jer.
(e) Verder Garnwinde, Garfwinde, Hanfoot, Lausegras, Mageri in Zwitserland, Mariengras, Prokopigras, en Tjark.
Frans fourrage de disette: hongersnoodvoer, espargoutte des champs.
Gebruik.
Van de spurrie werd de var. sativa, gebruikt als veevoer en hoog gewaardeerd. Om die reden werd het in de 16de eeuw in Engeland ingevoerd vanuit de lage landen. Het kwam vroeger veel voor tussen boekweit die door de sterke groei van spurrie niet meer geteeld kon worden, dan werden die velden weer in brand gestoken zodat het weer als boekweitveld kon dienen.
Spurrie werd door de vrouwen en kinderen wel ingezameld, ook wel gezaaid na de zomerrogge en aan koeien gegeven. Boter ervan werd wel spurrieboter genoemd en zou slecht van smaak zijn, net als de melk. Reden waarom ze meestal niet aan melkkoeien werd gegeven. Zaad van spurrie is goed vogelzaad. In tijden van nood zou er in Finland en Noorwegen zelfs brood van gebakken zijn.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Spurrie is uitermate goed tegen de koude plas of druppelplas en wordt van sommige vrouwen ook gebruikt om veel melk te krijgen. In Brabant is spurrie zeer algemeen en daarmee worden er hele akkers bezaaid omdat de koeien het kruid zo graag eten’.
Historie.
De cultuur van spurrie is in N. Europa ouder dan in Z. Europa, waar het vermoedelijk in het Romeinse keizerrijk zijn oorsprong nam. In Denemarken was het een nuttige plant in voor Romeinse ijzertijd. Spurrey was met haver bekend in de Romeinse tijd van Engeland. Ze waren een deel van het laatste maal van de Tollund man (zie Polygonum en Convolvulus) en in Shetland werd ze in historische tijden tot meel vermalen vandaar hun naam meldi, de meelplant.
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
=Spergula morisonii Boreau (Schotse botanist Robert Morison, 1620-1683)wordt 7-30 cm hoog.
Lijnvormige bladeren hebben aan de onderkant geen lengtegroef.
Bloeit van april tot juni met witte bloemen in eindstandige bijschermen.
Vrucht is een doosvrucht met 0,4 mm grote zaden.
Komt vooral voor op zeer droge, voedselarme zandgrond in M. Zeegebied tot Z. Scandinavië en Rusland.
Naam.
Heidespurrie, Fries heidesparje, Duits Frühlings-Spark, Frühlings-Spörgel, Engels Morison’s spurry, pearlwort spurrey, Frans spergule de Morison.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl