Myristica
Over Myristica
Notenmuskaat, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt,
Myristicaceae, notenmuskaatfamilie, nu Magnoliales.
Deze familie bevat houtachtige planten en bomen.
Er is 1 geslacht en 80 soorten in verenigd die voornamelijk in India en de Maleise archipel groeien, verscheidene soorten worden ook in Tropisch Amerika gevonden.
Ze bezitten ongedeelde en altijdgroene bladeren.
Alle delen bevatten een geurende olie en het overdadigst in de vruchten.
Uit gernot-katzers-spice-pages.com
Myristica.
=Myristica argentea, Warb. (zilverkleurig) groeit in de wouden van W. Nieuw-Guinea en is een belangrijk exportartikel.
Naam.
Duitse Pferdemuskat, Engelse long nutmeg, Makassar nutmeg, Papuan nutmeg, onze Papoea- of wilde noot is een tot 15m hoge boom. De marktwaarde is veel lager dan de gewone notenmuskaat.
Uit C. Blume.
=Myristica fatua, Houtt. (droog of smakeloos) wordt in Brazilië gecultiveerd en heeft een grote noot, kleiner dan notenmuskaat.
Uit Suriname is beschreven in 1812.
De boom heet in de Molukken pala laki-laki. Engels long, Brazilian, false of wild nutmeg.
Gebruik.
De Javanen en Maleiers gebruiken de noot tegen hoofdpijn en andere ziektes, meestal om de mannelijke krachten te versterken.
Uit F. Kohler, www.BioLib.de.
Myristica fragrans, Houtt. (geurend) (Myristica moschata, Thunb.) (muskusachtig)
Kleine en lichtgele klokvormige bloemen, is meestal tweehuizig, met dien verstande dat in de manlijke bomen ook wel enige vrouwelijke bloemen worden aangetroffen en omgekeerd. Daarnaast heeft men zogenaamde boeibomen die zowel manlijke als vrouwelijke bloemen hebben en die eigenlijk manlijke bomen zijn met veel vrouwelijke bloemen.
De peervormige vrucht ter grootte van een perzik wordt vrijwel het gehele jaar geoogst, is citroengeel en bolvormig. Negen maanden na de bloei is er een rijpe vrucht.
De muskaatboom is een dicht bebladerde en mooie boom van 16‑18m. hoog met altijdgroene, rododendronachtige bladeren.
Bevat een wat scherp rood sap.
Is afkomstig uit de Molukken.
Het vruchtbeginsel bevat slechts een zaadknop, na de bevruchting ontstaat dus een eenzadige vrucht. De boom bloeit vanaf het 10de jaar voortdurend door en levert dus ook voortdurend rijpe vruchten. De vrucht barst met twee kleppen open en vertoont het zaad dat omgeven is door een rode foelie, dat is een netvormig weefsel (arillus) met onregelmatige mazen.
De foelie omsluit het zaad. Deze laatste heeft twee zaadhuiden, een broze buitenste en een veel dunnere binnenste. Bij het verwijderen van de foelie verwijdert men ook het buitenste zaadhuis, zodat notenmuskaat niet eigenlijk het complete zaad is, doch slechts de zaadkern met binnenste zaadhuis.
Opvallend is het gemarmerde binnenste deel van het zaad. Dit is een gevolg van het voorkomen van 2 verschillend gekleurde weefsels, perisperm en endosperm die door elkaar zijn heen gegroeid en waarvan het perisperm olie bevat die aan het zaad zijn aroma geeft. Ook de foelie bevat een dergelijke olie.
Deze boom brengt dan ook twee specerijen voort.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Deze noten heten in Banda palla, in Decan japatri, in Arabië jausiband, dat is noot van Banda en Seygar, in het Grieks Caryon myristicon, Caryon aromaticon, Moschocarydion en niet Myrobalanos zoals sommige zeggen en noch minder Chrysobalanos van Galenus, in het Latijn Nyx myristica, Nux moschata, Nux muscara, Nux odorata, Nux aromatica, Nux aromatitis en daarnaar in Nederduits note muschaten, moschaet noten en in het Hoogduits Muscat nusz en Moscaten. Ze heten ook lange muskaatnoten en notenmuskaat mannetje en het wijfje heet ronde muskaatnoten of notenmuskaat wijfje. De boom zelf heet in het Perzisch drach.’
Notenmuskaat, muskatnootboom, Frans muscadier, Duitse Muskatnussbaum, Engelse muscat. Het woord muskat stamt uit midden-Latijn muscatum: muskusgeur, en nux: noot, wat over oud-Frans (noiz) muscate of muscade het Portugese noz‑moscada ontstaat. Vroeg in 13de eeuw was midden-Hoogduits Muscat bekend, Muschat, ook Muscartnuss en Muscade.
Dodonaeus (b) ‘In het Frans heet het noix muscades, in het Italiaans noci moscate, in het Spaans noezes moscades of nuez de especie.’
Via Latijn nux muscata: de muskusgeurende noot, ontstond Angelsaksisch nois mugue, een variant van oud-Frans nois muguede, van Provencaals notz muscada, het Engelse nutmeg.
Dodonaeus ‘De naam rompen komt de wilde en ook de voze notenmuskaten toe.’
Dodonaeus (d)’Dat netvormig schorsje of velletje dat tussen de buitenste schaal en houten schil gevonden wordt is van sommige in het Grieks en Latijn Macer genoemd en in de apotheken Macis.’
Plinius schrijft dat de rode bast geïmporteerd werd uit India, afkomstig van de wortel van een boom genaamd macir, Grieks makir. Dit werd in oud-Frans macis en in de 14de eeuw macys zodat de Engelsen nu spreken over mace, Macis in midden-Hoogduits.
Dodonaeus (e) ‘Hier te lande heet het foelie of foullie en muscaet-bloemen of moscaten bloemen, maar oneigenlijk, in het Hoogduits Muscatbluft of Muscatblumen, in het Frans f.’eille de macis en muguette of alleen du macis, in Banda bunapalla, in Deran faifol en elders laifol, in Arabi berbase, bisbele en besbaca met bedorven namenծ
Foelie heette in midden-Nederlands folie en in 1286 foelie of foelge wat stamt uit het Latijnse folium: blad. Nieuw-Hoogduits Folie, Frans feuille de macis, Italiaans foglia di noci moscate.
In Arabisch heet de boom basbasa, in Chinees jou‑tou‑kկu. Op de Molukken pala.
(f) ‘Olie van foelie heet in het Arabisch geusisami, in het Perzisch geuzi erugaant en in het Turks geuziar of vespace.’
Gebruik.
Het glimmende, bruine en vettige zaad wordt uitgeperst en als muskaatnootolie in de handel gebracht. De vluchtige olie wordt gebruikt in banket, sausen, snoepgoed, parfums, cosmetica, gebak, doughnutszeep en dergelijke. Om insectenvraat te voorkomen worden de zaden vaak behandeld met kalk. Deze kalk doodt tevens de kiem, een gebruik dat dateert uit de tijd van de O.I.C. die het wenselijk vond dat er geen aanplant buiten Banda ontwikkelde.
De noot, Nux indica, is in grote hoeveelheden giftig en wordt tot de hallucinogenen middelen gerekend en zo gebruikt door hippies. De noot bevat een stof die, als men het in grote hoeveelheid binnenkrijgt, degeneratie van de levercellen kan veroorzaken.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 562)’Deze noten gegeten verzachten wonderlijk goed alle koude ziekten en winderigheden in de maag, lever, milt en baarmoeder. Ze bevorderen het verteren van de spijzen want ze versterken en verwarmen de koude weke en zwakke maag en vooral de krop er van, beletten het braken, benemen het hikken op alle manieren gebruikt en ingenomen en maken een goede en welriekende adem.
Ze laten plassen en genezen de koude druppelplas, gestoten met wat bessen van laurier en met wat wijn gedronken.
Ze versterken het gezicht met spijs of anders gebruikt en zijn goed tegen krimping en andere pijnen van de buik en tegen alle verstoppingen van de lever en milt. Ze verkwikken het hart en het hele ingewand. Ze mogen bij vele spijzen gedaan worden vanwege hun lieflijke reuk en smaak.
Lobel schrijft dat een bevruchte vrouw door het eten van tien of twaalf notenmuskaten dronken en heel razend werd.
Uit Banda worden deze noten met hele vaten vol gebracht in azijn gelegd die van sommige in salade gegeten worden, maar met grotere menigte worden ze heel in suiker gekonfijt. De buitenste schors wordt van sommige verworpen en van andere groen met azijn en zout gegeten omdat ze wat tezamen trekkend van smaak is en die in suiker bewaart of gekonfijt is goed tegen allerlei gebreken van de hersens, van de zenuwen en baarmoeder en daartoe welriekend en aangenaam van smaak. Uit de verse gestoten en warm gemaakte en uitgeduwde notenmuskaten wordt een zeer zoet riekend en nuttige vochtigheid geduwd door een pers die van gedaante, wezen en kleur op nieuwe was lijkt en zeer lieflijk van geur en bijster nuttig is tegen de verkoeling van de zenuwen en ledematen, maar is ook zeer goed bij de dingen gedaan die men bereidt om de ontvangenis van de kinderen of conceptie te bevorderen. Ze maakt de borst en longen ruim, maakt de stem helder en goed, vermeerdert het zaad of maakt de mens.
Maerlant, ‘Muscata, spreekt Jacob van Vitri, is een edele boom van Indië en een zeer uitermate mooie, Plinius volgt deze straat. Af en toe een muskaat eten is grote baat voor de hersens, maar eet men er ook teveel, zo gaat al uit het spel want het is doorgaande van natuur. Kauwen van foelie is goed om de hersens te versterken. Het poeder van foelie in spijs of drank genomen, is goed tegen hartkramp.’
Historie.
Nootmuskaat wordt geregeld genoemd in de heilige Vedische literatuur van India. Door de Hindoe artsen is het sinds mensenheugenis als medicijn voorgeschreven. In India was het al lang in gebruik en ook in oude Egyptische mummiekisten heeft men de muskaatnoot gevonden.
Martius beweert dat de zaadrok, macis, in de tijd van Plautus en de noot bij Plinius bekend is geweest. Mogelijk dat de boom door Plinius beschreven is, die noemde comacum, een boom met geurige noot en twee verschillende aroma ‘s. De in Rome geliefde zalfolie myron schijnt voor een deel ook uit de muskaat gemaakt te zijn.
In de 6de eeuw werd de specerij door Arabieren uit Indië naar Constantinopel gebracht.
Later was het algemeen in Europa. In de 9de eeuw werd het door Arabieren in de medicijnen en als liefdesdrank gebruikt. Op het eind van de 12de eeuw was het in N. Europa bekend, waarschijnlijk door de kruisvaarders.
In Engeland was de specerij in de 14de eeuw in hoog aanzien, een pond van deze specerij had de waarde van 3 schapen. Chaucer noemt in zijn Canterbury Tales een 14deeeuws mengsel van nootmuskaat en bier. In the Tale of sir Thopas: (1387)
‘Ther spryngen herbes grete and smale
The lycorys and the cetewale ginger
And many a clowe-gylofre
And notemuge to putte in ale.’
Shakespeare noemt de cloves die in een lemon zijn gestoken in Loveճ Labour ‘s Lost v 2, 653;
‘A gilt nutmeg
A lemon.’
Stuck with cloves’.
Zie ook Winters Tale iv 3,49.
De Venetiaan Niccole Conti bracht in de 15de eeuw het eerste bericht van de boom. De Portugezen ontdekten de boom in 1512 op Banda en hielden de handel met de noten zelf vast.
Ze werden daar in 1602 door de Hollanders verdreven. Die vonden op Banda een vrij uitgebreide cultuur. Ze rooiden alle bomen op de andere eilanden, buiten Ambon en Banda en bij rijke oogst werd het teveel verbrand. De aanwezige notentuinen werden in ‘perken’ verdeeld en uitgegeven aan verschillende personen, perkeniers geheten, onder voorwaarde dat zij uitsluitend muskaatnoten zouden telen en hun product tegen bepaalde prijzen aan de compagnie zouden afstaan. Verder zouden zij tegen uitbreiding van de aanplant ‘buiten de perken,’ moeten waken. Aanvankelijk ging de cultuur vrij goed, maar door verschillende rampen nam de compagnie op het einde van de 18de eeuw deze perken over, met hun schulden, en stond het aan de vroegere eigenaars in bruikleen af. In 1824 kregen ze het bezit van hun eigendom terug.
Oorspronkelijk had de VOC een monopolie op de handel in muskaatnoten. In 1621 begint Jan Pieterszoon Coen met de zogenaamde ‘extirpatie ‘van de Banda-eilanden die tegen het verbod van de VOC in toch muskaatnoten bleven verkopen aan Portugezen en Britten. Deze eilanden vormden destijds de enige plek ter wereld waar deze gezochte specerij voorkwam. Wie Banda bezat, had het monopolie. De gouverneur-generaal Coen arriveert in 1621 op de eilanden met 2000 man, waarna hij de gehele bevolking van het eiland liet uitmoorden om het geheim van de nootmuskaatteelt veilig te stellen.
Naar verloop van tijd kwamen Nederlandse slavenhandelaren, die zowel slaven als nootmuskaat vervoerden erachter, dat de slaven de noten aten om er high van te worden. Zo kwam men achter de hallucinogene werking van myristicine. Toen de scheikunde hier ver genoeg voor gevorderd was kon men de stof uit de noot isoleren en tenslotte zelfs namaken. De stof werd in pillen verwerkt en belandde onder de naam XTC (ecstasy) in het housecircuit.
Vruchten etende duiven brachten de noten op nabijgelegen eilanden.
In 1770 smokkelden de Fransen de boom naar Mauritius. De Britten bezetten de Molukken in 1796 en brachten de cultuur over naar Penang en Benkulen, later ook naar Singapore. Hier brak in 1860 een ziekte uit die binnen enige jaren talrijke bomen aantastte en vernietigde. In 1864 stelde de Hollandse regering de cultuur op Java in. In 1802 kwam de boom op St. Vincent in Brits W. Indië. Er was een bloedige strijd om de notenmuskaateilanden en op 18april 1667 ruilden de Britten het kleine eiland Run in de Oost-Indische archipel tegen een veel groter eiland aan de Amerikaanse Oostkust die tot dan toe in Nederlandse handen was, Nieuw Amsterdam. In 1667 had dat eiland niet eens 1000 inwoners met een kleine handelstad die Manhattan heette. Tegenwoordig vind je het eiland Run en andere Banda eilanden nauwelijks meer terug op de kaarten die in de 17de eeuw nog met grote letters geschreven werd.
Folklore.
Connecticut heet in de volksmond nootmuskaatstaat naar de overlevering dat sluwe Yankeehandelaren houten imitatienoten sneden en ze verkochten als muskaatnoten aan nietsvermoedende huisvrouwen.
Myristica succedanea, Blume. (sap vloeiend) de halmaheira muskaat, naar de streek waar de boom groeit.
Een krachtig aroma bezit de kern van deze vrucht.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/