Chamerion

Over Chamerion

Wilgenroosje, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, , planten, teelt.

Uit J. Kops, www.BioLib.de

Sommige botanisten scheiden deze soort van Epilobium vanwege zijn spiraal gevormde bladeren, die dus niet in kransen of tegenovergesteld staan. Die spiraalvormig komt ook in meerdere of mindere mate voor in Epilobium en is eigenlijk dus van geen grote botanische betekenis. Daarom zou ze beter Epilobium angustifolium kennen heten.

Onagraceae.

Chamerion angustifolium, Scop. (smalbladig) (Epilobium angustifolium, L.)

Bladen zijn lancetvormig en staan verspreid, zijn generfd en glad, zittend tot lang gesteeld, spits met een wat omgerolde rand, achterkant is blauw/groen.

Het wilgenroosje heeft lange en onvertakte stengels, vaak zijn die diep getint met rood en bekleed met wilg en getooid met roos.

Kan een hoogte bereiken van een paar meter. Dan wordt het kruid gekroond door een los gearrangeerde piramidale muts van roze bloemen met naar beneden gebogen meeldraden in augustus/september. Veel honing voor bijen, kort tongige hommels, zweefvliegen en vlinders.

De plant zaait zich heel gemakkelijk uit door middel van de zaadpluizen die door de wind verspreid worden.

Var. albiflorum heeft zuiver witte bloemen.

Var. lilacina heeft lila/roze bloemen.

Var. nanum wordt maar 30-60cm hoog.

Het wilgenroosje heeft een zeer ontwikkeld wortelgestel dat zelfs jaarringen maakt. Hieruit kon men afleiden dat sommige planten 25 jaar oud worden.

Op de plant kan de grote rups van het avondrood, een pijlstaartvlinder en een nachtvlinder worden aangetroffen.

Het is een plant van open gronden, van hakhout en maakt veel worteluitlopers, groeit door alles en over alles heen. Het is een storingsplant van plaatsen waar door plotselinge belichting na bos en heidebrand of spitten van bosgrond de afbraak van humus en strooisel laag wordt ingezet. Komt dan massaal, maar tijdelijk voor. Ook na bemesting en bij konijnenpijpen, wat eenzelfde bewerking is als spitten. Symbool van pretenties. Verder door de gehele Noordelijke gematigde zone tot IJsland en Noordelijk Noorwegen.

Samenwonen.

De plant zou ontstaan zijn toen een kabouter en een elfje gingen samenwonen. Ze vonden een woning met medewerking van een wilg, waarvan ze de bladeren leenden. Samen vormen ze de bloem van de plant. De vleugeltjes van het elfje zijn te zien in de bloemblaadjes, de kaboutermuts is het eind van de bloemtros en zijn baard zit in de neergebogen witte meeldraden. De muts is ook te zien in de vorm van de vierdelig hangende stamper.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid houdt men ook voor een soort van wederik of Lysimachium en Fuchsius heeft dat voor onze tijd voor purperen wederik of Lysimachium purpureum beschreven. Het is nochtans geen echt Lysimachium of wederik, maar een bastaard of onecht soort daarvan of op zijn Grieks Pseudolysimachium. En om die oorzaak heeft Gesnerus het liever gehad om die enige andere naam te geven en dat Epilobion of Chamaenerion te noemen en Epilobion omdat het een bloem heeft die van Leucoium of violetten lijkt die boven op de hauwtjes voortkomen. Chamaenerion om de gelijkenis die het enigszins schijnt te hebben met oleander wat Nerion of Rhododendrum genoemd plag te zijn en vooral als dit gewas hoger groeit en als de bloem van breder bladeren gemaakt is en veel een klein roosje lijkt’.

Chamerion is afgeleid van het Griekse chamai: dwerg, en neros: vochtig. Het wordt nerion of nerine genoemd naar de roze bloemen die overeenstemmen met die van de oleander, Nerium. Het is de Engelse rosebay (eerst voor Nerium) omdat het plantje bloeit als een roos en blad heeft als de bay, de laurier.

Dodonaeus (b) ‘Men noemt het ook overal Filius ante patrem al of men zei, zoon die voor de vader ter wereld komt omdat de hauwtjes eerder te voorschijn komen dan de bloemen.’

Dodonaeus ‘Sommige menen dat het de Onagra van de ouders is die men ook Oenothera of Ohuris noemt. Dan Dioscorides zegt dat Onagra een zeer grote heester is bijna als een boom, maar deze onze voorgestelde purperkleurige wederik is niets anders dan een kruid dat ook Գ winters vergaat wat zeer ver is van dat het een heester zou wezen of enige gelijkenis met een boom zou hebben. Gesnerus zegt ook dat dit kruid van sommige Antoniana genoemd wordt, nochtans bekent hij dat men noch een ander Antoniana vindt die de tandpijn kan genezen.’

Zie Oenothera, in het Frans heet het l’epilobe a epi of laurier de St. Antoine, Antonine, naar de eerste stichter van kloosters. Het Duits heeft Schwinskrut, Eberkraut en Antonikraut, bij ons is het ook bekend als St. Antoniuskruid, gebruikt tegen tandpijn.. De ever was bij de Germanen het zinnebeeld van de zon en de levenwekkende natuur, die werd bij de Christenen de speelgenoot van de H. Antonius.

Dodonaeus (d) ‘De eerste soort van dit gewas noemen we in het Latijn Pseudolysimachium purpureum primum wat in het Diets zo veel betekent als (om dat van het andere te onderscheiden) grote eerste soort van bastaardwederik met purperen bloemen. De krachten zijn gelijk met Lysimachia. Het is niet door de ouders beschreven.’

(e) Engelse willow herb, flowering willow of French willow, Duitse der Weiderich, Weida, Franse osier fleuri; bloeiende wilg, en wilgenroosje naar het wilgachtige blad. De Ierse naam is sally. De naam blooming sally is een verbastering van het Latijnse Salix, wat dus weer op de wilg slaat.

(f) Ook werd het wel brand- of vuurkruid genoemd en in Engelse fireweed, dit is mogelijk een vertaling van het Duitse Feuerkraut van Gessner in 1561, Brandgras, Branntkrautig, omdat het gewas overal waar brand geweest is snel voorkwam, op plaatsen die verwoest waren door oorlog en vuur en zelfs in het hart van een stad als Londen. Het is een veld veroverend kruid. Een enkele plant produceert meer dan 20 000 zaden. Toch kwam het vroeger weinig voor, Gerard, 1596, vermeldt de aanwezigheid maar op 1 plaats en zette ze in zijn tuin.

(g) In Zweeds heet het potisch himmelgraes: hemelgras, de Engelse herb of heaven.

(h) Vossensteert, Kattenschwanz, kattenstaart, slangenbloem (zie Lythrum, waarmee ze verenigd werd als een soort van Lysimachia) wilde selve of salie.

(i) Bachrosle, Donnerkraut, Hohluchte, Federbluah, Krebsblumen Rotheider, Schwingelgertelkrut, Unholdenkraut bij Kilian, kurlischer Thee (de bloemen) Zwitsers Geisleitere, Harachrut, Schosskrut. Bij de Tartaren heet het karamuk en de Russen noemen het xipree.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (164, 311, 309) ‘Die bastaardsoorten van wederik worden van de alchimisten en andere kruidbeminnaars van Duitsland net zo krachtig gehouden als de andere echte soorten. Ze drogen de wortel en gebruiken het poeder daarvan dagelijks in de waterzucht met bijzondere baat.

Die wortel in azijn gekookt en gedronken is goed en behulpzaam diegene die een slijmerige maag heeft.

Dan ze zeggen dat de wortel in de badstoven gebruikt de vrouwen hun maandstonden laat krijgen.

Als men een loog van de stelen van dit kruid maakt en daar de lamme leden goed warm in baadt dan vindt men daar een grote baat in.

De bladeren droog in de kamer gehangen verdrijven van daar alle vergiftige gedierten.

De bloemen in azijn gelegd maken die azijn purperkleurig en zijn goed om de lever te verkoelen. Een doekje dat in deze azijn nat gemaakt wordt en op het voorhoofd gehouden verdrijft de grote brandende smart van het hoofd in de koortsen of zonder koorts.

Het zaad met suiker ingenomen geneest de koorts en de hoest.’

Het is een goede bijenplant. Van 1 ha kan je 500kg eersteklas honing winnen. Die honing is groenachtig en van een aangename smaak en zeer zoet.

De zaadpluizen werden gebruikt om er lampenpitten van te maken. Zelfs weefsels zijn ervan gemaakt. Van de bladeren kan een thee getrokken worden. De wortels en jonge spruiten werden wel als een asperge of groente gegeten. Gefermenteerd werd het tot bier gemaakt in Kamschatka, een bier dat verdovend wordt met de rode paddenstoel, Amanita muscarius.

De jonge spruiten leveren, als ze als asperges klaar gemaakt zijn, een groente. Een kuurthee bestaat uit de bladeren van deze plant, overigens worden ze ook voor het vervalsen van Chinese thee gebruikt.

Uit calphotos.berkeley.edu

Chamerion latifolium, Holub (brede bladeren) (Epilobium latifolium) is een uitstoelende plant met een verhoute wortelstok die dichte groepen vormt, 15-40cm.

Brede blauwgroene bladeren.

Bloeiende stengel met 15 purperrode bloemen, 3-5cm groot die sterk in kleur kunnen variren, wit tot purper, juli-augustus.

Groeit in het N. Halfrond, ook in Midden Europa.

Arctisch wilgenroosje, Arktische Weidenroschen, Engels dwarf fireweed, is de nationale bloem van Groenland en zijn naam daar, niviarsiak, betekent zo veel als een jong meisje.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl