Mespilus

Over Mespilus

Mispel, vorm, heester, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Een geslacht van houtachtige planten die hoge struiken of kleine bomen met enkelvoudige en verspreid staande bladeren met spoedig afvallende geklierde steunblaadjes. Bloemen zijn groot en wit en staan afzonderlijk aan korte zijtwijgen met grote en lang geslipte blijvende kelkbladen, 30-40 meeldraden en 5 gedeeltelijk vergroeide stijlen. Vrucht is groot en aan de top open met 5 stenen.

Er zijn een 2 soorten bekend. Mespilus canescens Phipps is in 1990 in N. Amerika ontdekt.

Verschilt van Pyrus, waar ze nauw mee verwant is, door de alleenstaande bloemen die op het nieuw geproduceerde hout groeien.

Rosaceae, Pomaceae, appel klasse.

Mespilus germanica, L. (Germaans, van Duitsland komend) is de mispel.

Behaarde bladstelen van 8mm lang.

Bladen zijn lancet/ovaalvormig, 6-12 cm lang met spitse top, harig en gezaagd, de onderkant is donzig met vooruitspringende nerven.

In zijn jeugd zijn de twijgen nog zacht en viltig en later kaal en rood/bruin, oudere takken zijn grijs en met korte, stevige dorens bezet.

De bloei is eind mei en soms nog in juni. Tegen een zachtgroene bladerkrans openen zich de grote en helderwitte bloemen met een gelig hart, alleen staand en zelfbestuivend, ruim 4cm in diameter met behaarde kelk en kelkslippen en talrijke meeldraden, 5 kale stijlen.

Vruchten 2.5-3.5cm in diameter, bruin met opstaande en blijvende kelkslippen.

Dit is een 3‑6m hoge en geprikkelde struik hoewel die in cultuur zonder doornen verschijnt.

De grillige mispel staat op een korte stam met een brede kroon. Net als de meidoorn leunt de plant tegen de wind en vormt zo een scheve boom en geeft ook zo’n dooreen gegroeide vorm.

‘Macrocarpa,’ heeft grotere vruchten dan de soort.

De plant houdt van een lichte plaats en kalkrijke bodem.

Gekweekte rassen zijn: ‘Royal’ en ‘Tottingham’ met talrijke, grote vruchten en de ‘Hollandse reuzenmispel.’ Deze laatste is al sinds de 17de eeuw vermeld.

Uit H. Bock.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus)(a) ‘Mispels zijn tweevormig, als Dioscorides schrijft. Het eerste geslacht groeit op dorens en is niet zo algemeen, maar wordt van hun Aronia genoemd daar wij de Azarolen (zie Crataegus azarolus) voor houden, de andere groeit in Italië en dat zijn onze gewone mispels.

Het eerste en het gewoonste geslacht van deze bomen wordt in onze taal mispelboom genoemd, in het Hoogduits Mispelbaum, in het Frans mesples, mesles, in het Latijn Mespilus en in het Grieks van Theophrastus Mespile. De vrucht wordt in onze taal mispele genoemd, in het Hoogduits Mispel, in het Engels melder en medeler, in het Boheems myspulc, in het Grieks Mespilon en in het Latijn ook Mespilus. Aangaande de gewone mispels die groot zijn die heten hier te lande soms pote mispels.’

Isidorus XVII 7.14: ‘Mespila arbor spinosa, fructu similitudine malorum sed paulo breviori, unde et appellata, quod pilulae formam habeant eius poma.’

Mespilus, komt van het Griekse mesos: half, en pilos: een bal, een verwijzing naar de vorm van de vrucht Of spilos: steen, de vrucht bevat 1-5 stenen, of naar de hardheid, of van 'een plant die uit de appelboom voort komt.' Of van nespolo, van non spoliare, niet roven of uittrekken, vanwege de diepe en lange wortels.

De mispel is afkomstig uit de gebieden ten oosten van de M. Zee, N. Perzië en zou omstreeks 700 v. Chr. in Griekenland voorkomen. Tijdens de Macedonische oorlogen kwam het naar Italië. Volgens Plinius was de plant ten tijde van Cato, 160 v. Chr. daar nog niet bekend. De Romeinen namen de plant mee naar het Noorden. Die plantten de mispel aan in hun garnizoensplaatsen, ze verwilderde in Frankrijk en Duitsland waarom Linnaeus de plant dan ook Duitse mispel noemde. (88, (1932)

Karel de Grote beval de teelt aan. Als Mespilarios verschijnt ze in Capitulare de villis en in de Karolingische tuininventaris van 812. In het tuinplan van het klooster van St. Gallen bevindt de plant zich als Mispilarios. Albertus Magnus noemde het Mespelboum en verwisselde de plant onder de betekenis Esculus; eetbaar, echter met Sorbus domestica. K. von Megenberg voerde de mispel op als Nespelboum en vermeldde, evenals A. Magnus, dat het hout van de boom goede knotsen gaf voor kampen. Van Maerlant, rond 1270 ‘Esculus dat is de mespelare, zijn vrucht is niet mals en heeft vijf stenen in zich.’

Engels medlar komt uit middeleeuws Frans medlier, 12de eeuw, van medle, mesle en dit uit laat Latijn mespila wat tenslotte weer stamt uit Grieks mespile of mespilon. Duits Mespila of Mespilus, Mespel, Wispels, Wispeltuet, Misschele, Mispel, onze mispel, ook hespel. Frans mele, meslier, oud Spaans mespero.

Verder in Duits Escula, in midden-Hoogduits als Eschpel, Hespelbaum bij Hildegard, Aspelen, Asperle, Asperl, Esperling, Espele en Hespel. Verwisseling met de naam Viscum zoals in Mestel.

Dodonaeus (b) ‘De gewone mispels heten ook wel nespelen in onze taal, in het Frans nefflier en nefnesde vrucht heet in het Frans neffle, in het Italiaans nespolo, in het Spaans nesperasծ

H. Hildegard noemde de Nespelboum en beval de gepulverde wortel aan tegen wisselkoortsen, Nespele, Nespil, Frans neflier of uit Keltisch naff wat afgeknot betekent, de vruchtvorm. Spaans en Portugees nespera, en Italiaans nespolo.

Dodonaeus’Deze gewone mispelboom, zo Dioscorides zegt, werd in Griekenland ook Epimelis genoemd en van sommige Sitanion, Galenus zelf (in het boek De simpl.med.facultat) houdt deze boom ook voor de Epimelis die van de landlieden in Italië, zo hij zegt, Omedon of Unedo genoemd wordt en zeer veel in Calabri plag te groeien, want met de naam van Mespile verstaat hij geen anders boom dan het tweede geslacht van mispels dat bij ons niet zo algemeen of bekend is. Aangaande de naam Sitanion die is van Theophrastus ook vermaand geweest, hoewel dat er in zijn boeken niet Sitanion, maar Sataneios gedrukt staat, want hij spreekt van drie soorten van mispels, te weten van de Anthedon, de Sataneios en de Anthenoeides. De Satanios heeft groter en wittere vruchten en de andere hebben kleine vruchten. Daarom zal de Satanios meer met onze gewone mispelboom overeenkomen en de andere zullen onder het geslacht van Azarolen gesteld en gerekend mogen worden.’

(d) De open vrucht, apen: open en aars of gat, Aapenersken, Apene-ars, Apenarseken, Apene-ersken, Apenihrschen of Apenirschen. In Saarland Hundsrsch.

De Angelsaksers konden aan de Neder-Rijn met de plant bekend worden en namen de door hen geschapen drastische Germaanse naam open-aers mee naar hun nieuwe woonplaats overzee. Nederrijns en plat Duitse naam waren aapeneers, apenars of apenarseken, in Fries iepen earske. In Denemarken is de naam offenosser, wat later bij de Engelsen in Aelfric's glossaria, 1000 na Chr., terugkomt als openaers: open gat. Openaers als naam is verdwenen. Door de vooroordelen van de 19de eeuw was het niet toegestaan die naam te gebruiken.

De Engelsman Gerard, 1497, verzachtte dit woord al en gebruikte de nog geldende naam medlar.

Engels common of Dutch medlar of minshull crab.

In the Reeve ‘s prologue vertelt Chaucer in de Canterbury Tales (1387) het verhaal van de oude timmerman Osewold the Reve;

‘But ik am oold, me list not pley for age, (geen plezier)

Gras tyme is doon, my fodder is now forage (mijn eten is als hooi)

This white top writeth myne olde yeris

Myn herte is also mowled as myne heris, (haar)

But if I fare as dooth an open-ers,

That ilke fruyt is ever lenger the wers

Til it be roten in mullok or in stree (als een mispel die van slecht tot erger wordt totdat die tenslotte op een hoop in stro rot)

We olde men, I drede, so fare we

Til we be roten, kan we nat be rype

We hoppen alwey whil the world wol pype

For in ouer wyl ther stiketh evere a nayl

To have an hoor heed and a grene tayl

As hath the leek.’

Shakespeare in Romeo and Juliet II, 1, 36:

‘Llove be blind, love cannot hit the mark:

Ҏow will he sit under a medlar tree

And wish hid mistress were that kind of fruit

As maids call medlars, when they laugh alone

O Romeo ! that she were O, ! that she were

An open et caetera, (arse) and thou a poperin pear.’

Zo wordt de medlar ook gebruikt door Shakespeare in ‘as you like It’ III, 2,125, ‘Pleasure for Measure’ iv, 3, 171, ‘They would else have married me to the rotten medlar. ‘Hij had de plantkundige namen van Gerard, zodat er bij hem ook al medlar voorkomt.

Timon of Athens IV, 3,307: ‘Is een mispel u gehaat?’ Dost hate a medlar? Het woord medlar betekent zowel mispel als koppelaar of bemiddelaar. De betekenis van het zeggen wordt verder duidelijk als je er As You Like It III, 2,125 op na slaat. Met het oog hierop is ook het volgende zeggen ‘it looks like thee’, ‘met haar binnenste is als gij’ vertaald.

De vrucht behoort, volgens Culpeper, tot de oude Saturnus en is een van de beste medicijnen om te versterken. Een zeer goede vrucht voor vrouwen die een kans hebben op voortijdige geboorte.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De gewone mispels zijn zeer scherp en wringend van smaak en de maag zeer tegen en moeilijk en veroorzaken pijn in het hoofd, als Galenus betuigt, wat waar is, te weten als ze noch hard zijn want als ze gelegen hebben en murw of plat geworden zijn stoppen ze niet zo zeer en zijn ook niet zo tezamen trekkend en staan ook de maag niet zo tegen en dan zijn ze veel beter om te eten, nochtans geven ze geen voedsel of eer weinig en dat is kwaad en niet te prijzen want ze worden gauw in de maag bedorven net zoals ze alreeds half verrot zijn terwijl ze murw en plat werden. Daarom zal men heel weinig van deze vruchten eten.

Poeder van droge mispels geneest de verse wonden en zelfs een mispel half murw geworden en op een kleine wond gelegd heelt die volkomen.’

De vruchten lijken een kroon te dragen op de top, het zijn de vijf bloembladen en als je ze eraf wrijft zie je dat de bodem wat hol is. De vruchten lijken wel wat op een grote, bruinachtige tol, waar de kelkslippen een fraaie kroon op vormen. Hierop slaat het raadseltje: vijf harten, vijf staarten, prik in Դ gat, ra, ra wat is dat ?

De vruchten zijn eerst groen en kleuren later in oktober roodbruin. Laat ze maar hangen tot diep in het najaar dan krijgen ze een betere smaak of nadat de vorst er overheen is gegaan worden ze zacht. Het vruchtvlees gaat dan gisten, wordt sappig en geurend. Ze zijn dan niet rot, het gezegde vermeldt wel, zo rot als een mispel, maar ze hebben dan een opmerkelijke, zuurzoete en wijnachtige smaak. Dan kunnen ze gekonfijt of tot jam of gelei gemaakt worden.

Je moet de vrucht uitzuigen, net als kruisbessen, waarna de pitten en het taaie vel overblijven.

De vrucht werd door onze voorouders veel geprezen en zouden verschillende medische gebruiken hebben, onder andere het versterken van het geheugen. De gedroogde bladeren werden wel gepoederd en op wonden gelegd. Verschillende zalven en pleisters werden van zijn gedroogde vruchten gemaakt. Van mispelboomhout maakt men goede stokken om daarmee te wandelen zoals pelgrimsstaf en korte geknoopte stokken om in de krijg te gebruiken.’

Teelt.

Zo was de teelt vroeger. (Dodonaeus) ‘De mispelbomen mogen op kwee, appel of peerbomen gent worden, dan ze zullen zonder stenen zijn en zo vet als honig als men die op een egelantier ent en in het enten met honig nat maakt, zo men zegt, en van grootte en vroege mispels te hebben ent ze op een moerbeiboom.’

Oude mispels.

De mispel is in staat om een hoge ouderdom te halen. In Engeland staan er nog die ten tijde van James I geplant zijn, 1605-1625.

Gelderse roos.

Gelderse roos wordt Viburnum opulus genoemd naar de sage van F. W. van Eeden: deel 2, blz. 111‑112.

‘In zulk bosmoeras huisde eens een vreselijke draak, die werd door Wichard van Pont verslagen en liet al stervende een luide kreet, Gelre, gelre horen.’ De streek waar dit gebeurde kreeg later de naam hertogdom Gelre, nu Geldern in Duitsland. Ter nagedachtenis aan die overwinning op de draak nam Wichard een bloem mee, die daar bloeide in het bos, en plaatste die op zijn schild. En nog heden heet die bloem door de hele wereld Gelderse roos. In Engels guelder rose, Duits Rosenholder, Frans rose de Gueldere.

In 878 voerden de Graven van Gelre 3 mispelbloemen in hun wapenschild. De bloem staat als versiering afgebeeld op de houten raamlijsten en deuren in oude Gelderse boerderijen. De oude Graven van Gelre en Zutphen voerden als teken op hun banier en schild een bloem met 5 bladen, dit teken is op de gemeentewapens bewaard gebleven van Lochum, Bommel, Goor, Beek en Donk en St. Odilinberg. Uit die versieringen en tekens is echter niet de Gelderse roos te halen, meer een rood bloeiende roosachtige.

Die tekens zouden, volgens oude kronieken, op de esculus slaan die op een gouden schild zou zijn afgebeeld. (Dit is niet de paardenkastanje, die sinds Linnaeus Aesculus heet en in de 16de eeuw werd die ingevoerd. Bij de Romeinen was de esculus een soort van eik, die kan het dus ook niet zijn).

In de Chronyke van Holland, Zeelant ende Vrieslant wordt de esculus vertaald voor mispel, vermoedelijk zo naar de vorm van de bloem op de bekende schilden. Er zijn echter meer 5bladige, als wilde roos, appel, peer, meidoorn, eigenlijk de meeste roosachtige.

Het probleem is dat de mispel daar, in die tijd, nog niet bestaan zou hebben. Volgens Albertus Magnus 1193‑1280, was de mispel wel goed bekend. Die vermeldt dat de mispel vaak verward wordt met de esculus, wat Sorbus domestica zou zijn. Die twee werden vaak verward waardoor de mispel onder de naam esculus werd ingeburgerd. Of beter Crataegus azarolus.

De boom kwam vroeger meer voor in gebruik zodat in Spessart een oord Mespelbrun ernaar genoemd is.

Folklore.

In de middeleeuwen was de vrucht, maar ook het taaie hout gewaardeerd waaruit men knuppels en stokken kon maken om te schermen en te vechten, maar die ook heel goed waren om boze vrouwen een pak slaag te geven.

Op sommige plaatsen in Frankrijk gelooft men dat rondzwervende tovenaars of de boze op de eerste meidag de toppen van de mispelaar afbreekt. Daarom giet men op 1 mei wijwater op zijn voet om dit tegen te gaan. Inderdaad kan het afvallen van de knoppen veroorzaakt worden door de larve van een vlinder die in de knoppen leeft.

Gekonfijte mispels werden wel gegeten, maar niet iedereen waardeerde de vrucht. De Spanjaarden zeggen:

‘Wie mispels eet

bier drinkt

en oude vrouwen kust

die heeft nooit gegeten, gedronken of gekust.’

Planten.

Groeit op vochthoudende grond in de volle zon.

Vermeerderen van zaad of door oculeren op Crataegus monogyna, verder door afleggen.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/