Mandragora

Over Mandragora

Mandraak, Bijbel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Dit is een geslacht van oude, medische kruiden die met een 5 soorten voorkomen, waarvan twee in het M. Zeegebied en Mandragora caulescens (met een stengel)met zijn ondersoorten in de Himalaya, flavida en purpurascens. Mandragora chinghaiensis (uit China) of Chinese alruin, Mandragora shebbearei (O. Shebbeare die de transport in Tibet verzorgde) of Tibetaanse alruin.

Lobel noemt mogelijk Mandragora turcomanica of Mandragora caulescens. Morion van moria; dolheid van geest of morion mannelijk lid:

'Mandragora Morion. Dioscorides. Men zegt dat er is noch een andere Mandragora, Morion genoemd, die groeit in donkere schaduwachtige plaatsen omtrent de holen en grotten of spelonken en heeft de bladeren van de witte Mandragora, maar kleiner, wit en 30cm groot en staan rondom de wortel die zacht en wit is en wat minder dan een 10cm lang en een duimdik.

Meestal zijn het stengelloze en meerjarige kruiden met dikke wortels en grote, gesteelde bladeren.

Bloemen zijn tamelijk groot en variëren van witachtig door blauwachtig violet en purperen tinten.

Solanaceae, nachtschadeachtige.

m

De eerste en het vrouwtje uit L. van Houtte, het mannetje uit W. Hooker.

Mandragora officinarum, L. en Mandragora autumnalis Bertol (geneeskrachtig en herfst) en de ene was het mannetje en de ander het vrouwtje hoewel ze nu alle twee Mandragora officinarum L. heten de eerste bloeit in mei en de tweede in de herfst.

Mandraak, dit zijn stengelloze kruiden met grote ovale of lancetvormige en donkergroene bladeren die in dichte rozetten plat op de grond liggen.

De okselstandige en gesteelde violette of gele bloemen staan in dichte rozetten.

Ze worden gevolgd door vele bessen met een diameter van 1,5cm.

Ze bezitten vlezige en dikwijls gespleten wortels.

Vermeerderen door scheuren in 't voorjaar of zaaien bij 20-22 graden.

Het zijn de planten die door de gehele geschiedenis heen komen. De eerste soort is het mannetje en de tweede het vrouwtje. Ze komen in Zuid-Europa en Noord-Afrika voor.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘In deze en meer andere landen als ook bij de apothekers is dit kruid met de Griekse naam Mandragora of Mandragoras bekend. Het heet ook Antimelon en Dircaea en zoals men onder de bastaardnamen vindt in dezelfde Griekse taal Xeranthe, Antimnion (=ontmaskering) of Antimion en Bombochylon, van Pythagoras Anthropomorphos, in het Latijn Terrae malum, Terrestris malum en Canina malus. Andere Griekse betekenissen zijn: aleten, archene, archinen, bubochylon: ossenvast, cammoron, diamonon, dirkaia, gongeonas, hemionas (muilezel?) thridakia: sla-achtige plant, thridax: sla, xecanthen.

Ze heten Mandragora in het Grieks omdat ze graag groeien op de plaatsen daar paarden en ossen stallen, te weten in donkere holen en schaduwachtige gewesten die wel van de zon beschenen zijn omdat ze geen koude verdragen kunnen.’ Lobel: ‘Dit kruid is in Grieks Mandragora genoemd geweest omdat het graag groeit in de holen en spelonken omdat het slecht tegen de zon kan. Want Mandrae zijn de plaatsen daar ossen en paarden vertrekken en gestald worden, ja ook nu ter tijd alzo in Italiaans geheten. Mandragora wordt van sommige auteurs Antimalum geheten en van andere Circaea omdat de wortel gebruikt werd door Circe ҷie haar bekoorlijke beker proefde verloor zijn rechtopstaande vorm en viel naar beneden als een kruipend zwijn.’

Mandragora, is een naam die gebruikt werd door Hippocrates. Grieks mandra: stal en ageiro: ik verzamel, omdat de mandragora door zijn wonderkracht de kudde bijeenhield. (349). Of naar Mandragoras, de naam van een Klein-Aziatische heilige, of naar de god Mandros, Maiandros.

(187A) De naam mandragora is niet geheel opgeklaard. Mogelijk is het oud Perzisch. Columella noemde hominiformen en semi homo. Pythagoras noemt men deze wortel naar zijn menselijke vorm, anthropomorphos: half menselijk, wat met de Perzische benaming merdum‑giah overeenstemt. Huygens gaf er de naam ‘WortelmensՍ aan. Onder de naam nam-tar-gir, namtar-ira: of vrouwelijke rampen-god, was het kruid bekend bij de Assyriërs.

In Egyptisch heet het aperium: sterf onmiddellijk, Osirides, naar de god Osiris, Gonos Thyphonos: zaad van Thyphon, in Arabië: Jabrol, Jebora, Rabouhe of Tufa al shatan, de vrucht alleen: Lephaa of Lofah de Turkse naam voor de wortel is de ‘menswortel,’ (Adam-Kk. Det Hebreeuws baraas en dudaim: (דָּוּדאּים) is afgeleid van דּוֹד ‘’dod, ‘geliefde,’ ‘liefde.’

Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland heet het Alraun.’ (349)

Een van de interessantste plantennamen is de naam alruin voor de Mandragora. De plant heet in midden-Nederlands alrune en in hoog-Duits Alraun, oud Hoogduits, oud Saksisch alana. Mogelijk slaat het eerste deel op adel of edel, het tweede deel is runa, rn, rn: geheim, wijze, geheim(zinnig)e beraadslaging, vertrouwelijk gesprek, runenstaafje. Het kan waarzegster of tovergeest betekenen. Het Gotische haliuruna schijnt de oudste Germaanse afleiding te zijn. Verder zijn er een serie oude namen als alraune, aldrunen, alraunwurzel, alltrunen en hellerunen, vergelijk Gotisch ahls, alts, ala: tempel, ruinen: geheim of fluisteren, allrauntollkirsche en allrunke.

Al geruime tijd voor de werken van de zieneres Veleda, die eens de volkeren raadsel en toekomst onthulde en in de opstand tegen Claudius Civilis, 69-71 en door de Germanen om bijstand aangeroepen werd, kenden en eerden de Germanen de goddelijke zieneres Aurinia. J. Grimm las voor dit woord Alioruna en leidde daarvan de naam Alraune af: dat is de alwetende. Volgens Wackernagel is het woord afkomstig uit Albruna: dat is als met runenkracht begaafde elf, een plant als een plaatsbekleder van een geheimenisvol wezen die in de Germaanse mythologie met alle toverij en mystiek omsponnen was, waartoe ook Veleda behoorde, Tacitus. Germ. en Hist. VI 61,65. V, 22.24 geeft voor de naam Albruna op: ;De met toverkracht der Alben begaafde.’

Het oud-Hoogduits Alruna vergelijkt zich met vrouwennamen als Friderun, Gudrun en Sigrun als naam van een overwinnares. Als vrouwennamen zijn het oud-Hoogduitse Albrun, het Angelsaksische Alfrun en het oud Noorse Alfrun sinds de 10de eeuw in gebruik.

Dodonaeus ‘Sommige Grieken noemen het ook Circaea en dat naar de toveres Circe. Voorts zo was dit kruid Circaea in oude tijden genoemd omdat de voor vermelde toveres Circe de wortel ervan bij haar dranken plag te vermengen om de jonge mannen tot liefde te verwekken waarin die tegenwoordig ook geloofd wordt dat het enige krachten heeftծ Vele verwijzingen zijn er over de mandraak bij de Grieken, Romeinen en komt de plant voor op de Ebers-papyrus, hoewel men niet steeds zeker is of er niet ook Hyoscyamus mee wordt bedoeld. ‘Van deze soorten van Mandragora verschilt de Mandragoras van Theophrastus zeer veel.’

In Grieks is het kirkaia en kirkaion genoemd naar de tovenares Kirke. Dit zou het kruid zijn geweest dat gebruikt werd door de tovenares Kirke of Circe die in de buurt van Circejum (nu Promontorio Circeo op het eiland Aaa) gewoond zou hebben. Ze had deze plant gebruikt om de metgezellen van Odysseus in zwijnen te veranderen.

De voorjaarsalruin is het mannetje, de kirkaion. De herfstalruin het vrouwtje, de kirkaia, de tovenaar en toveres. Om deze reden noemde Plinius deze plant dan ook Circaea. (zie Circaea en Allium) Lobel; ‘En men heeft hier voortijds gehouden en geloofd dat dit kruid grote macht had om te doen lief hebben die ook Circaea genoemd wordt naar de toveres Circe die dochter was van de zon die het gevonden heeft.’

Dodonaeus (d) ‘Het eerste geslacht, Mandragoras mas, dat is Mandragora mannetje en wordt van sommige ook Morion genoemd zegt Dioscorides, nochtans beschrijft hij elders noch een andere Mandragoras Morion die (zoveel als het uit de beschrijving blijkt) wel op het mannetje lijkt, maar in alle delen kleiner is dan die. Dit gewas heet in het Hoogduits Alraun Menlin, in het Nederduits ook Mandragora mannetje of witte Mandragora en ook alru en alrun of alruinmannetje, in het Frans Mandragora masle.’

Mandragora officinalis is het mannetje en heet anchone: angst voortbrengend, antimenion: middel tegen de maandstonden, arsen, aloitis: dwaal dragende plant, hyppophlomon, kamaros: kanker, morion: verleider, rhigaleos: afschuwverwekker.

(e) ‘Het tweede, Mandragora femina, dat is Mandragora wijfje wordt in het Grieks ook Melas Mandragoras genoemd alsof men zwarte Mandragora zei of anders ook Thridacias. In het Nederduits heet het en het ander Alraun weiblin, dat is alru, alrun, alruin of Mandragora wijfje.’

Mandragora autumnalis is het vrouwtje en heet xera anthe: rode bloem, thridakia: sla-achtige plant.

Dodonaeus (f)’Beide heten hier te lande ook eerdt-appel en dol-wortel met oneigenlijke namen want de naam Terra malum is een eigen naam van varkensbrood.’

De vruchten heten Mala terrestria: aardappel, Mala canina: hondsappel. Engelse eart-apple, alruna en mandrake.

Dodonaeus (g)’Mandragora is hier vroeger zeer gebruikelijk geweest en dat om de vreemde gedaante van haar wortel die (en vooral van het mannetje) groot is en wit en veel op de wortels van een radijs lijkt en in twee of drie delen gedeeld is die soms over elkaar groeien en veel lijken op het onderste lijf met de twee benen van een mens. Daarvan zeggen sommige dat het Man dragen en niet Mandragora behoorde te heten, immers naar die gedaante is het van Pythagoras Anthropomorphos genoemd geweest omdat die wat op een mens lijkt.’

Dodonaeus (h) ‘Men noemt ze in het Frans ook mande gloire, in het Italiaans mandragola, in het Spaans mandragula en mandracula, in het Engels mandrake en mandrage.’

Frans mandragore, mandagoire, mandragore, manda-gloire, main de gloire: gelukshandje, alrune, anthropomorphon, main e gloire. Verder Spaans mandracola of mandagula, Italiaans mandragora of mandragola, het mannetje mandragora maschia, het vrouwtje mandragola femmina.

Russisch adamo golova: Adamshoofd, de mandraak is even diep in de aarde verzonken als Adam, Chinees sjeng-seng: mensenplant.

In Duits Galgenmannlein, Geld-, Glucks-, Heckmannchen, Hexenkraut, Mandelwurz, Alron, Alrun, Alrunke in Holland, Araunl in Oostenrijk, Dilwurz, Dollwurz, Heinzelmannchen in Holland, Hundsapfel, Mandlwurz, Menschenbild, Pissendieb in Holland, pisdiefje, omdat ze uit de pis van de gehangene ontstaan zou zijn Unholdkraut, Zauberwurz, Manneken und Wibeken.

De vrucht: Erdapfel, Hundsapfel, Schlafappel en Zauberwurz.

Alruin en heksen- of toverwortel.

Uit hortus eystettensis.

Gebruik.

Dat de mandraak ook de zwaarmoedige en melancholieke helpt gaat op Hippocrates terug, 460- 377 v. Chr. Zo wordt dit ook door de H. Hildegard vermeld: ‘De mandragora is warm en vaak wat waterig. Ze is uit de aarde geschapen waaruit Adam gekomen is en, vanwege zijn gelijkheid met de mens, woont in haar en behoort meer als andere kruiden tot de duivel. Daarom moet je die, nadat ze uitgegraven is, een dag en nacht in een stromende beek leggen. Dan verliest ze alle kwalijke eigenschappen en schadelijke stoffen die in haar is zodat ze verder voor toverij onbruikbaar wordt. Als iemand die gemoedstoestand heeft, dat die treurig en neergeslagen is dan zal die een mandraak, die in voornoemde beek heeft gelegen, naast zich in bed leggen dat die door het kruid gaat zweten en de hitte van het kruid in zich opneemt. Dan bidt hij tot de Heer.’

Zo was het gebruik vroeger. (141, 562) ‘Dan Dioscorides verhaalt er vele bijzondere krachten van die nochtans dit kruid niet alleen eigen zijn, dan alleen diegene die van haar slaap makende of verdovende macht veroorzaakt worden. Deze verdoving is in de schors van de wortels meer dan in haar andere delen blijkbaar. De appels of vruchten zijn niet zo geweldig in het werken want men zegt dat ze met peper en andere hete dingen gekookt of gebraden of anders bereidt als een spijs gegeten mogen worden.

Dioscorides. Men zegt dat 3,5 gram zwaar van die ingenomen met brood, sap of toespijs het verstand beneemt en dol maakt want de mens valt zeer in slaap met zulk wezen als hij dat eet en zonder verstand omtrent drie of vier uren nadat hij het heeft ingenomen.

Galenus zegt ook dat de vruchten enige hitte en vochtigheid in zich hebben, dan dat de schors van de wortels uitermate sterk van krachten zijn en niet alleen verkoelen, maar ook verdrogende worden bevonden.

Hetzelfde sap is ook goed gemengd bij de oogzalven om de pijn en weedom te verzoeten en van onder ingezet met een pessarium trekt het de nageboorte en dode vruchten af en verwekt de maandstonden. Het zaad gedronken reinigt de baarmoeder en met levende zwavel stopt het de rode vloeden van de vrouwen.

Een zetpil van dit sap gemaakt en van achteren ingezet laat goed slapen.

Olie van Mandragora laat slapen en verkoelt alle verhitting.’

Uit Handschrift Hattem C5: Mandragora officinalis, dat is mallinghe en zijn wortels van een kruid als man en wijf. De man heeft bladeren als biet kool. En het wijf als sla. Die het uit de aarde trekt, hij stierf of dat hij had 30 jaar. De man helpt de man. En het wijf helpt het wijf. Het hoofd van de man is goed tegen hoofdpijn. De ogen tegen de ogen. En alzo elk lid van de mannelijk tegen elk lid van de man. En alzo van het wijf. Een wijf die een knechtje dragen wil, zij zal nuttigen van de mannelijke met wijn. En in wat lid dat de mens ziek is, hij neemt van hetzelfde lid en drinkt het met wijn, hij geneest. Die van de man dronk, hij zou liggen alsof hij dood was. En men stampt met azijn, ruit en gentiaan en druppelt he tin de oren en hij staat weer op en ontwaakt. Mandragora is ook een boom en die doet hetzelfde als bilzekruid of opium doet.

De middeleeuwse natuuronderzoekers spreken van de mandraak als een remedie tegen alle ziekten ‘behalve de dood. Het werd het meest geroemd om zijn lustopwekkende deugden, om zijn veronderstelde werkzaamheid bij het verwijderen van onvruchtbaarheid en om zijn kracht als slaapmiddel’.

De appels van allerhande Mandragora alleen geroken laten slapen en daarom leggen sommige die achter hun oor als ze te bed gaan. Dan die ze te lang ruiken worden heel stom. Het sap ervan ingenomen doet dat noch sterker. Hetzelfde wordt nochtans geprezen om jicht te verzoeten en de ziekte van de zijden te genezen.

Men zegt dat de wortel van Mandragora het ivoor zacht maakt als dat zes uren daarmee gekookt wordt en dat men het alzo bekwaam maakt om daarin te drinken of ervan te maken hetgeen dat men wil.’

De bladeren worden gebruikt als pijnstillers op wonden en door sommige Oriëntaalse volken als tabak gerookt Alruinzaden werken reinigend op de baarmoeder en werd voor verlichting bij geboorte gegeven. Ook als hallucinerend middel.

Operaties.

Het geloof in de slaapverwekkende en verdovende kwaliteit van mandragora of mandraak is heel oud; de oude Grieken hielden het zo stevig vast dat ze het medicijn als verdovingsmiddel toedienden aan patiënten die chirurgische ingrepen moesten ondergaan en deze praktijk werd voortgezet tot in de Middeleeuwen, bijvoorbeeld aanbevolen door de Arabische arts Avicenna in de elfde eeuw. Toespelingen op het slaperige effect van de plant zijn niet ongewoon bij Griekse schrijvers. Xenophon stelt Socrates voor als hij zegt dat wijn de slaap wiegt, zoals mandragora de lichamen van mannen wiegt. Plato vergelijkt de filosoof onder gewone mensen met de kapitein van een schip dat zijn bemanning door wijn of mandragora tot een staat van verdoving heeft gebracht. Demosthenes van Macedoni, en in een poging zijn landgenoten tot het besef van hun gevaar te wekken, verklaarde dat ze net zo lusteloos waren als mannen die dronken mandragora of een ander slaapmiddel. Aristoteles rekent mandragora met klaprozen en dolik tot de dingen die slaap en zwaarte veroorzaken.

Naar verluidt heeft Caesar de Cilicische piraten, door wie hij gevangen was genomen, met een soortgelijke list overwonnen. Lucianus beschrijft de stad van de slaap, omringd door een bos waarin de boom hoge klaprozen en mandragora’ s waren met een veelvoud aan vleermuizen op de takken.

Wijn daar de wortels van Mandragora in geweekt hebben of in gekookt zijn laat slapen, verzoet alle pijn en weedom en is goed gegeven diegene die men enig lid afsnijden of branden wil zodat ze de pijn niet voelen zouden. Deze slaap makende kracht van dit kruid heeft gebleken in het land van Afrika. Want Maharbal, een veldheer van die van Carthago die de liefde van de Libiërs voor wijn kende die tegen hen oorlog voerde heeft dit gewas bij zijn wijn met menigte gedaan en als door vrees van hen te vluchten heeft hij hun die wijn met een groot deel van zijn bagage achtergelaten alsof ze in haastige spoed vergeten hadden. Die liet hij in bepaalde plaatsen voor de stad liggen. De Libiërs kwamen aan en zagen dat ze zich binnen de stadsmuren teruggetrokken hadden, vermoeid en vooral dorstig van de reis, dronken ze de wijn en vielen al gauw in een diepe slaap. Die slaap was zo diep dat ze zelfs niet wakker werden toen ze daarna verwond en gedood werden van dezelfde Maharbal.

De artsen gebruikten daarna de merkwaardige eigenschap van de mandraak, die ze in de oorlog geleerd hadden, om zware operaties uit te voeren.

Gelijksoortig verhaal vinden we bij Hannibal. De mandragora diende bij chirurgische operaties en werd hiertoe met wijn gemengd waarvan, zegt Dioscorides, men drie bekers geeft aan diegene die gesneden of gebrand worden, dan vallen ze in diepe slaap en voelen geen pijn. Om de plant geschikt te maken voor verdoving bij operaties moet het gekookt worden of enige tijd laten rotten, volgens sommige voorschriften wel 60 dagen lang. De groene stinkende pulp die dan verkregen wordt kan zo gebruikt worden.

Volgens anderen werd de mandraak echter pas de eerste eeuwen na Chr. als verdovend middel bij operaties gebruikt. Plinius refereert aan de geur van de alruin als slaapverwekkend wanneer ze genomen werd voordat een insneden werd toegepast. Lucianus van Samosata spreekt over het gebruik van de plant voordat het brandijzer werd gebruikt. Claudius Galenus noemt de plant in het voorbijgaan in verband met haar macht om gevoel en bewegingen te verlammen. Isidorus van Sevilla zou gezegd hebben: ‘De wijn in de bast van de wortel wordt gegeven aan hun die een operatie ondergaan zullen opdat ze geen pijn zullen voelen in hun slaap.’ Ugone da Lucca, 12e eeuw, ontdekte een stof die, wanneer ingeademd, de patiënten in slaap brengt zodat zij tijdens een operatie geen pijn voelen; het is bekend dat hij hiermee de alruin bedoelde. Bij van Beverwijck worden in 1600 nog geen verdovende middelen bij operaties gebruikt, patiënten worden gewoon door sterke mannen vastgehouden of vastgebonden.

Wortel.

De wortel had naar Avicenna de gestalte van een mens.

In de mythologie is de mandraak een wijszeggende en demonische geest of een klein half duivels wezen in mensengestalte die de bezitter rijk zou maken.

De plant is ook wat behaard en in sommige aangroeiingen zijn zelfs manlijke of vrouwelijke delen te herkennen.

De meeste schrijvers handelen bij deze plant meer over het bijgeloof door de vorm van de wortels.

De wortel heeft de vorm van een naakte mens, de vier worteltakken waren de twee armen en benen. De manlijke vormen bezitten een baard en zouden de mannelijkheid stimuleren, de vrouwelijke, die zeldzamer waren, werden met lange haren afgebeeld en zouden de vruchtbaarheid bevorderen. (De haren kwamen er wel bij doordat men gerst- of haverkorrels in de wortel drukte en kiemen liet)

Bijgeloof.

Door de vorm van de wortels werd het in de loop der eeuwen met allerhande mythen omgeven. Op een titelblad van een manuscript van Theophrastus in de hof bibliotheek te Wenen staat een afbeelding van een zwarte hond met deze plant.

Om zijn magische krachten wat aan te dikken en zijn afkomst verborgen te houden zijn de meest fantastische verhalen ontstaan.

De mandraak was een van de meest opmerkelijke voorwerpen van middeleeuws bijgeloof. Er zijn veel belachelijke verhalen naar voren gebracht over deze plant, of het nu gaat om oude vrouwen of sommige loslopende chirurgen of ziekenverkopers; maar zeker is dat iemand of een groep die zichzelf beroemd wilde maken in vaardigheid boven anderen de eerste brouwers waren van die fout waar ik het over had. Ze voegen er verder aan toe dat het nooit of zeer zelden op natuurlijke wijze groeit dan onder een galg, waar de materie die uit het dode lichaam is gevallen het de vorm van een man heeft gegeven en de materie van een vrouw de substantie van een vrouwelijke plant; met vele andere van dergelijke idiote dromen. Ze fabelen verder en bevestigen dat wie een plant daarvan wil oppakken, er een hondje aan moet vastbinden om hem omhoog te trekken, wat een grote kreet zal geven bij het opgraven; anders, als een man het zou doen zou hij zeker in korte tijd daarna sterven; behalve vele fabels over liefdeszaken, te vol gevaarlijkheden om in druk te zetten, waarover ik nalaat te spreken; al die verhalen over dromen en oude vrouwen zal je van nu af aan uit je boeken en herinneringen werpen, weet dat ze allemaal en elk deel ervan vals en hoogst onwaar zijn. Maar de nutteloze dromers die weinig of niets anders te doen hebben dan te eten en te drinken hebben een deel van hun tijd besteed aan het uithakken van de wortels van Bryonia en ze te vormen tot de vorm van mannen en vrouwen, wat een vervalsende praktijk heeft bevestigd dat de fout onder de eenvoudige en ongeletterde mensen die hen, volgens hun rapport, als de echte mandraken hebben beschouwd. ‘De buitengewone deugden van de mandraken werden zelfs in de klassieke tijd gevierd en Plinius (Hist. Nat. xxv. 13) beschrijft de voorzichtigheid waarmee het werd verzameld. Degenen die het gaan opgraven, zegt hij, vermijden een tegenwind en omschrijven het eerst met drie cirkels met een zwaard; daarna graven ze, kijkend naar het westen. Plinius zegt niets over de sterke gelijkenis die in de middeleeuwen de wortel van de mandraak zou hebben met de menselijke vorm, zelfs met het onderscheid tussen de seksen in de mannelijke en vrouwelijke plant.

Baraas.

Maar het gebruik van een hond om een ​​plant te ontwortelen omdat het voor een mens fataal zou zijn om ze eruit te halen gaat nog verder terug dan de vijfde eeuw van onze jaartelling. In de tweede eeuw na Christus gaf de Romeinse schrijver Aelianus, auteur van een roddelwerk in het Grieks over de aard van dieren in zijn 14de boek een soortgelijk verslag van de manier om een ​​bepaalde plant te verkrijgen die hij aglaophotis noemt, of ‘helder schijnend,’ omdat er werd gezegd om 's nachts te schijnen als een ster of als vuur, maar bij daglicht nauwelijks zichtbaar of in ieder geval nauwelijks te onderscheiden van omringende planten. Aelianus in beschrijft twee soorten van Aglaophotis en de ene is zee Aglaophotis waarvan hij in het 24ste kapittel spreekt en de andere aard Aglaophotis die in het 17de kapittel beschreven wordt.

1. De Eerste Aglaophotis is een soort van Fucus of zeemos die aan de diepe zee-klippen plag te groeien en van grootte de Myrica of Tamariscus gelijk is met de vrucht of zaadbol van de heul die omtrent het begin van de zomer opengaat en Ԡs nachts een vurige en bijna glinsterende schijn van zich plag te geven, men noemt het Aglaophoris marina, dat is zee schijn.

2. De andere Aglaophoris is een aards gewas en wordt anders ook Cynospastus genoemd wat op de dag onder de andere kruiden plag te schuilen, maar glinstert 's nachts als een ster en wordt dan zeer gemakkelijk gezien door zijn helder schijnende vurige glans die ze ver en wijdt verspreidt. Deze tweede Aglaophotis, in het Latijn Terrestris Aglaophotis, dat is aardglans of aardschijn of Cynospastus is geen ander kruid dan onze pioen daar we nu van spreken, want, zo Apuleius betuigt, de zaden of kernen van de pioen schijnen en lichten 's nachts als een kaars en plegen gewoonlijk 's nachts van de herders gevonden en uit de aarde gerukt te worden en uit de wildernis gehaald daar ze groeien. Voorts zo schrijven Theophrastus en Plinius dat men hier vroeger plag te gebieden dat men de pioen ‘s nachts zou plukken. Wat Achanus van zijn Aglaophotis ook verzekert.

Toen de kruidenverzamelaars exemplaren van de pioen wilden verzamelen plaatsten ze een merkteken aan de wortel van de plant en keerde ‘nachts terug naar de plek, met een jonge hond mee, die enkele dagen zonder voedsel was gehouden. Ze durfden de plant niet met hun handen te ontwortelen of zelfs maar met een schop op te graven omdat de eerste persoon die dat had geprobeerd, bij die poging om het leven zou zijn gekomen. Dus bonden ze het ene uiteinde van een heel sterk koord aan de hond, en nadat ze het andere uiteinde van het koord in een lus hadden gemaakt, gooiden ze het over de stengel van de pioenroos, zo ver mogelijk van de plant verwijderd. Toen boden ze hartig gekookt vlees aan de hond en hij die de zoete smaak rook en gedreven werd door de honger worstelde om het verleidelijke voedsel te pakken te krijgen spande zich in tot hij de pioen ontwortelde. Maar zodra het zonlicht op de wortels van de pioenroos viel stierf de hond. Dus de kruidenverzamelaars begroeven hem ter plaatse en voerden bepaalde geheime riten uit ter ere van het dier omdat ze geloofden dat hij zijn leven had opgeofferd voor die van hen. Toen ze dat hadden gedaan konden ze de pioen veilig vasthouden en mee naar huis nemen. Daar gebruikten ze het voor vele nuttige doeleinden, met name voor het gebruik van epilepsie en blindheid veroorzaakt door een ‘druppel zeer. En vanwege de manier waarop de plant werd aangeschaft kreeg hij de speciale naam kynospastos of 'hond gesleept.’

De identificatie van Aelianus aglaophotis met de pioenroos lijkt vrij zeker, aangezien Dioscorides, een goede autoriteit, aglaophotis geeft als een van de vele namen die de Grieken aan de pioen toepasten. Bovendien weten we van Theophrastus dat naar de mening van sommigen mensen de pioenroos, net als de aglaophotis, zou alleen 's nachts moeten worden gegraven want als een man het overdag zou proberen en door een specht werd gezien terwijl hij de vrucht aan het plukken was zou hij het risico lopen zijn gezichtsvermogen te verliezen en als de vogel zag hem de wortel doorsnijden zou jij last krijgen van prolapsus ani; tenminste dat dachten ze. Het verhaal van Aelianus over de aglaophotis doet ons echter aan de mandraak denken, niet alleen bij het uittrekken van de plant door een hond, maar ook in het heldere licht dat het ’s nachts moest verspreiden. Want de Arabieren noemen de mandraak ‘de kaars van de duivel, vanwege zijn glanzende verschijning in de nacht, vanwege het aantal glimwormen die de bladeren bedekken.’ De autoriteit voor deze verklaring lijkt de geleerde Ibn Beithar te zijn die de Arabische Dioscorides genoemd wordt. In zijn woordenboek van de geneeskunde geeft hij een verslag van de mandraak waarin hij ons vertelt dat de Moren van Andalusië de plant sirg el-kotrob, ‘kamp van de elven’ noemden, omdat de stengel 's nachts scheen. Ook zegt hij, noemen de Arabieren het de ‘plant van de afgod,’ omdat de wortel de vorm heeft van een man. Volgens hem droeg koning Salomo een mandraak in zijn zegelring waardoor de djinn aan hem onderworpen waren en Alexander de Grote gebruikte het ook bij zijn verovering van het Oosten. De plant, zo informeert hij ons, is een remedie tegen alle kwalen die worden veroorzaakt door djinn, demonen en Satan; evenzo geneest het kreupelheid, kramp, epilepsie, elefantiasis, waanzin en geheugenverlies en in het algemeen biedt het bescherming tegen allerlei soorten ongelukken inclusief diefstal en moord. Ten slotte beschrijft hij niet alleen de methode om de mandraak door middel van een hond te verkrijgen, maar beweert hij dat hij er in de praktijk getuige van was, wat mogelijk en niet onwaarschijnlijk is, aangezien hij de openhartigheid heeft om eraan toe te voegen dat in tegenstelling tot de gebruikelijke overtuiging de hond het overleefde. Het verslag van de Arabische arts over de mandraak vertoont enkele opmerkelijke punten van gelijkenis met het verslag dat de Joodse historicus Josephus geeft van een wortel die door hem de baaras wordt genoemd. Volgens hem groeide de wortel in het diepe rotsachtige ravijn dat afdaalt van de bergen van Moab naar de oostelijke oever van de Dode Zee en zowel in de oudheid als in de moderne tijd beroemd is geweest vanwege de overvloed aan zijn hete geneeskrachtige bronnen. Iets ten zuiden van het ravijn wordt een indrukwekkende hoogte bekroond door de ruïnes van het kasteel van Machaerus, in de kerkers waarvan Johannes de Doper werd onthoofd. De wortel die in deze romantische situatie groeide was zelfs, als we Josephus mogen vertrouwen, zeer opmerkelijk zowel qua uiterlijk als qua eigenschappen. Het was vlamkleurig en ‘s avonds scheen het als de bliksem op personen die het probeerden te naderen en te grijpen. Toen ze dichterbij kwamen trok de wortel zich voor hen terug en kon alleen tot stilstand worden gebracht door de urine of het menstruatiebloed van een vrouw op de voortvluchtige plant te gieten. Zelfs toen was het aanraken ervan een zekere dood, tenzij de zoeker erin slaagde de wortel aan zijn arm te hangen. De Joodse historicus voegt er echter aan toe dat de wortel op een andere manier zonder gevaar kan worden verkregen. De zoeker groef rond de wortel totdat er slechts een klein deel ervan in de aarde overbleef; toen bond hij er een hond aan en liep weg. In zijn poging om hem te volgen, trok het dier gemakkelijk de wortel omhoog, maar stierf ter plaatse, als een soort plaatsvervangend offer voor zijn meester, die daarna de plant veilig kon hanteren. De waarde van de wortel die zo met zoveel risico is verkregen, voegt Josephus eraan toe, bestaat uitsluitend in zijn kracht om de zogenaamde demonen of geesten van slechte mensen te verdrijven die zichzelf indringen in de lichamen van de levenden en doden die niet tijdige hulp krijgen. Maar een eenvoudige toepassing van deze kostbare wortel op de patiënt was voldoende om de gemene duivel te verdrijven. Wat was de plant waarover deze vreemde fabels werden verteld? Josephus spreekt alsof het maar op n plek in de diepe vallei groeide, de oude Callirrhoe, de moderne Zerka M’ian. Kanunnik Tristram, die de vallei heeft bezocht en ons een levendige beschrijving heeft gegeven van het woeste landschap, de weelderige vegetatie en de stomende zwavelbronnen en stelde voor om de plant te identificeren met een vreemde kruisbloemige, niet anders dan een muurbloem in vorm en grootte, die groeit naast de warme natuurlijke baden op zwavelafzettingen, 'met zijn wortel als een sinaasappel, zijn stengel en bast zwavelkleur, zijn bladeren en fruitpeulen een baksteenstof en zijn bloemen bleker oranje. Elk deel ervan stonk naar zwavel en alles bij elkaar zag het er zeer geelzuchtig uit.’ De plant bleek een zeer beperkt bereik te hebben. Kanunnik Tristram zag het nergens anders dan op de zwavel en de basaltrotsen ernaast en vanwege de ligging en het uiterlijk noemde hij het de zwavelplant. De gele en oranje tint van deze opmerkelijke plant zou goed beantwoorden aan Josephus ‘beschrijving van zijn vlamachtige uiterlijk, en de schijnbare beperking van zijn bereik tot een klein gebied in de vallei komt ook overeen met het verslag van de Joodse historicus wat lijkt te impliceren dat de baaras, zoals hij het noemt, slechts op n plek in het ravijn groeide. Er is plausibel voorgesteld om de naam baaras af te leiden van het Hebreeuwse baաr (ַער ַער ) ‘branden.’ De etymologie zou in harmonie zijn met de vlamachtige kleur van de plant en met het licht waarvan werd aangenomen dat het uitstraalde bij avond. Aan de andere kant komt het verslag dat Josephus van de baaras geeft in verschillende opzichten zo nauw overeen met het verslag van Ibn Beithar over de mandraak dat het verleidelijk is om de twee planten te identificeren. Want van beiden werd gezegd dat ze ‘s nachts schitterden, beiden bezaten de kracht om demonen te verdrijven en beiden werden ontworteld door een hond. Maar als de baaras de mandraak was is het moeilijk te begrijpen waarom Josephus de plant niet bij zijn gewone naam zou hebben genoemd, waarmee hij zeker bekend was, aangezien hij in het verhaal van Jacob en de mandraak de Hebreeuwse dudaim weergeeft door het Griekse μανδραγόρου μῆλα ,’appels van de mandraak.’ Bovendien moet de mandraak, als een gewone plant in Palestina, hem bekend zijn geweest; hoe kon hij het dan een bepaald leefgebied in een enkel ravijn toewijzen en er zulke vreemde verhalen over vertellen? Om deze redenen kunnen we moeilijk veronderstellen dat Josephus zelf de baaras identificeerde met de mandraak; hoewel het mogelijk is dat in Palestina, net als elders, populair bijgeloof om de eenvoudige plant een web van fabel had geweven dat zijn ware aard onherkenbaar verhulde.

Uit; Latinus 9333 of Tacuinum sanitatis.

(187A) Omdat de kracht van een tovermiddel altijd geacht werd groter te zijn naarmate het met meer moeite verkregen was, stond de alruin in hoge aanzien.

Men gelooft namelijk dat waar een maretak op een hazelaar of eik groeit, daaronder en zo diep als de maretak zich erboven verheft, een alruin aanwezig is.

"De vallei die noordwaarts de stad omringt, is er een plaats genaamd Baaras, daar groeit een wortel van dezelfde naam, die een kleur als vuur heeft en ‘s avonds glinstert als de stralen van de zon. Men komt er moeilijk bij en rukt hem even moeilijk uit; want hij vlucht verder en blijft enkel staan als men vrouwenpis of maandstonden bloed erop gegoten heeft. Indien iemand hem aanraakt moet hij zeker sterven als men hem niet aan de hand, hangende draagt.

(164). Maar dan zo het schijnt wordt deze aard Aglaophotis van Josephus, de schrijver van de Joodse oorlogen in het 25ste kapittel van het 17de boek Baaras genoemd naar de plaats daar ze veel gevonden wordt. Wat opmerkelijk genoeg blijkt als men hetgeen dat Achanus van zijn aardse Aglaophotis of Cynospastus schrijft met hetgeen dat Josephus van zijn Baaras verhaalt tezamen brengen en overwegen wil. Want Aelianus schrijft dat de Cynospastus of aardse Aglaophotis niet zonder gevaar en angst uit de aarde getrokken wordt en dat een die dat kruid niet goed kent en dat aanraken of uitrukken wil er van gestorven is en daarom, zegt hij, als men dit uit de aarde halen wil moet men 's nachts een teken of stok in de aarde bij zijn wortels steken en daarna moet men aan die wortels een hond met een touw of sterke koord vast maken en de hond door de reuk van gebraden vlees van die plaats lokken op zo’n manier dat hij de hete reuk van dat vlees in de neus heeft en met grote haast en geweld de wortels uit de aarde rukken en gans uithalen zal. Hetzelfde schrijft Josephus van de Baaras ook en zegt dat het omtrent de avond als een ster of glinster blinkt, maar dat het van diegene die er bij komen nochtans niet gemakkelijk uit de aarde gehaald kan worden, maar dat men daar vrouwenpis of bloed van hun maandstonden over moet gieten of dat men daar een hond aan moet binden die eerst de aarde rondom los graaft en weg trekt en zo de wortel wat los maakt en dat het dan uit de aarde gerukt kan worden wat anders zeer moeilijk en gevaarlijk om te doen zou vallen. Josephus schrijft: (679) Լ/span>Ook is er in het al dat ten noorden van Macheron ligt een plaats, Baaras genaamd, waar een plant groeit van dezelfde naam die op een vlam lijkt en een schijnsel geeft als de zonnestralen. Diegenen die het aanraken sterven op staande voet. Het beste middel derhalve is om het te krijgen door rondom de wortel te graven totdat hij geheel bloot is waarna men er een hond aan vast bindt en die wil zijn meester met alle geweld volgen waardoor hij die uit de grond trekt en onmiddellijk sterft. Maar dan kan men het zonder gevaar pakken. Niettegenstaande het gevaar van deze plant wordt ze echter van velen zeer begeerd want ze drijft de duivels die geesten zijn van goddeloze mensen uit de lichamen wanneer men die bij bezetene brengt die zonder dat hulpmiddel anders om het leven zouden raken.’

'Maar al deze dingen die Josephus en Aelianus van dit kruid schrijven zijn enkele en louter ijdelheden en heidense razernij, want men kan de wortels van de pioen zonder enige moeite of gevaar te alle tijden en stonden, hetzij 's nachts, hetzij op de dag uit de aarde halen. Daarom is ook niet minder voor ijdel en bespottelijk te houden hetgeen dat Theophrastus en Plinius van de pioen schrijven dat men ze 's nachts behoort te plukken omdat (zo zij zeggen) dat als iemand die wortel op de dag zou uittrekken dat het door de vogel Picus Martinus gezien zou worden en die mens zou in grote nood zijn om zijn gezicht te verliezen en indien hij de wortel wilde afsnijden dat hij gemakkelijk met de zinking van de aarsdarm gekweld zou worden.

De houtsnede in de marge geeft een afbeelding van de mandraak: uit MS. Katoen. Vitel. C.III. van de tiende eeuw, waar het illustratief is voor de Angelsaksische vertaling van de pseudo-Apuleius de herbis; De Saksische verhandeling zegt erover: ‘ Deze plant, die mandragora wordt genoemd, is groots en groot van uiterlijk en het is zeer effectief, wanneer u het zal verzamelen en wanneer u erbij komt zal u het waarnemen door dat het 's nachts schijnt als een lamp. Als je zijn kop voor het eerst ziet, bindt het dan snel vast met ijzer, anders ontsnapt hij aan je. Zijn deugd is zo groot dat wanneer een onreine man ernaartoe komt hij snel ontsnapt hem. Bindt het daarom met ijzer, zoals we eerder zeiden, en zo zult u eromheen graven zodat u het niet met het ijzer aanraakt; maar het zou beter zijn om de aarde om te graven met een ivoren staf: en als je de handen en voeten ziet, bindt ze dan vast. Neem dan het andere uiteinde en bindt het aan de nek van een hond, zodat de hond honger heeft; gooi daarna vlees voor de hond waar hij het niet kan bereiken zonder de plant te verscheuren. Het is van deze plant dat het zo’n grote kracht heeft dat wat het ook trekt dat ding onmiddellijk zal vergaan.’

Opgraven.

Dan het behoeft ons niet vreemd te lijken dat men zulke flauwekul ijdel bijgeloof en ongoddelijke ceremonies in de boeken van de zeer oude schrijvers plag verspreidt te vinden doordat er vele dingen in oude tijden versierd zijn geweest tot stoffering en ijdele opgeblazenheid en onwaarachtige beroemen van de kunsten zoals Plinius zelf betuigt die van de Egyptenaren en meer andere diergelijke bedriegers en goochelaars spreken waarvan een groot navolger geweest is een dokter die Andreas heette en die, zo Galenus schrijft, vele flauwekul en ijdelheden, ja goochelarij in de geneeskunst heeft gebracht tot grote schade van de zieken en verachting en schande van de medicijnmeesters en verachting van de jonge leerlingen die daarom van dezelfde Galenus niet zonder reden vermaand worden om zich van zulke leugens en versierde ijdelheden te wachten en diergelijke boeken niet te lezen.’

De Grieken dachten dat speciale voorzorgsmaatregelen nodig waren bij het omhakken of opgraven van de tovenaarsplant. Om het eerste exemplaar veilig te stellen, moet je driemaal een cirkel om de mandraak trekken met een zwaard en het dan doorsnijden terwijl je naar het westen kijkt; en om een ​​momentje te krijgen werd je aangeraden om eromheen te dansen en de hele tijd over liefde te praten. Als extra voorzorgsmaatregel werd je geadviseerd om aan de wind te blijven bij het opgraven van de wortel, ongetwijfeld, anders zou de stank je neerslaan; sommige mensen vonden de geur van de mandraak erg onaangenaam. De verliefde eigenschappen van de plant zijn in Griekenland nog steeds een populair geloof want in Attika dragen jonge mannen stukjes mandraak met zich mee in boekentassen als liefdesbedel. Hetzelfde bijgeloof heeft lang standgehouden in Italië, want Machiavelli ‘s komedie Mandragola maakt gebruik van de kracht die de mandraak verondersteld werd te bezitten om onvruchtbare vrouwen vruchtbaar te maken.

De Grieken noemden ze antropomorf; en volgens populair bijgeloof komen ze voort uit menselijk sperma dat op de grond is gemorst en zijn ze zo vol dierlijk leven en bewustzijn dat ze krijsen wanneer ze uit de aarde worden gescheurd, zodat ‘levende stervelingen, die ze horen, gek worden.’

De menselijke vorm van de mandraakwortel heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen het vreemde idee dat de plant voortkomt uit de druppels van een man die aan een galg hangt. (bij vermoorden en om zelfmoord voor te spiegelen gebeurt dat niet) Vandaar dat de plant in Duitsland de populaire naam van de Kleine Galgenman draagt. In dat land geloofde men of werd vroeger geloofd dat wanneer een erfelijke dief, geboren uit een familie van dieven, of iemand wiens moeder stal terwijl hij in haar baarmoeder was, aan een galg wordt opgehangen en zijn zaad of urine valt op de grond, de mandraak of Kleine Galgen man spruit uit ter plaatse. Anderen zeggen echter dat de menselijke stamvader van de plant geen dief moet zijn, maar een onschuldige en kuise jongeman die door marteling is gedwongen om zichzelf als dief te verklaren en die als gevolg daarvan zijn dagen aan een galg heeft beëindigd. Hoe het ook zij, het enige waar iedereen het over eens is, is dat de kleine galgman onder de galgenboom groeit uit de lichamelijke uitwerpselen van een gehangene.

Maar het is groot gevaar om het op te graven want terwijl het wordt ontworteld kreunt en huilt en gilt het zo verschrikkelijk dat de graver ter plekke sterft. Dus als je het wilt krijgen, moet je als volgt te werk gaan: Ga naar de galgenheuvel op een vrijdagavond voordat de zon ondergaat, nadat je je oren snel hebt gestopt met watten of was of pek en een zwarte hond meenemen die geen witte plek heeft op zijn lichaam. Bij het graven moest de graver met zijn gezicht naar het westen zich achter de mandraak plaatsen en er driemaal met zijn zwaard omheen gaan, maak er dan drie kruisen over en graaf de aarde rond de wortels weg totdat ze met een paar dunne vezels aan de aarde vast blijven zitten. Door de vorm van de wortel werd verondersteld dat het een kabouter of een ander mysterieus wezen was die bij aanraking die verschrikkelijke gil zou laten horen. Breng nu de zwarte hond naar voren; neem een ​​touwtje en knoop het ene uiteinde van het touw aan de staart van het dier en het andere uiteinde aan de mandraak. Houd vervolgens de hond een stuk brood voor, zorg ervoor dat hij buiten zijn bereik blijft en trek je snel terug. In zijn gretigheid om het brood te grijpen, zal de hond zich spannen en aan het touw trekken en zo de mandraak uit de grond wringen. Bij de vreselijke kreet die de plant daarbij uitbrengt valt de arme hond dood op de grond, maar jij hebt de mandraak. Het enige wat je nu nog hoeft te doen is de plant op te rapen, hem schoon te wassen in rode wijn, hem in witte en rode zijde te wikkelen en in een kist te leggen. Maar je moet niet vergeten om het elke vrijdag te wassen en om het elke nieuwe maan een nieuw wit overhemd te geven. Als je alleen deze voorzorgsmaatregelen in acht neemt zal de mandraak elke vraag beantwoorden die je hem wilt stellen over alle toekomstige en geheime zaken.

Voortaan zal je geen vijanden hebben, je kunt nooit arm zijn en als je eerder geen kinderen had zal je daarna je pijlkoker er vol van hebben. Zou je rijk willen zijn? Het enige wat je hoeft te doen is 's nachts een stuk geld naast de mandraak te leggen; de volgende ochtend vind je de munt verdubbeld. Maar als je de Kleine Galgman lang in je dienst wilt houden moet je hem niet overbelasten, anders wordt hij oud en kan hij zelfs sterven. Je mag gerust elke nacht een halve daalder doen en je mag een dukaat niet overschrijden en zelfs dat een verstandig man niet elke nacht zal gaan liggen, maar slechts af en toe. Wanneer de eigenaar van de Kleine Galgman sterft gaat het kostbare erfstuk niet over op zijn oudste maar op zijn jongste zoon die in ruil daarvoor een stuk brood en een muntstuk in de kist van zijn vader moet leggen om samen met hem in het graf te worden begraven. Mocht de jongste zoon tijdens het leven van zijn vader overlijden dan gaat de mandraak naar de oudste zoon; maar de jongste zoon moet met brood en geld in het graf worden begraven alsof hij de mystieke plant had bezat. Sommigen denken dat de juiste tijd om de wonderbaarlijke wortel te rooien midden in de nacht op midzomeravond is, het heksenuur, wanneer het jaar om is en veel planten zijn bekleed met mystieke, maar vluchtige deugden. Zo wordt in de Duitse folklore de mandrakenwortel behandeld als een vertrouwde geest die zijn fortuinlijke eigenaar schatten van zowel wijsheid als rijkdom brengt.

In sommige delen van Noord-Duitsland wordt de naam (alruin) toegepast op een behulpzame elf of kobold; vandaar dat ze van een rijke man zullen zeggen dat hij zo’n elf bezit en van een gelukkige speler dat hij er een in zijn zak heeft.

In de 17de eeuw woog het kruid tegen goud op.

De Fransen maakten uit de naam mandragora, main de gloire: geluks­handje. Leg je een geldstuk naast een main de gloire dan vind je men er de volgende dag twee. Het Duitse Geldmannchen, in Wenen zegt men van iemand die geluk in het spel heeft: ‘Der musz Alraun im Sack hebben.’

Of dat het groeide onder een galg en door een alwetende vrouw onder zekere bezweringen uitgegraven werd in de tijd van de zonnewende en het laatste maandkwartier, dan klinkt alleen nog maar een klagend gejank uit de bodem van de bezworen op. De alwetende vrouw neemt de wortel in haar armen en zie, de wortel strekt zich reeds, ze draagt het naar huis en zet het op een bed. Maar hoe ziet het eruit. De haren vallen lieflijk naar beneden als een mensenkind en daar verschijnen borsten op het vreemde lichaam. Als vervanging voor de ogen steekt de vrouw een paar jeneverbessen op die betreffende plaats, die bessen worden al gauw echt, niet ovaal maar rolrond. Sinds de vrouw eenmaal de vreemde vorm uit de weerspannige aarde heeft gehaald en het vormsel leven heeft gegeven hangt het met lijf en ziel aan haar, ondanks dat het qua grootte met een driejarig kind vergeleken kan worden. Als ze verzuimt om het schepsel te baden huilt het zo luid en verschrikkelijk dat het niet om aan te horen is. Daarbij moet het in onvermengde en zuivere wijn gebaad worden. Uitgewassen tekent het wezen zich in zijn ganse duivelse boosheid. Daar springt het over huizen en daken, een angstige bewoonster achterlatend, om haar zorgen lachend en honend, dan weer vertoont het in de schoot der aarde een verborgen schat die de vrouw uitgraaft en haar met rijkdom overspoeld. Maar aan deze rijkdom hangt een hellevloek, ze wordt niet gelukkig in het bezit, het geld brengt onvrede, ja moord en doodslag in haar familie, haar vader sterft wegens hoogverraad, haar man en haar broer vechten tegen elkaar om de alruin, die om haar tranen spot, het brengt haar met zijn duivelse streken tot waanzin zodat ze tenslotte onder dezelfde galg haar ziel uitsteekt.

Symbool van kwaad, verschrikking.

Overigens schijnt de alruin, en dat schijnt het oudste karaktertrekje geweest te zijn, als een goeddoend wezen voor te komen, het werd veel in huizen opgehangen om hen te beschermen.

Magische krachten.

(187A) Na de ceremonie van het opgraven kon het vastgepakt worden. Uit die wortels sneed men Mannetjes, Heksen, Goud‑Galgen‑Aard of Alruinmannetjes die in kastjes op geheime plaatsen werden gezet. Ze werden hieruit gehaald als hun magische krachten, als waar te zeggen, eeuwig leven, schatten zoeken of liefde en geluk nodig waren.

Zo werden ze bij keizer Rudolf II, 1576-1612, bij de maaltijd gehaald, eten en drinken voorgezet en op zondagavond in wijn en water gewassen en met volle maan in nieuwe kleren gestoken. Ze zijn nog te zien in de hof bibliotheek van Wenen. De grote wortel heet Thrudacia en geldt als het mannetje, de kleinere draagt de naam Marion. Beiden hebben roodzijden hemdjes aan en werden in vroegere tijd in kistachtige kastjes bewaard waar ze door de keizer als huisorakels geraadpleegd konden worden.

Dat de alruin kan kreunen als men ze uitgraaft gelooft men ook in Engeland. Ben Johnson (Masque of Queens) laat een heks die de mandraak verzameld had, zeggen:

‘De laatste nacht lag ik heel alleen

Op de grond om de mandraak te horen kreunen

Ik plukte hem, ofschoon hij zeer diep groeide

En, toen ik klaar was, kraaide een haan.’

(187A) En in ‘t tweede deel van Faust laat, in de eerste acte, de dichter Mephistopheles zeggen;

‘Da stehen sie umher und staunen

Vertrauen nicht den hohen Fund

Der eine faselt von Alraunen

Der andre von dem schwarzen Hund.’

Vondel, De Heerlijckheyd van Salomon;

‘Hier danst een ouwe baas met zijn mantel lang

En bruingrauw stijl omgordt met een blauwe adderslang

Die knaagt haar kronkelstaart en kunstelijk ik bespore

Ruit, vuurkruid (witte nieswortel) en komijn, alruin en mandragore.’

Een van de artikelen van beschuldiging tegen Jeanne d’Arc was dat die Joanna eens gewoon was een mandraak in haar boezem te dragen in de hoop daardoor welvaart te genieten in rijkdom en tijdelijke dingen, beweerde dat de genoemde mandraak zo’n macht had en uitwerking.’ Deze beschuldiging ontkende de meid volkomen. Toen haar werd gevraagd wat ze met haar mandraak had gedaan antwoordde ze dat ze er nooit een had gehad, maar ze had gehoord dat er een in de buurt van haar stad was, hoewel ze die nog nooit had gezien. Bovendien had ze gehoord dat een mandraak gevaarlijk is en moeilijk te houden; ze wist niet waarvoor het diende. Toen ze verder werd gevraagd over de specifieke mandraak waarvan ze toegaf ervan te hebben gehoord antwoordde ze dat haar was verteld dat het in de grond onder een hazelaar was, maar de exacte plek wist ze niet. Gevraagd naar het nut van een mandraak antwoordde ze dat ze had gehoord dat het geld oplevert, maar ze geloofde het niet, en de stemmen die tegen haar spraken hadden haar nooit iets over het onderwerp gezegd. En zoals men weet werd de ongelukkige Heks veroordeeld en verbrand! Thans wordt de Jonkvrouw van Orléans door Rome heilig verklaard.’

Omdat de plant op onze gronden niet groeit werd hiervoor de inlandse wortel gebruikt als dat van Bryonia, soms van Arundo, Iris pseudoacorus, Allium victorialis, Potentilla tormentilla en Gentiana lutea. Tegenwoordig zijn ze niet meer te verkrijgen en wordt meestal Scopolia carniolica gebruikt.

Uit Gart der Gesuntheit.

Voor de oude kruidenkamers was dit het duurste middel dat ze te bieden hadden, soms 60 thaler voor een wortel, en dan was er nog de twijfel of het een echte was. Alleen zekere handelaren hadden de roep echte alruinen te leveren. Ze verkochten ze meestal in hout gesneden en met zijde gevoerde kastjes en verhaalden daarbij bijzondere verhalen om de prijs hoog te houden. Het wijfje zou men een uit reine rode zijde gemaakte en het mannetje een zwart hempje aandoen maar nooit, never met een mes eraan prutsen. M. Teenstra, 1795-1864, beschrijft dat er in de provincie Groningen boerinnen zijn die door over- en aanerving alroentjes bezitten die ze in het kabinet voor het linnen geplaatst hebben en dat ze gewoonlijk bij bijbels en zilveren krappen en pauwveren staan. Sommige vrouwen bewaarden zulke wortel in een fraaie en antieke doos als een talisman, omdat hij de duivel uit het huis houdt en er geluk brengt, zou ook de vrouw vruchtbaarheid brengen.

Uit MS. Ashmole, Pseudo Apuleius Herbal, 1070-1100.

Erotische bessen.

De oude Grieken schreven op dezelfde manier aan de mandraak de kracht toe om de hartstocht van liefde op te wekken en misschien, hoewel dit niet direct wordt vermeld, om de conceptie bij vrouwen te bevorderen; maar voor dit doel gebruikten ze niet de vrucht, maar de wortel van de plant die ze in wijn of azijn gedrenkt hadden. En omdat de wortel zo werd gebruikt in liefdesamuletten noemden ze de mandraak de plant van Circe naar de beroemde tovenares die mensen in zwijnen veranderde door middel van een magische drank.

De associatie van de plant met de mysteries van de liefde was inderdaad zo algemeen erkend dat de grote godin van de liefde zelf, Aphrodite, bekend stond onder de titel Mandragoritis, of 'gij van de Mandragora.’

De bessen bezitten een aparte geur, ze zijn slaapverwekkend en werden door de Arabieren wel gegeten. De bessen bezitten een krachtig erotiserende werking, het effect is alleen in verschillende jaargetijden verschillend. De vruchten zouden wellust of vruchtbaar maken, reden om ze in de oudheid als liefdesdrank te gebruiken. Ook H. Maundrell vermeldt dat ze gebruikt werden om te hulp te komen bij zwangerschap, waartoe ze onder het minne bed gelegd werden.

Door de Arabieren worden ze duivelsappels genoemd omdat ze hen opwinden en stimuleren, zelfs tot krankzinnigheid aan toe, vandaar de naam appels van Jan (Kwade geesten) luffh of beid el-jinn betekent eieren van de geest, (djin). De bewoners van die landen menen nog steeds dat zij de vruchtbaarheid bevorderen en een opwekkende werking bezitten.

De mandraak die Ruben in het veld vond werden door zijn moeder Lea gebruikt voor geslachtsdoeleinden (Genesis 30; 14-16), en deze kostbare eigenaardigheid wordt uitgebreid in de rabbijnse literatuur.

Libido verhogend effect.

Lehane vermeldt dat de familie van de nachtschadeachtige een vernauwing van de bloedvaten veroorzaken, wat een libido verhogend effect zou hebben. De plant veroorzaakt dan ook een korte periode van opwinding, waarin de hartslag versnelt, de temperatuur stijgt en duizeligheid optreedt. Dit zal gestimuleerd zijn door de roesverwekkende werking van deze nachtschadeachtige. Tussen de roesverwekkende en dodelijke werking liggen slechts graduele verschillen.

De wortel werd wel als een soort gelukbrengend amulet om de hals gedragen van Duitse meisjes. Zo was ook het gebruik in de tijd van Henry VIII, 1509. Als geluksbrenger gaf het de jongen onweerstaanbare krachten, vandaar de naam Mannenstreu. Liefdesdranken werden uit de wortel bereid, het hief onvruchtbaarheid op en bracht de gunst van de rechters als het onder de rechterarm gedragen werd.

De liefdesdranken zijn feitelijk afrodisiaca, middelen om de geslachtsdrift op te wekken. Ze zijn in de romantiek bedoeld om iemand tegen zijn wil in liefde te doen ontvlammen voor de schenker of schenkster van de drank. Men herinnert zich slechts hoe Brangaene aan de van de dorst smachtende Tristan en Isolde, bij vergissing, de drank schenkt die bedoeld was om bij de ontmoeting van Isolde met haar toekomstige gemaal, Koning Mark, een rol te laten vervullen. Men kent de gevolgen. Zie Chretien de Troyes schitterende liefdesdrama Tristan et Iseut en Wagners muziekdrama. Zie de frivole poëzie van de Fransen, La Fontaine ‘s ‘La mandragor.’ bij de Italianen Machiavelli ‘s lustspel ‘la Mandragola.’

De Fransman roept ‘Mandragora charmee, fais que je suis aimee.’

Van Beverwijck: ‘Maar zover is het zeker dat de kettingen, ringen, karaktertekens, briefjes en andere duivelse middelen of ook kruiden en minnedrankjes liefde tot zekere personen zouden verweken (zoals ze wel in het algemeen geilheid teweeg kunnen brengen) dat ze in plaats van liefde vaak dolheid en de dood zelf veroorzaken. Zo dat de poëet Ovidius goede raad geeft in de kunst van het minnen:

Verhoedt u, zoete jeugd van alle minnedranken. Vandaar komt razernij en alle boze vertakkingen.’

De keizer Cajus Caligula is van een minnedrankje dat door zijn vrouw Caesonia ingegeven werd, zo slecht bekomen dat hij na die tijd nooit aan geest, noch aan lichaam gezond was, maar altijd verdwaasd bleef zodat een tovenaarster, zegt Josephus 19 Ant., de gehele wereld veel verdriet aangedaan heeft.

Cornelius Gallus die ten tijde van keizer Augustus gouverneur van Egypte was werd door dergelijke drankjes heel razend en buiten westen.

De poet Lucretius die zoiets ook van zijn huisvrouw Lucilla ingenomen kreeg is in zo’n razernij geraakt dat hij zichzelf doorstak.

Lobel: ‘De naam van de Mandragora was Circaea en bij avonturen worden beide gebruikt in minnedrankjes gelijk Dioscorides van de Mandragora schrijft, te weten van die minnendrank met de welriekende koudheid die een wonderlijke en zeer sterke en natrekkende kracht heeft om liefde en vriendschap tussen twee personen te vestigen.’

De liefdesdranken bevatten vooral doornappel en Mandragora. Ze verhogen de geslachtsdrift met uitschakeling van de ordenende wilsfunctie, zodat de vleugels van het morele overwicht op die driften gevierd worden.

In the Wife of Bath ‘s prologue verhaalt Chaucer in zijn Canterbury Tales, 1387, over een liefdesdrank:

‘Lucia, likerous, loved hire housebonde so

That, for he sholde alwey upon hire thynke

She yaf hym swich a manere love-drynke

That he was deed er it were by the morwe,

And thus algates housbondes han sorwe.’

Lucia, losbandig, hield van haar man zo veel zodat hij altijd aan haar zou denken. Ze gaf hem vlug een soort van liefdesdrank zodat hij dood was eer het morgen was. En dus zo had ze zorgen.

Bijbel.

Genesis 30: 14-16 Ԕoen Ruben in de dagen van de tarweoogst naar buiten ging vond hij op het veld liefdesappelen die hij aan zijn moeder Lea bracht. En Rachel zei tot Lea, ‘Geef mij toch enige van de liefdesappelen van uw zoon. Maar zij zei tot haar: Is het niet genoeg, dat gij mijn man genomen hebt? En nu ook nog de liefdesappelen van mijn zoon nemen? Rachel zei ‘Daarom mag hij vannacht bij u liggen voor de liefdesappelen van uw zoon. Toen Jacob des avonds uit het veld kwam, ging Lea hem tegemoet, en zei, Kom bij mij, want ik heb u eerlijk gehuurd voor de liefdesappelen van mijn zoon. Daarom lag hij die nacht bij haar. En God hoorde naar Lea; zij werd zwanger en baarde Jacob een vijfden zoon.’ Maar Rachel at van de mandraken die haar zuster haar had gegeven en nadat ze ervan had gegeten werd ze ook zwanger en baarde ze een zoon en ze noemde hem Jozef.

Hooglied 7: 13 ‘De liefdesappelen geven hun geur’.

Als liefdesappel van de oudheid lijkt het de enige echte. Ze zouden de liefdesappelen geweest zijn van Genesis 30: 14/16, die zoveel waard waren dat Rachel in ruil daarvoor haar man aan haar zuster uitleende. Sommige vertalingen van de Bijbel vertalen, דודאים (dwdym, dudaim; ‘Liefdesplant, dan ook direct als mandraak. (187A) De Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament, heeft voor het Hebreeuwse dodaim, mela mandragoroon, of mandragora vruchten.

Dit woord zou ontleend zijn van de stam dud, wat liefkozen of liefde betekent. Het woord zou verwant zijn met het Hebreeuwse woord voor liefde bedrijven zoals in Ezechiël 16:8 voor komt. De dudaim van de Hebreeërs zou gelijk zijn aan de jabruchin van de Chaldeeërs. Ofschoon niet inlands in Egypte, werden vruchten gevonden in de tomben van Tut Ankh Amun en er zijn er gevonden die op regelmatige afstand geplaatst waren, wat dat betekent is onbekend. Een Egyptisch reliëf van Echet‑Aton, 4 eeuw v. Chr., toont een koningin die een alruinplant vasthoudt. In de Ebers-papyrus vind je zeven recepten waarin de mandraak voorkomt.

De Griekse vertaling van het Oude Testament geeft het woord mela mandragoroon weer: de vrucht van mandragora.

Toch kan je je afvragen waarom Rachel zo’n hoge prijs betaalde voor een plant die daar zo veelvuldig voorkomt? Linnaeus dacht nog dat het Cucumis dudaim, L. was.

Over de soort mandraak die in de Bijbel gebruikt werd zijn dan nog enige twijfels. De herfstmandraak heeft dan nog niet voldoende kracht in zijn wortels om als liefdesappel te dienen. Of heeft hier ook de bes gediend waarvan een sap getrokken wordt die wel krachtig is?

Maar met betrekking tot zowel het verzamelen als de geneeskrachtige werking van de mandraak kunnen we vermoeden dat de schrijver van het verhaal in Genesis bekend was met een andere traditie die hij of zijn redacteur beter vond te onderdrukken. Dit wordt tenminste gesuggereerd door een latere Joodse versie van hetzelfde verhaal waarin wordt verteld hoe Ruben aan de mandraken kwam. In dit verslag wordt gezegd dat Ruben, die de ezel van zijn vader verzorgde tijdens de oogst, het dier aan een wortel van mandraak vastbond en zijn weg vervolgde. Toen hij terugkeerde naar de plek vond hij de uit de grond gescheurde mandraak en de ezel die er dood naast lag. In zijn strijd om los te breken had het dier de plant ontworteld die, zo vertelt de schrijver, een merkwaardige eigenschap heeft: wie hem verscheurt, moet sterven. Omdat het de tijd van de oogst was, wanneer iemand vrij is om een ​​plant van het veld te nemen, en omdat de mandraak bovendien een plant is die de eigenaar van een veld lichtvaardig acht nam Ruben hem mee naar huis. Omdat hij een goede zoon was hield hij het niet voor zichzelf, maar gaf het aan zijn moeder Lea.

Uit J. Weinmann.

Romeo en Julia.

Als slaap- en dodelijk middel wordt de mandraak gemeld door Shakespeare in Othello III, 3, 330;

‘Not poppy nor mandragora

Nor all the dowsy syrups of the world

Shall ever medicine thee tot that sleep

Which thou owedst yesterday.’ Bij het zien van het slachtoffer dat zijn verachtelijke insinuaties voor altijd van zijn gemoedsrust hadden beroofd, mompelt de schurk Iago: ‘Geen papaver, noch mandragora, Noch alle slaperige siropen van de wereld, zullen u ooit genezen tot die zoete slaap die u gisteren verschuldigd was.’

II King Lear VI, III, 2,310;

‘Kill, as doth the mandrake ’s groan.’ De appels zijn, met wijn, gebruikt als slaapmiddel.

Zeer uitvoerig beschreef Apuleius in zijn Metamorfosen de daden van een gifmengster. Hier zou een jonge man vergiftigd worden, de arts weigerde om een dodelijk gif te geven en gaf daarom een slaapmiddel uit alruinwortel dat voor enige tijd een de dood zeer gelijkende slaap voorstelde. In Shakespeare ‘s Romeo en Julia komt dit ook voor en had dit mogelijk van Apuleius overgenomen. Shakespeare was bewust van de krachten en mysteries van de mandraak, Julia, bij haar angstig ontwaken in de grafkamer roept uit:

’Alack, alack! is it not like that I Wee , wee mij, is het niet waarschijnlijk dat

So early waking, whith loathsome smells Ik, vroeg ontwakend, in die pestlucht, bij

And shrieks like mandrakes totn out of the earth.’ Gekrijs als van alruinen uit de aarde gescheurd.

The living mortals hearing them run mad Dat levenden, die մ horen, zinloos maakt

O! if I wake, shall I not be distraught, O, zal ԫ ontwakend, niet verbijsterend zijn

Environed with all these hideaous fears?’ Omringd van al die akeligheid en schrik.’

Het gekrijs van de mandragora, de waanzinnig makende kreet als de alruin uit de grond getrokken wordt.

Het sap of het afkooksel van de wortel dat als drankje wordt genomen, de appels die worden gegeten, of zelfs als ze alleen onder het oor in bed worden gelegd, zouden een diepe slaap veroorzaken. Op deze eigenschap wordt vaak gezinspeeld in de oude schrijvers, zoals Shakespeare (‘Antony en Cleopatra’ act i. scene 5):—‘Cleopatra - Ha! haha! Geef me mandragora te drinken! Char. - Waarom, mevrouw? Cleopatra - Dat ik deze grote tijdspauze zou kunnen uitslapen, mijn Antonie is weg.

Othello III, 3,330; Shrieks like mandrakesՠtorn out of the earth.’

De geruime tijd inslapende, maar niet dodende middel speelt overigens ook een rol in Sneeuwwitje en Doornroosje.

Je kan je nog afvragen of de wortel tot dit bijgeloof gestimuleerd had, maar dat de werking van de zaden uitging, een werking die het bijgeloof vergeten had.

Vergetelheidsdrank.

De mandraak is een van de oudst bekende narcotische middelen. Zijn identiteit is zonder twijfel, hoewel het kruid eeuwen lang in mysteries en magie gehuld was. Shakespeare was wel bekend met zijn mysteries.

Moord en kwaad waren synoniem met de mysterieuze wortel, als Suffolk antwoordt aan Koningin Margaret, in het tweede deel van Henry VI, roept:

‘A plague upon them! Wherefore should I curse them?

Would curses kill, as doth the mandrakeճ groan,

I would invent as bitter-searching terms

As curst, as harsh, and horrible to hear...

As lean-facդ Envy in het loathsome cave.’

Het was een plant van haat en liefde.

Uit deze planten, Solanaceae, werden toverdranken gebrouwen die zelfs de dood konden brengen waardoor de mensen zeggen ‘Hij heeft mandragora gekregen. Het kruid is een echt vergetelheidsdrank ‘Geef me Mandragora te drinken’Ӡzegt Cleopatra (Antony and Cleopatra. 1, 5)..dat ik de tijd verslaap als Antonius weg is.

Heksenkruid.

Bij de oude Germanen noemden men alruinen de waarzeggende priesteressen die in witte gewaden met hangende haren blootsvoets liepen. De Weisse Frau voorspelde de toekomst uit het bloed van de gevangenen en kende de krui­den. Ook waren ze bekend in magische doeleinden en kosmische gebeurte­nissen. De krachten van de planten en waarzeggerij kenden bij de Germanen de vrouwen, de alruinen. Toen in de middeleeuwen de heksenwaan opkwam, was dit onbreekbaar met hen verbonden. Bij het indringen van het christendom werden de alraunen naar de duivel verwezen en van hen werden allerhande kwade praktijken verteld. De alruin was geen bovenaards waardevol wezen meer, het was een demonische plantendeel en zijn kruid werd onder een galg gevonden. Toen de laatste van de alruinen door de christenen als heksen verbrand waren, dezelfde kerk die nog altijd de datum van haar paasfeest bepaalt naar de loop van de zon en maan zoals voordien de alruinen deden, ging men onder alruin een weldoend onderaards wezen verstaan, een natuurgeest.

De heksen smeerden er hun lichaam mee in, samen met mengsel van de wolfskers, scheerling en bilzekruid. Atropine en andere alkaloïden kunnen dan ook via de huid opgenomen worden en zo verkregen de heksen hun reizen of trip. Als heksenwortel was het kruid ook bekend, het bezit van die wortel was al reden tot heksenjacht.

In 1630 werden er 3 vrouwen te Hamburg gedood met geen andere beschuldiging dan dat ze mandraakwortels in huis hadden. Men kan met een enkel doornappelzaadje al vliegen. De vrouwen kwamen in een toestand van hallucineren en van grote opwinding te verkeren. De hallucinaties waren dikwijls van erotische aard, zodat zij niet alleen op bezemstelen door de lucht meenden te vliegen, maar ook met de duivel geslachtelijke gemeenschap gehad hadden. De verschijnselen waren dermate indrukwekkend dat de vrouwen, onder druk en folteringen, het beleefde grif als waarheid erkenden. Maar mogelijk hebben de middeleeuwse heksen zichzelf al verbrand doordat ze twee zaadjes of meer van dit gif namen.

Onder het uitspreken van toverformules haalden ze uit de wortels krachten die ze in het eigen lichaam overbrachten. Daarbij verdwenen alle rimpels uit het gezicht, het kale hoofd werd weer met haren bedekt en in het ingevallen vlees met tandeloze mond verschenen weer tanden als parels aan een ketting. Gelijk kromp de alruin in tot een onaanzienlijk klompje terwijl de grijsaard in een bloeiende jongeling veranderd was. Toch waren er wel gevaren aan verbonden. Als de toverformule niet goed uitgesproken werd dan ging het omgekeerd, dan trok de alruin de al grijnzende de levenssappen uit zodat die dik en bloeiend werd en de grijsaard binnen de kortste keren sterft.

Vervalsingen.

De waanvoorstelling werd lang ondersteund door de trucs van mensen die kunstmatige mandraken maakten, die werden rondgedragen en verkocht ‘aan onwetende mensen.’ Sir Thomas Browne sprekend over het algemene geloof met betrekking tot de mandraak, zegt: ԍaar dit is ijdel en fabelachtig, wat onwetende mensen en eenvoudige vrouwen geloven; want de wortels die door bedriegers worden rondgedragen om onvruchtbare vrouwen te misleiden, zijn gemaakt van de wortels van stokken, Bryonia en andere planten; want hierin, maar toch fris en virtuoos, kerven ze de figuren van mannen en vrouwen uit waarbij ze eerst de gerst- of gierstkorrels erin steken waar ze van plan zijn het haar te laten groeien; begraaf ze dan in het zand totdat de korrels hun wortels uitschieten wat op zijn langst in twintig dagen zal gebeuren: daarna knippen en trimmen ze die tere draden zoals baarden en andere harige omhulsels. Alles wat, net als andere bedrog dat ooit is ontdekt, gemakkelijk kan worden bewerkstelligd en de wortel van witte Bryonia kan elk voorjaar worden beoefend. In het derde boek van Lupton met ‘Notable Things en in Hill’s ‘Natural and Artificial Conclusions,’ zijn andere methoden om kunstmatige mandraken te maken beschreven.

Een Toscaanse arts uit de zestiende eeuw, Andrea Matthioli genaamd leerde het geheim van deze vervalsingen van een bergkwakzalver die hij had genezen in een ziekenhuis in Rome. De man vertelde de dokter dat het zijn praktijk was om wortels van stokken Bryonia of andere planten te nemen, ze in de vorm van een man of vrouw te snijden, korrels van gerst of gierst in de delen van de figuren te steken waar haar zou moeten groeien en begroef ze dan ongeveer twintig dagen onder het zand totdat het graan was ontkiemd toen hij ze opgroef en de spruiten met een scherp mes in de vorm van haar en baarden sneed. Deze valse mandraken gaf hij vervolgens toe aan kinderloze vrouwen van wie sommigen hem wel vijf, twintig of zelfs dertig goudstukken gaven voor een enkel beeldje, in de hoop dat ze daarmee de blije moeders van kinderen zouden worden.

Dit eigenaardige bijgeloof over de mandraak of welke plant dan ook die als vervanging daarvoor diende lijkt wijdverbreid over Europa te zijn verspreid. ԉn veel delen van Wales stond de zwarte Bryonia met zijn donkergroene en glanzende bladeren en schitterende rode bessen die zich vastklampt aan bomen en struiken en geen ranken heeft bekend als de mysterieuze en griezelige mandraak. De bladeren en vruchten werden kikkervoedsel ‘genoemd en vroeger werd verondersteld dat het alleen naast de galg of in de buurt van kruispunten groeide. Heksen verzamelden de bladeren en bloemen en ontwortelden de plant voor magische doeleinden. Toen het ontworteld was gilde en kreunde het als een verstandig mens en zijn doodsangst was verschrikkelijk om te horen. Uit zijn stengel sijpelde zweet als bloed, en bij elke druppel werd een zwakke schreeuw gehoord. Er was een oud gezegde dat mensen die de mandraak ontwortelden binnen een jaar zouden sterven. Ze zouden kreunend sterven als de mandraak stierf of bij hun dood raven naderen of ze uiten berouwvolle gebeden omdat ze de onheilige plant hadden ontworteld. Heksen hielden de mandraak en er werd gezegd dat ze delen ervan verkochten aan mensen die geheimen wilden ontdekken, aan vrouwen die nageslacht wilden en aan mensen die wijsheid wilden’. De Engelse kruidkundige, John Gerarde, vermeldt alleen om te spotten met de fabels van oude vrouwen het geloof dat de plant onder een galg groeide uit het druipen van een lijk dat het gilde als het van de aarde werd gescheurd en dat het eruit moest worden gehaald door aan een hond te worden vastgebonden.

Tot op de dag van vandaag zijn er ‘kunstenaars ‘in het Oosten die zich bezighouden met het uitsnijden van echte wortels van mandraken in menselijke vorm en deze op de markt brengen, waar ze worden gekocht omwille van de prachtige eigenschappen die het populaire bijgeloof eraan toekent. Antiochië in Syrië en Mersina in Cilicië blinken vooral uit in het maken van deze merkwaardige talismannen. Soms wordt de gewenste vorm gegeven door simpelweg de wortels te snijden en te persen terwijl ze nog vers en sappig zijn of terwijl ze aan het uitdrogen zijn. Maar soms, wanneer een wortel op deze manier in de juiste vorm is gegoten, wordt hij weer in de grond begraven totdat de littekens erop zijn genezen en de delen die aan elkaar waren vastgemaakt zijn samengesmolten. Wanneer zo’n beeltenis uiteindelijk wordt opgegraven en drogen en verschrompelen zijn de sporen van de manipulatie die het heeft ondergaan vaak moeilijk te ontdekken. Een bekwame ‘kunstenaar ‘wil op deze manier laten blijken dat zijn mandraken-wortels er zo natuurlijk uit te zien dat geen enkele inboorling eraan zou denken om hun echtheid in twijfel te trekken. De deugden die aan deze wortels worden toegeschreven zijn niet altijd dezelfde. Sommige werken als onfeilbare liefdescharmes, andere maken de drager onkwetsbaar of onzichtbaar; maar bijna allemaal hebben ze gemeen dat ze schatten onthullen die verborgen zijn onder de aarde en dat ze hun eigenaar van chronische ziekte kunnen verlossen door het in zichzelf op te nemen. Dit laatste bezit heeft echter zowel zijn donkere als zijn lichte kant, want de nieuwe eigenaar van de talisman is geneigd de ziekte op te lopen die de vorige eigenaar erop had overgedragen. Zo populair zijn deze kunstmatige mandraken in Syrië dat bijna niemand naar de natuurlijke wortels zal kijken.

De plant, zo wordt ons verteld, heeft een eigenaardige eigenschap, op grond waarvan hij iedereen doodt die zijn wortel verscheurt; het is als het ware geladen met een elektriciteit die dodelijk zal zijn voor iedereen die zich ermee bemoeit, maar die eenmaal ontladen de plaats voor iedereen veilig achterlaat. Vandaar dat een voorzichtige man die de waardevolle wortel wil verkrijgen er een dier voor spant; het arme dier krijgt de schok en komt om, terwijl de man er baat bij heeft om op zijn gemak de wortel in bezit te krijgen. Voor zover het lijkt, kan het middel dat wordt gebruikt om de mandraak te ontwortelen elk dier zijn; een ezel zou de beurt net zo goed dienen als een hond; alles wat nodig is, is een levend medium om de dupe van het fatale contact te dragen, en zo de plant onschadelijk te maken. Deze opvatting wordt bevestigd door een parallel Armeens bijgeloof met betrekking tot het verzamelen van Bryonia alba) de favoriete vervanging voor de mandraak in landen waar de mandraak niet groeit. Vreemd genoeg wordt Bryonia in Armenië in de volksmond beschouwd als de koning van de planten; het wordt beschouwd als niet alleen geanimeerd, maar ook als een mens. De wortels en bessen worden gebruikt om een ​​wensroede of toverstaf te vormen die wijsheid en macht over mensen en wilde beesten verleent. Ook genezen ze verschillende soorten ziekten en verdrijven ze boze geesten. Vandaar dat de plant overal als kostbaar bezit wordt gezocht. Maar het kan alleen worden verzameld in de maand mei en bij het verzamelen moet je bepaalde gebeden opzeggen. Verder, om de toorn van de Bryonia bij het ontwortelen te ontwapenen of af te wenden wordt u geadviseerd een bok of een haan eraan vast te binden zodat de plant zijn woede kan uiten op het onschuldige dier of gevogelte in plaats van op u. Er wordt ons niet verteld dat het schepsel de Bryonia werkelijk ontwortelt en daarbij omkomt, maar naar analogie van de mandraak kunnen we concluderen dat dit de populaire praktijk en het populaire geloof is.

In dit Armeense bijgeloof wordt de Bryonia duidelijk beschreven als een bezield en mensachtig wezen, dat er een hekel aan heeft om ontworteld te worden en zijn woede wekt op de persoon of het dier dat hem geweld aandoet. Hetzelfde geldt ongetwijfeld voor de mandraak aangezien algemeen wordt aangenomen dat deze de vorm van een man heeft, krijst als een man en soms als een man, om gewassen, gevoed en gekleed te worden. Volgens deze visie komt het gevaar van het ontwortelen van de mandraak gewoon voort uit de menselijke hartstocht van de plant en deze opvatting is waarschijnlijk primitiever dan die van een onpersoonlijke kracht die zijn vezels doordringt en zichzelf ontlaadt, zoals elektriciteit, met een fataal effect op bemoeizuchtige indringers.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/