Lagenaria
Over Lagenaria
Fleskalebas, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Van deze eenjarige forse klimplant, soms meer dan 10m, bestaan vele variëteiten die naar de vorm van de vrucht onderscheiden worden, die tegen de 2m lang kan worden en vaak als fles gebruikt wordt.
Uit Fuchs.
Mogelijk bestaat dit geslacht uit 1-7 soorten, hoewel verscheidene specifieke namen zijn gegeven aan de verschillende (fles)vormen.
De soort groeit overvloedig in Egypte en Arabië.
Cucurbitaceae, komkommerfamilie.
Uit J. Weinmann.
Lagenaria siceraria Standl. (van sycos; vijg, vijgachtig?)(Lagenaria leucanthe, Rus. (witbloemig) De planten ruiken naar muskus en voelen kleverig.
Bladen zijn groot en ook zachtharig, hart/ovaalvormig, afwisselend geplaatst, 10–40 cm breed, ovaal, getand, ongelobd of 3–7 lobbig. De bladsteel is 5–30 cm lang.
De stengels zijn zachtharig, klimmen en kan 10m lang worden.
Bloemen staan alleen, wit, zeer zacht en verwelken in de zon. De mannelijke bloemen hebben 5–25 cm lange bloemstelen, de vrouwelijke bloemen zijn kort gesteeld.
De vruchten variëren sterk in vorm en grootte, ze kunnen rond, peervormig, buikig, fles- of knotsvormig zijn en vaak zijn ze gekromd, tot 1m. De rijpe harde schil is groen of wit gespikkeld tot wit. De vrucht moet behoedzaam neergelaten worden omdat ze breken als je ze uit de boom laat vallen. Groenwit vruchtvlees is sappig en bevatten 2cm grote zaden, sommige zijn eetbaar.
Deze zachte eenjarige komt voor in tropisch Azië en Afrika, wordt ook al duizenden jaren in Amerika geteeld.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a)’De vruchten van dit gewas heten in onze taal cauwoorden, in het Hoogduits Kurbs, in het Frans courge, in het Italiaans zucca, in het Spaans calabazza, in Boheems tijkcw.’
De plant heeft een flesvormige vrucht Het Engels heeft dan ook bottle gourd, Duitse Flaschenkrbis, Jonaskurbis, (zie Ricinus) Trompetenkurbis of Calabasse, Franse gourge-bouteille en gourde-calebassa.
Dodonaeus (b) ‘De eerste soort die flesvormige vruchten draagt heet Cucurbita prior, dat is eerste kauwoerde of, als andere zeggen, fles kauwoerden. Het eerste geslacht is van sommige platte of brede kauwoerde genoemd en in het Grieks Sicys, in het Latijn Cucurbita lata aut sessilis, van andere Cucurbita stellata en van Lobel Cucurbita lagenaria, dat is fles kauwoerde, anders flessenzaad, in het Frans coucorde.’
In Nederlands komt couuwoerde voor in de 13de eeuw, Duits Couworden. Dit gaat over oud-Frans courde, cougorde of gouhorde (Frans gourde en courge, vergelijk courgette en Engels gourd) naar een gewone Latijnse vorm van Cucurbita terug.
Dodonaeus ‘Een van deze is groter dan de ander die men Cucurbita lagenaria major noemt, dat is grote fles kauwoerde, hoewel dat ze ook gewoonlijk kleiner is dan de ronde en ook van de lange kauwoerden en daarom Cucurbita minor in het Latijn, Klein Kurbs in het Hoogduits, kleine kauwoerden in onze taal en in het Frans petite courge heet.’
Lagenaria, Grieks lagenos, Latijn lagena: een fles, het is een verwijzing naar de vorm van de vrucht van sommige soorten
Dodonaeus (d) ‘De andere soort met peervormige vruchten heet Cucurbita latior, dat is bredere kauwoerde.
Het tweede geslacht is breder, dikker en ronder dan de fles kauwoerde en is daarom hier vroeger grote kauwoerde genoemd geweest, in het Latijn Cucurbita perticalis aut Cameraria major of Cucurbita magna, in het Hoogduits Grosz Kurbs en in het Frans grande courge.’
Dodonaeus (e) ‘De derde met lange en soms slangvormige vruchten wordt Cucurbita longior of lange kauwoerden genoemd. Het derde geslacht heet eigenlijk lange kauwoerde of slangen kauwoerde in Brabant naar haar gedaante, in het Latijn Cucurbita anguina of, als Lobel zegt, Cucurbita sive Zuccha omnium maxima of Cucurbita oblonga, in Frankrijk calabasses of courge longue; in het Hoogduits Lang Kurbs en in Engeland gourde.’
Dodonaeus (f) ‘Men vindt noch andere vreemde kauwoerden die heel klein, rond en appelvormig zijn en andere die plat en vlak zijn als schildjes of kampernoelies en Cucurbita capitata en in het Hoogduits Kopff Kurbs genoemd worden. In het Latijn zijn ze allen Cucurbita, Cucurbita edulis en Cucurbita sativa genoemd en van Plinius Cucurbita Cameraria omdat ze geschikt zijn om de prieelen, perken, gewelven en andere hofwerken te beklimmen en te bekleden, maar diegene die laag groeit en nergens aan steunt of vast houdt en ter aarde verspreidt ligt of kruipt heeft dezelfde Plinius Cucurbita Plebeia toe genoemd. De Griekse naam van allen is Colocyntha en Colocyntha edodimos of ook Colocyntha hemeros of zoals andere schrijven Colocynta of ook Sicyonia.’
(g) Herculesknods, Engels Hercules club, Duitse Herculeskeule.
Kruithoorn, pelgrimsfles, Engels sugar-trough, dipper, snake, calabash, bottle gourd, depressa, etc.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Het sap van de kauwoerden met olie van rozen vermengt verzoet de pijn en ontsteking of verzwering van de oren, daarin gedrupt.
Hetzelfde rauw vlees van kauwoerden gestoten en papvormig gelegd op alle hete blaren en gezwellen verzoet de pijn en op dezelfde manier gebruikt verzoeten ze de hoofdpijn van de jonge kinderen en verkoelen de brand van de ontstoken en rode ogen.
Als men naast een jong kind dat de koorts heeft een kauwoerde of ook een komkommer van dezelfde lengte als het kind is legt of hangt terwijl dat het ligt en slaapt zo zal dat straks van de koorts bevrijd worden.
Dit vlees of merg van de kauwoerden plag ook van sommige gekookt, gebakken of anderszins bereidt gegeten worden, dan dat geeft het lijf heel weinig voedsel en dat is koud en vochtig. Daarboven zo zinken en slibberen de kauwoerden gemakkelijk naar beneden en vooral als ze gekookt zijn en dan maken ze de buik ook week en laten lichte kamergang hebben, zowel vanwege de grote gladheid van haar stof als ook uit reden dat alle vochtige spijzen hetzelfde doen, te weten die zonder tezamen trekking zulks zijn.
Ze hebben geen bijzondere eigenschap in zich, maar nemen alle krachten van de dingen aan waar ze mee vermengd worden en daarom als men ze met mosterd of ui eet geven ze scherpachtig en heet voedsel en met sap van onrijpe druiven gegeten volgen ze de aard van die onrijpe druiven, met zoute dingen vermengt geven ze niets anders dan ziltig en brak voedsel. Daarom zal men de wijze van de Italianen volgen die deze vrucht in kleine stukken snijden en met vleessap plegen te koken en met wat sap van onrijpe druiven mengen de koortsige mensen voor spijs ingeven en de gezonde mensen in de zeer hete tijden. Ze doen er ook altijd wat zout bij in het koken en soms ook wat groen kruid als Origanum en peterselie of peper, saffraan en andere specerijen.
In het kort gezegd, de kauwoerden zijn kwaad in de koude gebreken die van slijmerigheid komen want is het dat ze komen bij kwade vochtigheden dan worden ze van die bedorven en maken slecht bloed. Ze verminderen het mannelijk zaad en benemen de bijslapen lust. Geroosterd of gefruit zijn ze zeer nuttig voor de blaas en ook voor de borst en longen en zijn niet zo ongezond om te eten als de komkommers, ze verkoelen tamelijk, maken de verdroogde en verhitte maag vochtig en ze worden niet slecht verteerd, zover de maag tevoren niet ontsteld of met bedorven vochtigheden verladen is geweest, te weten als men ze in olie of boter roostert en eerst in kleine stukken gesneden en in meel wentelt en dan met sap van onrijpe druiven besproeid als ze uit de pan genomen zijn en er wat saffraan, peper of ook groene peterselie en Origanum over strooit.
De lange kauwoerden zijn de beste om te konfijten en daarom worden ze in stukken gesneden en in suiker gekonfijt van de Portugezen en Spanjaards zeer veel te koop gebracht in deze Noordelijke landen en die noemen ze carbasade of calabassade welke confituren zeer goed en lieflijk zijn voor de dorstige mensen en die met hete koortsen gekweld zijn.
De bladeren van de kauwoerden op de vrouwenborsten gelegd verdrogen het zog en die gestoten en het sap op de huid van de ossen, paarden, muilen of ezels gestreken keert de vliegen, horzels, wespen en muggen ervan. Zelfs de rook van deze bladeren als ze gebrand worden verdrijft dusdanig vliegend ongedierte.
De pelgrims van Frankrijk, Italië en Spanje en ook alle reizende lieden van Azië en Afrika plegen de brede of fles kauwoerden uit te hollen en van al haar zaad en vlees te zuiveren te gebruiken om er wijn, olie of andere vochtigheid in te dragen die hun gemakkelijker en bekwamer zijn dan de glazen of aarden flessen die lastig zijn en gemakkelijk breken. Maar daartoe is de kleine fles kauwoerde de allerbeste. De vissers van Afrika en van de omliggende landen gebruiken deze kauwoerden ook veel om hun netten die ze in de zee of meren uitgeworpen hebben te heffen, lichten of tekenen net zoals men hier te lande met het kurk plag te doen.’
De lege flessen droog je in rook en daarna zijn ze zeer geschikt voor het bewaren van vloeistoffen. Ze zijn zeer licht en kunnen tegen een stootje, ze behouden echter de smaak van de stof waarmee ze gevuld zijn geweest en kunnen daarom niet meer voor andere vloeistoffen gebruikt worden. De grootte loopt uiteen, de gewone inhoud is 3-4l, maar er zijn wel grotere. Verschillende vormen worden kunstmatig verkregen door het leggen van banden om de onvolwassen vrucht.
Inlanders vervaardigen uit deze oneetbare vruchten, die tot 1m lang kunnen worden, bekers, dozen en flessen. Sedert 1900 wordt in Z. Afrika en Tropisch Amerika een var. met gebogen vruchthals op grote schaal geteeld om er tabakspijpjes van te maken. Toen na de Boerenoorlog in Engeland de gebogen halzen van deze fleskalebas geïntroduceerd werden, en als tabakspijpen gebruikt werden, trokken ze veel aandacht. In Paraga drinken ze er hun befaamde mate uit. Ook worden er peniskokers van gemaakt, lepels en dergelijke worden vaak kunstig versierd, ook de sitar, het muziekinstrument, komt hieruit.
De gegroefde muzikale instrumenten die in Spaans Amerika bekend zijn als guira, guichara of caracho zijn gemaakt van zo'n gourd (marimbo) van deze plant. Ook zijn de Z. Afrikaanse calabash pijpen hiervan gemaakt en niet van Crescentia. De oudste vondsten zijn in Thailand bij opgravingen en bij Tamaulipas In Mexico van ongeveer 7000 v. Chr. Ook zijn ze gevonden in Egyptische graven.
Teelt.
Zo werd het vroeger geteeld. (Dodonaeus) ‘De deugd en schoonheid van de kauwoerden is gelegen in het zaad goed te kiezen, want van het zaad dat omtrent de hals van de kauwoerden ligt groeien de lange en van hetgeen dat in het midden ligt groeien de ronde en van het ander dat in de zijden ligt komen de korte en dikke. Dan om zeer grote kauwoerden te hebben nemen sommige het zaad dat in het midden is en steken dat met de scherpe punt naar beneden in de aarde. Die kauwoerden die men bewaart om er zaad van te hebben zal men in het koren mogen graven, want dan zullen ze rijp zaad krijgen en geenszins rotten. Het zaad dat in water geworpen is te gronde gaat is goed om te zaaien en hetgeen dat erop drijft is onnut. Maar men moet wel opletten dat er geen vrouwen bij of omtrent komen daar ze gezaaid zijn of beginnen te groeien en vooral die hun stonden hebben want ze zouden hun de wasdom benemen of laten sterven of tenminste bitter laten worden. Als de kauwoerden gespeend is zal men er een teil met water bij zetten omtrent een zeventien cm ver ervan en daardoor zal men bevinden dat ze uitnemend lang zullen worden, ja soms op een nacht wel de lengte van een vijftien cm aannemen zullen. In Indien aarden de lange kauwoerden zo goed, hetzij door de aard van de grond en lucht, hetzij door enige teelt die ze ertoe doen dat ze daar in vijf en twintig dagen nadat ze gezaaid zijn rijpe vruchten dragen, zoals betuigen diegene die deze landen beschrijven. Hier vroeger toen men de mensen verbrandde in plaats van te begraven zaaiden sommige de kauwoerden in de as van de mensenbeenderen en begoten ze dikwijls met olie en daardoor kregen ze in de tijd van negen dagen grote en volkomen vruchten.
Men geeft de kauwoerden alle dusdanige kracht en reuk als men begeert, mits dat men het zaad met enige vochtige dingen weekt eer men dat gaat zaaien. Sommige maken dat de kauwoerden de buik beroeren en purgeren en leggen het zaad ervan te weken in water daar rabarber, Agaricus of Scammonia in is de tijd van dag en nacht en dan zaaien ze dat zaad wat kauwoerden voortbrengen zal die al dezelfde krachten hebben zullen die de wilde kauwoerden hebben, ja noch beter zoals sommige verzekeren. De kauwoerden zullen geen zaad hebben als men het zaad dat men zaaien wil in sesamolie weekt. De vruchten worden lange tijd groen bewaard in een teil daar droesem van witte wijn in is of als men ze in pekel legt of in een ton brengt daar wat azijn in is, doch zo dat ze de azijn niet raken en de ton altijd goed dicht sluiten. Men hangt ze ook wel te drogen, maar dat vanwege het zaad wat eruit genomen wordt als de winter aankomt en met wat zout goed gewreven zodat alle slijmerigheid er af gaat en dan bewaart men dat in een droge plaats daar dat soms drie jaren lang goed blijft, anders bederft het gauw door vochtigheid.’
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl