Camassia
Over Camassia
Prairie lelie, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit hortus eystettensis.
Bladeren staan rondom en zijn lang en lancetvormig, een 2cm. breed en wat blauwgroen van kleur en komen vanuit een bol.
Stengels zijn opgaand en worden 60-100cm hoog met vele bloemen die vanaf de basis openen naar boven toe. Bloemen zijn blauw, purper, wit of crème.
Camassia komt met 5-6 soorten voor in de gematigde zones van W. N. Amerika.
Alle soorten variëren zeer in de breedte van de bladeren, hoogte en aantal bloemen, zodat definitieve tekeningen weinig zeggen. De grote bollen en brede blauwachtige bladeren van Camassia cusickii, de tijd van bloeien van Camassia howelii, de onregelmatige bloemen van Camassia quamash zijn een goed voorbeeld van de verschillen.
Liliaceae, Squil klasse of nu Agavaceae.
Uit Curtis botanical magazine
Ze lijken wat op Scillaՠs maar zijn veel mooier. Camassia scilloides Cory (Scilla-achtig) met zijn blauwe bloemen wordt in Californi wel wilde hyacint genoemd, ook bear grass. Afgesneden blijven ze meer dan 2 weken in de vaas goed.
Uit www.biolib.de
=Camassia cusickii, S. Watson. is in 1889 door William Conklin Cusick in Oregon gevonden, hij was een Amerikaanse plantenverzamelaar, 1842-1922.
De plant heeft talrijke, wat golvende en blauwachtige bladeren van 40cm lang en 4cm breed.
Dit is een bleekblauwe met 30-100 bloemen op stengels van 60-75cm hoog, bloemen staan wijd open, bloemdekbladeren zijn 3-5nervig en aan de voet wat gekronkeld in juni/juli.
De zeer grote peerachtige bollen en bredere en vele bladen onderscheiden dit soort gemakkelijk.
Cusick ‘s camas.
Vormen.
De cv. ‘Zwanenburg’, kwam in 1969 met Wisteria blauwe bloemen. Deze krachtige groeier produceert bloemtrossen van 60cm lengte in juni. Een witte verloping is de cv ‘Alba’, hoewel er nog steeds blauw door het wit schemert.
Uit www.flickr.com
Camassia howelii, S. Wats. (Thomas Howell, 1842-1912, Amerikaanse botanicus met zijn broer Joseph, 1830-1912) De 4-6 bladeren zijn lijnvormig en tot 30cm lang en ca. 1cm breed.
Veel bloemige tros van paarse bloemen die in de namiddag opengaan, bloemdekbladeren zijn 3-5nervig, bloemsteeltjes zijn langer dan de bloemen in juni/juli.
Komt uit Oregon wordt 30-60cm hoog.
Howell’s Camas.
=Camassia leichtlinii, Wats. is zo genoemd naar Max Leichtlin die in Brazilië reisde en bij zijn villa in Baden-Baden een botanische tuin onderhield, 1831-1910.
Het blad is blauwgroen met een wat golvende rand, breder dan quamash.
Zware trossen van stervormige, roomkleurige bloemen, bloemdek is vrij regelmatig met 5-7nervige bloemdekbladeren die na het verwelken de vruchtjes bedekken in juli/augustus.
Het kenmerk van deze soort is dat de verwelkte bloemen boven de zaaddozen draaien als een versierde bonbon.
Dit is een stevige plant die soms meer dan 1m. hoog kan worden. De massa ‘s bloemen benaderen Eremurus in schoonheid en zijn mooier in hun afzonderlijke bloemen. Het is de mooiste van de Camassia ‘s.
Komt uit Brits Columbia, Cascade Mountains tot Sierra Nevada en is in 1853 beschreven.
Large camas, great camas.
Vormen.
Er zijn vormen met witte bloemen, crèmekleurige, blauw of purper. In Mendocina, Californië, groeit een heldere blauwe vorm die echter zeldzaam is in de bergwouden. In de Umpqua valley, Oregon, is het type helder cream tot wit en in dezelfde regio en verder noordelijker wordt een diepblauwe of purperen soort gevonden terwijl in Brits Columbia de crme vorm weer verschijnt.
Op hun best zijn de stengels stijf en zwaar, bloemen groot en veel.
De cv. ‘Semiplena’, is een crme witte, half dubbele.
De ‘Blauwe Dona’, is zeelavendel blauw.
Ook is er nog een licht blauwe ‘Caerulea.’
‘Alba,’ is zuiver wit.
Uit Edwards botanical register.
Camassia quamash, Greene. (naam van Indianenstammen die als voedsel gebruikten, Nex Pere, Cree en Blackfoot) (Camassia esculenta, Robins. (eetbaar) Komt met 6-8 blauwgroene en lijnvormige bladeren die gekield en stevig gepunt zijn..
De losse tros met 10-40 grote donker as/blauwe bloemen komt in juni/juli, bloemdek is onregelmatig gevormd met 2-3cm lange en ca. 5mm brede, lancetvormige en 3-5nervige bloemdekbladeren, de bloemsteeltjes zijn meestal even lang of korter als de bloem. Er zijn 8 subspecies.
Arriveerde in 1827 in Europa uit O. N. Amerika, Brits Columbia tot Montana, Utah en Californi en wordt 30-60cm hoog.
Indian camas, small camas.
Vormen.
Trossen van 10-30 grote lichtblauwe bloemen, bloemsteeltjes zijn meestal langer dan de bloemen, bloemdekbladeren zijn lijnvormig en 3-4nervig in juni/juli.
Uit O. N. Amerika wordt 30-45cm hoog. Is beschreven in 1827.
Deze vorm varieert enorm, sommigen zijn laag en dun en anderen 60cm hoog, stevig en veel bloeiend met soms meer dan 40 bloemen op een stengel die variëren van vrijwel wit tot intens ultramarijn in de variëteiten.
‘Alba'’ met witte, aan de buitenkant zacht blauw gekleurde bloemen.
‘Liliacina’ met lila blauwe bloemen.
`’Praecox’, bloeit een paar weken eerder dan de ‘Orion’ met helderblauwe bloemen.
‘Purpureo-coerulea’ is violet/blauw.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Bulbus Eriophorus Peruanus, van Clusius beschreven, heeft vele bladeren die eerst overeind staan en daarna ter aarden omgeslagen zijn, dik en stevig die aan de ene zijde uitgehold zijn als de hyacintenbladeren, groen en blinkend en als die in stukken gebroken worden zeer dunne haarachtige draadjes als spinnenwebben van zich geven, de steel is vijf en veertig cm hoog, rond en dun, doch sterk en stijf, groen en draagt op zijn top vele bloemen die eerst als een aar verzameld zijn en daarna van de onderste af geleidelijk aan tot het opperste toe opengaan en zichzelf terzijde uitspreiden en elk is van zes stervormige staande bladertjes gemaakt die paars van kleur zijn en omtrent de grond blauw als ook is de middenschil en de zes draadjes die het omringen en versiert met bleke of gele noppen, elk blaadje van deze bloemen is met een zwartachtige of bruin paarse ader in de lengte doortogen, de reuk is heel klein en de steeltjes daar deze bloemen op staan zijn lang en uit de groene paarsachtig die elk uit een velachtig lapje spruiten en na de bloemen volgen driehoekige spitse hoofdjes vol rond en zwart zaad zoals dat van de Engelse of Nederduitse hyacinten. De wortel is een dikke bol, langwerpig en bijna peervormig spits, uit de witte geelachtig en in haar velletjes met wolligheid gepoederd en van onderen met vele dikachtige vezels behangen. Het bloeit op het eind van mei, dan, zo dezelfde Clusius betuigt, als men dezen Bulbus Eriophorus met de schilderij van de Hyacinthus stellatus Peruanus wil vergelijken zal men bevinden dat ze beide hetzelfde gewas zouden mogen wezen, hoewel dat de ster hyacint van Peru geschilderd is met ronder wortels en niet met holle bladeren, maar die in het midden een doorlopende streep hebben. Want de ster hyacinten van Peru die onlangs van dezelfde Clusius beschreven en tegenwoordig in de hoven van sommige liefhebbers hier te lande bekend geworden zijn komen er heel mee overeen, hoewel dat er soms enige verandering in de bloemen is die de eerste zomerse maanden bloeien en sommige blauw, sommige paars en sommige roder zijn en allen veel bijeen en lieflijk om te zien, doch zo dat men ze voor geen ander gewas dan voor soorten van hyacinten houden kan. Sommige die weten dat diergelijke hyacinten veel uit Afrika gebracht worden noemen ze Bulbus Eriophorus Africanus. Dan de zeer vlijtige Willemus Botius betuigt dat het in het eiland Calis Malis veel groeit en niet uit Afrika of Peru gehaald behoeft te worden. Daarom krijgt het ook de naam, van ster hyacint van Spanje, Hyacinthus stellatus Baeticus.
Sommige vermoeden dat deze Bulbus eriophorus of immers de Peruaanse hyacinten voor de Bolbos edodimos of Bulbus esculentus, dat is eetbare bol, te houden zijn of immers voor medesoorten ervan. Dan van deze eetbare bollen is er zo weinig zekerheid tegenwoordig bij de kruidbeminnaars dat het me de moeite waard lijkt te wezen hetgeen dat de wijdvermaarde Lobel aangaande de eetbare bollen geschreven heeft hierbij te voegen. Eetbare bol van de ouders, zegt Lobel, wordt in het Spaans bulbo bueno paria comer genoemd en in het Latijn Bulbus esculentus. Dan net zoals de affodil niet meer gegeten worden zo worden ook de eetbare bollen niet meer als spijs gebruikt door de weelde en lekkernij van de mensen of omdat ze niet zo lieflijk van smaak zijn zoals veel bolachtige kruiden als prei, look en diergelijkeծ Een plant met eetbare wortels werd door de Indianen van N. Amerikanen quamash genoemd. Daardoor heette die plant eerst Quamasia en dit werd via quamash tot camass, of cammass, tot Camassia. Prairielelie, Duits Prairielilie. Engelse bearճ grass, quamash of camash. Indian hyacinth en wild hyacinth. De naam Quamash is een Nez Perce term voor de bol van de plant die verzameld werd en als voedsel gebruikt door de stammen in de Pacific Northwest. De bollen werden geroosterd of gekookt door vrouwen van de Nez Perce, Cree en Blackfoot stammen. Het was ook een waardevol voedsel voor de leden van de Lewis and Clark expeditie (1804-1806). Prairielelie, Indianenbloem.
De namen Cyanotris uit 1818 en Quamasia uit 1818 zijn ouder dan Camassia, Lindl. maar de laatste behoort tot de nomina conservanda.
Gebruik.
Zijn meer dan 5cm. dikke bol vormde een groot bestanddeel van het plantaardige voedsel van de Indianen. Al door de eerste zendelingen in Amerika werd bericht dat de Indianen in het Oregongebied de bollen van Camassia als een aardappel gebruikten en dat deze bol van een excellente smaak was. Het verspreidingsgebied van de Camassia loopt van Lake Erie tot beneden naar Californië en overlapt in het zuiden de Calochortus die ook door de indianen gegeten werd. Onderzoekingen hebben bewezen dat de spijsstof uit de bol voornamelijk uit vruchtensuiker bestaat en daardoor de aangename smaak heeft.
Planten.
Camassia is een zeer mooi bolgewas voor massaeffect. Plant ze naast Alchemilla en Dicentra. Voor verwildering is C. esculenta het meest geschikt. Gebruik ze op grasvelden die laat gemaaid moeten worden. Ze groeien bij ons ook in halfschaduw en bloeien meestal in juni/juli. Na de bloei ontstaat er een lege plek
Camassia's ‘ groeien in rijke weilanden die zeer nat zijn in de winter en voorjaar en droog in de zomer. Het water staat vaak aan de oppervlakte als ze bloeien. Je plant ze in oktober/november zodanig dat er een 8cm grond boven de bol zit en 10-12cm uit elkaar. De hogere vormen, leichtlinii en cusickii, 15cm. verder uit elkaar. Soms worden de bollen in de winter toegedekt.
De dikke bollen geven geen bijbollen, tenzij ze verwond worden. Vermeerdering van zaad is ook mogelijk en zaaien bij 5 graden, dit geeft meestal onregelmatige planten terug.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl