Vitis

Over Vitis

Wijngaard, Bijbel, vorm, klimmers, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, snoei, teelt,

Uit www.plantchooser.com

Dit geslacht bestaat uit klimmers met hechtranken die gekweekt worden vanwege de vruchten. Bij de meeste soorten zijn de bladeren zomergroen en gewoonlijk 3-5lobbig met hartvormige bladvoet. Met uitzondering als labrusca hebben ze aan elke knoop een rank, de bloemen komen in pluimvormige trossen aan de twijgen. Kroonbladen zijn aan de top vergroeid en vallen gelijktijdig af. Vruchten zijn besvormig en meestal eetbaar en met kleine, door een schaal omgeven zaden met kiemwit.

Een wijd verspreid geslacht dat met 60 soorten voorkomt in het noordelijk halfrond en het meest overdadig komen ze voor in de gematigde streken, M. Zee en Z. W. Azië en vooral in N. Amerika.

Velen zijn schitterende klimmers die muren, pergola’s en bomen kunnen bedekken.

De ongeveer 12 vormen uit Azië bevatten enkele sierdruiven als Vitis coignetiae, Vitis davidii en Vitis amurensis. De laatste heeft een enorme weerstand tegen vorst, -35 graden.

Het blad van Vitis vinifera is in Plioceen lagen gevonden in Auvergne en Italië.

Vitaceae, wijnstokfamilie.

Subgenus Muscadinia.

=Vitis rotundifolia Michx. (ronde bladeren) de muscadine bessen variëren van brons tot donker purper als ze rijp zijn met een wat taaie huid. Ze worden vers gegeten, om wijn te maken, sap en jams.

Ze groeien in zuidoost N. Amerika waar nu meer dan 300 cultivars van zijn.

Sinds de 16de eeuw wordt dit gewas gebruikt om er wijn en port van te maken rond St. Augustine, Florida. De smaak daarvan is zoet omdat er traditioneel suiker aan toegevoegd wordt, wordt vaak als dessert wijn beschouwd, hoewel er drogere vormen zijn. De term scuppernong verwijst naar een bronzen vorm van muscadine die origineel in North Carolina groeit.

Groep Viniferae.

Vitis vinifera, L. (wijn producerend)

Het edele druivenbloed stroomt door zijn aderen.

Tegenover elk lobbig blad zit een hechtrank die, als het niet tijdig verwijderd wordt, zich om elk steunpunt oprolt, zich verhout en zo muurvast komt te zitten. De twee takjes van de rank bewegen zich als de wijzers van een klok langzaam rond in een kring. De druif kan op die manier tegen andere bomen opgroeien en kruipt tegen de muur op als een vlieg.

De druif heft zich met fijne takjes omhoog uit verlangen naar het zonlicht. Ook groeit de plant wel plat gestrekt op de grond.

Fijne geurende piramidetjes in groen met een licht gele waas ontluiken in juni. Hieruit verschijnen kraaltjes die zich tot knikkers volzuigen, geschakeerd in de kleuren geel, groen, rood of van een blauwe kleur en bedekt met een waas, die ze beschermt tegen nat worden. Bij het krenten mag men eenmaal die tros beroeren, de waslaag herstelt zich hierna, hoewel minder. Bij een tweede aanraking zal de waslaag verdwijnen en de druif een sombere kleur aannemen.

Van de wijnstok zijn de cultuurvormen door DeCandolle bijeen gebracht onder de subspecies sativa of Vitis vinifera L. subsp. vinifera. De in het wild groeiende vormen worden als Vitis vinifera var sylvestris (Gmel) Willd. (van het bos) (ook als Vitis sylvestris, Gmel) aangemerkt. Onder beide namen worden in de literatuur de verschillende vormen beschreven. Verder is er Vitis vinifera subsp. caucasica Vav.(uit de Kaukasus)

Vormen.

Vroege van der Laan’ is wit en eind oktober rijp.

Rembrandt’ is blauw, wat later rijp dan vorige.

Boskoops Glory’ is ook een blauwe die in september pas rijp is. Met een prima plaats doet ook de blauwe Frankenthaler het goed die toch een van de beste binnen druiven is, zacht, zoet met dunne schil, hoewel op den duur te zoet. Half augustus tot half september rijp met matige troszetting.

Stevige korrel en grotere vlezige vrucht geeft de ‘Alicante’, korrel in blauw, komt na de pluk van ‘Frankenthaler’, geeft zeer goede productie. Een van de beste binnendruiven.

‘Muscaat van Alexandrië’ heeft een matige productie van geelgroene druiven, begin oktober.

Uit Megenberg.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De tamme wijngaert wordt in het Grieks Ampelos oenophoros, in het Latijn Vitis vinifera genoemd als of men vruchtbare of wijn dragende wijngaard zei of Ampelos hemeros, dat is tamme of geteelde wijngaard en dat meestal om die van de twee soorten van Bryonia en Tamus te onderscheiden die ook wijngaarden of Ampeli genoemd worden, maar geenszins oenophori, dat is wijn dragend. De Latijnse naam Vitis, als Varro betuigt, is gekomen quòd invitetur ad uvas pariendas, alsof de wijngaard verwekt en genood werd om druiven voort te brengen. In het Frans heet het vigne, in het Italiaans vite, in het Latijn Vitis domestica’.

Vitis is een naam die afgeleid is van het Keltische woord gwyd, uitgesproken vid: beste van heesters. Varro: “Vitis a vino, idque a vi”. Isidorus XVII 5.2: “Vitis dicta, quod vim habeat citius radicandi. Alii putant vites dictas, quia se invicem vittis inectant vicinisque arboribus reptando religentur”. Vitis is verwant met vis: kracht, omdat de scheut krachtig groeit, of dat de stekken snel wortelen. Of omdat uit zijn druiven gewonnen drank veel kracht verleent. Ook wordt het woord vitis met vincere: binden, in verband gebracht omdat ze zich om palen of andere gewassen wikkelt of gebonden wordt of naar de buigzaamheid van zijn twijgen. Vitis heeft als basis vi: draaien, twisten, zie Viscum.

Dodonaeus (b) ‘De gewone wijngaard heeft de voor vermelde namen eigenlijk, dan tot onderscheidt van de andere mag men die grote wijngaard noemen. Aangaande de tamme wijngaard die heet hier te lande eigenlijk wijngaert of wijnstock’.

Onze wijngaard komt van midden-Nederlands wijngaert van 1270, vergelijk oud-Hoogduits Wingart, oud-Engels wingeard (nu vineyard) en oud-Noors vingaror. Het is reeds vroeg een Germaans woord, een afleiding daarvan is onze wingerd.

Dodonaeus © ‘In het Hoogduits heet het Weinreb, in het Engels vijnde of veintre’.

Voor de oorsprong van het woord wijn moeten we uitkijken naar talen buiten de Indo-Germaanse talen, waarschijnlijk naar de bron van de druif en naar een Kaukasische taal , in de regionen van Armenië en het oude Khaldiasche koninkrijk Urartu. Via het Hebreeuwse woord jain of jajin, Ethiopisch en Arabisch wain en verwante Semitische woorden, kwam over Grieks woinom dat verbonden is met oine: de druif en oinos: wijn, Germaans winam en zo werd het Engelse win geboren en gevormd tot wine, onze wijn en Duits Wein. Via Latijn vinea: druif, druiventuin, de vrouwelijke vorm van vineus, kwam oud-Frans vigne tot Engels vine. Deens vijn-stock. Een vignet, 1520, stamt uit Frans vignette van ca. 1300, eigenlijk betekent het gekruiste druivenbladeren en wordt gebruikt als ornament. Later werd dit ornament bijvoorbeeld boven aan de eerste bladzijden van een boek gezet.

Druif, druiventros, midden Nederlands drûven, oud Hoogduits thrûba, drûba, noord Hoogduits traube schijnt tros, dichte massa te betekenen, vergelijk oost Fries drufel; bosje, tros, drubbel, klomp, kluwen, noord Hoogduits trauppen, bundel, tros, Hoogduits traube; tros.

Het Duitse Rebe komt in oud-Hoogduits voor als Reba en in midden-Hoogduits was dit Rebe, het komt overeen met het Latijnse repere: kruipen.

Dodonaeus (d) ‘In het Engels ook grapette’.

Engelse grape is de tros druiven, van oud-Frans grape, grappe of crape: een tros grapes, dat is wat afgesneden werd bij de “vendange” voor de moderne invoering van de snoeischaar, met een grape: een klein snoeimes. Dit mes herkennen we nog bij de oude middeleeuwse kalenderafbeeldingen van september, de wijnoogstmaand. Het woord grape of crape heeft een Germaans verleden, vergelijk oud-Hoogduits Krapfo: een haak.

Dodonaeus (e) ‘De kleine mag de naam van kleine wijngaard in onze taal zeer goed voeren, dan in de apotheken plegen de kleine gedroogde besjes van deze wijngaard krenten of op het Latijns Passulae de Corintha te heten of Vitis Corinthiaca, dat is wijngaard van Corinthen omdat de druifjes daarvan die krenten genoemd worden in de landen omtrent Corinthen, dat is in Griekenland en in de omliggende eilanden onderhouden worden en te Venetië en elders verzonden worden, maar meest in het eiland dat Zante genoemd wordt, dat is Zacynthus’.

Zeer kleine kogelronde druiven die oorspronkelijk uit de stad Corinthië komen, Duits Carentken, Corinten, Korinthen of krenten of krinten zijn gedroogde druiven heten naar de stad Corinthië waar de druivensoort zonder pit het eerst geteeld werd. Oud Frans was dit raisins de Corinthe en dit werd tot raysons of coraunce en tenslotte tot de Engelse currants. Afleiding krenterig, vergelijk Kan Krent, krentenkakker, krenterig persoon,

Dodonaeus (f) ‘Wilde wijngaard heet in onze taal die wijngaard die in het Latijn Labrusca genoemd en van Virgilius in zijn Bucolica vermaand is en met weinig of losse druiven beschreven wordt, in het Gieks Ampelos agria. Bij dit geslacht van wilde wijngaard horen die wijngaarden die Plinius in het 27ste kapittel van zijn 16de boek dat ze Triferae en Insanae van sommige genoemd zijn als of men dolle of driemaal dragende wijngaard zei omdat men in deze wijngaard op een tijd sommige bloeiende, sommige gespeende groeiende of zwellende en sommige rijp wordende druiven plag te vinden. Aangaande de wilde wijngaard, in het Latijn Vitis viniferea silvestris spontancave, Oenanthe, Labrusca en in het Hoogduits Wild Weinreb, in het Frans vigne sauvage, in het Italiaans lambrusca of labrusca genoemd, die is gewoonlijk onvruchtbaar omdat zijn hout te dik en zijn takken te hard, te menigvuldig en zijn bladeren te dicht worden. De bessen zijn klein en niet zo smakelijk, ja meestal onrijp’.

Uit Fuchs.

Labrusca worden de verwilderde soorten genoemd en nu heet een Amerikaanse soort zo.

Dodonaeus (g) ‘Druiven worden in onze taal de vruchten of de hoop en tros van de bessen van de wijngaard genoemd en van sommige trossen of trosdruiven, in het Latijn Racemus en Uva, in het Gieks Botrys en Staphyle. De vrucht van de wilde wijngaard heet in het Grieks Oenanthe zoals Dioscorides betuigt. Elke bes of druifje apart is in onze taal wijnbes genoemd, in het Latijn Acinus en ook Granum, in het Grieks Rax en Coccos zoals Democritus betuigt’.

Draube bij Luther, Drubo. Winber.

Dodonaeus (h) ‘De rozijnen of druiven die in de zon gedroogd zijn worden in het Latijn Uva passa (als solem passa, dat is van de zon geleden hebbende bes) in de apotheken Passula genoemd, in het Grieks Staphis of zoals die van Athene zeiden, Astaphis’.

Traubenrosinen of Tzibeben, Resinken, Rosyn, Rosen, Roseneck, Rosenken, kleine Rosinen, rozijnen zijn sterk ingedroogde pitloze druiven. In het Engels werd dit raisin, Frans raisin, van oud-Frans resin, laat Latijn racimus en Latijn racemus: een tros druiven.

Dodonaeus (i) ‘Zibeben, in het Arabisch Zilub, in het Grieks Bumasto heten in het Latijn Passa omdat men die anders niet dan droog en in rozijnen vindt, dat zijn de lange rozijnen. De bladeren zijn veel groener dan de andere, de druiven zijn groter en van veel lange en dikke bessen verzameld. Ze worden met menigte uit Kreta en Cyprus gebracht, dan de beste zijn die van Damascus die van Bellonius Uva Damascenae genoemd worden en in doosjes van plataanhout gesloten. Zulks zijn ook diegene die met wat Diagridium of iets anders dat de buik week maakt vermengd en in de apotheken van Italië en meer andere landen bereid en Zizibae praeparatae genoemd worden’.

Bijzondere, zeer grote soorten, Duitse Cibeben van Arabisch Zabib.

Dodonaeus (j) ‘De zaden die we kernen of stenen noemen heten in het Latijn Vinacea en soms ook Nuclei, in het Grieks Gigarta, in de apotheken gewoonlijk Arilli als of men Ariduli zei, dat is droge of dorre steentjes omdat ze heel zonder nat zijn en gans geen sap van zich geven’.

Duits Treber.

Dodonaeus (k) ‘De droge takjes of rankachtige stekjes dat het middelste van de trossen is en waaraan de bessen in het ronde geschikt hangen zijn van Galenus Botrichos en van Varro Scapus uvarum genoemd, andere zeggen dat die eigenlijk Racemus genoemd worden’.

Dodonaeus (l) ‘Hetgeen dat na het uitduwen of uitpersen van de druiven overblijft heet in het Grieks Stemphyla (van Columella Vinacea) en is gans overtollig en onnut, te weten de velachtige huisjes of schorsen van de bessen en de kernen met de stekjes of middensteeltjes daar de besjes aan hangen. Dan die van Athene (zegt Galenus) noemen hetgeen dat overblijft nadat de most gemaakt en uitgeduwd is in hun taal Brytia, maar Stemphyla noemen ze het overblijfsel van de uitgeperste olijven’.

(m) Verder in Duits; ‘Proza, Pampelen, Rebazui, ein jung Scoss an einer reben, Schusling, Schuzlinc, Feldweinstock, Veltreben, Winterberi, Wiltwinstoc, Wengstock.

Rabgrasch, Rebbaum, Senkereba, Snitelinc, Snydelinc, Wengstock, Win, Winstamm, -staude, -stock. Abschnaydt, -schnitz, Askrote, Ausschuss, Broiz, Bross, neuer Geschoss. Waterlaiden, Wingertspross. Erdscozza, Wintolde. Herlinc, Horlingk, Holztraubel. Hengel, Wingartloup.

Droesz, Lura, Lurra, Trabern, Trappen, Treubelkornlein, Winberenhulsen, Windrussina, Wintrubel, Wintrebe, -treber, -treiber, Winperhalga, Winholsen, -hulz, Winhofe, -hopfen, Wingleger. Gitros, Glura, Laubricke, Lauer, Leyer, Lurcke, Wingerterlin, Wingart. Krephelin, Rauke, Rebengablin, -krampf, -zinck, die Wind am Weinstock, Zwick an den Reben.

(n) Sack was een Spaanse droge wijn, vin sec in Frans en Sekt in Duits wat ook gebruikt werd voor droge champagne, in Spaans werd het sherry en in 16de eeuw wyne seck, dit werd in Engels sack.

(o) Champagne was een uitvinding van de benedictijnenmonnik Dom Perignon, 1636-1715, die keldermeester was in de abdij van Hautvilliers in de Champagne. Hij was ook de uitvinder van de bekende kurksluiting op de champagnefles.

(p) Cognac is het condate van de ouden en heette later conjacum, sinds de 12de eeuw coignac.

(q) Brandewijn, een alcoholische drank die gedestilleerd is uit wijn, branden is destilleren of letterlijk branden, ontstond in de 17de eeuw in Engeland de brandewine, brandwine en later verkort tot brandee en nu brandy.

(r) Port is een verkorting van O Port wijn of Port-wijn, wijn uit Oporto, O porto is Portugees voor “De Poort” van waaruit Portugese wijnen werden verscheept.

(s) ‘De wijnmoer, gist of droesem van wijn die aan de zijden van de wijnkuipen en wijntonnen hangen en als een schors hard worden, droog, vast en geschikt om tot poeder gebracht te worden is in onze taal wijnsteen genoemd, in Hoogduitsland Weinstein, in het Grieks Tryx, in het Italiaans foccia, in het Spaans kasura de vino, in ’t Latijn Faex vini en in de apotheken eigenlijk Tartarum.’

Druiven komt van het Duitse trauben, tros.

Uit Bock.

Oude soorten.

(Dodonaeus) (a) ‘In Hoogduitsland, zegt Camerarius, zijn er verschillende soorten van druiven. De eerst zijn die hij in het Hoogduits Frensche Trauben noemt of Heunisch Trauben die gemeenschap hebben met de Uva Helvanatica en Spionia of Spinea van Plinius die veel wijn geven, maar die meestal scherp en wrangachtig van smaak is’.

Dodonaeus (b) ‘Paarse of zwarte druiven noemen ze Schwartze of Klebrote Trauben en deze zijn als diegene die Plinius Allobrogica noemt die op koude plaatsen groeien en zelfs met de vorst rijp worden. Zulks is de druif die Plinius Inerticula noemt als of men Sobria en Amethystos zei omdat ze niet dronken maakt’.

Dodonaeus © ‘Schlehenbeer heet in Italië uva de pergola of pergolose, in het Latijn Pergulana en is paars of zwartachtig die grote bessen als pruimen heeft’.

Dodonaeus (d) ‘Traminer zijn druiven half ros, half wit van kleur en drievormig van grootte, de middelbare zijn de zoetste’. Rother Traminer voor witte wijn, Braunes, Christkindelstraube, Dreimanner, Dreipfennigholz, Gewurztraminer, Klabinger, Klavner rother, rother Riessling, Rothfrankisch, Rothedel, Rothklaber, -klauser, -klavler, -weiner. Traminer of Trammener.

Dodonaeus (e) ‘Vroege druif, in het Latijn Praecox, Praecoqua en misschien Praetia van Virgilius, wordt voor alle andere druiven rijp en is zeer zoet en goed van smaak, groenachtig uit de witte’.

Dodonaeus (f) ‘Muscadel druiven, in het Latijn Vitis Apiaria omdat de bijen die zeer graag eten, ook Muscatellina en Muscatella. Ze hebben de reuk van de muskus en daarvan komt de naam’. Duitse Weisser Muskateller, late tafeldruif, uit Z. Europa, Frontignac, Katzendreckler, gruner, weisser Muskateller, susser Weihrauch. Rother Muskateller, late tafeldruif, Kummeltraube, brauner-, rother Muskateller. Schwarzer Muskateller, late tafeldruif, uit Frankrijk. Schwarze Muskatentraube, -Muskateller. Muskatgutedel, tafeldruif, uit Frankrijk, Chasselas musque, Muskatellergutedel. Weisser Muskat-Sylvaner, late tafeldruif, uit Frankrijk, Muscat olivette, Olivette.

Dodonaeus (g) ‘Margiana vitis wordt zo dik van stam dat twee mannen genoeg daaraan te omvatten hebben, zegt Strabo, de trossen druiven zijn negentig cm lang zulks als waren diegene die in het land van belofte groeiden’. Zie onder.

Dodonaeus (h) ‘Blauwe druiven groeien overal en sommige zijn zoet, sommige scherpachtig’.

Blauer Bussard was een tafeldruif. Blauer Farber voor een donker rode wijn, uit Frankrijk komt Auvernas teint, Gros-Gamet, Noireau, Teinturier, Roth, sap is rood, Farbertraube, Hollertraube, Pontak, kleine Schwarze. Blauer Gausefusser, late tafeldruif, Gausefusser, Gansfusserstock bij Bock.

Dodonaeus (i) ‘Rode druiven zijn die roodpaars kleuren zulks als daar men de wijntint of die van Alicante uit duwt’.

Rother Gutedel, late tafeldruif, uit Frankrijk Chasselas rouge, rothe Frauentraube, rother Junker, rother Krachtmost, -Moster, -Muskatellier, Rothedel Kaisertuhl, rother Silberling,

Dodonaeus (j) ‘Stinkers, zo genoemd, sommige zijn heel rond en smaken als Muscadel en sommige zijn heel langwerpig’.

(k) Verder; Gelbholzer voor rode wijn, blauer Rausling.

(l) Fruher Gutedel, Perltraube.

(m) Pariser Gutedel, late tafeldruif.

(n) Weisser Gutedel, voor witte, vroege wijn Uit Frankrijk komt Chasselas blac, -verd. Frauentraube, gelber Gutedel, is wat minder, Junker weisser, Most, Moster, gruner, weisser Muskateller, Schonedel, Silberling, Sussling.

(o) Blauer Klavner, voor rode wijn, Bohmischer, rother -, blauer en schwarzer Burgunder, Klebroth, Malterdinger, spates Mohrchen, rother Mosel, schwarzer-, blauer Rieschling, ordinaire Rother, Schwarzer, Sussedel, schwarzer Sussling.

(p) Fruher Klavner, tafeldruif, Morillon hatif, Angustiner, Augusttraube, fruhe Burgunder, Champagner, Fruhtraube, Jacobitraube, fruhes Mohrchen.

(q) Rother Klavner, voor witte wijn, Bayonner, Drussen, Edelklavner, rothe-, Grauklaber, Kapucinerkutten, Raulander, Grauer Riessling, Rohlander, Speierer, Tokayer, Viliboner.

(r) Koningsgutedel, late tafeldruif, uit Frankrijk Chasselas royal.

(s) Krachtgutedel, vroege witte wijn, bessen zijn hard en bij wrijven kraken ze. Gutedler, Kracher, Krachmost, krachelnder Sussling.

(t) Fruhe Lahntraube, tafeldruif.

(u) Mohrchen, voor rode wijn, schwarzer Champagner, Mohrchen, schwarzer Riessling.

(v) Gelber Orleans, voor witte wijn, Hartheinisch, Harthengst, Orlanisch, Orleaner, weisser Walscher.

(w) Blauer Rauschling, voor rode wijn, Hudler, schwarzer Klapfer, schwarzer Rauschling

(x) Weisser Riesling voor witte wijn, Gewurzriesling, -traube, Grobriessling, Hochheimer, Klingelberger, Niederlander, Oberlanden neu Gewachs, Rheingauer, Riessler, grosser und kleiner Riessling, rothstielige Riesling, Rossling, Russel

(y) Gelbe Seidetraube, tafeldruif, uit de oude Heidelberger Seidegarten maar bam Z. Europese oorsprong, Fruhleipziger, Seidetraube.

(z) Blauer Sylvaner, voor rode wijn, ordinarer Rother, schwarzer Riessling, blauer-, rother Sylvaner.

(za) Gruner Sylvaner, voor vroege witte wijn, uit Hongarije of Z. Oostenrijk, weisser Augustiner, Botzinger, Fliegentraube, Franken, Frankenriesling, Gruner, Riessling, Salvaner, Scharvaner, Sylvaner, gruner en gelber, weisser, Zierifaudel in Hongarije.

(zb) Weisser Traminer, voor witte wijn, Frankisch, Frantsch, Franken, Grunedel, Schleitheimer

(zc) Blauer Trollinger, late tafeldruif, Bammerer, Bocksaugen, Bocksbeutel, Bochshoden, Fleischtrauben, Frankenthaler, schwarzer Gutedel, Hudler, Languedok, Malvasier, Mohrendutte, Schwarzwelscher, Troller, Trolling, weissholziger Trollinger, Welscher, schwarzer Welscher

(zd) Weisse Vanilletraube, tafeldruif.

(ze) Walschriesling, voor witte wijn.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (562, 141, 164, 309, 311) ‘De ranken of taken, bladeren en klauwiertjes van de wijngaard zijn verkoelend van aard en sterk tezamen trekkend. Ze stelpen allerhande bloedgang, genezen de onmatige loop van de buik, de rodeloop, verhitting, ontsteking en het opwerpen van de maag en ze verdrijven het braken en de onredelijke lusten van de zwangere vrouwen, zowel van buiten opgelegd als op enige andere manier gebruikt of van binnen ingenomen, men spoelt er ook zeer nuttig de mond mee om de inwendige gezwellen en ontstekingen van de mond en amandelen en andere gebreken van de keel te genezen.

De traan of sap dat uit de gesneden of gekwetste ranken en takken van de wijngaard vloeit en soms daar zo dik als een gom aan blijft hangen en met wijn gedronken drijft het niergruis af, als Dioscorides betuigt. De plekken en sproeten en ook de ruigheid en schurft van de huid, zelfs de melaatsheid worden met deze traan ook genezen, wel verstaande als de huid eerst wel met Nitrum gewreven is. Die gom of natheid met olie vermengt en de huid daarmee dikwijls gestreken laat het haar geleidelijk aan uitvallen, dan hij voegt er noch bij dat de allerbeste traan is diegene die uit de groene wijngaardranken terwijl dat men die brandt plag te tranen, zweten of lekken die (zo dezelfde er noch meer van schrijft) de puisten en wratten, knobbels, knoesten en eksterogen zeer goed genezen kan, daarop gestreken.

Het overblijfsel van de bessen wordt in water ook te week gesteld en dat water wordt tot de voor vermelde gebreken te drinken gegeven, maar om de overvloedige maandloop te stelpen zullen de vrouwen daar zeer nuttig in zitten en zichzelf er mee stoven en baden.

Die stenen of kernen klein gestoten en met zout vermengd worden zeer nuttig op de vrouwenborsten gelegd om de harde gezwellen en ontstekingen er van te laten vergaan en murw of zacht te maken.

Men plag tegenwoordig een loog van de as van wijngaardranken te maken die men veel gebruikt om de cauterien en brandende geneesmiddelen of ruptorien te bereiden die in plaats van vuur op de huid gelegd worden om er blaren of gaten in te maken en om verschillende oorzaken in vele ziekten nuttig gehouden worden.

Het wordt duidelijk in welke graad elke wijn is, wijn verandert door de hitte van de ingewanden, want als je wijn drinkt zonder goede manieren is dat slecht voor de zenuwen en de zinnen.

Oude witte wijn veroorzaakt plassen maar het maakt wel hoofdpijn. En die hiervan veel neemt schilt de maag.

Rode wijn maakt oprispingen, het is slecht om te verteren en maakt kwade dromen.

Witte, kleine wijn is goed voor de maag. Het is beter in gezonde en zieke dan rode wijn die in het midden tussen wit en zwart is.

Zwarte wijn is grof spreidend of traag te verteren, het maakt dronken. Het maakt grof, groot vlees. Het is goed in het lichaam en het blaast op.

Zoete wijn is lang te veranderen, het blaast de maag op, het vermurwt of laxeert het lichaam net als de most en is goed voor de nieren en de blaas.

Mostarda van Italië schijnt eigenlijk eerst gebruikt geweest te zijn om enige dikke saus van wijnbessen of nieuwe most te betekenen waar ze later sennep of mosterdzaad bij deden om die wat scherpte te geven of wat gestoten kernen of zaden van de druiven. (zie mosterd).

Hypocras of kaneelwijn, in het Latijn van sommige Vinum Hippocratium genoemd, wordt ook voor een medesoort van gekookte wijn gehouden, dan oneigenlijk genoeg gemerkt dat het eerder onder de lekkere en gemengde dranken dan onder de wijnen gerekend behoorde te wezen. Het middel om die te maken is iedereen genoeg bekend want het is in alle landen bij de apothekers zeer gebruikelijk. Nochtans plegen sommige die wat anders te maken door er verschillende welriekende drogen en specerijen behalve kaneel bij te doen.

Als het sap van de wijnbessen (wat terwijl dat het noch vers en eerst uitgeduwd is most genoemd wordt) heel helder en rein geworden is en als alle vuiligheden en gistachtigheden gescheiden of te gronde gegaan zijn dan wordt het wijn genoemd, in het Latijn Vinum, in het Grieks Oenos. Uit wijn kan men een water krijgen dat men op het Latijns Aqua vitae, dat is water des levens noemt en in onze taal gewoonlijk gebrande wijn of zoals sommige zeggen, Aqua ardens, dat is brandend water wat uit de allersterkste en krachtigste wijnen door vaten en gereedschap die daartoe gemaakt zijn die men Alembicken noemt en ook door de kracht van het vuur getrokken wordt. De toenaam Aqua vitae of water des levens heeft het gekregen doordat het geschikt is om het mensen leven te bewaren en te verlengen, dan de naam Aqua ardens of brandend water of eigenlijk in onze taal brandenwijn heeft het gekregen omdat het zo gauw ontstoken wordt en de vlam zo gemakkelijk vat’.

Culpeper: “De as van de gebrande takken zal tanden geven that are as black as coal to be white as snow, als je ze er elke ochtend mee inwrijft”.

Naar de kleur onderscheidt men witte en rode wijn, donker rode soorten heten schillen, Schiller of Bleichert. Het uitgeperste zoete sap, de most, begint na enkele uren door inwerking van gistcellen troebel te worden en veroorzaken de gisting. Zij zetten de druivensuiker om in alcohol, of wijngeest en koolzuurgas wat laatste ontwijkt onder opbruisen uit het schuimende vocht. Het sap wordt wit als men het heeft laten gisten en rood als er ook schillen en stelen in gelaten zijn. Na de hoofdgisting heeft men een aangenaam prikkelende jonge wijn of Federwissen, als de nagisting zich voltrokken heeft is de wijn helder en klaar voor het inflessen. Het dankt zijn zure of zoete smaak aan het gehalte van looizuren, wijnzuren of suiker. Suikerrijke soorten worden ook dessertwijnen genoemd. Onder de schuimwijnen, als champagne en sekt, verstaat men koolzuurrijke soorten die zo gewonnen worden dat men bij de gisting het meestal met suiker gemengde jonge wijnen in gesloten flessen laat plaats hebben. Na het uitgieten van de moer zet men het in weer in flessen dat met een draad goed vast gemaakt is. De ontstane etherisch stoffen die naast alcohol ontstaat bij de ligging, die ook kunstmatig toegevoegd worden, geven de bloem of boeket van de wijn. De sterkte van de wijn wordt door verschillend alcoholgehalte bepaald, de lichtere van 7 tot 10 procent, de zware van 11 tot 16 procent. Naar de herkomst onderscheidt men;

A, Duitse wijn, Rhein-, Pfalz-, Moezel, Frankenwijn,

B Oostenrijkse en Hongaarse wijn, Tiroler-, Dalmatiner-, Ofener- en Tokayer wijn.

C. Franse wijn, Bordeaux- en Boergondie wijnen.

D. Spaanse en Portugese wijn, Malago-, Portwijn.

E. Italiaanse wijn, Barletta-, Sicilische wijn.

F. Griekse wijn, Samos-, Malvasier-, Patras-.

G. Buiten Europa, Syrische-, Californische-, Kaap- en Australische wijn.

De smaak werd en wordt op allerhande manieren verbeterd en vervalst. De kleur werd verbeterd met plantaardige verfstoffen. Op smaak gebracht als er veel water in zat, met kruiden als alsem, anijs, hysop en rozemarijn die ook met honing en suiker gemengd werden. Zo werd de hypocras, die dikwijls in de romans van de riddertijd vermeld wordt, ook met kruiden en suiker bereid. Op het eind van vorige eeuw was het in Amsterdam nog een gewoonte om bij een deftig huwelijk hypocras bij familie en vrienden rond te zenden.

Teelt.

Drie niet zeer gebruikelijke soorten van wijngaarden met hun teelt. (Dodonaeus) (a) ‘De eerste noemt men Vitis Theriacalis, dat is teriakel wijngaard, en plag van sommige in oude tijden bereid te worden door kunst om er wijn van te krijgen die gebruikelijk was en geschikt om de beten van de slangen en allerhande vergif te genezen waartegen niet alleen de wijn goed is, maar ook de gestoten bladeren die als een pleister op de beet gelegd worden. Om die te maken splijten ze de stram die ze planten willen, te weten beneden drie of vier vinger ver en als het merg er uitgenomen is doen ze teriakel in plaats van het merg en omwinden dat rondom met papier en dan steken ze in de aarde hetgeen dat gespleten was. Of ook gieten of strijken ze teriakel aan de wortels’.

‘De tweede noemen ze laxerende wijngaard, in het Latijn Vitis purgatius. Deze wordt ook op dezelfde manier gemaakt door de wortel met enig laxerende of de buik week makend ding te bestrijken of te begieten of het als tevoren in de gespleten stammen in plaats van het merg te doen’.

‘De derde soort is genoemd Vitis somnifera, dat is slaap makende wijngaard en wordt gemaakt als tevoren door er heulsap of opium of sap van Mandragora in de spleet te doen die ze in de stram van de wijngaard gemaakt hebben. Noch meer diergelijke wijngaarden zou men kunnen maken die zeer krachtige wijndruiven en wijnen van zich geven zouden. maar het is te weten dat die kracht met de tijd vergaat en de scheutjes van die wijngaard als ze verplant zij zullen die kracht niet hebben, tenzij dat men ze ook splijt of, als gezegd is, bereidt en weinig zijn er tegenwoordig die deze zaak geloven, ik laat staan beproeven of onderzoeken willen.

Dronkenschap.

Druiven houden niet van koolsoorten, ze haten radijs en ook hazelaars. Als zulke gewassen in de buurt van de druif zijn worden ze mager en ziek tot de dood erop volgt, zo ook met bonen en erwten. Aldus Bartholomeus 1525, “Fabae ac viciae putamina ultimata et maxime interimentia vitium sunt venena”.

Lycurgus, prins van Thracië verbood het kweken van de wijnstok en liet zelfs alle druivenbomen uitroeien. Dat maakte de wijngod boos en hij stuurde de prins een wijnstok. Die begon te wenen en uit zijn tranen ontstond de kool. Daarom zweren de Ioniërs bij de kool en Nicander noemt het een heilige plant.

Hierin wordt het oude geloof gesymboliseerd dat kool een vijand is van de druif en dronkenschap voorkomt.

‘Men zegt ook dat de bladeren van rauwe rode kool alleen of in salade in het begin van de maaltijd gegeten de dronkenschap beletten en na het eten verdrijven. De oorzaak hiervan wordt toegeschreven aan de eigen en aangeboren vijandschap die daar is tussen kool en de wijngaard die zo ver gaat dat ze bij elkaar het niet uithouden, maar als ze bij elkaar geplant zijn terstond verwelken en vergaan.”

Er is grote vijandschap tussen kool en wijn. Daardoor behoedt het tegen dronkenschap, ja, als wijn toegevoegd wordt tijdens het koken van de kool zal die niet meer koken en de kleur ervan zal veranderen.

Mogelijk is dit voor de Duitsers een reden geweest om deze groente dagelijks op tafel te brengen om de gevolgen van bier en wijn onschadelijk te maken.

In de tijd dat de druiven nog op kale stokken groeiden, zonder bladeren was het een toverstok en kinderen die van de vruchten probeerden te snoepen werden dan ook betoverd. Hun handen veranderden in de vingerlobbige bladeren die naast de druiventrossen groeien, het lijkt nog steeds of die bladeren naar de druiven willen grijpen. Als een kind voortdurend vermagert, niettegenstaande het gebruik van allerhande geneesmiddelen, zegt men dat het kind betoverd is. Om het kind te onttoveren legt men over een druivelaar enige kleren van het kind. De eerstvolgende zondag neemt men een roede van een wilde vijgenboom en slaat daarmee ferm op de kleren in. Men is nu overtuigd dat de heks zelf die slagen zal ontvangen en men haar zo kan dwingen de betovering te verwij­deren. Dat gebruik noemt men “pica la souco” in Frankrijk.

Noach.

Noach was de eerste die een wijnstok plantte. In de nacht daarop kwam de duivel om de plant te mesten. Maar de mest was bijzonder. De duivel slachtte een lam, een leeuw en een zwijn en goot het bloed van de drie dieren over de wortel. Die groeide prima op en in de herfst bracht Noach de eerste druiven naar beneden en kelderde de eerste wijn. Toen hij van de wijn dronk, de kracht die hij niet kende, werd hij dronken.

De kracht had het van de driemest verkregen. Werd het matig gedronken dan maakt het gemoed van de mensen als een lam, sterker genot roept wilde krachten in de mens op vergelijk. Leeuw en een overmatig genot verontwaardigt de mensen zodat ze met het derde dier gelijk werden.

Zo is er een gelijk verhaal van Dionysos. Die plantte het gewas in een vogelhoofd en toen die te klein werd in een leeuwenkop en tenslotte in een ezelskop.

Het einde is gelijk aan het vorige verhaal.

Noach was dus de eerste planter en ook de eerste drinker. De ark van Noach was dus een geschikt voorwerp om aan herberg te pronken. Bovendien zag de waard graag dat zijn herberg zo vol als de Ark was. Ook was de Ark, waar van alles in was, een uithangteken waar van alles te koop was.

Uitdrukkingen.

Vin des sages, pot de vin, een uitdrukking van alchimisten.

Vin de l’etrier, vin d’honneur, een erewijn.

Vin de veille, een nachtwijn.

Avoir le vin gai, een vrolijke dronk hebben.

Entre deux vins, een weinig beneveld.

Pris de vin, beschonken.

Aesopus geeft ook het volgende verhaal: ‘de druiven zijn zuur’.

Het is een fabel over een vos die druiven zag hangen. Dolgraag wilde hij die hebben, maar hij kon er niet bij, de druiven hingen te hoog. De vos gaat weg en zegt; ‘ze zijn onrijp en zuur, ik lust ze helemaal niet’.

Oude bomen.

Door het snoeien worden de knoestige, knarrige stronken gevormd die de stam met zijn bruine vezelige schors vol kloven een karakteristiek gezicht geeft. De stam kan zelfs een omvang van 1,7m halen. Druiven kunnen zeer oud worden en beroemd was de druif van Hampton Court die meer dan 100 jaar oud was een 2200 vierkante voeten bedekte. Georg IV gaf zijn tuinman bevel om 100 000 trossen daarvan af te snijden. De tuinman kwam dit na en berichtte tegelijk dat hij er nog wel zo veel van af kon halen.

Men verhaalt dat er in Frankrijk een druif stond wiens stam zo dik was als een man en druiven voor 350 flessen leverde.

Verspreiding

Door de grote ijstijden werd de druif verdrongen naar het zuiden. Soorten die niet mee konden komen verdwenen en alleen V. vinifera bleef over. Deze wist de koude te overleven aan de zuidkant van de grote bergketens als de Alpen, Apennijnen, Pyreneeën en Kaukasus. Alle druiven groeien op het noordelijk halfrond en kunnen eigenlijk alleen leven tussen 30 en 50 graden noorderbreedte.

De wilde druif, V. sylvestris, (bos) groeit nu in het gehele M. Zeegebied. Vermoedelijk is die echter afkomstig uit de Oriënt, noordwest India, uit de heuvelachtige streek ten zuiden van de Kaspische Zee en Armeria.

Vitis-idaei.

Vele planten hebben een toenaam Vitis-idaei, omdat die bij de berg Ida zou groeien die Alexander de Grote gevonden zou hebben.

(Dodonaeus)De echte Vitis die men nu de toenaam Idaea geeft groeit niet op de allerhoogste en sneeuwachtige toppen van de berg Ida zoals sommige ons hebben willen laten geloven door hun valse uitlegging, maar alleen omtrent die berg Ida, te weten niet omtrent de berg Ida van het eiland Kreta, maar die van het landschap van Klein Azië bij Troje dat van Ptolemaeus (Geographiae lib.v.cap.10) Alexandri Troas toe genoemd wordt waarnaar deze Vitis Idaea ook met enige reden tussen Vitis Alexandrina van Plinius in het 3de kapittel van zijn 14de boek genoemd is geweest, min of meer zoals van Laurus die op dezelfde gewesten plag te groeien en van Theophrastus Laurus Alexandrina genoemd wordt, want hij zegt er aldus van: ‘Omtrent de berg Ida groeien eigenlijk en gewoonlijk, zo men zegt, Laurus Alexandrina en een eigen soort van vijgenbomen en een Ampelos of Vitis’. Met deze Vitis schijnen enige gelijkenis te hebben die soorten van Vitis of wijngaarden die Philostratus (in vita Apollonij) schrijft in Meonien en Lydia, dat is niet ver van het landschap van Troje, te groeien die hij vergelijkt met die wijngaarden die in Indië over de berg Kaukasus groeien en zegt, ‘Daar groeien zeer kleine wijngaarden zulks als zijn diegene die men in Meonien en Lydia vindt, de wijn die er uit geduwd of getreden wordt is nochtans zeer lieflijk en goed van smaak’, dat de Vitis die omtrent Ida groeit zulks is blijkt uit alle oude schrijvers, want ze zeggen dat ze een heesterachtig of laag struikachtig gewas is met kleine twijgjes of takjes en met andere kleine twijgjes omtrent vijf en veertig cm ver uitgespreid waaraan terzijde druifjes groeien zo groot als Fabae, dat is als de allerkleinste boontjes en bruin of zwart van kleur, zoet van smaak die van binnen een zacht en niet zeer hard kerntje of steentje hebben. De bladeren van deze wijngaard zijn rond en niet gedeeld of gekerfd en klein. Die Vitis wordt van Plinius in het 3de kapittel van het 14de boek bijna met diergelijke woorden beschreven: ‘De wijngaard, zegt hij, die men Vitis Alexandrina noemt groeit omtrent Phalacra en is kort en laag en met takjes omtrent vijfenveertig cm lang en met zwarte vruchten of bessen zo groot als een Faba waarin een weke en zeer kleine kern schuilt die aan scheef groeiende druifjes of trosjes voortkomt en zeer zoet van smaak zijn. De bladeren zijn klein, rond en niet gesneden of gedeeld’. In welke woorden van Plinius in plaats van hetgeen dat Theophrastus in het Grieks zegt, dat is dat de besjes aan de zijde van de takjes groeien te verstaan gegeven heeft, dat de druifjes en trosjes scheef en overdwars staan en niet de bessen zelf wat met de wijngaarden beter overeenkomt.

Uit Redoute.

Historie.

(349) (417) Volgens de mythologie kwam de wijn met Dionysos, die ook wel Bacchus werd genoemd, mee die ontdekt was op de Indische berg Nyza.

Aan de oorsprong van de Semitische stammen of een hoofdtak ervan zocht men de oorsprong van de wijn. Waarschijnlijk is de bron een Kaukasische taal in de regionen van Armenië en het oude Khaldiasche koninkrijk Urartu. Bij uitbreiding van die stammen naar de beneden Eufraat en woestijnen en paradijzen van het zuidwesten is de plant meegekomen. 4000 v. Chr. teelde men de druif in Babylonië, Syrië en Palestina en 2700 v. Chr. in Egypte.

In Egypte zou Osiris de mensen de teelt geleerd hebben en was daar al in de tijd van de piramidebouw, men onderscheidde vele soorten naar smaak en kleur en gebruikten wijn bij alle gelegenheden. In de Bijbel wordt Noach als de eerste mens aangewezen die een wijngaard plantte. In Kreta was dit Saturnus.

In Perzië was er een vrouw die zichzelf wilde vergiftigen en dronk wat sap van de druif die gefermenteerd was. Ze verbaasde zichzelf en haar familie door haar opgewektheid en vreugde, ook door haar lange slaap en hoofdpijn Ze had een ontdekking gedaan en vanwege haar voorbeeld was de faam van de drank al spoedig verbreid.

Bacchus.

De klimop heeft, met de plataan en wijnstok, een vijfvingerig blad, dat de scheppende hand van de aardgodin Rhea uitbeeldt. In de oudheid was de klimop in Egypte aan Osiris gewijd en in Griekenland aan Dionysus (Bacchus) die, hoewel algemeen bekend als god van de wijn, oorspronkelijk een vegetatiegod en doodsdemon was en als zodanig was de klimop aan hem gewijd.

Zeus verkoos op de aarde een vrouw te hebben, een koningsdochter die hij zeer lief had. Zijn echte hemelse vrouw, Juno, merkte zijn bedrog en was daar zeer boos over. Ze verkleedde zich als een arme bedelaarster en ging de Olympus af en bereikte haar gehate mededingster om die in het verderf te storten. Vriendelijk vroeg ze: “Ik geloof dat je geliefde de koning der hemelen is, maar hij heeft je bedrogen. Als je je van mijn woorden wil overtuigen, vraag hem dan in zijn hemelse heerlijkheid voor je te verschijnen”. De ongelukkige koningsdochter verzonk in gepeins en begon haar man te wantrouwen. Toen hij weer kwam vroeg ze op vriendelijke toon. “Je zegt telkens dat je me bovenal lief hebt, maar als ik je vertrouwen wil zweer me dan dat ik alles wat je vraag zal doen”. Zeus willigde dit verzoek tenslotte in om haar gerust te stellen. Nauwelijks had hij haar verlangen gehoord of hij verdween met de onzalige gedachte dat geen sterfelijke zijn majesteitelijke verschijning verdragen kon. Maar zij volhardde in haar wens en Zeus, nu nijdig geworden trok zijn hemels kleed aan en verscheen in donder en bliksem. En zie, de trouwe geliefde werd ter plaatse gedood en in as veranderd. Bacchus nu werd geboren te midden van de vlammen waarin zijn door Zeus gedode sterfelijke moeder Semele stierf. Alleen de sterfelijke aardbewoners hadden het vuur van de hemel te duchten. Het godenkind werd terstond door snel opschietende klimop, die opschoten uit de zuilen van het paleis, door Zeus opgetrokken om hem te redden, in koele schaduw gehuld en aan de blikken van de jaloerse Juno onttrokken. Vandaar zijn naam, “de door zuilen beschaduwde”. De gewoonte om de beeldzuilen van Bacchus met klimop te versieren gaf hen de bijnaam van kissophoros, (kissos: de klimop, of van het Arabische qissos” klimop) de klimopdragers.

Zeus had, na de dood van Semele, de knaap aan de Nysiache nimfen die deze berg bewoonden, toevertrouwd. Dezen hadden, evenals bij zijn geboorte, het klimoploof over de schedel van de berg heen gespreid opdat Juno hem nimmer ontdekken zou. Waar men in de oudheid klimop in buitengewone rijkdom zag woekeren daar had Bacchus vertoefd en zelfs in Indië, zegt men, vonden de soldaten van Alexander de schedel van de heilige berg Meros met het groene loof van de klimop omkranst. Zijn soldaten die deze plant niet meer gezien hadden sinds zij hun vaderland verlaten hadden waren nu zo verrukt dat zij de klimop onder luid gejuich plukten, terwijl zij liederen ter ere van Bacchus zongen en ze zichzelf er mee bekransten. (Wijst dit niet op een druivenblad? Dan wordt Bacchus omkranst met druivenbladeren in plaats van klimopbladeren, de bladvorm lijkt op elkaar)

Ontstaan van de druivenstok.

Het ontstaan van de wijnstruik door Nonnos van Alexandrië, 360-420 na Chr.

Dionysos was ontroostbaar over het heengaan van zijn vriend Ampelopsis. Hij vergat de dans. De zinnen omneveld door de woede van zijn gewonde liefde zong hij nog slechts bittere gezangen. In droeve stilte waren de laatste metalen sidderingen van zijn tamboerijn verstorven. Bij het horen van Dionysos klachten stiet de wenende Tantalide, wiens schoot slechts ongeluk gebaard had, een diepe zucht en liet haar tranen nog sneller vloeien. Het gekreun van de pijnboom verenigde zich met de klachten van de even oude lariks. Zelfs Phoibos boom met nooit gesneden haren, de laurier, liet zich ontbladeren door de woeste winden. Op dit droevige snikken keerden de godinnen van het noodlot op hun schreden terug. En Atropos verhief haar stem zeggende: “Nog leeft uw vriend voor u, o Dionysos, en zal de bittere wateren van de Acheron niet overschrijden. Ontroerd is zelfs ‘t onwankelbare noodlot door uw klachten. Ampelos, hoewel verdwenen, is niet gestorven want in een verrukkelijke drank zal ik uw vriend veranderen, in een zoete nectar. Gij zelf, o’ Dionysos, zult uw kroon van kronkelende slangen afwerpen en u omgorden met guirlandes van druiven en uw toewijding zal niet minder zijn dan die van Phoibos wanneer hij in zijn hand de stengels der wenende hyacinten draagt. En hoger dan hij door zijn bloemen zult gij uw vriend Ampelos doen roemen, door een brouwsel dat voor de mens beeld en gelijkenis zal zijn van de hemelse nectar. Daar waar uw vriend geboren werd zullen de hellingen zich met purperen druiven bedekken. O, Ampelos, slechts daarvoor hebt gij de god der vreugde Dionysos de smart doen kennen, opdat de wijn, die uit u geboren gaat worden door zijn honingzoete droppen genot schenkt aan de stervelingen, een plengoffer aan de goden”.

Zo gesproken te hebben keerde de noodlotzwangere Atropos terug naar haar zusters. En voor de ogen van Dionysos voltrok zich een heerlijk wonder. Ampelos, de zoete dode, bewoog en kroop als een slang en, plotseling van vorm veranderd, werd hij een prachtige heester. De romp werd tot een stevige wijnstok, de handen schoten als slanke ranken op en diep in de bodem wortelden de voeten. De gouden krullen van zijn haar werden tot druiventrossen en zijn eigen bloed kleurde purper, zijn slanke hals werd tot een guirlande van ranken en als twijgen bogen zich zijn schoon gewelfde armen en als tastende jonge verliefden speelden zijn vingers met de wind.

Dronkenschap.

Bacchus droeg een prachtig gewaad van pantervellen en tijgerbont. Hij werd gevolgd door wilde uitgelaten vrouwen die wijn bekranste staven droegen, de Thyrsosstaf. Naar oeroud gebruik maakte men de wijn door toevoeging van terpentine langer houdbaar en vandaar stelt de knop van de Thyrsusstaf een dennenappel voor.

De vrouwen gingen swingend, zingend en onvermoeibaar door, onderwijl Heil Bacchus roepende, iedereen die met de god spotte werd in woede gegrepen. In de tijger en panter, zowel als het gevolg van razende vrouwen, werd de wildheid aangeduid waarin overmatig genot van wijn ontstaat. Men wilde een worden met Bacchus door het drinken van deze met vuur gevulde vloeistof. Wijn verbreekt elke betovering en men vertelt de waarheid, in vino veritas.

De maneaden of bacchanten raakten door hun god bezeten en gingen zich ten buiten. Ze vielen zelfs mensen en dieren aan en scheurden ze soms in stukken, aten het rauwe vlees en zoogden jonge dieren aan hun borst, speelden met slangen. Soms hield het gevolg nachtelijke danspartijen op hoge bergen. Een terugkeer naar de oertijd. Mogelijk is de razernij, ‘mania’ veroorzaakt of versterkt door een drank die vermengd is geweest met het sap van klimopbessen.

Bacchus wordt ook vaak voorgesteld als met klimopbladeren omkranst. Dat zou hem tegen dronkenschap behoeden en dit werd zo ook door de mensen gebruikt. De vrouwen die zich aan Bacchus hadden overgegeven liepen recht naar de klimop om er enkele bladeren van af te scheuren en op te eten. Klimop werd dan ook wel Bacchia genoemd.

Beide struiken, klimop en druif, lijken op elkaar. De kleine zwarte trosjes van de klimop lijken op druiventrosjes. Ze bezitten beiden een enorme groeikracht en kunnen heel oud worden. Maar de wijndruif verliest zijn bladeren en de klimop is een wilde plant, de ander wordt gekweekt, de een geeft bedwelming in ruwe staat en de ander na fermentatie, in de winter groeit de klimop nog en geeft als laatste bloem en bes in het voorjaar, een omgekeerde cyclus van de druif. De klimop kruipt als een slang over de grond en groeit op koele plekken bij de graven, de ander op droge warme plaatsen in de zon. Ze verhouden zich als de onderwereld tot de bovenwereld en als natuur tot cultuur.

Damascos waagde het de wijnstok die Dionysus geplant had uit te rukken. De god stroopte hem levend het vel af en maakte er een wijnzak van.

Diana veranderde een nimf die door Bacchus bemind werd, in een amethist. Sindsdien behoedt die steen tegen dronkenschap.

Uit L.van Houtte.

Legende.

Al als knaap toonde Bacchus de in hem wonende goddelijkheid. Eens werd hij, toen hij aan de kust sliep, door scheepslui geroofd en ingescheept. Hij wachtte tot ze op volle zee waren. Vergeefs vroeg hij hen naar het dichtbijgelegen eiland Naxos te brengen, zijn thuisland. De ruwe zeelieden hoorden hem niet en hoopten een hoog losgeld te vangen. Alleen de vrome stuurman Acoetes had medelijden met de knaap en wou aan zijn verzoek voldoen. Dit was tegen de zin van de rest van de bemanning en zetten hem in het vooronder. Toen de goddelijke knaap het bedrog ontdekte sprak hij in tranen: “met welk recht is het dat oude mannen een kind op deze manier behandelen?” Ze spotten op zijn smart en roeiden verder. Plotseling stond het schip als vast geworteld midden in de zee stil. Vergeefs sloegen de roeiers de riemen in het water en vergeefs hesen ze de zeilen. Uit de kiel groeide een druiven- en klimoprank en overgroeiden het roer, de mast en het zeil. Vertoornd stond de tot dan toe vredige Bacchus voor de goddeloze scheepslui en sloeg grimmig met zijn thyrsosstaf. Bij die aanblik overkwam hen een dodelijke schrik, angst en waanzin. Ze sprongen overboord en werden in dolfijnen veranderd. Alleen de vrome stuurman werd het leven gered. Hij bracht het schip naar Naxos waar voor Bacchus het eerste altaar opgericht werd. Zo gauw hij volwassen was trok hij alle landen door tot in het verre Indië en leerde de volkeren de wijnbouw. De vorsten die hem weerstonden sloeg hij met ziekten van het lijf en geest. Toen zijn vader Jupiter met de geweldige titanen vocht stond Bacchus hem in de vorm van een leeuw terzijde. Hij werd door de reuzen gegrepen en gold als verloren. Alleen Minerva was bij hem en nam het kloppende hart uit de borst en bracht die naar zijn goddelijke vader die de al in de aarde gezonken lieveling weer levendig maakte.

Een betekenisvol symbool. Licht hierin niet de betekenis dat de druif in vele delen (stekken) versneden en in de aarde gestoken weer groen wordt en vruchten voortbrengt?

De offers die men Bacchus bracht bestonden uit geiten en zwijnen, beesten die als vijanden van de “goede god” golden omdat ze de druif schade veroorzaken.

Lentefeesten.

Ook werden er te Delphi en Attica lentefeesten gevierd waarbij dansende, zingende en fluit spelende priesters Semele, een van de vele belichamingen van de oermoeder, aanriepen. Ze smeekten haar de jonge Dionysos uit een aardheuvel voor de dag te laten komen.

Het feest had zijn oorsprong in een oud Kanaanitische rite, waarbij adoranten moesten huppelen en hinken. Het woord daarvoor was pesach. De Joden noemen een van hun feesten nog bij die naam. (Pesach of Pashah, beter Pessach en volledig Chag Happessach, het Hebreeuwse woord voor verschoningsfeest).

Ook de Chag Hammazzoth of het feest van de ongezuurde broden geld als verlossing van de Israëlieten uit Egypte, de vrijstelling van de eerstgeborenen en de geboorte van de staat Israël.

Of er ook een oud voorjaarsfeest aan ten grondslag ligt? De Pentateuch beveelt dat het feest met de eerste volle maan van het voorjaar, zeven dagen lang van de avond van de 14de tot aan de avond van de 21ste Abib (naar de Babylonische uittocht Nissan genoemd) gevierd wordt.

Bijbel.

In de Bijbel zijn er meer dan 200 vermeldingen naar de wijnstok. Wijn alleen al wordt een 140 maal vermeld.

In dit waterarme land was wijn dan ook een algemene drank en de oogst dan ook een tijd van vreugde en feesten (Richteren 21: 20) Iedereen leefde dan ook onder zijn eigen wijnstok en vijgenboom (Deuteronium 8: 8, 1 Koningen 4: 25 en Zacharias 2: 10) De wijnstok werd dan ook met alle zorgen omgeven. De voornaamste zorg was de rank die niet als de vijgenboom vrucht geeft van het oude hout, maar van de nieuwe loten. Voor een goede vruchtzetting en een oogst gespreid over een groot deel van het jaar moet dit weelderig groeiend gewas dan ook goed gesnoeid worden, naar het goede vruchthout (Johannes 15: 1) De waterloten of dieven worden uitgeworpen of weggesnoeid en hebben alleen nog maar nut om in de oven te worden geworpen. Door het snoeien wordt de oogstmaand bepaalt. Nu is die in de maanden september/oktober. Volgens Concordantie was Thammoez, juni/juli, de maand van de vroege wijnoogst en Boel, oktober/november de maand van de late wijnoogst. Brochard vermeldt de manieren van snoeien, zodat vanaf de dag van St. Johan de Doper tot aan St. Maarten druiven in het Heilige Land te koop werden aangeboden.

Voor het snoeien gebruikten ze snoeimessen (Jesaja 2: 4) Het klimaat en de grond van Israël waren dan ook uitermate geschikt voor deze teelt en het land was beroemd om zijn rijke opbrengsten. De trossen van Egypte waren dan ook blijkbaar kleiner, Numeri 13: 23, als we de verbazing van de verspieders hierover lezen. Om zulke grote trossen aan een stok te moeten dragen lijkt wat overdreven. Toch zijn er soorten die enorme trossen kunnen produceren. Anderson: “Er is een vorm die bekend staat als de Syrische witte. Deze var. zou zeer oud zijn en heeft de reputatie om normaal al trossen te produceren van 10 pond en van 20 zijn er gezien op de tuinbouwshows te Londen. Loudon bericht dat ze trossen produceert van 40 pond in goed bewaterd land van Syrië”. Een tros van meer dan 10 pond zou bijna een el lang zijn, 68, 8cm (J. Eadie)

De ware wijnstok, Johannes 1: 6, groeide blijkbaar niet alleen in de wijngaard, maar ook als op zichzelf staande bomen (Ezechiël 17: 1/6, Psalm 80: 9) Vermoedelijk is in deze vergelijking het beeld Israël genomen naar een wijnstok die al klimmend een boom heeft overwonnen, hem overleefde om daarna als zelfstandige boom verder te groeien. J. Eadie vermeldt dat er toch vrij groeiende wijnstokken gevonden zijn en er zou er een gevonden zijn aan de voet van de zuidelijke helling van de Libanon die 9m hoog was met een stamdoorsnede van 40cm en schaduw gaf van 15m in de lengte en breedte.

Ook de reusachtige gouden wijnstok die de ingang van het heiligdom in Jezus tijd overschaduwde, was een beeld van een vrij groeiende wijnstok. Wanneer er iemand goud aan de tempel schonk, werd er een blad, tros of druif van gemaakt. Op die manier werd die wijnstok van onschatbare waarde (O. Dapper) De wijnstok was ook zeer belangrijk voor de economie van het land en werd dan ook geregeld op oude munten afgebeeld.

Wijn maken is een van de oudste kunsten van de mensheid. In de bijbel wordt dit het eerst vermeld door Noach, rond 2347 v. Chr en aan hem wordt de uitvinding toegeschreven. De meeste wijn komt van druiven, in Hooglied 8: 2 lezen we dat er een wijn van de granaatappel gemaakt was. De sterke drank, Hebreeuws shaychar, die genoemd wordt met of in contrast met wijn zou het product kunnen zijn van de palmboom, Phoenix dactylifera. De oogst had plaats in september en ging vergezeld van grote blijdschap en festiviteiten. De grote manden vol sappige druiven werden naar speciale wijnpersen gebracht, yekev en gitot, Jeremia 5: 2, Mattheüs 21: 33. de verse druiven werden in het bovenste vat gestort, Hebreeuws voor wijnvat is begat. Een zekere hoeveelheid sap loopt van naturen uit in het lagere vat vanwege het gewicht van de druiven op elkaar. Dit was het sap van de rijpste en zachtste druiven, dit werd verzameld en afzonderlijk gehouden van het later uitgeperste sap. Het is de zoete wijn, tirosh, de nieuwe wijn, ahsis of eerste wijn van Hosea 4: 11, Amos 9: 13 en Handelingen 2: 13. Daarna begon het persen door treden van meerdere personen met de blote voeten op de druiven. Ze moedigden elkaar luid aan, Jesaja 16: 9-10, Jeremia 25: 30 en 48: 33. Bij dit proces worden de voeten en onderste kleren rood geverfd, dat zien we al in Genesis 49: 11 en Jesaja 63: 2-3. Het uitgeperste sap vloeit in het laagste vat waarna het in verschillende vaten wordt verzameld. Soms werd het in ongefermenteerde staat bewaard en gedronken als most, druivensap, meestal gefermenteerd door het wijnferment, Saccharomyces ellipsoideus. Wijn die een tijdje gestaan heeft krijgt bezinksel, Jesaja 25: 6 waarvan het gezuiverd moet worden, Jesaja 25: 6.

Ongefermenteerde wijn of most werd in bottels opgeslagen en in de aarde begraven.. Wijn was een gewoon en dagelijkse gastvrijheid Genesis 14: 8, als op huwelijksfeesten, Johannes 2: 1-11. De eerste veldvruchten van het land, Leviticus 23: 13 en vele tempeloffers, Numeri 15: 5 Het behoorde tot de tienden die aan de Heer geofferd werden met alle andere eerste vruchten, Deuteronomium 18: 4 en Exodus 22: 29.

Veel wordt er in de Bijbel gesproken over wijn en most, wijn was ook gewoon in die tijd, Genesis 11: 2. Ze gebruikten verschillende soorten waarvan de rode het meest gebruikt werd, Spreuken 23: 31, Jesaja 27: 2, Openbaringen 14:20. Wijn die gemengd was met verschillende specerijen werden op grote feesten gebruikt, Spreuken 9: 2 en verwijzend naar Jesaja 65: 11, zullen de drinkoffers bedoeld zijn als een wijn die scherper is door toevoeging van mirre of harsen of met veel alcohol. De dronkaard is dan ook beschreven als een die gemengde wijn zoekt, Spreuken 23: 30.

Ruth 2: 14 ‘ zei Boaz tot haar: Kom hierheen en eet van het brood en doop uw bete in den azijn’.

Psalm 69: 22 ‘en lieten mij in mijn dorst azijn drinken’.

Spreuken 10: 26 ‘Wat azijn is voor de tanden en wat rook is voor de ogen, dat is de luiaard voor wie hem zenden’.

Spreuken 25: 20 ‘Als iemand die een kleed uittrekt, op een koude dag, als azijn op loog, is wie liedjes zingt bij een treurig hart’.

Mattheüs 27: 34 en 48 ‘en zij gaven Hem wijn, vermengd met gal, te drinken…En terstond liep een van hen toe en nam een spons, drenkte die met zuren wijn, stak ze op een riet en gaf Hem te drinken’.

Marcus 15: 36 ‘En iemand liep toe, drenkte een spons met zuren wijn, stak ze op een riet en gaf Hem te drinken.

Lucas 23: 36 ‘Ook de soldaten kwamen naderbij om Hem te bespotten en brachten Hem zuren wijn’.

Johannes 19: 29-30 ‘Er stond een kruik vol zuren wijn, zij staken dan een spons, gedrenkt met zuren wijn, op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond….Toen Jezus dan de zuren wijn genomen had, zei Hij: Het is volbracht!

Het woord dat als azijn vertaald wordt in het O. T. is het Hebreeuwse woord chomets. Deze drank bevatte wijn of een andere sterke drank die zuur geworden was. Dat werd soms kunstmatig gedaan door wat gerst bij de wijn te voegen zodat het geschikt bleef voor fermentatie. Dat het vrij zuur was blijkt uit de aangehaalde passages en dat het een verdovende drank blijkt kan je halen uit de Psalm. Het werd toch ook gebruikt door arbeiders als we zien bij Ruth.

Vrij gelijk met de chomets of ch’metz van de Joden was de acetum of posca van de Romeinen. Dit was een dunne, zure wijn die populair was bij de soldaten en dat werd Jezus aangeboden aan het kruis.

De namen van de wijnstok in de Bijbel:

De wijnstok, gephen of gefen. (Micha 4:3, Numeri 13:23)

De tros, enav of a’navim.

De wijn, yayin. (Genesis 11:2)

De wijngaard, kerem. Zo ook in plaatsnamen als Abel‑Keramim . (Abel is Veld)

De druivenverzamelaar, mashkeh.

De bloem van de wijn, naar de overvloed in die streek, sorek, soreh of shoreh, (Richteren 16: (Moldenke, Concordantie)

Uit nature.jardin.free.fr

Wilde druif.

Jeremia 2: 21 “Ik echter had u geplant als een edele druif, een volkomen zuiver zaad, toch hoe zijt gij veranderd in wilde ranken van een vreemden wingerd. “Mogelijk werd hier gedoeld op de =Vitis orientalis, Boiss. (Oosters) Dit is een meer struikvormige en soms klimmende, maar geen hechtranken bezittende wijnstok. De bladeren zijn veel dieper ingesneden dan de gekweekte en meest in aantallen van 3 op een stengel. De kleine, zwarte bessen zijn niet eetbaar.

De naam hier gebruikt is Gefen nachriyah (Waeker) De rebelse Israëliet, de degeneratie van de wijnstok Israël, zou de degeneratie van de wijnstok zijn. Ook vergeleken met Genesis 40: 10 “Aan de wijnstok waren 3 ranken”, Ezechiël 15: 6 “Onder het geboomte van het woud, het hout van de wijnstok”.

Christelijk.

Naar de vele verwijzingen, parabels en als zinnebeeld van het hele volk werd de wijnstok als zodanig door de Christelijke kerk aangenomen. In de christelijke iconografie is een tros druiven het symbool van het Laatste Avondmaal en daarmee van het bloed van Jezus Christus.

Soms is de wijngaard een zinnebeeld van Christus, de wijnranken en ook de wijngaard zijn een zinnebeeld van het volk. Kruis en levensboom worden vaak als wijnstok voorgesteld. De wijn is een symbool van droefheid en gramschap Gods, Apocriefe 14.10, 19.15.

Het druivenbloed wordt vaak nauw in verband gebracht met het echte bloed en dat was niet alleen in het christelijke sacrament zo. Het druivenbloed is vaak ook een plengoffer voor de goden, ook een drankoffer voor de doden.

Sommige heiligen worden met druiventrossen en wijngaardranken afgebeeld. De H. Sixtus, paus en martelaar, Maximianus, Urbanus, Gratus, Theodolus, Mitrius, Davinus, Morandus van Cluny, Francisca van Rome. Een tros druiven is het attribuut van Vincentius van Zaragoza, beschermheilige van de wijnbouwers.

Te Edessa werd een kerk opgericht ter ere van de H. Thomas. De bisschop Aquilinius verhaalt van een mirakel dat aan een droge wijngaardrank geschiedde die zij alle jaren in de hand van de heilige apostel legden op de avond van zijn feestdag. Die op die dag groen werd en een tros druiven droeg met grote verwondering van iedereen.

Op een dag plukte Hilarius druiven met zijn discipelen. Hoe meer ze plukten, hoe meer druiven op de boom kwamen.

De vriend van de H. Felix, de H. Maximus, lag in het gebergte ter aarde neer gestrekt, flauw van de honger en koude, oud en gebroken. Felix bad de Heer om bijstand en zie, op een doren in de haag, zag hij een rijpe wijndruif die hij nam als uit de hemel gezonden en perste het sap uit en deed dit in de mond van de oude man, die daardoor tot zich begon te komen.

Vooral in wijnstreken wordt Urbanus vereerd, omdat hij patroon van de wijn is, wijngaardeniers en kuipers en vandaar dat op Urbansdag in Duitse wijnstreken processies door de wijnbergen worden gehouden. Een sage vertelt dat Urbanus die door zijn folteraars werd vervolgd, zich in een wijngaard verborg en zo zijn leven redde. Die sage komt niet overeen met het legendeleven van paus Urbanus die in 223 de marteldood stierf. Veeleer werd hij als schutsheilige van de wijnbouw vereerd omdat zijn feest op het eind van mei valt, een tijdstip dat veel invloed op de teelt uitoefent. Regent het op St. Urbanusdag dan zal er weinig wijn zijn, zegt een spreuk. Is het klaar weer dan zal de wijngaard een goede opbrengst geven. Vandaar de Franse zegswijze: ‘Tel S. Urbain, telles vendanges’.

In de kerkelijke bouwkunde vind je dikwijls druiven en druivenbladen zinnebeeldig gebruikt. Gehele voorstellingen van de druivenoogst vind je al in de catacomben van Rome als een symbool van het paradijs. Je vindt daar ook de duiven die aan de korrels pikken als een symbool van gelukzalige zielen. In een mooi fresco zie je de goede herder met wijngaardranken en engeltjes omringd. Soms is het kruis met druivenbladen omstrengeld zoals het beroemde kruis van het Vaticaan. Sommige symbolisten beschouwen de druiventros als het symbool van het marteldom omdat de wijn met bloed vergeleken wordt. Ook als symbool van het H. Sacrament vind je druiven met korenaren, ook wel met het Lam Gods voorgesteld.

Tak, Symbool van je pleziert iedereen.

Wijn, Symbool van dronkenschap.

(187A) St. Geertrui. Zij is de dochter van Pepijn van Landen. Geertrui betekent speer-jonkvrouw (zie het geerkruid). De Geerten minne of schaal van Nivelles was, net als bij de Sint Jans minne, oorspronkelijk een herinneringsdronk die aan de afgestorvenen was gewijd. Haar eredienst wijst op een heidense dodenritus. St. Geertrui wordt met muizen afgebeeld en haar hulp wordt ingeroepen bij een muizenplaag. Een muis is een zielendier en bij stervenden kwam een muis uit hun mond gekropen. De ziel die het lichaam verlaten had brengt de eerste nacht bij St. Geertrui door.

Het Johannes wijden was ook zo’n gebruik. Op 27 december werd in de Katholieke kerk wijn, de Johannesdrank, gewijd om die voor vergiftiging en ander gevaar te behoeden. De reden hiervoor was dat deze heilige de door de heidenen aangereikte gifbeker leegde zonder schade geleden te hebben.

Deze gewijde wijn was de afscheidsdronk als men op reis ging. Als verzoeningsdrank en als trouwdrank werd ze voor bruidsparen bewaard waarom ze Johannesliefde of Johannesminne heette. Deze, die in Evangelisch Zuid Duitsland op 24 juni gedronken Johannesbeker herinnert aan die bij de oude Germaanse goden en godinnen gebrachte minnedrank. Deze minnedrank of gezondheidsdronk was het gebruik om op iemands welzijn te drinken. Dit was al bij de Grieken in Homerische tijden, bij de Romeinen, Kelten en oude Germanen een oud en geheiligd gebruik dat zich tot de laatste tijd in stand heeft gehouden. De Grieken pleegden daarmee vreemden met welkom en afscheid te begroeten. Bij gastmaaltijden maakte men een aan de goden en gestorvenen gespendeerde dronk. De plengoffers waren oorspronkelijk drankoffers en aan de schimmen van de afgestorvenen gewijd.

Dit gebeurde van de huisheer af aan beginnend tot onder alle deelnemers toe en ieder dronk op het welgaan van zijn buur. In Sicilië bracht een voordrinker, Mnamon, de gezondheden uit. Bij de Romeinen was dit de gastheer die een gezondheidsdronk op het welzijn van zijn gast uitsprak.

De Noorse volkeren hadden gelijke gebruiken, de Minne, (dat is het gedenken) door hun goden met een dronk te eren of te gedenken. Ze hadden zelfs een bijzondere drank en gedachtenisgod, Mimir. De tot het Christendom bekeerde mensen plantten die gebruiken voort en leegden nu de beker op de Heer, de Drievuldigheid, Maria en de heiligen. Omdat het tal der heiligen snel groeide begon dit gebruik uit te dijen en de bisschoppen bemoeiden zich ermee om het getal van de heiligen die met de gedachtenis of minne toegedronken werden, enigermate te temperen. De hoffelijkheid bevorderde natuurlijk het toedrinken. De St. Stephansminne wordt gedronken, waarschijnlijk wat te veel daar Karel de Grote de dronkenschap op die dag verbood. “Omnino prohibendum est omnibus ebrietatis malum et istas coniurationes, quas faciunt per S. Stefanum. Hij verbood ook tijdens de oorlogen, zijn krijgers het gezondheidsdrinken. Zo werd er ook een hofverordening ingesteld door de Saksische Kurfurst Christian II. Graaf Schwarzenberg liet in 1534 zelfs een boek tegen het gezondheidsdrinken verschijnen. Met de tijd verdween het gebruik om de heiligen toe te drinken. Het langst bleef dit bewaard in Nederland in de St. Garteminne of Gertrudsminne en in Scandinavië in de Kanuts en Eriksminne, zo was er ook Ulriksminne, Martins-, Stephans, Michaelisdronk.

Ook het oude gebruik om de drinkhoorns van de een naar de ander te laten gaan is vrijwel overal opgehouden. In Engeland bestaat ze nog op de Universiteit van Oxford en Cambridge, de Grace cup en bij jaarfeesten van groot Londen is er de Loving cup waarbij een grote zilveren beker links omgaat met de drinkspreuk: “I’ll pledge you”. Van de vroeger bij deze gelegenheden gebruikte regel om een geroosterd snee brood, toast, in de beker te werpen is de naam toost voor een uitgebrachte gezondheid overgebleven. Het Duitse gebruik om met gezondheidsdrinken de glazen aan te stoten ging naar Frankrijk over waar men het trinquer noemde.

Egypte.

Dat de druif al vroeg bekend was zien we ook op schilderingen die op de wanden van de oudste grafsteden voorkomen te Beni Hassan en te Thebe. De wijngaarden waren met zorg aangelegd en met vijvers voor bewatering voorzien. Soms scheidt een muur de wijngaard van de tuin, soms in een tuin verenigd en staan er bomen en meestal vijgenbomen in de wijngaard. Ze leiden hun druiven niet langs andere bomen zoals de Romeinen plachten te doen. Hun wijngaarden bestonden uit lanen van staken waarop dwarshouten lagen om de takken te geleiden. De druif heette hier ‘erpi’. Blauwe druiven werden als de ogen van Horus gezien.

Onder de domeinen van het grafpaleis van Seti-Meneteph II te Thebe bevond zich een wijngaard die aan de oevers van de Nijl bij een stad van Ramses gelegen was. Er waren daar al verscheidene soorten wijn. Die op de eilandjes van het meer Mareotis gekweekt werden waren het meest bekend. In de offerlijsten die op de muren van de tempels voorkomen vindt men meestal verscheidene wijnen vermeld, ieder met zijn naam. Dat er misbruiken van wijn drinken, zowel onder de mannen als vrouwen, voorkwam zie je in spotschilderingen in Thebe en Beni Hassan.

Op een schildering in Beni Hassan zie je dat apen gebruikt werden om druiven te plukken.

Osiris gold als de uitvinder van de most. Wijn die gegist was gebruikten ze niet, want ze hielden die voor een uitvinding van het boze wezen, Typhon, waarschijnlijk om zijn dronken makende kracht. De eerste die werkelijk wijn dronk was hun verlichte koning Psammetichus.

Bij de Egyptenaren is de kennis tot een hoog peil ontwikkeld. Dit is nog steeds te zien op de muren van de koningsgraven in Thebe. Er zijn zelfs wijnkruiken gevonden met een inscriptie over de herkomst en het type wijn, de druivensoort en de wijnmaker. Onze etiketten op de tegenwoordige flessen vermelden vrijwel hetzelfde.

Griekenland.

Vanuit Syrië kwam het gewas over Klein-Azië en drong zo het Noorden van Griekenland binnen. Tegelijkertijd kwam het van de andere kant, de zeekant, door de Phoenische handel binnen. Vanuit Griekenland is de druif vermoedelijk via zuidelijke wegen verspreid. Via Thracië naar de eilanden van de Egeïsche zee en zo naar Kreta, van daar naar Naros en Chios en zo verder (Kreta was een middelpunt van Phoenische handel)

De wijnstok en de wijn werden, zoals alle goeds in het leven, aan een lerende of scheppende god toegeschreven. Bacchus plantte de druivenboom die op de wereld van toen onbekend was en maakte met het druivensap een begeesterende drank die hij aan allen die hem vereerden, bekend maakte. Om nu de volkeren van de aarde voor zijn eredienst te winnen ondernam hij een feesttocht door de gehele wereld. Omringd door levenslustige vrouwen, bacchanten genaamd, en onder het geraas van moedwillige satiren vertrok hij naar Indië of Azië.

Icarus leerde van Bacchus de wijnbouw en werd door enige herders vermoord omdat hij hen van de wijn had laten proeven en dachten dat hij hen wilde vergiftigen. Overal verdrong het de oude mede.

In de tijd van Homerus en Hesiodus was de wijnstok al een natuurlijke gift van het land, een geschenk van Zeus voor Bacchus. Zo gaf Calypso de scheidende Odyssus brood, wijn en kleren, de drie eerste levensbehoeften, met het schip mee. “Juvat Ismara Baccho consere” zingt Virgilius. Het was met de Ismarische wijn dat Odyssus de cycloop dronken maakte.

Na al zijn avonturen werd Bacchus eindelijk als een god in de Olympus opgenomen. Jaarlijkse feesten werden ter zijner ere ingesteld onder de naam Dionysiën, naar zijn Griekse naam Dionysos.

Volgens anderen had Deukalions zoon, Orestheus, als eerste de wijnstok naar de Aeoliërs gebracht of was de plant aan de oevers van de Alpheus in Elis ontdekt. In Athene moet de Thraciërs Eumolpas die geplant hebben en in Boetië was dit de Phoenicier Kadmus en op het eiland Chios was het Bacchus zoon, Oinopios.

De wijn lag in aarden vaatwerk die in de kelders opgeslagen werd. De beste wijn kwam van de eilanden Chios, Lesbos en Naxos. Meestal dronk men de wijn verdund met water.

Homerus Ilias;

“Geheel de hemelraad, gezeteld bij Jupyn

Besloeg de gouden vloer en Hebe schonk de wijn

De zuivere nectar schuimde in gouden feestbokalen

Terwijl hun alziend oog op Trojes kust bleef dralen

De knaapjes, voor den dienst des maaltijds uitgezocht

Gaan thans blijmoedig rond met schuimend Bacchus vocht

Door al wat spijzigde in bokalen opgevangen

Terwijl de Griekse rei in luide koorgezangen

Tot aan de avond toe, ‘t verblijde Pean zingt

Een zalige vreugde in ‘t hart der Godheid dringt”.

Italië.

De vroegste scheepsvaarten van de Grieken naar het westen moeten de demonische drank ook naar de kusten van Italië gebracht hebben. Dat de wijn uit Griekenland stamt toont op het eerste gezicht het woord vinum. Dit is een Grieks en geen Italiaans woord. In de 5de eeuw v. Chr. roemde Sophocles Italië als wijnland. Plinius spreekt van een wijnstok die al 600 jaar oud was.

Saturnus zou de teelt hiervan in Italië hebben ingevoerd, dit zou gebeurd zijn vanuit Kreta.

In de tijd van Romulus offerden ze hun goden nog melk maar Numa Pompilius verbood de doden al op brandende druiventakken te leggen. In de oudste tijden waren de Romeinen zeer matig. Plinius verhaalt dat het genot van wijn aan vrouwen werd verboden, ja zelfs diegenen die het verbod negeerden, met de dood bestraften. De mannen mochten pas op hun 30ste van de wijn gebruik maakten. De wijn was dus nog zeldzaam en meestal gebruikt bij offerdiensten. Later werd deze beperkende wet afgeschaft toen Cato zich met het uitbreiden van de wijnbouw verdienstelijk maakte. Naderhand gaven ze zich tot de ergste zwelgerijen over toen zeden en deugd afnamen. Het gewas werd eerst in Campanië verbouwd, maar kwam al vroeg aan de Pomonding, het landschap Picenum werd als bijzonder wijnrijk afgeschilderd. Een 600 jaar na de bouw van Rome zou de teelt zich over geheel Italie verspreid hebben. Beroemd was ook de Vina Raetica, de huidige Tiroler en Veltliner wijnen bij Virgilius. De Tiroolse wijn van Glanich zou de lievelingsdrank geweest zijn van Keizer Augustus.

Gallië.

Naar Gallië kwam het 600 v. Chr. door de Phoeniciërs uit Massilia of Marseille. Caesar vond al voortreffelijke wijngaarden in Gallië Narbonensis en kende druiven van Bituriger (Bordelais) en Ausonius roemt de wijn van Medulli (Medoc) Plinius de Avernische (Auvergne) de Helvische (Viviers).

Keizer Domitianus verbood de teelt hiervan aan de Galliërs ten gunste van de Italiaanse wijnbouwers. Een verbod dat in 288 door keizer Probus ongedaan werd gemaakt. Volgens anderen kwam dit door een te kort aan graan dat dit verbod ingesteld werd. Deze keizer bracht Griekse druiven naar Pannonie, aan de voet van de Karpaten. De Romeinse Aurelian en Antonine beplantten de Cote d‘Or met wijnstekken (vandaar romanee) De Galliërs vonden de houten vaten uit die ze volgens Strabo, zo groot als huizen bouwden. Daarvoor werd de wijn gehouden in amfora’.

In 1160 was er nog bij het Louvre, Parijs, een uitgestrekte wijngaard.

Een lange tijd was het de gewoonte dat de eigenaar van een wijnberg alleen de wijn met kan verkocht. Een krans van klimopbladen was het teken dat je hier wijn met de kan kon krijgen. Later werd er bij de wijngaardier een kamer in huis ingericht waar je de wijn kon drinken en zo ontstond het wijnhuis. In 1564 werd er een gilde opgericht die in vier klassen verdeeld was: de herbergiers waar je overnachten kon, de wijnverkopers met kan waar je de wijn niet drinken mocht, de cabaretiers die wijn verkochten en ook eten, de taverniers waar je alleen wijn kon drinken.

De beste wijnen waren van de 9de tot 13de eeuw die van Macon, Cahors, Reims, Choisy, Montargis, Marne, Meulan en Orléans. In de fablau de la Bataille des vins, 13de eeuw, worden enige wijnen aangehaald die thans nog beroemd zijn als de wijnen van Beaune, Bourgogne, Saint Emilion, Guyenne, Chablis, Epernay, Sezanne en Champagne. Le Saint Pourcain van Auvergne had een bijzondere vermaardheid. Van daar het versje van Jean Bruyant, 1332:

“ Du saint pourcain

Que l’on met en son sein pour sain”.

Lodewijk VII had een afgesloten wijngaard te Samois en een te Hericy.

Sedert onheuglijke tijden werd de druif te Fontainebleau gekweekt. De Heilige Lodewijk gaf te Reclose, 1269, een geprivilegieerde wijnpers aan de geestelijken van de H. Drie-eenheid te Fontainebleau. Ten zuiden van het woud kweekten de monniken van de vermaarde abdij van Barbeau een wijn die tot de omwenteling een algemene beroemdheid had. Door het vervolgen van een hert kwam Frans I toevallig met zijn jagers in Fontainebleau. De koning had dorst en liet de wijn van de streek halen, vond die zeer goed en kocht de wijngaard, Jeannot werd opzichter. De koning liet druivenbomen uit Griekenland komen en de wijngaard werd met muren omringd en een wijnpers werd geplaatst. Zijn opvolgers vergrootten het koninklijk bezit steeds meer. Lodewijk XIV liet een muur bouwen van 1400 meter en kreeg jaarlijks 3 - 4000 pond heerlijke tafeldruiven. Lodewijk Philips had gedurende de laatste acht jaar van zijn regering de gewoonte om jaarlijks in augustus van deze druiven aan de koningin van Engeland te zenden. In 1840 werd de Frankenthaler ingevoerd.

Duitsland.

In het Moezelgebied bloeide de wijnbouw al in de 2‑3de eeuw en leverde een product dat Ausonius in de 4de eeuw met die van de Italiaanse vergeleek.

Karel de Grote (Charlemagne) bezat wijnbergen in Burgund en plantte vandaar de eerste wijnstokken naar Rudesheim. De goede wijn van de Rein.

De edele Johannisbergerwijn is zoals de sage verhaalt, aangeplant door Keizer Karel zelf. Eens zag de keizer, het was in maart, vanuit zijn prachtige kasteel in Ingelheim op de rechter Rijnoever uit op de stroom. Overal bedekte sneeuw de aarde die ‘s nachts gevallen was. Daar zag hij dat de sneeuw die de rug van de Johannisberg bedekte, sneller smolt onder de zonnestralen dan elders. Hij meende dat waar zulke zonnegloed valt, ook meer dan gras kon groeien. Hij liet al gauw zijn paard zadelen en ging naar Orléans, de wijnstad. Hij bestelde daar druivenstekken voor zijn kasteel aan de Rein. Na een maand kwam hij terug en Karel zelf, de grote keizer, plantte de stekken in de aarde. Toen hij na de derde herfst in het land kwam, dronken de zijnen de geurige en milde Johannisberger, de koning van de rijnwijnen.

Hij bevorderde de wijnbouw door wetten en verordeningen en volgens de sage klimt hij nu nog elk jaar als de wijnstok bloeit, uit zijn graf om de wijngaarden langs de Rijn te zegenen.

Elk voorjaar als op de heuvels en in de dalen de druiven bloeien en de welriekende geur van de druivenbloesems de lucht vervuld, wandelt ‘s nachts een hoge schaduw door de wijngaarden. Koninklijk is zijn gestalte en de purperen mantel golft om zijn schouders en op zijn hoofd schittert de keizerskroon. Het is Karel de Grote, die voor een duizend jaar geleden de druivenstok naar Rudesheim en aan de rand van de Johannisberg plantte. De heerlijke geur van de druiven heeft hem uit zijn graf gewekt en hij is gekomen om de druiven die hij geplant heeft, te zegenen. Het zachte schijnsel van de volle maan verlicht de weg van de keizer en bij Rudesheim bouwt die een gouden brug over de stroom. Daarover schrijdt de keizer voort en verder trekt hij langs de heuvels, overal zijn zegen over de druiven uitstor­tend. Bij het eerste hanengekraai keert hij in zijn graf te Aken terug en hervat zijn eeuwige slaap, totdat hij het vol­gende jaar weer gewekt wordt door de geur van de druiven.

De kloosters hebben net als Karel, de wijnteelt ook zeer bevorderd, vooral met kennis. Kloosterlingen dronken in die tijd wel 3-4l wijn per dag. In die tijd bevatte de wijn wel minder alcohol en was het vervangmiddel van het onbetrouwbare drinkwater.

In Wallonië was de eerste belasting op drankgebruik, een middeleeuwse alcoholaccijns.

Bij de kruistochten werden Syrische, Griekse e.a. vormen door de Franse ridders meegenomen, onder andere de zogenaamde Tokayers in 1342.

Paltser wijn.

(209) Karel IV liet in de gouden bul van 1356 het kiesrecht wettelijk regelen. De toekomstige heerser van Duitsland werd door zeven keurvorsten “gekeurd” of uitgekozen en door het stemrecht bepaald. Iedere kandidaat moest daarvoor wel diep in de buidel tasten om er voor te zorgen dat hij gekozen werd.

Koning Wenzel, de zoon van Karel IV kreeg in 1378 de Duitse kroon. Hij had zo ook zijn titel gekocht. Dat lieten de andere keurvorsten dan ook wel blijken. Omdat hij recht als keurvorst niet op wilde geven moest hij alle jaren de scheldwoorden over zich heen laten gaan. In het jaar 1400 maakten ze het te erg. Wenzel kon er gewoon niet meer tegen. Toen ze hem een vreselijk zure moezelwijn in zijn glas goten, zijn wijntong was net zo beroemd als zijn hekel aan werken, beloofde de koning bij alle heiligen dat diegene die hem morgen een vat edele Paltser wijn voor de neus kon zetten die de koningskroon kreeg. De afstand tot de Palts was zeker 5 dagen. Hij dacht er zeker van te zijn dat dit niet zou lukken. Maar de Paltser keurvorst Ruprecht en zelf een wijnliefhebber, was met 2 vaten Paltser wijn naar Rhens gekomen. De volgende morgen was het voor hem geen probleem en door vier sterke mannen werd een vat Paltser wijn naar binnen gerold. Toen Wenzel het zag werd hij lijkbleek, de weddenschap had geldigheid. De keurvorsten verklaarden vol leedvermaak, dat hij zijn troon kwijt was. Die was nu voor de keurvorst Ruprecht van de Palts.

Bremen.

Het vat van Heidelberg bevindt zich in een kelder tegenover het Friederichsgebouw. De Pfalzer vorsten stelden er een eer in het grootste vat in het bezit te hebben. Het vat die er op het eind van de vorige eeuw stond was de derde en werd door John Engler in 1715 voor rekening van de keurvorst Karel Theodoor gemaakt die hem daarvoor 80 000 fl. betaalde. De gehele lengte is 30 voeten met een breedte van 23 voet, de duigen zijn 9 duim, 9 lijnen dik met een hoogte van 26 voet.

Het bier zou zuur worden als men rozen in de kelder bracht, maar de Romeinen wisten al dat de wijn onder rozengeur beter wordt. Een 2 eeuwen geleden was de kelder nog een vergaderzaal van de senaat. Op het plafond ziet men een reusachtige roos geschilderd met het volgende omschrift in Latijn. “Waarom in Bacchus’ zaal de roos van Venus prijkt?

Omdat de schoonheid zonder goede wijn bezwijkt”.

De stad Bremen bezit in de kelder van het raadhuis voortreffelijke oude rijnwijnen. Het doel hiervan is om de inwoners en vreemdelingen echte zuivere wijn te kunnen aanbieden. Daarvoor is de kelder ingericht tot Trinkhalle. In de raadskelder van Bremen liggen 12 vaten Rudesheimer van het jaar 1624 en ieder vat heeft 1500 flessen De oudste wijnen liggen in een bijzondere afdeling waarvan de ene de naam van Rozenwijn heeft gekregen en de ander Twaalf Apostelen. De Bremerkelder wordt in een oorkonden van 1342 al vermeld. De Bremenburgers alleen hebben recht op die wijn die hun na zware ziekte van stadswege geschonken wordt om te herstellen. De kelder bevat 1200 okshoofden wijn. Men heeft berekend dat het oudste vat Rudesheim, alleen al aan rente, een waarde heeft van 719 miljoen daalders. De waarde van een fles is zo 2, 5 miljoen daalders en een glas 340 000 daalders, een druppel 340 daalders.

In de zogenaamde Apostelkamer liggen 12 vaten Hochheimer van 1718 en in elk 1500 flessen, ieder vat heeft een apostel. Hier heerst de geest van Mirza Schaffy die meende dat in de wijn apostolische wijsheid verborgen is. Vroeger gaf men deze wijn alleen aan ernstige zieken of bijzondere gelegenheden. Enkele druppels verspreiden in de kamer een aangename geur, maar als drank heeft deze rozen- en apostelwijn zijn aantrekkelijkheid verloren.

Landauer wijn.

Eens wandelde Jezus met Petrus in Zwitserland, ze kwamen te Lindau aan de Bodensse. In plaats dat ze hier nachtverblijf kregen werden ze door de bewoners weggejaagd. Toch vonden ze een onderkomen bij een arme dagloner en zijn vrouw die alles vriendelijk met hen deelden. Tot loon liet de Heer deze arme mensen om een gunst vragen. Ze vroegen hem een klein hofje met een akker. ‘s Morgens vonden ze dat aan hun wens meer dan voldaan was.

Toen de inwoners van Lindau dat te weten kwamen zonden ze een bode om de Heer uit te nodigen, dat ze niet wisten dat Hij het was etc. De Heer liet zich overhalen en ging er te middag malen. Dat keurde Petrus evenwel zeer af. Na het eten baden de mannen van Lindau om wijngaarden, omdat ze al het overige al bezaten. De Heer schonk het hun en vertrok. Onderweg vroeg Petrus: ‘Waarom hebt Gij bij die kwade mensen de wijnstok laten groeien?’ Wees gerust Petrus; zij zullen zich aan hun wijn niet dood drinken’ En werkelijk, de Landauer wijn is zo zuur dat niemand er met genoegen een fles van kan leeg drinken.

Spanje.

In Spanje was de wijnbouw door de Feniciërs ingevoerd en volgens Plinius was Spaanse wijn in Rome zeer geliefd.

De Spaanse wijnen die bekend zijn onder de naam Pedro Ximenes, vino de Xeres, verkort tot sherris en tenslotte tot sherry, zijn zo genoemd naar de Hollander Pieter Symens omdat die Rheinse stekken daar gebracht zou hebben op bevel van Keizer Karel.

Madeira werd in 1421 door Heinrich de Zeevaarder met stekken vanuit Kreta en Cyprus beplant.

Turken.

In de door Turken bewoonde landen wordt de most niet tot wijn gemaakt, maar men verdikt die tot sap omdat het in de Koran verboden is wijn te drinken. Om dit verbod te ontduiken eet men dan de wijn met lepels. Door sultan Mahomed II is het weer veroorloofd wijn te drinken en levert zo grote inkomsten op voor de heersers. Jan van Mandeville; ‘En ge zal weten dat Mohammed van Arabië was geboren en plag een arme knecht te zijn en plag paarden te hoeden en plag naar de koopmannen te lopen en kwam eens met koopmannen in Egypte die toen al christelijk was. En hij ging in de wildernis van Arabië tot een kapel daar een kluizenaar in woonde. En toen hij in die kapel ging, die erg klein was en had een erg kleine deur en laag, toen werd die ingang alzo groot en alzo wijd alsof het was geweest van een paleis en dit was het eerste mirakel die Mohammed deed in zijn jeugd. Daarna begon hij wijs en rijk te worden. Daarna begon hij te regeren dat land van de prinsen van Coroudane en bestelde en beheerde het wijs in zulke manieren dat toen de prins stierf dat hij zijn vrouw tot wijf nam, die heette Cadgige. Nochtans viel Mohammed vaak van de vallende ziekte waarom dat de vrouw erg boos was dat ze er zo een genomen had. Maar Mohammed gaf haar te verstaan dat alzo vaak als hij viel dat de engel Gabriël tegen hem kwam spreken en dat hij hem niet kon houden, hij moest vallen vanwege de grote helderheid van de engel. En daarom zeggen de heidenen dat de engel vaak tegen hem sprak. Deze Mohammed regeerde in Arabië in het jaar onze Heer 500 en 10 en hij was van Ismahel geslacht die Abrahams zoon was die hij won aan Agar, zijn kamenierster. En daarom zijn er zoveel Sarasijnen die men Ismaheliten noemt en sommige noemen ze Agarien, van Agar. En daar zijn sommige die goed Sarasijnen heten van Sara. En daar zijn ook sommige die heten Moabiten en sommige heten Amoniten om de twee Loth’s zonen die Moab en Amon heten die hij won aan zijn dochters die later grote aardse heren waren. Item, Mohammed beminde eens erg zeer een goede man, een kluizenaar, die woonde in de wildernis in een mijl na de berg Sinaï in de weg daar men gaat van Arabië te Chaldea waart en ten einden van een dagreis na de zee daar de koopmannen vaak plagen te komen om hun koopmanschap. En zo vaak ging Mohammed omtrent deze goede man zodat zijn knechten daarom boos werden en dat het hen verdroot. Want hij plag deze goede man graag te horen prediken en te spreken en liet zijn knechten op hem waken bijna de hele nacht zodat deze knechten peinsden dat ze deze goede man doden zouden. Zodat het op een nacht gebeurde dat Mohammed erg dronken was en zoveel wijn had gedronken, toen nam zijn knecht Mohammed’ s zwaard al de tijd dat hij sliep en doodde deze goede man. En daarna stak hij Mohammed’ s zwaard geheel bebloed in zijn schede. En ‘s morgens vroeg toen Mohammed deze goede man dood vond was hij erg boos en wou over deze moordenaar berechten, maar de knechten zeiden bij akkoord van allen dat hij het zelf gedaan had want hij was toen geheel dronken en toonden hem zijn zwaard geheel bebloed. En toen hij dit zag waande hij dat hij het was. En daarom zo vermaledijde hij de wijn en al diegene die het verkochten en dronken. En om deze reden drinken de heilige Sarasijnen geen wijn, maar men vindt er velen die het graag heimelijk drinken, maar wist men het, ze zouden daarvan berispt worden. En zij drinken erg goede drank die zoet is en goed voedt die men maakt van calamelle, dat is daar men suiker van maakt, dat van goede smaak is en maakt een erg goede borst’.

Nederland.

Ook bij ons werden er vroeger in het zuiden druiven geteeld. De plaats Terwinselen wordt verklaard als kleine wijngaard, ca. 1170 heette het wunzelen wat afkomstig is van Latijns vinicella: wijngaarden.

Door het kouder worden verdween de teelt goeddeels in onze streken, de buitenlandse was beter en goedkoper. De laatste nekslag kreeg de wijnbouw door zware belastingen van Napoleon die ook de aanplant van nieuwe wijngaarden in onze gebieden verbood. Dit om de Franse wijn te beschermen. Pas vanaf 1865 komt de druiventeelt weer vanaf de grond, maar dan onder glas. In Hoeilard, ten zuiden van Brussel, ontstond de eerste druivenserre.

Bacchus werd vooral te Haarlem vereerd. Men heeft er oude wortels en struiken van aan hem gewijde wijngaarden gevonden.

De Trappisten in Oostmalle, België, kweken een soort witte wijn die vooral in de kerk gebruikt wordt.

(164) ‘Maar die hier te lande groeit brengt zeer slechte wijn voort. En dat omdat de zon hier niet sterk is en de nachten kort. Want als Constantinus de Keizer schrijft: De zon moet de wijn zijn kracht en sterkte geven, de nacht zijn zoetheid, en dat schijnsel van de maan zijn rijpheid. En daarom zijn de wijnen van Canarische eilanden, Kreta en andere dergelijke landen zoet en sterk, want de zon schijnt daar zeer sterk en de nachten zijn in de zomer daar langer dan hier te lande. En daarom ook zijn de wijnen van de Rijn en van de landen noordwaarts gelegen niet sterk of zo zoet, omdat de nachten korter zijn en de zon minder macht heeft. En om diezelfde reden groeit in Noorwegen, Zweden, Denemarken, Westfalen, Pruisen, en andere koude landen ook geen wijn, want de nachten zijn daar te zomers zeer kort, en de kracht van de zon is zeer klein’.

Te Antwerpen, in de drukkerij van Plantijn groeit een wijnstok die nog jaarlijks vruchten geeft en ooit door Plantijn geplant is.

Joost van Vondel, Rynstroom’

“De blaeuwe en purpre en witte druyf

Verciert uw stedekroon en locken

En muscadelle staen met wingerdstocken

Rondom u, druijpende van ‘t nat

En offren elck hun watervat

Ghy slingert, als de Grieksche slang

Uw blaeuwe krullen om de struycken

En groene bergen, breed en lang

En swelleght in soo vele kruycken

Van stroomen, dat uw lichaam zwelt

Van watersucht, en parst de planten

En schuurt soo menigh vruchtbaer veld

En knabbelt aen de ruijge kanten

Nu tusschen berg en krommen bult

Nu door een dal, met wijn gevult”.

Engeland.

Ook hier werd vroeger wijn geteeld. Gloucester was beroemd om zijn wijn. Elk slot en elk klooster had zijn wijngaard. Bij de reformatie schijnt het bier de wijn verdrongen te hebben.

Shakespeare, 2 King Henry IV 4, 2,91 sherris-sack.

Grape, All’s Well that Ends Well, ii 1, 73.

As You Like It v, 1 39.

Midsummer Night. iii 1 170.

Raisin, Winters Tale. iv 3,26.

China.

In China kende men de wijnbouw al 2000 v. Chr., doch schijnt het alleen voor godsdienstige offers gebruikt te zijn, later werd winning en bezit verboden en moesten wijngaarden uitgeroeid worden.

In Japan werden wel druiven geteeld maar geen wijn gewonnen, dat duurde tot 1880.

Amerika.

In N. Amerika werd de druif al voor Columbus gekweekt.

In 986 ontdekte Bjarne Herjulsson vanuit IJsland meerdere landstreken in het westen, zonder te landen. Ongeveer in het jaar 1000 kwam Eriks zoon Leif met zijn schip en een bezitting van 35 man en vond er een met ijsbergen bedekt land dat hij Helluland: steenland, noemde en vervolgens Markland: woudland, en in een derde landstreek waar een Duitser, die in zijn gevolg was, een wijnstokachtige plant vond, waarom ze dit land Vinland noemden. Mogelijk was dit de kust van Massachusetts tot Rhode Island.

600 jaar later vond de Engelse onderzoeker Gosnold grote velden wilde druiven. Enige jaren later werd een wilde zaailing, ‘Concord’ genaamd, gevonden waarvan, en van andere zaailingen, de latere wijndruiven stammen die evengoed waren als de Europese.

Bij de Indianen werden ze gebruikt voor eten, sap en medisch gebruik.

Var. van Vitis labrusca, L. en andere Amerikaanse types groeien enorm sterk en dragen in de heetste en droogste zones. Er kunnen geen rozijnen van gemaakt worden en zijn minder geschikt voor wijn en zo ook als tafelvrucht omdat ze minder lang goed gehouden kunnen worden. Andere bekende Amerikaanse druiven zijn Vitis riparia, Vitis rupestris en Vitis berlandieri. Dezen worden allemaal gebruikt om als onderstam te dienen omdat de wortels van onze Europese niet bestand zijn tegen de druifluis. Vele Amerikaanse rassen zijn ook gebruikt om te kruisen om zo rassen te krijgen die bestand zijn tegen schimmelziektes.

Druiven kweken werd in Californië geïntroduceerd door de Franciscaner monniken, tijdens de laatste helft van de 18de eeuw. Op alle missieposten van San Diego tot Sonoma werd dezelfde var. gecultiveerd. Deze var. die nu bekend is als ‘Mission’ en lokaal als ‘California’ en ‘El Paso’, bereikte Californië vanuit Mexico door de Jezuïetmissieposten van beneden Californië. Het lijkt waarschijnlijk dat deze druif vanuit Europa gebracht werd in de tijd van Cortez, maar de plant is nooit vergeleken met een Europese cultivar. Het gewas lijkt veel op de ‘Monica’ van Sardinië vanwege de sterke groei en vorm van het blad, grootte, vorm kleur en geur van de vruchten. Het is waarschijnlijk dat een zaailing van deze vorm geselecteerd werd door de paters omdat de ‘Monica’ een favoriet was bij de paters van Sardinië. Een lange tijd bleef dit de enige druif in Californië, maar met de immigratie van andere druiven waren al deze var, met 1 of 2 onbelangrijke uitzonderingen, vormen van het Europese type V. vinifera.

Zwitserse kolonisten wonnen in het begin van de 19de eeuw uit Vitis labrusca, L. (Labrusca) een goede rode wijn. Vaste voet kreeg de Amerikaanse wijn pas eerst in 1821, toen Adlum de ‘Catawbadruif’ van Potomac naar Washington bracht.

Groep Aestivales.

Uit www.dnr/state.md.us

Vitis aestivalis, Michx. (in de zomer bloeiend) Bladeren zijn 12-16cm lang en soms nog groter, breed eivormig en dik, 3-5 lobben die stomp toe lopen en soms ondiep gelobd zijn.

Jonge bladeren, bladstelen en lange ranken zijn wat rood getint en viltig behaard, later aan de bovenkant donkergroen en weinig tot geheel niet behaard, aan de onderkant blauw/groen en vooral langs de nerven bruin viltig behaard.

Bloeit in juni met zeer lange bloempluimen.

Vruchten zijn 6-8mm in doorsnede en zwart.

De summer bunch of pigeon grape lijkt ook veel op coignetiae maar de twijgen zijn dikker en de leden korter, gewoonlijk zijn de lobben dieper ingesneden.

Komt uit Midden en N. Amerika en wordt 8-12m lang. Is beschreven in 1656.

Groep Incertae.

Uit www.plantsystematics.orgm

Vitis amurensis, Rupr. (uit het Amur gebied, China) Bladeren zijn 10-16cm lang en bijna even breed, kaal en donkergroen, van onderen spaarzaam behaard en langs de nerven dichter en iets lichter gekleurd, eirond en meestal 3, zelden 5 lobbig, lobben toegespitst of bijna stomp, groot getand met mooie herfstkleur.

Jonge twijgen zijn bruinviltig behaard, wat vlokkig en aan de lichtzijde rood/groen gekleurd. Oudere takken zijn bruin met afschilferende schors.

Bloempluimen zijn tot 6cm lang.

Vruchten 6-8mm in diameter, zwart en wat blauw berijpt.

Het is een sterk groeiende soort die vooral gebruikt kan worden bij oude bomen met een open kroon.

Bij de vele exemplaren die onder deze naam voorkomen is de bladonderzijde min of meer bruinviltig behaard wat bij de echte soort niet het geval is.

Komt uit China Mandsjoerije en wordt 6-12m hoog.

Amur-Rebe, Amoer druif.

Uit ww.sequimrareplants.comm

Vitis davidii, Foex. (Armand David, 1826-1900, Franse missionaris en plantenverzamelaar in China) (De geslachtnaam Spinovitis is door Romanet gegeven omdat van deze soort de twijgen dicht bezet zijn met korte en stevige teruggebogen stekels, ook de onderkant van de bladeren en bladstelen is met borstelige stekels bezet)

Verder zijn de twijgen kaal.

Bladeren zijn 12-16cm lang en dik, van boven donker dofgroen en van onder blauw/groen en langs de nerven behaard, eivormig tot breed eivormig, ongelijk en bochtig getand en zeer zelden gelobd.

Bloeit in juni/juli met 15cm lange bloempluimen.

Bessen zijn 1-1.5cm in diameter en zwart.

Komt uit W. China en wordt 6-8m hoog. Is beschreven in 1820.

Groep Labruscae.

Uit M. Descourtilz.

Vitis labrusca, L. (Labrusca is een naam van Plinius die ontleend is aan het Hebreeuws busca)

Bladeren zijn 9-14cm lang en stevig, eerst aan beide zijden grijs viltig en later boven kort behaard en heldergroen, onderzijde is blijvend bruin viltig en wat vlokkig behaard, eirond en soms bijna ongelobd, meestal 3-5lobbig, ongelijk getand/gezaagd.

Jonge twijgen zijn groen en bruin viltig behaard, later bruin en afschilferend.

Bloeit in mei/juni met 5-8cm lange bloempluimen.

Vruchten zijn zeer groot en met een dikke schaal, blauw/zwart of rood/blauw.

De stamvorm van de Amerikaanse cultuurvormen terwijl binnen de soort kleine afwijkingen in vorm en beharing van de bladeren voor komen. Allen hebben echter gemeen dat de onderkant van de bladeren blijvend viltig behaard is en dat vrijwel op elke knoop een rank voor komt.

Komt uit midden en O. Amerika en wordt 8-15m hoog. Is beschreven in 1656.

Naam.

Northern fox grape, skunk grape, American plum grape, Bland’s grape, Isabella grape, Duits Fuchswein, Fuchsrebe, ruikt naar een vossenhol of-huid, Erdbeerrebe, de smaak, Isabellentraube, Amerikanischer Weinstock, Catawbatraube.

Groep Labruscoideae.

Uit www.about-garden.com

Vitis coignetiae, Pulliat. (Franse advocaat Pierre du Coignet die zonder succes de zaak van de koning tegen de kerk pleitte in 1328) Bladeren zijn 10-16cm lang, soms tot 20cm en van onderen wit viltig behaard, de bovenkant is dof donkergroen en spaarzaam behaard tot kaal en later de onderkant bruinviltig behaard en netaderig, breed eivormig en meestal met onduidelijke 3-5 lobbige bladeren en onregelmatig gelobd of getand.

Bladstelen en ranken zijn rood/groen getint.

Jonge twijgen zijn bruin/rood behaard en later bruin viltig, oudere takken zijn bruin en schilferen af .

Bloemen staan in 5-10cm lange pluimen in juni/juli.

Vruchten zijn 6-8mm in diameter, zwart en iets berijpt, niet eetbaar.

Met zijn zeer grote en stevige fris groene bladeren die in het najaar karmijn/rood verkleuren is deze Japanse wijnstok een van de mooiste soorten voor de beplanting van pergola’s.

Komt uit Japan en wordt 6-8m hoog. Is beschreven in 1890.

Crimson glory vine, Japanse wijnstok.

Uit www.plant.csdb.cn

Vitis romanetti, (Franse botanist Romanet du Caillaud, 1847-1919) Bladeren staan aan vlokkig behaarde bladstelen en zijn 12-20cm lang, donkergroen en aan de onderkant grijs viltig behaard met een sterk ontwikkelde middennerf, eirond en meestal 3lobbig, top toegespitst.

De zwarte vruchten zijn eetbaar.

Een mooie vorm voor pergola’s die vooral in het voorjaar mooi is door de mooie jonge twijgen die purper/rood gekleurd en de bladranken die met rode klierharen bezet zijn.

Komt uit China en wordt 4-5m hoog. Is beschreven in 1888.

Uit Curtis botanical magazine.

Vitis thunbergii, Sieb. et Zucc. (Zweedse botanist en leerling van Linnaeus Carl Peter Thunberg die Nederlandse kolonies bezocht, 1743-1828) Bladeren zijn 8-12cm lang en 3-5 lobbig, dieper gelobd dan coignetiae en de lobben meer afgerond, soms ondiep gelobd en de lobben dan meer gepunt, eerst aan beide zijden grijs viltig en wat rood, later van boven matglanzend donkergroen en kaal, van onderen vlokkig of bruin viltig, eivormig, mooie herfstkleur.

Jonge twijgen zijn intensiever rood/bruin tot viltig behaard, zo ook de bladstelen, de ranken en de nerven van de jonge bladeren zijn rood gekleurd.

Bloeit in juli met 8cm lange pluimen.

Vruchten zijn 8mm in diameter en zwart/purper.

Lijkt veel op labrusca. Groeit niet zo snel als voorgaande soort en misschien nog wel mooier dan coignetiae. Jonge planten vragen een beschutte plaats.

Komt uit Japen en N. China en wordt 6-10cm lang.

Groep Ripariae.

Uit N. Jacquin.

Vitis riparia, Mx. (aan de oevers groeiend) (Vitis vulpina L (vos) Bladeren zijn matglanzend donkergroen, van onderen lichter en langs de nerven en nerfoksels bij de bladvoet kort wollig behaard, meestal 3 en soms 5lobbig, groot getand met meestal toegespitste tanden.

Jonge twijgen zijn met uitzondering van de topscheut kaal en bruin/groen.

Bloempluimen zijn tot 16cm lang.

Vruchten zijn 6-8mm in diameter en blauw berijpt.

In groeiwijze en vorm lijkt die veel op amurensis, bladeren zijn echter dunner, de lobben meer toegespitst en bloempluimen veel groter met een sterkere geur.

Komt uit O. N. Amerika en wordt 6-10m hoog. Is beschreven in 1826.

Riverbank of frost grape, fragrant wild vine. Ufer-Rebe.

Groep Rupestres.

Vitis rupestris, Scheele. (op rotsen groeiend) Bladeren zijn 6-10cm lang en even breed of breder, stevig, glanzend blauw/groen en aan de onderkant iets lichter gekleurd en alleen langs de nerven behaard, 3 en zelden 5lobbig, groot getand met bijna stompe tanden.

Jonge twijgen met korte leden zijn eerst licht behaard later kaal en wat gestreept, aan de lichtzijde violet/rood gekleurd.

Bloeit in juni/juli met tot 10cm lange bloempluimen.

Vruchten zijn 1cm in doorsnede.

Dit is een zeer langzaam groeiende soort die zeer goed te gebruiken is om hellingen te beplanten en tegen oude struiken aan die in de zomer door de rijke bloei en in het najaar met zijn donker violet/rode bessen een mooi effect geven.

Komt uit O. N. Amerika en wordt 2m hoog.

Sand of sugar grape, july gape, beach grape, bush grape, currant grape, Ingar grape, rock grape, mountain grape. Sand-Rebe of Fels-Rebe.

Vermeerderen.

Deze planten zijn via winterstek te vermeerderen. Knip eind februari stengels van snoeischaarlengte, +20cm, onder en boven een knoop. Dan verwond je het onderste oog, niet erger dan dat je het met je duimnagel zou doen, en stek ze ter plaatse 3 bij elkaar en zo diep dat er nog maar een 1 oog te zien is. De bovenste top hoeft alleen maar uit te lopen, de rest verdroogt dan niet en kan overal wortelen. Plaats er een merkteken bij zodat je in mei, dan beginnen ze te groeien, weet waar ze staan.

Ook kan je ze in een diepe pot steken en gewoon buiten neerzetten. Wat plastic eroverheen stimuleert een betere opkomst. Denk dan wel om het verbranden van het stek door de zon. Er moeten altijd waterdruppeltjes op het plastic zitten. Dan worden de zonnestralen tegen gehouden en weet je dat de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Met warm weer luchten, halfweg mei kan je het plastic er af halen. Bij sommige planten is het gewenst dat ze een struikvorm hebben of meer vertakt moeten zijn. Top de eerste scheuten dan in mei op een 5-10cm boven de grond. Geef dan ook (kunst)mest.

Ook zijn ze goed af te leggen. Zaaien direct of zaad stratificeren en in februari zaaien boven de 24 graden.

Snoei.

Vrijwel elke klimplant groeit het sterkst in de top, zo ook de druif. Omdat het gewas voor de vrucht meestal als leiplant gekweekt wordt moet het snoeien goed beheerst worden.

Na het planten groeit de druif het eerste jaar 1-2m, wordt dan omstreeks half juli getopt zodat het hout en de ogen zich kunnen verdikken. In de winter wordt deze twijg teruggesnoeid op 1m hoogte. Een muur van 3m kan zo in 3 jaar bedekt worden.

Na het eerste jaar worden nu op de eerste meter horizontale draden gespannen, op een afstand van 20cm.

Van de uitlopende scheuten op de knoppen worden er 1-2 bewaard, de kleinere worden eraf sowieso afgebroken. De muur moet bedekt worden met zoveel mogelijk sterke scheuten. Elke meter bladgroen kan een maximaal kg druiven produceren. Zorg ervoor dat die aan de sterkste takken komen, met de sterkste trossen. Die kleine takjes produceren niets en geven maar verstopping, nemen voedsel weg en zorgen voor meeldauw.

Die beste uitloper(s) worden om zo’n draad geleid, die twijg mag 1,5m lang worden, dan wordt die weer getopt. Als er meerdere druiven in een rij staan overlappen de toppen elkaar.

Met goede groei produceert de plant nu zijscheuten in de zomer vanuit de getopte bladknoppen, die worden getopt boven het eerste blad.

Zo gaat men 3 jaar door, dan is de muur volledig bedekt in de zomer. Is de muur breder, dan kan de onderste scheut naar beneden geleid worden en als aflegger gebruikt worden. Hiertoe verwondt men de plant licht aan de onderkant van een scheut. Die scheut wordt in de grond geleid en met aarde bedekt. Als dit voldoende vochtig gehouden wordt ontstaan er wortels bij de scheut en kan de plant er in de winter afgehaald worden of verder geleid, 3m verder dan de moederplant. Hierna kan de scheut recht omhoog geleid worden als de vorige.

De eerste 3 jaren mag de boom geen vrucht geven, zie de boeken van Mozes, de onreine jaren, dit is een cultuurmaatregel. De eerste jaren zouden in veelvoud ten koste gaan van de toekomstige vruchten. Hierna houdt men 1 tros per sterke twijg en een x (ongeveer 30) aantal per boom van 3-4m hoogte. Bij te veel trossen worden ze in de herfst niet blauw en het jaar erop worden de trossen kleiner. Een goede tros kan van een pond tot kg wegen.

In de winter worden de takken teruggesnoeid tot op een paar cm vanaf het oude hout. In het voorjaar wil uit zo’n snoeiwond wel eens vocht druppelen. De druif kan zijn wonden niet afsluiten met cambium, er ontstaan altijd druppels. Dit is een teken dat zijn druivenbloed weer begint te stromen, dit zal na een paar dagen ophouden. Die tranen werden wel gebruikt tegen oogaandoeningen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl