Erinus

Over Erinus

Alpenleverbalsem, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit botanical magazine.

1 soort komt voor in de bergen van W. en Centraal Europa.

Scrophulariaceae, nu Plantaginaceae,

Erinus alpinus L. (uit de Alpen) Een bossige plantje die losse zoden vormt, wat behaard.

Wortelbladen staan in een krans, stomp, de bovenste helft gekarteld tot ingesneden/getand en gesteeld, stengelbladeren zittend.

Opstijgende stengels.

Talrijke kleine bloempjes staan in trosjes met purperachtig bloemblaadjes en violet gestreept in mei/juni en later.

Uit kalkrijke gebieden van de Alpen, Jura en Pyreneeën wordt 10-20cm hoog. Is beschreven in 1739.

Var. albiflorus heeft witte bloempjes.

Var. carmineus heeft karmijn/roze bloempjes.

Var. hirsutus verschilt door de grijsachtig behaarde blaadjes en iets kleinere bloempjes. Deze var. groeit het liefst op wat drogere gronden.

Naam, etymologie.

Erinus, Grieks er: voorjaar, naar de vroege bloeitijd.

Alpenleverbalsem, Duits Leberbalsam, Alpenbalsam, Steinbalsam, Franse erine en mandeline, Engels fairy foxglove, starflower.

Planten.

Mooie rotsplant die gemakkelijk groeit in lichte, zandige en humusrijke grond op matig vochtige en niet te zonnige plaatsen. In de winter is te veel vocht nadelig voor deze planten die toch al niet oud worden, daarom is het raadzaam ze jaarlijks door zaaien te vermeerderen, als de planten het al niet zelf doen, ook door scheuren.

Vermeerderen door zaaien, zaait zichzelf dan wel verder uit. In Engeland worden ze wel in de oude muren gezaaid.

Zaaien in januari bij 20 graden, zaad niet bedekken.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl