Meripilus
Over Meripilus
Reuzenzwam, vorm, paddenstoelen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Naam, etymologie.
Meripilus, Grieks meri; deel, pil of pile; hoed, hoed is in vele delen verdeeld.
Polyporaceae, buisjeszwammen. Deze groep kenmerkt zich door het feit dat het sporendragende gedeelte, dat meestal aan de onderkant van de vruchtlichamen zit, geen lamellen of plaatjes vertoont maar je vindt daar gaatjes of poriën dat niets anders is dan de uitmonding van zeer dicht aaneengesloten buisjes. Bij sommigen zijn de poriën wijd en hoekig zodat ze min of meer aan een honingraat doen denken, bij anderen zo fijn als speldenprikken en alleen met een loep goed zichtbaar.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
=Meripilus giganteus. (Polyporus giganteus) (reusachtig groot) (Langermannia) de reuzenbovist of stuifzwam kan zoden vormen tot 1m breed. Er zijn vormen gevonden die 16kg wogen.
Bezit hele brandbare sporen die, net als die van de wolfsklauw en lisdodde, gebruikt werden door tovenaars om magische effecten op het toneel te verkrijgen. Hiertoe werd de sporenstof aangestoken en weggeworpen, waarna de vlam erdoorheen schiet.
Reuzenzwam.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl