Vinca

Over Vinca

Maagdenpalm, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Dit is een geslacht van opgaande-, kruipende kruiden of halfheesters, 1-2m lang en 20-70cm hoog.

Ze worden gekweekt vanwege de mooie bloemen of opvallende bladeren.

Ongeveer 5 soorten komen voor in het M. Zeegebied, N. Afrika, India.

Bladeren groen blijvend, leerachtig en tegenoverstaand.

Bloemen staan afzonderlijk, okselstandig aan de meer opgaand groeiende twijgen, bloemkroon met trechtervormige buis, meeldraden met gebogen helmdraden, 1 stijl met ringvormige stempel, kokervrucht.

Apocynaceae, maagdenpalmfamilie of hondsdoodgewassen.

Vinca difformis Pourr. (ongewone vorm) altijdgroene half struik van 30-50cm hoog en meter breed.

Witblauwe bloemen bloeien in de winter, april-mei.

Intermediate periwinkle

Uit west Europa, Spanje, Frankrijk. Winterhard. Bodem bedekkende schaduwplant.

Uit; https://es.wikipedia.org/wiki/Vinca_difformis

Uit www.redbubble.com

Vinca herbacea Waldst. Et Kitt (kruidachtig) is een kruidachtige meerjarige kruiper die wortelt aan de stengels en zo bossen vormt, 10-20cm hoog.

Tegenoverstaande bladeren zijn lancetvormig, 1-5cm lang en 0.2-3cm breed, glanzend groen, bijna zittend, bladverliezend.

Blauw violette bloemen komen laat in de zomer, 2.5-3.5cm diameter.

Uit Oostenrijk tot Griekenland en zuidwest Azië tot Kaukasus in steppen.

Herbaceous periwinkle. Krautiges Immergrün.

Uit L. Watson.

=Vinca major, L. (groter, de bladen)

Grote bladeren tot 5cm lang en tot 2cm breed, eivormig tot ei/lancetvormig met wat hartvormige voet, stomp en helder groen.

Liggende en wortelende stengels van 40-80cm lang, bloeiende stengels opstaand en 20-30cm hoog.

Bloemen zijn 2.5-3.5cm in diameter en helderblauw, alleenstaand aan de opstijgende twijgen, kelkslippen gewimperd in mei/juli.

Deze lijkt veel op de kleine soort, groeit sterker met steviger twijgen. Is matig winterhard. Komt meer omhoog met de stengels dan de kleine en kan tegen een pergola opkomen of geleid worden.

Komt uit Z. Europa en W. Azië en wordt 20-40cm hoog.

Vinca major subsp. major. Bladstelen zijn fijn behaard, zuid Europa.

Vinca major subsp. hirsuta (Boiss.) Stearn (ruw behaard) (Vinca pubescens d’Urv.(zacht behaard). Bladstelen zijn dicht behaard, Kaukasus, noordoost Turkije, verschilt verder door de smallere en gewimperde bladeren, smallere en spitsere bloemblaadjes zijn donker purper.

‘Variegata’ verschilt door de geelachtig gevlekte en gerande bladeren.

‘Alba’ met witte bloemen.

‘Argentea’ met wit gerande bladeren.

‘Flavida’ waarvan de bladeren eerst geheel geel zijn en later groenachtig/geel worden.

‘Reticulata’ heeft goud/geel geaderde bladeren.

Naam.

Grote maagdenpalm, Engels band plant, cut finger, large of greater periwinkle, Duits Großes Immergrün, Frans grande pervenche.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Vinca minor, L. (kleiner) Kleine bladeren zijn leerachtig en kort gesteeld, elliptisch tot ei/lancetvormig en meestal stomp, glanzend donker groen met wat omgekrulde randen, 4-5cm lang.

De niet bloeiende stengels ranken over de grond en de bloeiende komen wat omhoog Okselstandige en lang gesteelde, alleen staande lichtblauwe bloemen in maart/april, bloemkroon tot 3cm in diameter met uitgespreide kroonbladen en in het centrum wat wit. Hommels en bijen komen de honing halen.

De wortel is bezig in de grond en kruipt met zijn takken ver vooruit zodat de plant al gauw een flink stuk land verovert. Mooie plant onder hagen waar er veel ruimte is om te bedekken. Hiertoe behoren de vormen.

Het is een kruid dat je van onder een laag struikgewas in de vroege lente vriende­lijk toelacht.

Komt uit midden tot zuid Europa, Kaukasus en W. Azië, wordt 20cm hoog.

‘Atropurpurea’ met donker violet/purperen bloemen.

‘Azurea’ met hemelsblauwe bloemen.

‘Argenteovariegata’ met wit bonte en meestal wit gerande bladeren.

‘Aureovariegata’ met geel bonte en geel gerande bladeren.

Var. rosea met kleinere bladeren en violet/roze bloemen.

‘Alba’ met witte bloemen.

‘Purpurea’ met violet/purperen bloemen.

‘Rosea’ met violet/roze bloemen.

‘Gertrude Jekyll’ met witte bloemen en ‘Plena’ met dubbele bloemen..

Scheuren, ook zomerstek, is de vermeerdering. Zaden worden er meestal niet gevonden. Hier zou je uit kunnen afleiden dat de plant maagdelijk blijft, de maagdenpalm.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Het is hier ook bekend met de naam maeghdencruydt of maeghdenpalm. De gedaante van dit gewas is elke man zeer goed bekend want de bladeren en rankjes worden van de kinderen en jonge maagden voor strooisel en sieraad veel gezocht en gebruikt en daarvan is de naam maagdenkruid en maagdenpalm gekomen’.

Maagdenpalm, Duitse Jungfernkraut, Jungfernkrone, Jungfraugrun, Madchenkraut, Magdpalme, Frans pucelage: maagdenpalm. Het volksverhaal kent de legende dat de maagdenpalm door vrouwen en meisjes gegeten werd bij naderende invallen zodat ze door de vijand niet zwanger gemaakt werden. Of namen niet meer maagden dit kruid waardoor de spieren samentrokken zodat het leek of het maagdenvlies nog ongeschonden was. In de tijd van Elisabeth bond men het kruid om de kuiten om kramp te voorkomen, de voorloper van kousenband? Volgens anderen gebruikten maagden dit als hoofdkrans om de aura te versterken. H. Bock; ‘Dat kruid vindt men door de winter groen, mag allerhande vorst en weer dulden en (wat me een wonder is) zo heb ik een doodskop zien uitgraven Anno 1535 op St. Marcus dag die was met dit kruid gekroond en dat kruid was aller ding onbeschadigd op de kop gebleven, vandaar het wel doodskruid en dode violen mag heten, zoals het dan ettelijke noemen, en de afgestorvene daarmee kronen’.

Brunfels; ‘Dit kruidje heeft men voor tijden gebruikt kransen daaruit te maken de doden en de levende, ook te triomferen, kampen en dergelijke ruiterspel te drijven, vandaar het bij de ouden Romeinen Victorie folium, dat is zegeblad, genoemd’.

(b) Dodenmyrt, Dottenkraut of Dottenviolen bij Bock, Zwitsers, Totenbluemli, Duits Totenblatter, -grun, -kranz, -myrthe, -viole –kraut.

Vinca is het zinnebeeld van trouw en aan maagden gewijd. A. Pratt, 1890, schrijft dat in Holland kransen ervan gewoonlijk op het hoofd van jonge meisjes gezet werden en vandaar maagdenpalm. In de meeste landen is de bloem met het leven of dood van jonge meisjes verbonden. Een krans ervan behoedt de doden voor het dolen. Als uit Vinca een krans voor een dode is gemaakt zal het niet goed zijn om van dezelfde struik een krans voor een bruid te nemen, die zal dan niet lang leven. De leerachtige blaadjes zijn het zinnebeeld van onsterfelijkheid en vandaar het gebruik op kerkhoven.

Op graven geplant werd het kruid bekend als dodenmirt.

“Voorts werd het gebruikt om de doden te versieren en op bruiloften om rondom de kandelaars te winden, de bruid en bruidegom daarmee uit en in te strooien. Ook heeft men in Walcheren de manier dat waar een dode in huis is dat men enige bundels stro aan de deur op de stoep legt en zo het een vrijster is dat men dan daarvan deze maagdenpalm op steekt tot een teken.”

Shakespeare in Hamlet bij de laatste rustplaats van de maagd Ophelia:

Yet here she is allow’d her virgin crants. Hier valt de maagdenkrans haar nog ten deel.

Her maiden strewments, and the bringing home. De bloembestrooiing, ‘t heilig klokgebrom.

Of bell and burial. De wijding van ‘t graf”.

In Italiaans fiore di morte, mogelijk omdat maagdenpalm guirlandes gehangen werden op diegenen die geëxecuteerd werden, of als altijdgroen symbool van onsterfelijkheid.

In Duitsland werd het kruid wel als maie gebruikt die de jongeling onder het venster van zijn beminde legt. Een oud gebruik was om van dit kruid een krans te maken die om de hoofden van bruiden en jong gestorvenen werd gelegd. De Duitse volksnaam Jungfernkrone, verwijst naar dit gebruik. Zie hoe mooi de blauwe bloemen oplichten bij het haar van de blonde bruid. Door zijn buigzaamheid en geschiktheid tot krans­vlechten werd de plant daardoor het zinnebeeld van trouw, hetzij in vriendschap of liefde.

Dodonaeus © ‘In Hoogduitsland heet het Ingrun en Singrun’.

Eingrun in Zwitserland, Ewiggrun, Ingrun bij Bock, Senegrun, Singruone, Singrun, Syngron, Yngrun bij Bock. Duits Immergrune of Singrun, oud-Hoogduits Singruoni, midden-Hoogduits Singruene en in het Angelsaksisch singroene. Dit werd bij ons in midden-Nederlands sindegroen en via ingroene en immergroene werd het wintergroen en senegroen. Sin: is een oud Germaans woord voor altijd. Zo is de sintflut: vertaald als zondvloed, een zeer grote vloed. Het woord is oerverwant met Latijn semper: altijd, dus altijd groen.

Dodonaeus (d) ‘In Frankrijk heet het lisseron, venthe en pucellage’.

In Frankrijk was het in vroegere tijden ook bekend als du lisseron, of violette des sorciers en behoorde tot de “violen”, bloeit blauw als een viooltje.

Dodonaeus (e) ‘De Grieken noemen het Clematis Daphnoïdes met welke naam dat bij de Latijnen ook bekend is. Ze noemen het Clematis omdat het kruipende en vlinderende stelen heeft als de soorten van klim en Daphnoïdes en eensdeels om de gedaante van de bladeren die het heeft die op de laurierbladeren lijken en eensdeels ook tot verschil van de tweede Clematis en ook van de andere medesoorten van hetzelfde kruid. Want Plinius spreekt van meer andere kruiden die zodanige naam voeren in het 15de kapittel van zijn 24ste boek wanneer hij dit Clematis Aegyptia noemt. Daar is noch een andere soort van Clematis, zegt hij, die haar toenaam van Egypte gekregen heeft en die van andere Daphnoïdes en van andere Polygonoïdes genoemd wordt en bladeren heeft als de laurierbladeren, lang en dun. Aangaande de toenaam Polygonoïdes die wordt onder de valse en oneigen namen in de boeken van Dioscorides gevonden. Behalve deze namen zijn er noch sommige andere, te weten in het Grieks Philetaerion en Smyrnoïdes of liever Myrtoïdes. Behalve de voor vermelde namen heeft dit gewas in het Italiaanse de naam van Clematide prima, dat is eerste Clematis, in Latijn Clematis prima Dioscoridis, in het Frans pervenche’.

De oudste naam is de Griekse klematis daphnoeides: laurierachtige klimmer.

Dodonaeus (f) ‘Op een ander plaats, te weten in het 11de kapittel van zijn 21ste boek noemt hij dit kruid ook Vinca Pervinca’.

Vinca is een naam die afkomstig is van het Latijnse vinculum. Vincio: betekent een band, dit naar de taaie lange scheuten. Of van vino: overwinnen, omdat het kruid andere planten overgroeit. Vinca, vincere: veroveren, een grappige afleiding, sommigen denken dat het op het veroveren van de winter slaat, maar het moet zijn: vincire: (ziekten) binden.

Dodonaeus (g) ‘Vinca Pervinca, zegt hij, blijft altijd groen als de laurierboom (in de boeken van Plinius stond instar Linea, waarvoor we instar Lauri veranderd hebben) die aan zijn knietjes of knoopjes met bladeren begroeid en omringd en is een kruid om de perken of lage priëlen en bedden van de hoven te versieren, nochtans wordt het soms gebruikt in kransen en elders in plaats van de bloemen als men geen bloemen vinden kan. Deze wordt van de Grieken Chamaedaphne genoemd. Nochtans zo heeft dezelfde Plinius en voor hem Dioscorides een ander Chamaedaphne beschreven. Dit gewas is tegenwoordig hier te lande bekend met de naam vincoorde. In Italie heet het provenca, in Spanje pervinqua en in de apotheken ook pervinca’.

Plinius Vinca pervinca, waar­van de meeste Europese namen afstammen, verwijst waarschijnlijk naar het binden, per: rondom, om het begrip vincire te versterken. In oud Nederlands was dit vinc-oorde en vincworte. De naam pervinca verschijnt onveranderd in Italiaans, als pervenche in het Frans, Spanjaards pervinca, ook centocchio: honderd ogen, het was de parvenke van Chaucer en in tegenwoordig Engels heet het periwinkle, Duits Periwinkel.

Uit Pervinca kwam Duits Berwink (en verwisselingen met Berwurz of Barwurz, zie Meum athamaticum) Berwink, Berwinkel, Berwynkel, Brenwinkel, Sperrfink,, Judenmyrte, Judenveieli, Zwitsers Himmelsternli, Muliradli’.

Chaucer: “Parvenke is an erbe grene of colour. De maagdenpalm is een kruid van groene kleur

In tyme of May he beryth blo flour. In de tijd van mei brengt het bloemen voort

His stalkys ain so feynt and feye. Zijn stengels zijn zo dun en fijn

...”There sprang the violet all new. Daar ontsprong de viool geheel nieuw

And fresh parvenke rich of hew. En frisse maagdenpalm rijk van kleur

And flowers yellow, white and rede. En bloemen geel, wit en rood

Such plenty grew there never in mede. Zoveel groeide er nooit in de weide

Ful gaie was al the ground, and quaint. Vol blijdschap was de bodem en zo mooi

And poudred as men had it peint. En bepoederd, alsof men het geverfd had

With manie a freshe and sundrie floure. Met vele kleurige en zonnige bloemen

That castin up full good savoure” Dat vele goede gunsten geeft’.

Elders vinden we deze liefhebber van vogels en bloemen zeggen:

‘There lacked not

Ne not so muche as floure of brome

Ne violet, ne eke Pervinke

Ne floure none that men can thinke

And manie a rose lefe full long

Was entermeddled there among

And also on his heade was set

Of roses redde a chapilet’.

(h) ‘De eerste soort heet eigenlijk maagdenpalm en Clematis Daphnoïdes of tot verschil van de andere Clematis Daphnoïdes minor, dat is kleine vincoorde, kleine maagdenpalm of klein maagdenkruid’.

(i) ‘De tweede soort heet grote vincoorde, groot maagdenkruid en grote maagdenpalm, in het Latijn Clematis Daphnoïdes major’. (Vinca major)

uit Megenberg.

Gebruik.

Dit geslacht behoort tot de Apocynaceae, een van de giftigste families van het plantenrijk. Van de maagdenpalm gaat echter weinig gevaar uit, hoewel sommigen toch twijfels hebben. De bladeren hebben een bitter tezamen trekkende kracht en bezitten een adstringerende werking. Parkinson zegt, dat als je een blad van deze plant in je mond steekt het bloeden van de neus stopt. J. Ray beval het aan tegen tandpijn en voor het vastzetten van tanden die los zitten. De meeste oude schrijvers verhalen over het gebruik als gorgelwater om zo een zere keel te genezen. De twijgen om de armen gebonden voorkomen kramp.

Het sap van maagdenpalm levert vincoblastine, een stof die de groei van cellen remt. De plant werd gebruikt als volksmiddel om zogvorming tegen te gaan. Medisch tegen hoge bloeddruk, bloedvloeien e.d.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 309, 311) ‘Dit kruid stopt allerhande loop van de buik en geneest de rode loop zo Dioscorides en Galenus zeggen als men de stelen en bladeren met wijn drinkt.

Hetzelfde maagdenkruid of vincoorde met melk en olie van rozen of Cyprinum gemengd en daarvan een pessarium gemaakt en in de moeder gedaan laat de pijn en weedom van de baarmoeder ophouden.

Vincoorde gekauwd geneest of verzoet de tandpijn en insgelijks ook is zeer goed tegen de beten of steken van de venijnige dieren, daarop gelegd.

Want, als Lobel betuigt, de aard van deze maagdenpalm is zulks dat ze enige warmte in haar schijnt te hebben waarmee dat ze zuivert en afjaagt de witte vloed van de vrouwen en wederom als het er een tezamen trekking laat en het lichaam versterkt heeft die stopt.

Ook is groot wonder, zegt dezelfde Lobel, dat alleen een meitje of kransje van deze maagdenpalm gevlochten en op het hoofd gedaan het bloeden uit de neus stelpt. Om hetzelfde te doen wrijven sommige de bladeren van dit kruid goed klein en steken ze in de neus of binden ze rondom de hals of leggen ze onder en op de tong.

Sommige binden dit kruid in de ergernis of lies en rondom de heupen van de vrouwen om zo de maandstonden op te laten houden en op dezelfde manier belet het ook dat de zwangere vrouwen van kind niet misvallen. Het geneest ook de pijn en krimping in de darmen. Het sap verzet ook de pijn van de oren.

Behalve dat dit kruid met de steeltjes goed is om er kransen en meien van te maken en de zalen er mee te bestrooien zo wordt het ook in de wijntonnen geworpen en als ze ettelijke dagen in geweest zijn maakt het de omgeroerde of troebele wijn wederom helder.

Men zegt ook dat hetzelfde kruid met azijn te drinken gegeven zeer behulpzaam is diegene die van de slangen die Aspides genoemd worden gebeten zijn’.

A. Magnus; ‘Het vijfde kruid is door de Chaldeeën Iteris genoemd en door de Grieken Vorax, door de Latijnen Proventalis of Provinsa en door Engelse mensen perwynke. Als het geslagen wordt tot poeder en aardwormen zijn er in gewikkeld met een kruid dat Sempervivum en in Engels huislook heet zorgt het voor liefde tussen man en vrouw als het in hun maaltijd gebruikt wordt. En het zal in de mond van een beest dat bul heet gedaan worden dan zal hij in het midden breken en dit is geprobeerd in latere tijd. Als de vermelde confectie in het vuur wordt gedaan zal het aanstonds veranderen in een blauwe kleur. ‘

Toveressenkruid.

Het Franse herbe a la sorciere en violette des sorciers: toveressenkruid en toveressenviooltje gaf het een verbinding met hekserij. De volgende heksentoertjes zijn bekend. Werpt men Vinca met solfer in een vijver, dan moeten alle vissen sterven. Geeft men Vinca aan een buffel, dan zal die in het midden openbarsten. Werpt men Vinca in ‘t vuur, dan zal dit blauwachtig glinsteren.

Vinca kwam ook voor in de tovenaarsborstel, samen met andere en allen weldoende planten die samengebonden werden door een draad van ‘t spinrokken een maagd. De steel van de borstel was gemaakt van hazelaarhout die nog geen noten had gedragen en op deze steel moest men met de magische stift de tekens van de zeven geesten graveren.

Immergroen.

Omdat Jozef op de dag van zijn huwelijk zijn wandelstok in de grond stak, ontstond er ter plaatse een lieflijk bloempje dat zich snel om de stok omhoog rankte. Omdat Jozef zag dat deze plant voortwoekerde en altijd zijn loof hield en jaar in jaar uit groen bleef, daarom wordt nu nog deze plant Immergrun genoemd.

Uit hortus eystettensis.

Folklore.

(86) Dodonaeus: “Die meesters zeggen, dat dit kruid heet en droog is in de derde graad. Dit kruid is in de winter en in de zomer groen. En de kleur van de bladeren lijkt op de kleur van de buksboom bladeren. Dit kruid zal verzameld worden tussen twee onzer vrouwen dagen Assumptionis en Nativitatis. Dit kruid zal gedroogd worden aan de lucht en niet aan de zon. Zijn deugd is het uitdrijven van kwade vochtigheden die van grote koude gekomen zijn als het met wijn gekookt en gedronken wordt. Die dit kruid bij hem draagt daaraan mag geen toverij in dat huis komen, zo meent zij verraden te zijn en vliet haastig vandaar. Met dit kruid bezweert men de boze geesten die in die mensen zijn. En hoe bezweringen toe gaan laat ik staan. Maar geen boze geest mag zonder twijfel macht hebben in dat huis daar dat kruid in is. En het is veel beter als gewijd wordt met andere kruiden. Het kruid gepoederd en met aardwormen omwonden maakt goede minne tussen man en wijf is het dat zij het gebruiken in spijs.”

Die dit kruid bij zich draagt, daar heeft de duivel geen macht. Als het in huis of in de deur hangt kan er geen toverij of goochelarij gebeuren die vliegt snel weg. Je bezweert hiermee de boze geesten die in de mensen zijn. Teneinde de duivel de macht over gestorven te ontnemen kinderen omkranste men hen met maagdenpalm.

Het kruid heeft bijzondere magische waarden. Als een krans van maagdenpalm in de Matthiasnacht, 24 februari, in een stromend water geworpen wordt door een meisje, betekent het nadat het op het water gedanst en zwijgend opgepakt is, een bruidskrans.

In Polen heet het gewoonlijk plicaria omdat het succesvol is tegen die gevaarlijke ziekte die plica Polonica genoemd wordt waarbij de haren vervormd worden tot een in elkaar gedraaide massa die, als het gesneden wordt, de dood van de patiënt veroorzaakt.

Bij Culpeper wordt vermeldt dat dit kruid tot Venus behoort en ook dat er van verteld wordt dat de bladeren gegeten door man en vrouw er voor zorgt dat er tegelijk liefde tussen hen ontstaat. Zo is de maagdenpalm tussen de planten van vruchtbaarheid geplaatst in de scène van de eenhoorn tapijten (zie Endymion, Polygonum, Arum en Orchis)

In de mooie Franse volkszang Sur les Marches du Palais vertelt de kleine schoenmaker het meisje dat de maagdenpalm op de hoeken van het liefdesbed staat.;

“Aux quatre coins du lit

Aux quatre coins du lit

Quatre bouquets de pervenches

Lon la

Quatre bouquets de pervenches” .

Een rode maagdenpalm geld als symbool van vroege vriendschap,

Een witte maagdenpalm geld als symbool van aangename herinneringen.

In de Alpen maakt men een krans van de singrun en hangt die voor de vensters zodat het beschut tegen bliksem. Het in de Dreisgenzeit gezamelde kruid werd ook tegen de heksen, die in de kop van de alpenbewoners nog steeds rondhuppelen, gebruikt. Der Dreisgen, in het midden-Hoogduits was dit unser vrouwen (Maria) drizigest, duurt van 30 dagen na Maria’s Hemelvaart tot 8 dagen na haar geboorte, 8 september, het begint zo met 15 augustus en eindigt op 15 september. Die heksen gaan meestal in die tijd met omgekeerd gezette kop rond, alleen zie je dat niet. Wie echter nieuwsgierig is en zulke heksen wil zien moet alleen in de dreisgen gewijde singrun over de deur aanbrengen, waar de heks doorgaat en zo zal je zien wie de kop verkeerd draagt. Voor deze proef deugt grote zenegroen niet, wel de kleine die in Tirol das kleine totenveilchen genoemd wordt, ook moest die een tijdlang onder het misboek van een pater gelegen hebben. Jonge meisjes leggen in de Andreasnacht twee bladeren op het water in een emmer. Zijn ze ’s morgens tegen elkaar aan gezwommen dan trouwt ze hetzelfde jaar. Zijn ze aan de kant geraakt en zwart geworden, dan sterft ze dit jaar.

Heksen werend.

De lieflijk blauw bloemkens staan bekend als heksen afwerend. Pluk de plant stilzwijgend en breng die in huis zonder om te zien, al hoor je gerucht en stappen achter je, niet omdraaien. Dan kan je niets gebeuren en zelfs de wilde dieren vluchten voor je. Bewaar deze maagdenpalm in een doos. Wil je ze gebruiken, neem dan de eerste rank die onder je ogen komt als de doos opengaat. Nip er de kop af en leg die in een stuk maagdenperkament. Wel moet je negen bladeren hebben, heb je te min pluk er wat bij van dezelfde twijg. Daarna leg je er een erwtgrote korrel kamfer bij en vouw het perkament in tweeën, zodanig dat niemand iets van de inhoud kan zien. Nu ga je door met vouwen en zeg, als het pakje als talisman moet dienen: “Voor N... (hier noem je de persoon) wonende te... (zijn woonplaats) die wij tegen alle betovering willen beschermen, voor N... , vassis atatlos, vesul et cremus, verbos san hergo dibolia herbonos. Vervolgens voor de tweede keer vassis atatlos etc. tot driemaal toe vassis atatlos etc. Je herhaalt dus onder het vouwen de formule drie­maal. Maar als je het pakje wil gebruiken om een bestaande betovering te genezen zeg je: “Voor N... wonende te ... die wij van de betovering willen genezen indien hij (zij) betoverd is, tegen deze of gene (hier bedoel je de heks of tovenaar mee) Vervolgens dezelfde spreuk driemaal opzeggen. Terwijl je het pakje vouwt druk je altijd het perkament op de kleine kant van de toverspiegel en als het pakje gemaakt is breng je het in aanra­king met de grote kant. Daarna geef je het aan de persoon N... Als het als beschermende talisman gebruikt moet worden neemt N.. het met de rechterhand en maakt het teken van het H. Kruis en draagt het, in een linnen doekje gewonden, op de borst. Zo’n talisman behoudt zijn kracht voor 1 jaar. Daarna werp je het in het vuur. Als het zakje moet dienen om te onttoveren neemt N.. het ook met de rechterhand, maakt het kruisteken en hecht dit aan zijn hemd zodanig dat het in aanraking komt met de betoverde plaats. Daar laat N het drie dagen, of vijf dagen als N het langer wil laten werken. Daarna neemt de zieke het zakje en maakt het kruisteken en smijt het pakje in het vuur, gooi er kolen overheen en ga onmiddellijk naar buiten. Als je de eerste voet buiten zet, zeg dan “Dat God ons beware”.

Het pakje en de toverwoorden dienen tot verschillende doeleinden. Het lijkt zelfs zo te zijn dat de bezweerder het thuis mag maken en in zijn zak steken, het dragen en zenden mag, zelfs per post naar de betoverde. Dat lijkt niet zo moeilijk, alleen met de kolen zullen we problemen hebben, die zijn er vrijwel niet meer.

Wil je weten of iemand tovenaar of heks is: “Pluk in duivels naam enige maagdenpalmtwijgen en werp ze beurtelings in een pan met hete olie. Bij elk blad dat je laat vallen noem je de naam van de vermoedelijke tovenaar, c.q. heks. Blijft het blad in de pan, dan is de verdachte onschuldig, springt het blad eruit dan is genoemde persoon met de duivel verbonden”.

In een andere tijd gezameld werd het kruid door de heksen tot boze toverij gebruikt, bijvoorbeeld tegen het leven van vee dat dan dood omviel. Het was een goed kruid om haat te verwekken onder gehuwden.

Rousseau.

In 1762 toen Rousseau al dieper in de wetenschappelijke botanie was doorgedrongen ondernam hij een botanische excursie in Neuschatel. In het bos aangekomen stiet Rousseau plotseling een vreugdekreet uit, ‘’Ah voila de la pervenche’’. Achttien jaren waren voorbijgegaan toen hij voor de eerste maal met mevrouw Warens von Chamberg op reis was geweest, daar zag ze in het bos ene kleine blauwe bloem die uit de donkere bladeren lichtend tevoorschijn sprong. Het was de maagdenpalm. Ze liet aan Rousseau de bloem zien “’Ah ! voila de la pervenche encore en fleurs!’’. Toen had hij er nauwelijks aandacht aan geschonken en sinds die tijd had hij de plant niet meer gezien. Nu wekte die aanblik aan die bloem al die vergeten herinneringen terug aan die korte maar gelukkige momenten van zijn leven –de enige, zo hij klaagde, die het recht had om te zeggen: ‘Ook ik heb geleefd’. Rousseau heeft de maagdenpalm beroemd gemaakt toen die geschiedenis in zijn Confession in druk verschenen. Alle Parijzenaars verdrongen zich in het Jardin des Plantes, of zoals het toen heette, Jardin du Roy, en allen wilden die kleine blauwe bloem van de liefdesherinneringen zien. Dante zegt: ‘… nessun maggior dolore

Che il ricordarsi del tempo felice

Nella miseria.

‘Rousseau moest die herinnering aan zijn verloren geluk zo smartelijk ondervinden omdat hij zich toen zeer ongelukkig voelde.

Sage.

De maagdenpalm is al vanouds bekend. Toen Eva van de appel had gegeten in het Paradijs, gebruikte ze na haar vlucht om haar naaktheid te bedekken, de maagdenpalm. Toen waren het nog echte palmenbladeren, die zouden echter krimpen als de zedeloosheid en moreel verval zou toenemen. In de tijd van Sodom en Gomorrha moesten ze al van schaamte op de grond gaan liggen om die maar te bedekken, de laatste tijd zijn de bladeren tot gebruikswaarde ingekrompen en door een paar van deze blaadjes te gebruiken, loopt men op het strand toch nog gekleed rond.

Planten.

Veel wordt deze plant gebruikt als schaduw minnende bodembedekker of hangplant. Combineer met andere schaduw minnende planten, Rodgersia, Filipendula, Aruncus, Alchemilla, Cimicifuga.

Planten in humusrijke grond op matig vochtige tot tamelijk droge, beschaduwde plaatsen. In de volle zon bloeien ze wel rijker maar het mag de planten niet aan vocht ontbreken

Vermeerderen door scheuren in april/juni. Stekken in augustus.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl