Coccoloba

Over Coccoloba

Olifantsoor, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, teelt.

Uit Nurnberg 1786.

Een geslacht van tropische struiken, bomen en zelden houtachtige klimmers.

Ze worden gekweekt om hun vruchten en meestal grote, glanzende en leerachtige bladeren.

Blad zijn tegenoverstaand en de kleine bloemen komen in oksel- of eindstandige trossen, meestal in de tinten van groen of geelgroen, meestal altijd groen of verliezen blad in het droge seizoen..

De vrucht is een bes met een kleine steen, vaak eetbaar.

150 soorten komen voor in Amerikaanse tropen en bereiken Florida.

Polygonaceae, duizendknoopfamilie.

Coccoloba uvifera, L. (druiven dragend) De bladen zijn groot en breed, hartvormig en leerachtig, afwisselend geplaatst. Het wordt in Duits wel Autograph baum genoemd omdat de markeringen op de jonge bladen witte lijnen tevoorschijn roepen. Altijdgroen of in droge tijden bladverliezend, 8-10m of meer.

De onaanzienlijke witte en geurende bloemen hangen in 20cm lange trossen. Tweehuizig.

De vrucht is besachtig en worden bij rijpen roodviolet en zijn een cm groot.

Is wind- en zoutbestendig, vandaar dat het nu op de tropische kusten aangeplant wordt.

Dit is een gedrongen boom die vaak meerstammig is van 6m of meer met vele flexibele takken.

De stam is opvallend gevlekt.

Vermeerderen door zaad dat er overvloedig aan komt.

De see grape wordt gekweekt om de vruchten en mooie bladeren.

Groeit op de zandkusten van Tropisch Amerika. Is beschreven in 1690.

Naam, etymologie.

Coccoloba, Grieks kokkos: bes, Latijn lobus: gelobd, een gelobde bes, een verwijzing naar het eind van de peervormige vruchtaar.

Olifantsoor, de bladeren, stranddruif, zeedruif, Duits Meer- of Seetraube, Engels see grape, shore grape of uvadel mar, pigeon plume, Jamaica kino tree.

De eerste botanische namen kwamen in 1696 door Hans Sloane die het Prunus maritima racemosa, ‘trosvormige zeeprunus noemde’ Leonard Plukenet noemde het Uvifera littorea, ‘Trosvormige drager van de kust,’ De eerste editie van Linnaeus ‘s Species Plantarum (1753) was gebaseerd op Plukenet en noemde de plant Polygonum uvifera en noteerde flores non vidi, ’ik heb geen bloemen gezien.’ Vervolgens adviseerde Patrick Browne, The Civil and Natural History of Jamaica (1756) Coccoloba, Red-leaf’. Daarop noemde Linnaeus in zijn tweede uitgave (1762) het Coccolobus uvifera.

Gebruik.

Het hout wordt gebruikt voor meubelwerk. Als het gekookt wordt geeft het een rode kleur.

De vruchten kunnen als handfruit worden genuttigd of tot compote, jam, gelei en sap worden verwerkt. Op de Cariben wordt van de vruchten een vruchtenwijn bereid. De vrucht is eetbaar met een wat zure smaak.

Uit de gekookte bast wint men een rode verfstof.

De wortels worden wel medisch gebruikt.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl