Lathyrus

Over Lathyrus

Pronkerwt, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Meer dan 120-200 soorten komen voor in dit geslacht die groeien in het N. Halfrond, N. en Z. Amerika.

De meeste zijn meerjarige ofschoon sommige als eenjarige geteeld worden.

Het zijn liefst alleen groeiende planten, apart van anderen van dezelfde vorm of hoogte.

Een-, of meerjarige klimmende en opgaande kruiden en heesterachtige planten met opvallende vlinderbloemige bloemen.

Stengels zijn plat of gevleugeld, bladen egaal verdeeld en eindigen in een tendril of een punt, blaadjes 2 of meer.

Ook Orobus wordt wel eens in dit geslacht geplaatst, die mist de tendrils. Nauw verwant aan Vicia, die heeft altijd twee zaden en bij Lathyrus kan er ook 1 in zitten.

Fabaceae, vlinderbloemige, Vicia klasse.

=Lathyrus aphaca, L. (zonder dorens)

Bloemstengels zijn enkelbloemig.

Bovenste en middelste bladen zijn in ranken veranderd. Wordt beschreven als bladloos, hoewel in jonge zaaiplanten kleine bladen ontwikkeld zijn met een enkel paar deelblaadjes, in volle groei worden het hechtranken bladloos omdat het vlak van het blad niet aanwezig is, de paar steunblaadjes onder aan de hechtranken zijn echter even mooi als bladeren.

Gele bloemen in juni tot augustus aan zijn dunne, weke en klimmende stengels die tot 50cm kunnen komen.

Eenjarige uit M. Zeegebied tot Iran.

Uit G. Oeder.

Naam.

(Dodonaeus) ‘Al is het zaak dat dit gewas hier te lande algemeen genoeg is, nochtans heeft het in onze taal noch geen andere eigen naam dan de Griekse Aphace waarmee dat bij Dioscorides, Plinius en Galenus bekend is. Aphaca die in het Engels tare heet, in het Italiaans vecione en ceserone en van sommige voor de Pityne van Theophrastus gehouden en van andere voor Orobus silvaticus vernus.’

Naakte lathyrus, Engelse yellow vetchling, yellow pea, Duitse Ranken-Platterbse, Frans gesse aphaca.

Uit de.academic.ru

Lathyrus bauhinii Genti) (Caspar Bauhin, Zwitserse botanist, 1560-1624 en zijn broer Johann, 1541-1613) is een meerjarige plant met kruipende wortelstok en niet verdikte wortels.

De spruit is groen en kaal, opgaande stengel en 20-50cm hoog, dun en niet gevleugeld.

Bladeren staan star omhoog en staan in korte gevleugelde schede met 2-3 paar vrijwel gelijkende blaadjes, die zijn lancetachtig liniaalvormig, 3-6cm lang en 2-4mm breed, eindigen in een lange spits en hebben aan de onderkant 5 duidelijke parallelle nerven.

Trosvormige bloemstand staat alleen of met twee en bestaan uit 4-10 kort gesteelde 22mm lange bloemen, purper tot blauwviolet.

Vlakke lijnvormige peul

Groeit in de Pyreneeën, Alpen en Jura tot Duitsland.

Schwert-Platterbse. Vaste pronkerwt.

Uit; http://plantillustrations.org/taxa.php?id_taxon=6580&lay_out=0&hd=0&group=1

Lathyrus cicera L. (Cicer-achtig) eenjarig kruid met een weinig gevleugelde stengel.

Twee lijnvormige deelblaadjes van 3-6cm.

Enkele rode bloem van 1-5cm.

Red pea, red vetchling of flatpod peavine.

Inlands in Europa, Noord-Afrika en Midden-Oosten.

Uit L. van Houtte.

Lathyrus grandiflorus, S.& S. (grote bloemen) Gehele plant is kort behaard.

Lang gesteelde bladeren zijn geveerd, de onderste met 2-3 paar blaadjes, de bovenste met 1 paar, blaadjes zijn eivormig en stomp, meestal met 3 nerven en zwak gegolfde randen.

Rankende stengels zijn smal gevleugeld.

De lange bloemstelen dragen 1-4 purper/roze en 3cm grote, zwak geurende bloemen in juni/september.

In de winter wat bedekken.

Uit Balkan en Z. Europa wordt 100-175cm hoog. Is beschreven in 1814.

Vaste pronkerwt, Large flowered everlasting pea.

Uit J. Kops, www.BioLib.de.

=Lathyrus hirsutus, L. (ruig behaard) Lange en smalle blaadjes.

1-3 bloemig, violet en later meer blauw in mei/juli.

Peul is ruw behaard.

Is inlands en kan ook tot een meter hoog worden, komt uit M. Zeegebied.

Naam.

Ruige lathyrus, Engels ruigh podded vetchling, hairy vetchling. Behaartfrchtige Platterbse.

Uit Botanical register.

Lathyrus japonicus, Willd. (uit Japan) (Lathyrus maritimus)(van de zee)

Stengel is vierkant maar niet gevleugeld, kruipend.

Deelblaadjes met 3 tot 8 paren en ovaal van vorm.

Bloemstengels met vele grote bloemen die korter zijn dan de bladen, purperviolet tot blauwviolet in juli/augustus.

Meerjarig.

Zaden verspreiden zich over het water en kunnen wel 5 jaar kiemkrachtig blijven.

Naam.

Door Linnaeus, 1737, wordt vermeld dat het aan onze kust voorkwam. Hij noemde het Pisum maritimum, Engelse sea side everlasting pea, beach pea, Frans gesse maritime, pois de mer, onze zeelathyrus, Fries salte skuontjes, Duits Strandplatterbse.

Er was weinig reden om aan te nemen dat deze plant in Engeland inheems is. Er wordt echter een legende verhaald in Suffolk dat het ontkiemde op de kust toen de nood hoog was. De wonderbaarlijke verschijning van deze plant wordt vermeld door Stowe en Camden, die geloofden dat ze uit zaad kwam van een gestrand schip. Ze zouden goed te eten zijn.

Uit Redoute.

Lathyrus latifolius, L. (breedbladig) Lang gesteelde bladeren zijn geveerd met 1-2 paar blaadjes, bladstelen zijn breed gevleugeld, blaadjes eivormig tot elliptisch en kort toegespitst, 3-5 nerven, blauwachtig/groen.

Die klimt ook een paar meter hoog met opvallende breed gevleugelde, vertakte stengels en bladstelen.

De lang gesteelde bloemen van 2cm lang zijn licht rood en staan in trossen met 4-10 bij elkaar in juni/september. Ze zijn kleiner dan de pronkerwt en geuren ook niet.

Meerjarig.

Vermeerderen door zaaien.

Uit Z. Europa. Is geheel behaard.

Hiertoe behoren de vormen;

‘Pallidus,’ met mooie licht roze bloemen.

‘Splendens,’ met karmijn/rode bloemen. Gewonnen door R. Parker, kweker te Tooting, Engeland.

‘Taplow Rose,’ met grote trossen van grote donker roze bloemen. Gewonnen door Barr & Sons, kwekers te Taplow, Engeland.

Var. albiflorus met witte bloemen. Hiertoe behoort ‘White Pearl,’ die veel grotere bloemen heeft. In de handel gebracht door Hobbies Ltd, kwekers te Dereham, Engeland.

‘Pink Pear,’ en ‘Red Pear,’ bloeien allen in juni/augustus.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) ‘Aracus Matthioli is de wilde erwt en Ervila of Orobus silvestris van Dodonaeus, in het Hoogduits Eselsohren genoemd naar de gedaante van de bladeren. Wij noemen dit gewas Silvestris Lathyrus in het Latijn, dat is wilde platte erwten omdat we anders geen eigen naam er van weten, want het is geenszins voor het Ervum te houden zoals sommige kwalijk geloofd hebben.’

De vaste plant pronkerwt, brede lathyrus, siererwt, Fries brede skuontsjes, Engelse broad leaved everlasting pea, Duits Winterwick, in Schlesi Eselsohren en Wolfsschoten, Breitblatt-Platterbse, Breitblattrige Platterbse of Staudenwicke.

= Lathyrus nissolia, (L.)Dll.(Franse botanist Nissole die geboren is te Montpellier, 1647,- 1734) Ook hier zijn de bladen ontbrekend en de steunblaadjes lang en smal, grasachtig.

De stengel gaat meestal recht omhoog, 30-90cm, niet klimmend, ze hebben geen ranken.

Eenjarig met kleine licht rode bloemen in juni en juli, 8 tot 10 mm lang.

De in het begin zijdeachtig behaarde vrucht is een 4 tot 5 cm lange en 3 tot 4 mm brede peul en bevat 8 tot 15 zaden. De ronde tot iets hoekige, wrattige zaden zijn bruin met donkere vlekken. De plant komt voor in open grasland op dijken en in bermen, komt uit M. Zeegebied tot Oekraïne.

Naam.

Graslathyrus, Fries bermskuontjes, Engelse crimson vetchling, grass pea, Duits Gras-Platterbse, Frans gesse de nissole.

Uit Redoute.

Lathyrus odoratus, L. (geurend) De bladeren kunnen veranderen in ranken en steunbladeren in bladeren.

De stengels zijn gevleugeld.

De bloemen staan met verscheidene bij elkaar in de oksels van de bladeren.

Een van de weinige eenjarige vlinderbloemige. Zeer geschikt voor tuindecoratie en als snijbloem in een bonte mengeling van kleuren.

Bloeitijd is afhankelijk van de kweekwijze, vroeg of laat zaaien. Plant ze in ieder geval niet alle jaren in dezelfde grond, ze hebben gauw last van bodemmoeheid. Liefst wat kalkrijke grond en voedselrijk. Haal de oude bloemen er geregeld af, dan is de bloeitijd zeer lang.

De pronkerwt, is afkomstig uit Sicilië en sinds 1700 in cultuur. Kan wel een paar meter hoog worden.

Naam.

Pronkerwt, Engelse sweet pea, sweet scented pea, Franse gesse odorante en pois vivace; levendige erwt, Duitse Platterbse of wohlriechende Erbsen, spanisch-, turkische Wicken, Duft-Platterbse, Duft-Wicke, Wohlriechende Wicke of Garten-Wicke.

Historie.

Pater Franciscus Cupani was een Siciliaanse monnik, 1657-1711. Hij is beroemd geworden door de ontdekking van een klein en purperbloemig kruid. In 1699 vond hij L. odorata op Sicilië, andere waren al wel bekend maar niet welriekend. Hij publiceerde zijn verhaal in een klein werk te Panormi in 1695. Hij zal er niet van gedroomd hebben dat later twee continenten zijn geboortedag gevierd zal hebben met een grote mammoetbloemenshow met bloemvleugels van zachte kleuren of delicaat wit sprookjesachtige vormen.

Hij stuurde in 1699 zaden op naar Dr. Uvedale te Enfield, Engeland, en naar Caspar Commelin, stichter van de Amsterdamse Hortus. De laatste beschreef het gewas in zijn ‘Horti-Medici Amstelodamensis ‘en gaf de naam ’Lathyrus distopatyphullus, hirsutus, mollis, magno et peramaeno florex odore’ waarmee hij vertelt dat de plant tweetallige samengestelde blaadjes bezat, zacht behaard en grote welriekende bloemen. Ook vermeldde hij dat de bloemen een purperen kleur hadden en hemelsblauwe vleugels, dat de plant klimmend was en een 2-2,5m klom. Linnaeus noemde het gewas eenvoudig L. odoratus.

De oorspronkelijke bloemkleur varieerde van paarsblauw tot purper. Een witbloemige var. verscheen in 1718, en in 1737 vestigde Burmann de aandacht op een roze en witbloeiende vorm. Ofschoon hij toegaf dat de plant alleen in kleur verschilde van die van Cupani en die, volgens zijn zeggen, veel in de tuinen voorkwam, maakte Burmann een nieuw soort, Lathyrus zeylanicus, (Ceylon) omdat hij zaden ontvangen had uit Ceylon. Latere botanisten hebben de plant niet gevonden in Ceylon, waaruit men concludeerde dat dit een misverstand was. De vorm werd ‘Painted Lady,’ genoemd en werd tot begin 1900 gekweekt toen zijn verbeterde vorm verscheen, ‘Blanche Ferry.’

De eerste introductie in Engeland was bij de Royal Society, 1713, door Dr. Petiver die zaad stuurde naar Dr. Uvedale’s tuin in Enfield. De planten werden niet eerder dan in 1724 voor verkoop aangeboden. De drie kleuren bleven de enigste var. tot 1793 toen er zwarte en purperen soorten aangeboden werden. In 1793 werden er zaden van verschillende soorten aangeboden door Mason uit Fleet Street. In 1837 verschenen de eerste gestreepte en in 1860 de gele en ook de ‘Blue Edged.’ Dit was een witte met een sierlijke blauwe rand. Later werd deze vorm bekend als ‘Butterfly,’ het was de voorloper van de Picotee sectie. In 1865 won ‘Invincible Scarlet,’ de eerste prijs voor een nieuwe lathyrus. ‘Crown Pincess of Prussia,’, de eerste licht roze var. werd in Duitsland aangeboden in 1868. Լb>Adonisլ 1882, was de eerste van de roze/paarse var.

Ontwikkeling.

Tot 1880, een periode van 185 jaar, was er toch weinig verbetering geweest. Toch waren er 9 verschillende var. in 1860 en ofschoon vele nieuwe namen verschenen gedurende de volgende 20 jaar, zijn het alleen maar verbeteringen geweest van bestaande kleuren en lijnen. Het is waarschijnlijk dat er niet meer dan 15 aparte var. waren totdat Henry Eckford begon de tot dan toe vergeten schoonheid te bewerken. Hij begon zijn werk, na eerdere successen als kweker van bloemen, omstreeks 1860 bij de earl van Radnor en later voor dr. Sankey van Sandywell bij Gloucester.. Hij begon met een paar var., kruiste geduldig en selecteerde een aantal jaren voordat hij resultaat had. Zijn eerste opmerkelijke vorm was de ‘Bronze Prince,’ die een award eerste klas kreeg bij de Royal Horticultural Society in 1882. Hij bracht in snelle volgorde vele nieuwe kleurvormen. Hij bracht de diep brons/blauwe ‘Indigo King,’ in 1885, ‘Orange Princeռ,’ in 1886 en de donker maroon’ Boreatton,’1887. Dezen werden elk jaar gevolgd door nieuwe kleuren en verbeterde bloemvormen.

De hoedvormen verschenen en gaven nieuwe interesse aan deze bloem. De perfectie in deze nieuwe vorm werd bereikt door de ‘Dorothy Eckford,’ in 1903. De groter wordende bloemen van vele vormen leidde tot de naam Grandiflora sweet peas. Nu is het een naam voor alle vormen die niet de wuivende of Spencervormen hebben.

Tussen 1885 en 1900 verkreeg hij ontelbaar var. Een ervan, ‘Lady Grisel Hamilton,’ bleef lang als een van de best grandiflora typen bestaan. Het was wel een vorm met vlakke bloembladen.

In de tijd van de grote conferentie van de sweet pea die gehouden werd in Londen in 1900, had Eckford van de 264 gecatalogiseerde var. er 115 op zijn naam staan. Zelfs in Amerika had Eckford 60% van alle geselecteerde planten op een lijst staan.

Sweet Pea Society.

In 1900 werd de Sweet Pea Society in Engeland opgericht. Die gezelschappen zagen het als een opgave om de soorten te verbeteren en ze op hun waarde voor de liefhebber en kweker te testen. De directeur van de Daily Mail loofde in die jaren het enorme bedrag van 1000 pond uit voor de beste nieuwigheid.

Engeland en Amerika streden om het hardst om nieuwe soorten te verkrijgen.

Amerika.

In Amerika ontstond de interesse na de eerste introductie van Eckford var. door Breck en Henderson in 1886. Een toegevoegde impuls werd gegeven door de introductie van ‘Blanche Ferry,’ in 1889 en door ‘Emily Henderson,’ in 1893. Al voor 1890 werd de bloem populair in dat land en al gauw verschenen plaatselijke sweet pea’ s shows. De vraag naar zaad nam toe en door de shows was er een grote competitie om nieuwe var. te verkrijgen. Ondertussen was er in Engeland niet zo veel interesse, maar door Amerika kreeg Eckford nieuwe inspiratie. Zijn zaden werden in Californië uitgezaaid waar ze beter groeiden, bloeiden en zaad gaven. Zijn zaden werden daar gekweekt waar uit het mengsel nieuwe vormen gehaald werden.

De meest opvallende nieuwigheid was de introductie van het dwerg- of het Cupido ras in Californië, 1893. Een lager ras dat niet geurden en sterker was dan de hoger groeiende.

De eerste vorm was wit en werd al gauw gevolgd door andere var. zodat het hele bekende kleurenspectrum ook in dit type vertegenwoordigd werd. Deze planten groeien bij uitstek in droge gronden en zijn zo niet geschikt voor vochtige gebieden.

‘Cupido,’ werd opgevolgd door een bossige var. die als tussenliggend in groei gezien kunnen worden, die werden niet zo gunstig ontvangen en verdwenen al spoedig.

Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.

Spencerrassen.

‘Primadonna,’ was een van de toprassen van H. Eckford.

Hieruit kweekte Silas Cole de zogenaamde Spencerrassen in 1904 (L. spencer Praecox) die nog in vorm en kleur onovertroffen zijn. Hij noemde dit type naar Countess Spencer, de vrouw van zijn baas, Earl Spencer te Althorp Park. (Een overgrootvader van Lady Diane)

‘Countess Spencer ‘was zo’n verbetering in grootte en de vorm zo apart nieuw, de zogenaamde gefranjerde typen, dat dit een sensatie was. Met exquise gekreukelde bladeren van lieflijk roze, de bloem was groter en toonde meer door de grote en rechtopstaande vlag.

Galaxy.

Met de spencerrassen is veel gekruist. Zo had M. Zvolanek al in 1908 een vroegbloeiende selectie, Spencer praecox. De rassen voor de kasteelt van nu zijn hieruit afgeleid.

In 1959 bracht de Amerikaanse fa Burpee een geheel nieuwe groep op de markt, de Galaxy rassen. Die zijn verkregen uit multiflora en spencer rrassen. Dezen hebben een groot aantal bloemen per stengel, 6-7.

Nu zijn er ook bosjesvormende, Duis Buschwicken, die zonder steun bossig groeien waartoe de volgende groepen behoren; Bijou groep, Duits Bijou-Gruppe, van een 45 cm hoog en breed. ‘Snee-hi-Gruppe’ van 1m hoog en breed. Supersnoop-Gruppe’ die naar de soort verschillend hoog en breed wordt, ze hebben in ieder geval geen ranken zodat ze struikvormig groeien.

Symbolen.

Symbool van afscheid, blijvend genot, delicate genoegens.

De pronkerwt is zeer geschikt voor tuindecoratie en als snijbloem in een bonte mengeling van kleuren. Waarom dit een symbool van afscheid is geworden is onbekend. Mogelijk naar de korte bloemsteeltjes zodat ze gemakkelijk in de hand meegegeven kon worden?

Is wel wat giftig. Kan bij mensen en dieren verlammingen en ademnood tevoorschijn roepen

Lathyrus, meerjarig: Symbool van volhoudend behagen, durend geluk. De meerjarige vormen worden in Engeland wel everlasting pea’s genoemd. Vandaar het durende geluk van elk jaar weer mooie bloemen.

Planten.

Hoe meer we de pronkerwt plukken hoe rijker ze pronken, anders komt er zaadoogst. Laat de planten niet tweemaal op dezelfde grond laten groeien om schimmels te voorkomen, geef ze wel veel bemesting.

Spencervormen zijn hoge en Cuthbertson, maar ook zijn er lage onder de naam Knee-hi, 50cm en Little Sweethart 25cm.

Lathyrus palustris, L. (van 't moeras) 2 tot 4 paren blaadjes die zeer smal zijn.

Bloemen met 3 tot 6 stuks bij elkaar, blauwachtig purper in juni tot augustus.

Meerjarige van een 50-90cm hoog.

Komt voor in vochtige weilanden van Eurazië tot N. Amerika.

Naam.

Moeraslathyrus, Engelse blue marsh vetchling, Duits Sumpf-Platterbse.

Uit C. Lindman.

Lathyrus pratensis, L. (van de weiden) Blad is lancetvormig en drienervig met lichtere zijdeachtige deelblaadjes.

Het is een ruime meter hoog peulgewas die zich met bladranken om hoog trekt. De bloemen staan in eindstandige eenzijdig gerichte trossen in de bladoksels, citroengeel en licht geurend in juli/augustus.

Meerjarige met vierkante stengels.

Is algemeen op de betere gronden. Groeit langs het gras van de wegen, weiden, randen van akkers en vaartkanten door geheel Europa en Azië tot 70ste graad N. B..

In zachte winters blijft het gewas groen.

Naam.

Veldlathyrus, Fries giele skuontsjes, Engelse meadow pea, meadow vetchling of pea, angle berries, in Silezi Honigwicken, Wiesen-Platterbse, Frans gesse des pres.

Gebruik.

Geeft een goed veevoer dat echter in grote hoeveelheden in groene toestand door het vee vanwege zijn bitterheid niet gegeten wordt, maar als hooi zeer smaakvol en krachtig is.

Werd als slijmoplossend middel gebruikt bij hoesten en bronchitis.

Bloemen zijn prima bijenvoer.

De rijpe zaden werden wel bij kippen- en duivenvoer gemengd.

Uit Curtis botanical magazine.

Lathyrus rotundifolius, Willd. (met ronde bladeren)

Verschilt van latifolius door de minder sterke groeiwijze, verder door smaller gevleugelde stengels en omgekeerd eivormige en meestal 3nervige blaadjes en 6-7bloemige trossen van kleine, helder roze/rode bloempjes in juli/september.

Uit Klein Azië, wordt 75-125cm hoog. Is beschreven in 1822.

Vaste pronkerwt, Persian everlasting pea.

Uit Fuchs.

Lathyrus sativus, L. (gekweekt) Van de eenjarige zaailathyrus groeien de meeste ranken met de klok mee en zijn dus rechts windend, maar groeien ook soms alle kanten op.

Zaden hiervan zijn giftig. Soms werden de zaden gebruikt in tijden van hongersnood wat kon leiden tot vergiftigingsverschijnselen, lathyrisme.

Uit Z. Europa is beschreven in 1640.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De bloemen zijn wit en daarna volgen de hauwtjes die kleiner zijn dan die van de gewone erwten en niet heel rond zijn, maar breed en plat ingeduwd en van kleur op die van de erwten lijken en daarin schuilen hoekige of kantige vruchten of zaden die van buiten wit en binnen geel zijn en van smaak geheel op de gewone erwten lijken. Wij noemen dit gewas in onze taal platte erwten, in het Grieks Lathyros, in het Latijn Cicercula of op het Grieks ook Lathyrus.’ Essbare Platterbse, Saat-Platterbse.

Lathyrus komt van Grieks la: toevoegen, en thouros: een prikkeling, naar zijn gebruik als geslachtsdriftopwekkend middel, een eigenschap die aan de zaden werd toegeschreven. Het is een naam van een plant die door Theophrastus voor een vlinderbloemige plant werd gebruikt.

Of het woord is afgeleid van het Griekse lathyris: wolfsmelk. Of van drijven, zwellen en deur, omdat de droge huls open springt. Zaailathyrus, Duitse Saat-Platterbse

Dodonaeus (b) ‘Dan Lobel maakt twee soorten van platte erwten, de ene met brede bladeren, in het Latijn Lathyrus latiore folio of Clymenum van Matthiolus, )Lathyrus clymenum) het Ervum sativum van Valerius Cordus of Pisum Graecorum van sommige, in het Engels cicheling of breade peasen en betuigt dat dit gewas de naam Lathyrus voert naar de korrels van springkruid dat in het Grieks Lathyrus Catapucia genoemd wordt.

De ander groeit ook in Languedoc en heet platte erwten met smalle bladeren naar de zeer smalle grasachtige aderachtige en spitse, twee tezamen op een steeltje staande en ingedraaide haarachtige klauwiertjes die eindigende bladeren, in het Latijn Lathyrus angustiore gramineao folio of Ervum sativum Fuchsij, in het Engels wilde cicheling.’

Reukerwt, Frans pois carre; hoekige erwten, Engelse chickling vetch, round everlasting pea, weisse Kechern bij Bock, Kicherling en weiss Erven bij Fuchs, Deutsche Kicher, Kicherling.

Indian pea. Mother peas was een naam voor de zaden. De zaden verschenen in het begin van deze eeuw uit India steeds meer op de Duitse markt. De betekenis van de naam is vals en zou uit het Indische mattar stammen: akkererwt, in verbinding met het Engelse peas misvormd worden.

Er liggen ook uit vroegere tijden verscheidene berichten over ziektes die na het eten van de erwt intreden.

Een in India lang bekende en in nieuwere tijd ook in Algerije en Italië epidemische ziekte werd op het eten van de zaden van de Lathyrus teruggevoerd. In India werden de erwten bij misoogsten met brood gebakken. De ziekte treedt niet vaak op en raakt meer de mannen dan de vrouwen, vooral in de regenperiode, ook paarden runderen, zwijnen worden er licht ziek van. Het lijden begint met pijn in de lenden en koorts, voert dan tot verlammingen van de benen. In Italië werd op 3 augustus 1890 de handel van graan waarin de erwten voorkwamen verboden. George, hertog van Württemberg publiceerde in 1671 een edict waarin hij dit gewas als brood verbood in zijn streken, de boeren bleven het eten. Zijn opvolger, Leopold voegde hier twee edicten bij in 1705 en 1714.

Vet mesten

Zaailathyrus werd wel gebruikt om er een lekker en licht brood van te bakken. Het meel uit de peulvrucht gaf echter nogal nare effecten en wel zo erg dat het gebruik ervan in de 17de eeuw bij de wet werd verboden, later werd het wel met tarwemeel half om half gebakken. Varkens die met die ongemengde broden werden gevoerd verloren daardoor het gebruik van de ledematen. De plant werd dan ook gebruikt om ze vet te mesten, doordat de varkens weinig meer bewogen, werden ze gauwer dik.

Uit www.agroatlas.ru

Lathyrus sphaericus Retz. (bolvormig) is een eenjarige van 50cm hoog.

Bladeren met 1-3 paar zijblaadjes met aan de spits een korte rank.

Gevleugelde stengel.

Alleenstaande rode bloemen van 7-13mm lang in april-juni.

De vrucht is een 3-7cm lange en 4-7mm brede kale peul met 8-15 kogelronde zaden

Groeit in droge gebieden van M. Zee, N. Afrika tot Indië.

Ziegelrote Platterbse, Kugelsamige Platterbse.

Uit C. Lindman.

= Lathyrus sylvestris, L. (van Դ bos) Deelblaadjes zijn zwaardvormig.

De vrijwel platte stengel klimt wel tot een paar meter door zijn hechtranken.

Bloemen staan met 4 of 5 bij elkaar en zijn groot, wat dof roze/purperen kleur met wat groen ertussen en gemarkeerd met purperen nerven, dat in juni tot en met augustus.

Meerjarig.

Lijkt op de pronkerwt, maar is veel smaller.

Komt voor in de bossen van Eurazië.

Naam.

Boslathyrus, Fries boskeartsje, Engelse narrow leaved everlasting pea, wood pea, flat pea vine, Duits roth of wild Erven bij Fuchs, Wald-Platterbse, Wilde Platterbse, Frans gesse des bois.

Uit; http://chestofbooks.com/flora-plants/flowers/Flower-Garden/100-Lathyrus-Tingitanus-Tangier-Pea.html

Lathyrus tingitanus L. (uit Tanger) eenjarig kruid met gevleugelde stengel die klimt met ranken.

Twee lijnvormige blaadjes van een paar cm lang.

Twee of drie rode bloemen in een tros.

Tangier pea, komt uit zuid Europa en noord Afrika.

Uit Fuchs.

Lathyrus tuberosus, L. (bolvormig) overblijvende, kruidachtige klimplant met platte stengels, 30-100..

De circa 2 cm lange bloemen zijn rozerood/violet van kleur en groeien in trossen van 3 tot 8 stuks in juni en juli.

Bladeren zijn geveerd, het onderste, solitaire deelblaadje is ovaal en de eind deelblaadjes bestaan uit gedeelde ranken waarmee de plant zich vasthecht. De middelste deelblaadjes zijn langwerpig hartvormig.

Uit de bladoksels van de kiemblaadjes en de onderste blaadjes van de liggende beginnende groeistengel groeit tot een tot 60 cm lange bodemuitloper. Deze uitlopers vertakken zich verder en de in de bodem liggende knopen vormen zich tot knollenvormende wortels. Na 3 - 4 jaar bereiken deze knollen de volle grootte en zijn dan net zo groot als hazelnoten.

Aardamandel, aardaker of akkernoot uit Europa en W. Azië is beschreven in 1596.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas is hier te lande eerdt-eeckelen genoemd, eerdaeckers en eerdt-noten, in het Frans tarnotes en gland de terre of terrestre. De Hoogduitsers noemen het Erckelen, Eerd-amandel, Erdnus, Erdeichelen, Grundeichelen, Ackereichelen en Erdfeigen, de nieuwe kruidbeschrijvers noemen het in het Latijn Terrae glans of Terrestris glans naar de voor vermelde Duitse namen en op het Grieks Chamaebalanos.’

Aardaker, de naam is van aarde en aker, aarde en eikel, naar de vorm en kleur van de kleine knollen die in de grond aan uitlopers en aan de wortelstok worden gevormd. Fries reade skuontsjes, Duits Ackereicheln of Erdmandel, Erdeicheln, Ackernusse, Eerdappel, Erdnuss bij Bock, Frans gland de terre; aardeikel, Engels earth-nut en earthnut-pea

Dodonaeus (b) ‘Soms wordt het ook muysen met steerten genoemd omdat de bruine of zwarte knobbelachtige ronde langwerpige eikels of wortels met hun aanhangend snoertje of vezeltje op een klein muisje met zijn staartje schijnt te lijken,’ Dodonaeus noemt ze muysen met steerten en vandaar Engelse Dutch-mice, Duitse Erdmauschen.

Dodonaeus ‘In het Engels heet het eardnut pease omdat het van bladeren zo goed op de erwten lijkt.’ Tuberous pea, earthnut pea, Duits Erdwicke.

Dodonaeus (d) ‘In het Hoogduits soms Swarte rettich, dat is zwarte radijs, en Sewbrot, dat is varkensbrood.’

Het werd vergeleken met Cyclamen. Vandaar Schweins- of Seubrod in Silezië, Saubrot, verder Christanwurz, Knollenkraut, Knollen-Platterbse, Knollige Platterbse, Sandbrod, Ook Kalberkraut, Scheinenusse. Engels tiny tare, tuberous rooted everlasting pea.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De wortels van dit kruid, dat is de muizen met staarten, gekookt of gebraden en voor spijs ingenomen zijn harder om te verteren dan de rapen of pastinaken en andere peen, dan ze geven wel zoveel voedsel als die en ze veroorzaken niet zoveel winden en opblazingen in de buik en zinken traag naar beneden, zelfs maken ze de buik hard, maar noch rouw en ongaar gegeten worden ze noch trager verteerd en gaan noch ongemakkelijker en later van onderaf dan als ze gekookt zijn.

Van aard zijn deze aardnoten matig warm, maar wat meer verdrogend daar een niet kleine tezamen trekking bij gevoegd is en daarom dienen ze zeer goed om allerhande buikloop te stelpen en ook om de bloedige vloeden en vooral diegene die uit de baarmoeder of uit de blaas komen te beletten en op te laten houden. Aangaande het voedsel dat deze aardnoten geven, dat is niet heel verachtelijk en ze zijn niet alleen zoet van smaak, maar ook geschikt om de vrouwelijke vloeden te stoppen en de bijslapen lust te verwekken.’

Ze werden wel op Overflakkee geteeld vanwege de op hazelnoot gelijkende vlezige wortels. Het zou een behoorlijke opbrengst geven en komen daar nog verwilderd voor. Ze worden als aardappel gekookt in zout water en met boter gegeten. Ze bezitten een hoge voedingswaarde en kunnen gebraden en gekookt worden.

In tijden van schaarste werden de knollen wel gebruikt om er een soort brood van te bakken, geroosterd in haardvuur kunnen ze wel als kastanjes gegeten worden en zijn ze zo aan een vork te prikken.

Als een vervanger voor koffie werden ze wel in stukjes gesneden, in de open lucht gedroogd en dan gebrand als koffie. Ze bevatten een vluchtige rozenachtige stof.

In Schotland werden ze zeer gewaardeerd omdat ze die droogden, maalden en het gebruikten om de whisky een betere smaak te geven. De geur ervan is aangenaam zodat ze in gedestilleerd water gedaan werden, zo werd dit een vervanger van rozenwater.

Historie.

Vermoedelijk is de plant uit West Azië naar Europa gekomen. Verwildering vond plaats langs de grote rivieren. Daarnaast werd het gewas ook in cultuur gebracht. Berichten zijn er uit de 16de eeuw, vooral in de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. Nog in de 19de eeuw wordt de plant in Goeree en Overflakkee vermeld als belangrijk voedingsgewas.

Orobus.

Uit C. Loddiges.

Lathyrus aureus, Brandza. (goudkleurig) Kort gesteelde bladeren met 3-5 paar blaadjes, elliptisch en toegespitst, aan beide kanten groen.

Opstaande stengels zijn kantig.

Trosjes van vrij grote goud/gele bloempjes in juni/juli.

Vruchtjes zijn eerst klierachtig behaard.

Uit Turkestan, Siberië en Mongolië, wordt 30-60cm hoog.

Naam.

(Dodonaeus) (a) ‘Wij hebben dit gewas wilde Erven genoemd omdat het een wild geslacht van Ervum of Orobus schijnt te wezen want het komt met de beschrijving ervan, uitgezonderd alleen het zaad, heel goed overeen. In het Latijn heet het Ervum silvestre of Orobus silvestris en men zou het ook Catanance prima mogen noemen want het schijnt met het kruid dat Dioscorides daarvoor beschrijft grote gelijkenis te hebben al is het zaak dat het niet zijn zaad in hoofdjes maar in hauwtjes gesloten voortbrengt.’

Duitse Waldwicke, Engelse bitter vetch, golden pea, Franse orobe.

Uit J. Sturm, www.BioLib.de.

Lathyrus linifolius, Bassler. (lijnvormig) (Lathyrus montanus, Bernh. (van de bergen) De oude naam was Orobus tuberosus. Orobus zou van Grieks os en kracht komen vanwege zijn voedsel voor vee. (Het geslacht Orobus heeft geen rankende groeiwijze, zie Vicia)

Deelblaadjes met 2 tot 4 paren die glad zijn en zonder hechtranken, blauwachtig aan de onderkant.

Trossen van purper en roze generfde bloemen komen aan lange stengels in de bladoksels

Bloeit in mei/ juni en daarna komen de lange, zwarte hangende peulen tevoorschijn.

Meerjarig.

Komt voor in bossen van de bergen van W. en Midden-Europa.

Naam, etymologie.

Onduidelijk is de naamgeving. (Dodonaeus) (a) ‘De eerste soort van deze twee hauwvruchten is van Galenus in het boek van de krachten van het voedsel Aracos genoemd die ook vermaant dat Aristophanes het in zijn Holcades zo genoemd heeft tot onderscheidt van het gewas dat Arachus heet wat een misgewas van plukgraan is. Men noemt het in het Latijn Cicera omdat ze op de Cicercula of Lathyrus, dat is de grote platte erwten, lijkt en van die nergens in meer dan alleen in de kleur verschilt. In het Duits of Frans hebben ze geen namen, noch ook in de apotheken want daar zijn ze onbekend, ze zijn niettemin van sommige kleine platte erwten genoemd.’ Zie Lathyrus cicera.

Berg-Platterbse, Engels bitter vetch, Frans gesse des montagnes.

Dodonaeus 2. ‘De tweede soort is eigenlijk geen Aracus of Cicera zoals de eerste, maar men zou het misschien Lathyrus minor, dat is kleine platte erwt eigenlijk mogen noemen.

Sommige noemen deze en de voorgaande soorten van platte erwten in het Latijn Pisum angulosum, in het Hoogduits Eckerbes, dat is hoekige erwten, andere noemen ze Orobus Fuchsij, andere Phasiolus minor sativus Cordi; de Fransen noemen het cerres, pois cerres en des sars; de Italianen cicerchia.’

(b) In Frans lorobe en de orobo van de Italianen en Spanjaards.

Groeiplaats, Duitse die Bergerbse, Berg-Platterbse , Engelse mountain everlasting pea, wood pea, peaseling of heath pea.

(d) Naar de bollen knollathyrus, knob-wort of knap-wort tot nappart en tot nipper nut, knollathyrus of erben.

(e) Knollathyrus vormt ook knollen die vanwege zijn kastanjeachtig zoete smaak in hoog Schotland gedroogd werden en als proviand op reizen gebruikt. Ze zijn zeer voedzaam. Ze werden door de Schotse Highlanders gekauwd als tabak en zo maken ze er een maal van om voorkomen dat ze een hongergevoel krijgen. In Wales verheugt de plant zich in een wat lange naam en is bekend als Ұysen y coed gnapwreiddiawgӠwaarbij coed zoveel betekent als bos, bettws y coed: betekent dan een dorp in het bos, pysen is gelijk aan peason in Engels en zo is het een boserwt.

In Highland is het bekend als cormeille en in Ierland als carmel. De oud-Keltische naam was caermeal en in het noorden corr, carmylie, cairmeil of cormeille. De Schotten noemen het caermiel, het zou de chara zijn waarin Caesar naar verwijst in zijn ҈istory of the Gallic WarӮ (zie Crambe) waar hij snel voedsel moest krijgen voor zijn hongerende soldaten na de zege te Dyrrhachium. Het zou een oud Caledonisch voedsel zijn en beschreven door Dio .

Ze vermalen het en maken er een soort meel van dat ook geschikt is voor een verdovende drank. Het zou ook goed zijn tegen longziektes en zo geeft deze plant voedsel, kauwgom, medicijn en drank. Ook toegevoegd aan de whisky.

Uit Curtis botanical magazine.

Lathyrus niger, Bernh. (zwart) (Orobus niger) Bladeren met meestal 3 tot 6 paren, lancetvormig tot ovaal, zonder hechtranken, stomp tot spits en ca. 2cm lang en 1cm breed, de achterkant blauwachtig/groen.

Opstaande stengels zijn vierkant en aan de voet rond, bovenaan tweekantig.

Stengels zijn veelbloemig met 4-12 purperen, knikkende bloemen van 1-1.5cm lang met rood geaderde vlag en witachtige kiel in juni en juli.

Meerjarig.

Deze plant wil ook graag in de schaduw groeien.

Dikke, houtachtige wortelstok.

Is afkomstig uit de bergdistricten van centraal Europa, Kaukasus, wordt 40-80cm hoog.

Naam.

Ook bij deze is de naamgeving onzeker. (Dodonaeus) ‘Wij noemen dit gewas wilde erwten, in het Latijn Ervilia silvestris of Ochrus silvestris omdat we anders geen eigen naam weten en omdat de vrucht zoծ grote gelijkenis met de gewone ronde erwten heeft. (Lathyrus ochrus)

Maar diegene die dit gewas Aracus en vooral Aracus niger noemt en daarvoor houdt is zeer ver van de waarheid verdoold, want al is het zaak dat de vrucht van dit gewas soms zwart is, nochtans is ze zulks niet altijd. Ook de Aracus, als Galenus betuigt, lijkt op de platte erwten of de Lathyrus en is hoekig en gekant, doch kleiner en harder, daartegen is de vrucht van dit gewas heel rond, zoals we gezegd hebben. Daarom heeft deze soort van erwt veel meer gelijkenis met het echt Ervum zoals kort hierna in het 17de kapittel duidelijk blijken zal. Lobel schijnt dit gewas Ochrus of Ervilia eigenlijk te noemen, sommige noemen het Cicer orobodes naar de gedaante die het met de erven heeft, in het Engels wilde peasen.’

Zwarte lathyrus, Engelse black bitter vetch of black pea wordt zo genoemd, omdat de planten na gedroogd te zijn zwart worden en niet naar de paarsachtige bloemen. Duitse Schwrzende Platterbse, Schwarzwerdende Platterbse, Dunkle Platterbse, Frans gesse noire.

Uit J. Seboth.

Lathyrus gmeliniii Fritsch (Orobus luteus geel) (Johann Georg Gmelin, Duitse botanicus, 1709-1755) (Lathyrus luteus, Peterm. (geel)(Lathyrus cochraceus Kitt (okergeel) Kort gesteelde bladeren met 3-6 paar blaadjes, eivormig en spits, zittend en 2-5cm lang, 1-2cm breed, de achterkant is eerst grijs/groen behaard en later kaal

Opstaande stengels zijn kantig.

Trosjes met 5-15 hangende en helder gele bloemen die wat bruin gestreept zijn, onderste kelktanden zijn ongeveer even lang als de buis in juni/juli.

Uitlopers vormende plant met dunne, zwarte wortels.

Uit. de Alpen, Pyreneeën en Balkan wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1759.

Var. montanus (uit de bergen) verschilt doordat de kelk meestal zacht behaard is en de onderste kelktanden korter zijn dan de buis.

Uit Curtis botanical magazine.

=Lathyrus pannonicus, Garcke. (uit Hongarije) Bladeren met gevleugelde stelen en 2-4 paar blaadjes, lancetvormig en 2-6cm lang, 2-4mm breed.

Dunne, opstaande stengels.

Trosjes met 4-8 room/witte bloemen van 1.5cm lang in mei/juni.

Kort, dikke wortels van 5cm lang en 1cm dik.

Uit Z’. Europa, Oostenrijk en Balkan wordt 30-50cm hoog. Is beschreven in 1794.

(164) Diergelijke erwt schijnt het Pisum silvestre Pannonicum van Camerarius te wezen dat in Frankenland Darm gicht kraut heet omdat het gewone volk daar gewoonlijk ettelijke korrels er van plag in te zwelgen tegen de pijn van de darmen of koliek en het kruid zelf van buiten op de buik te leggen en de beesten die aan zulke ziekte onderhevig zijn hetzelfde kruid met ander voeder te eten te geven.’

Ungarische Platterbse.

Lathyrus pannonicus subsp. varius (Hill) P. W. Ball. (gevarieerd) (Lathyrus versicolor, Beck. (verschillend gekleurd) Bladeren met 2-4 paar blaadjes, lancetvormig en 2-6cm lang, 2-4mm breed.

Opstaande stengels zijn niet vertakt.

Trosjes met 4-8 geelachtige bloemen met roze vlag en geelachtig/witte kiel in mei/juni.

Lange en dunne wortels van 10-20cm lang en 0.5cm dik.

Uit Midden en Z. Europa, Balkan, wordt 20-40cm hoog.

Uit C. Loddiges.

Lathyrus venetus, Wohlf. (kan uit Venetië, maar ook uit de Bodenzee, Lacus Venetus) Bladeren met 2-4 paar blaadjes, breed eivormig en kort toegespitst, 4cm lang en 2cm breed, sterk gewimperd.

Opstaande stengels zijn van onderen af aan vertakt.

Dichte trosjes van 1cm lange purperen bloempjes in mei/juni.

Zonder uitlopers en lijkt wat op vernus, blijft lager en bloeit iets later.

Uit Z. en O. Europa, wordt 20-40cm hoog.

Gesse de Venetië.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Lathyrus vernus, Bernh. (voorjaar) (Orobus vernus) Heldergroene bladeren komen tijdens de bloei, met 2-4 paar blaadjes, eivormig en lang toegespitst, wat gewimperd en 4-6cm lang, 1-2cm breed, de achterkant glanzend helder groen.

Opstaande stengels zijn kantig en bovenaan vertakt.

Trosjes met 3-8 hangende en 2cm lange, helder purper/rode bloemen met groene keel die blauwachtig uitbloeien in april/mei.

Geen uitlopers.

Met een wat harige stengel die een halve meter lang kan worden komt uit midden en Z. Europa en W. Azië. Is beschreven in 1629.

Var. albiflorus heeft witte bloemen.

Var. azureus heeft licht blauwe bloemen.

Var. roseus heeft roze/witte bloemen.

Var. ruber heeft donker purper/rode bloemen. Deze laatste drie zijn gewonnen door Donkelaer, hortulanus te Gent, België.

Var. variegatus heeft roze/wit gevlekte bloemen.

Naam.

Voorjaarslathyrus, Engelse spring bitter vetch, in Saksen Fasanekraut, Frhlings-Platterbse.

Als bij het openspringen van de peulen de zaden weggeslingerd worden kan men een eigenaardig knappend geluid waarnemen, vandaar de Oostenrijkse naam Krikihahn of Krickelhahnchen zoals ze ook Impatiens noli me tangere noemen. Gugukschichelchen, Gukelhahnchen, Goggelhahn, Bibahendl, Liabfrauenschuachel, Franzosa, Spanische Wigga.

Planten.

Zaaien bij 15 graden, de zaadhuid beschadigen zodat ze sneller kiemt. Lathyrus niger zaaien bij 5 graden, ook hier de zaadhuid beschadigen. De rest in februari zaaien bij 20 graden en zaadhuid beschadigen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl