Marrubium

Over Marrubium

Andoorn, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

mUit www.gorraonline.it

Een geslacht van meerjarige planten die vanaf de basis vertakt zijn. Ze zijn meestal zijdeachtig of wollig behaard.

Vele bloemen staan in okselstandige kransen van kleine witte of purperen bloemen.

30-40 soorten komen voor in gematigd Europa, N. Afrika en Azië.

Lamiaceae, lipbloemige, Stachys klasse, subklasse 3, Marrubiea.

=Marrubium incanum, Desr. (grijs behaard)

Gehele plant is zilver/grijs viltig behaard.

Eivormige bladeren zijn rimpelig en fijn getand, 2-4cm lang en 1-2cm breed, kort gesteeld tot bijna zittend.

Liggende tot opstijgende stengels.

Trossen van 1cm lange, witte bloemen, kelk met eerst rechtop staande, later stervormig uitgespreide tanden in augustus/september.

Uit Itali en Balkan, wordt 25-40cm hoog.

Uit digi.azz.cz

Marrubium astracanicum subsp. astracanicum (Marrubium kotschyi Boiss. & Hohen.) (Th. Kotschy, Oostenrijkse botanicus, 1813-1866)

Hele plant is grijs/wit wollig behaard.

Eivormige en gerimpelde bladeren zijn gekarteld.

Liggende tot opstijgende stengels zijn meestal vertakt.

Roze/witte bloemen met diep 2spletige bovenlip en opstaande kelktanden die lancetvormig en spits zijn in juni/augustus.

Uit Koerdistan, wordt 20-30cm hoog.

Uit Redoute.

=Marrubium vulgare, L. (gewoon of vulgair) Vaak verschijnt de plant met wollig behaarde en gerimpelde ronde bladeren die versmallen tot een bladsteel, ze zijn gezaagd en gerugd.

De vierkante stengels zijn omgeven met een wollig donsje die de plant een beijzeld aanzien geeft. Vele kleine witte bloemen die in kransen in de oksels staan, augustus. De 4 kelktanden bezitten haakvormige en omgebogen punten.

Malrove is een meerjarige opgaande plant die vertakt is aan de voet, 50-90cm. hoog. De andoorn komt veel voor op vochtige ruigtes, M. Zee, W. en Centraal Azië.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dioscorides vermaant van twee geslachten van malrove, het ene wordt eigenlijk zo genoemd en is wit in het aanschouwen, het ander wordt Ballote en zwarte malrove genoemd.’ Zie Ballota nigra.

Dodonaeus (b) ‘Men noemt dit gewas in het Nederlands malrove, malruevie, in het Hoogduits Marobel in het Boheems jablecniik, in het Frans marrubin en marrochemin, in het Italiaans marrobio, in het Spaans marruvio, malrubi en marrolho.’

In midden-Hoogduits komt een vervorming van de naam voor, Marobel en in Nederduits maelrome, Dyetsche maelrovie, waaruit waarschijnlijk de naam malrove ontstond, Engels marvel en Frans marrube.

Dodonaeus ‘In het Latijn noemt men het Marrubium en in de apothekerswinkels noemt men dat Marrubium. Men noemt het meestal Marrubium candidum, dat is witte malrove omdat van de Ballota, die zwarte malrove genoemd wordt, te onderscheiden.

Isidorus XVII.9.58: ‘Marrubium vocatum propter amaritudinum,’ verwant met amarus: bitter, of van het Hebreeuwse mar: bitter, en rob: veel, een van de 5 bittere kruiden die bij de Joden gegeten wordt met het Paasfeest. Linnaeus ontleende het woord echter van Maria-stad, Marrubium, een stad in Itali (nu San Benedetto dei Marsi). Frans heeft marrube common en Italiaans marrobio bianco.

Dodonaeus (d) ‘In het Grieks noemt men het Prasion en in de apothekerswinkels soms Prassium. Al wordt dit kruid van vele apothekers gewoonlijk Prassio genoemd, nochtans moet men weten dat er noch een ander kruid met de naam Prasos of Prassion overal bekend is, te weten wat men prei plag te noemen. Maar de kleur van de prei of eerder de kwade reuk die de zwarte malrove of Ballote heeft is oorzaak geweest dat men zowel deze witte en welriekende malrove als de andere Prassion in het Latijn en Grieks heeft genoemd. Dit heel kruid is zoet en lieflijk van reuk en ruikt wat naar muskus en vooral in de winterse maanden.’

Dit zou Plinius marrubium zijn, de praison van Dioscorides die met honig werd aanbevolen tegen hoesten en ook tegen gif. Herbarius in Dyetsche noemt het ook prassinum.

Dodonaeus (e) ‘In het Nederduits heet het witte andoren en in Hoogduits Weisser Andorn.’

Andoorn, oorspronkelijk een ziekte, het uitteren of magerte van kinderen, de plant was een middel daartegen, of van Duitse Weisse Andorn: ohne dorn: zonder doorn, lijkt veel op netel, maar zonder dorens, ook gemeene malrove. De oud-Hoogduitse naam Antorn werd (met ontlening dorn) het midden-Hoogduits Andorn, het Nederlandse andoorn en Zweedse andorn. Dit woord gaat terug op het oud-Indisch andha: kruid. In het Indo-Germaanse heet het kruid andhes-no-s: omdat het ongemeen rijk bloeit. Andor bij Hildegard, Andorn bij Bock, Anedron, Anthorn, Gandorn, Greandon.

Dodonaeus (f) ‘In het Engels heet het horehunde. Apuleius heeft sommige bastaard toenamen van dit kruid voortgebracht, te weten deze Griekse Eupatorion, Phyllophares, Camelopodion, Cynosprasion en deze Latijnse Melittena, Labeonia en Ulceraria.’

Het is de Engelse white horehound. In oud-Engels was het hare hune, van har, hoar of hoary: grijs, naar het witte dons, hune: plant van onzekere naam, dit werd veranderd in hound: een hond, Franse pied de loup.

(g) Gottvergess, God had deze plant vergeten een naam te geven, zie Ballota, Godvergheten, wit Godesvergeten, Gutvergess.

(h) Medisch, Helfekraut, Hulft, Hulse of Hulst, Brustkraut, Marienwurzel, Mariennessel, Mutterkraut, Sigminz, Taubnezzila, Weissleuchte.

Oude Duitse namen zijn; Dauewang, Weisser Dorant, Doort, Maelrome, Marobel, Apfelkraus, Berghopfe, Bult, Borzopf.

Gebruik.

Het blad heeft een aromatische geur en een wat bittere smaak. De malrove werd lang als een groente of salade gegeten, vooral de jonge scheuten. De bladeren van de witte zitten niet vol van de kwade geur zoals de zwarte, maar vers geven die een aangena­me muskusachtige reuk. Priesters in Egypte waardeerden het kruid onder de naam: zaad van Horus, een nog mooiere naam was ‘oog van de Ster,’

Ook de Romeinen kenden zijn medische eigenschappen, Hippocrates 450 v. Chr. noemde het gebruik tegen chronische verkoudheden en astma. Het kruid werd veel verzameld voor medicijnen, smaakt sterk bitter, iets scherp aromatisch, ruikt muskusachtig, bevat weinig vluchtige olie. Verzoet met suiker laat de thee de buik verzachten, doet nier- en blaasstenen verdwijnen.

Een afkooksel, 15 gram in een kwart liter water, werd vroeger gebruikt bij bronchus catarre, onderlijfverstoppingen, leverziektes en geelzucht. Ook een afkooksel met Origanum vulgare, 15 gram op een kwart liter water, tegen maag- en darmproblemen.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 309, 562) Dioscorides zegt dat het sap van de groene bladeren van malrove of het water daar de droge bladeren met het zaad in gekookt zijn met honing de benauwde (of die kort op de borst zijn) en ook de hoestende en de uitterende mensen ingegeven plag te worden en de slijmerige dikke vochtigheid uit de borst jagen en kwijt maken kan.

Om de maandstonden te verwekken en de nageboorte af te drijven: Neem van de bladeren twee handen vol, kook ze op in een pint wijn tot dat een derde deel verkookt is en laat hiervan een roemertje vol drinken. Galenus.

Tegen vuile zeren en zweren: Neem van het sap dat uit de bladeren geperst is twee delen, van gezuiverde honing een deel, meng dit tezamen en leg het met doeken in de zeren of zweren. Fuchsius.

Tegen verouderde pijn van de oren: Neem van het sap en van olie van rozen van elk even veel en druip het in de oren. Dioscorides.

Tegen steen en nierstenen: Maak een afkooksel van dit kruid met wijn en laat hiervan gebruiken. Joh. Stocker.

De bladeren van malrove, zowel van buiten als van binnen gebruikt, verzoeten de pijn in de zijde en gedroogd en met azijn gemengd genezen de kwade voort etende jeuk. Witte malrove zuivert en verteert zowel van buiten opgelegd als van binnen gebruikt als Plinius en Galenus betuigen.

In Hoogduitsland maakt men een zalf van malrove en neemt het sap daarvan uit of ook het zaad dat met wit van eieren gekookt wordt en met honing en maagdenwas tot een zalf gebracht. Deze zalf gebruiken ze veel in de lopende verouderde zeren en de kankerachtige zweren en wordt zeer nuttig gevonden in de oude wonden of kwetsingen van de schenkels of benen en is ook zeer goed om de vermoeidheid te verzoeten.

Witte malrove is voor de blaas en de nieren kwaad en hinderlijk en vooral als die gekwetst of verzworen zijn.

Die de aambeien ook pijn doet, neem zout, water, honing en wijn en kook dit kruidje erin of maak er een suppoost van, het is voor hem een nuttige zaak, dit moet het zijn, dus neem de ware voor de aambeien gebroken zijn.’

Folklore.

Malrove was een heilig kruid die duivelse machten verjoeg. Een oud verhaal vertelt dat de ooievaars altijd malrove in hun nest hebben. Dat doen ze omdat die de vleermuizen, die eigenlijk heksen zijn, verjaagt. Waar malrove stond of hing kwam nooit een vleermuis.

Uit plantillustrations.

Marrubium velutinum, S. & Sm. (fluweelachtig behaard)

Gehele plant is geelachtig/wit behaard.

Bijna ronde bladeren zijn zwak gekarteld, de onderste kort gesteeld en de bovenste zittend

Opstijgende stengels.

Trosjes met licht gele bloempjes waarvan de kelkslippen eerst opstaan en later uitgespreid in juni/augustus.

Uit Griekenland en Klein Azië wordt 25-45cm hoog.

Planten.

Ze groeien gemakkelijk in droge, zonnige en wat beschutte plaatsen.

Vermeerderen door scheuren in het voorjaar. Zaaien door het zaad eerst 3 weken 20 graden te geven, dan 6 weken –2 en zaaien bij 7 graden.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/