Dipelta
Over Dipelta
Chinese kamperfoelie, vorm, heesters, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit Curtis botanical magazine.
Naam, etymologie.
Dipelta, Grieks dis: twee, pelte: schild, twee van de bloembladen zijn schildvormig.
Sierlijke bladverliezende struiken die vanwege de mooie roze of purperen bloemen gekweekt worden.
Bladen tegenoverstaand met korte steel, gaafrandig of getand, enkelvoudig.
Bloemen zijn buis/klokvormig met 1-2 bijeen, okselstandig of meerdere bijeen aan het eind van korte bladige zijtwijgen, stijl is korter dan de kroonbuis, 4 meeldraden, vruchtbeginsel 4hokkig, doosvrucht met blijvende schutbladen.
Vier soorten komen voor in Centraal en W. Azië.
Ze lijken op Diervilla ‘s in vorm, de bloemen in vorm lijken op die van Abelia.
Onderstaande vorm is vrij goed winterhard.
Caprifoliaceae, Kamperfoeliefamilie.
Dipelta floribunda, Maxim. (overvloedig bloeiend) Bladstelen zijn 3-7mm lang en behaard
Dunne en tamelijk grote ovaal tot lancetvormig bladeren staan aan dunne, bruin behaarde stelen, wat hangend, 5-12cm lang en 3-5.5cm breed met toegespitste top, flauw getande of gekartelde bladrand, donkergroen en van onderen iets lichter en aan beide zijden langs de nerven blijvend behaard.
Twijgen zijn eerst rood/bruin en behaard, later grijs en kaal, aan meerjarige takken afschilferend.
Bloemen staan met 1-2 stuks bijeen, okselstandig of aan het eind van korte zijtwijgen met 4-8 bloemen bijeen, aan dunne hangende twijgen van 2cm lang, licht roze met de onderlip met oranje vlekken, mei/juni, kelk met afstaande tanden, bloemkroon is 3.5cm lang, 2lippig, kroonlobben iets afstaand, de onderste lip duidelijk oranje/geel gestreept, 4-2machtige meeldraden die met de stijl niet boven de kroonbuis uitsteken.
Een mooie opgaande vorm met later sterk overhangende twijgen die een zeer brede struik vormt.
Uit W. China wordt 3-5m hoog. Is beschreven in 1907.
Uit commons.wikimedia.org
Dipelta ventricosa Hemsl. (buikig) Bladeren zijn 8-14cm lang, lang toegespitst met klierachtig getande bladrand.
Behaard blijvende grijs/bruine en sterk overhangende twijgen.
Bloeit als vorige soort met rode bloemen en een wijdere kroonbuis die aan de binnenkant oranje/geel geaderd is en gevlekt.
Uit W. China wordt tot 5m hoog. Is beschreven in 1908.
Planten.
Beide soorten verlangen een beschutte plaats. Zaad wordt direct gezaaid.
Neem in juli/augustus 10cm lang topstek van zacht hout, het mag een beetje houtig zijn. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Onderste blad er af halen, licht verwonden, zoals je met de duimnagel zou doen. Doop die onderkant in 1% ibz groeistofpoeder. Planten in stekgrond, dit is 2 delen gezeefde turfgrond met 1 deel scherp zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. In de winter vorstvrij houden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl