Tamarindus
Over Tamarindus
Tamarinde, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit Flora de Filipinas.
Dit is een tropisch geslacht dat 1 soort bevat. Die is al lang in cultivatie door de tropen van beide halfronden.
De plant wordt gekweekt voor de sier en voor zijn vruchten.
Fabaceae, vlinderbloemige, Detarieae klasse.
Tamarindus indica, L. (uit Indië) De tamarinde komt voor met even gevinde 20-40 zacht licht groene deelblaadjes.
De bloempjes komen aan enkelvoudige en eindelingse trosjes, ze zijn geel met rood geaderd. De bloemen openen zich waardoor de roodkleurige meeldraden zichtbaar worden.
De dik gesteelde peulen zijn veranderlijk van vorm en 3,5cm tot 20cm lang en bevatten 1 tot 10 zaden Deze peul bestaat uit een dunne harde buitenste vruchtwand en een holte die door dwarse tussenschotten in 4-12 kamertjes is verdeeld. Elk kamertje is opgevuld met vruchtmoes en bevat een zaad. Het vruchtvlees heeft een aangename en zure smaak.
Het is een grote boom van 10-25m met een stam van 8m in omvang. Vertakt zich eerst op 6-7m hoogte en vormt met zijn zware en wijd uitstaande takken een brede en grote kroon, soms wel twee maal zo hoog als de stam die hem draagt.
Het is een boom die inheems is in tropisch Afrika, het boven Nijl gebied en mogelijk ook in Z. Azië. Is beschreven in 1633.
De boom wordt in India zeer veel langs wegen aangebouwd. De inlanders van India hebben er een hekel aan om onder deze boom te slapen vanwege de veronderstelde scherpe uitwasemingen van de bladen.
Sier.
Rumphius beschrijft al de mooie bomen van de Molukken en Junghunn maakt er in zijn “Reisen durch Java” uit 1884 melding van, waar hij zegt: “geen boom vormt zulke heerlijke lommerrijke lanen als deze’. Het is een van de fraaiste en nuttigste schaduw- en laanboom uit de tropen. Het enigste bezwaar is dat hij niet zo snel groeit. Gedurende korte tijd, als het loof afvalt, is de kroon ijler. Zodra de jonge blaadjes zich vertonen met hun licht zeegroene kleur is ze opwindend mooi.
Naam, etymologie.
Dodonaeus spreekt over de Tamarix dat er twee soorten van zijn die hij niet kende en verwisselde die met tamarinde die hij van de ouders kende, opvallend dat het gebruik tegen de milt er niet bij is waar de Tamarix bekend om was. (Dodonaeus) (a) ‘De andere grote soort van tamaris boom (dus van deze tamarinde) die hard en vast hout heeft zoals dat van Ilex of enig andere sterke boom en in Syrië, Egypte en Arabië groeit is van dezelfde Dioscorides tamme tamarinde boom genoemd geweest, in het Grieks Myrice hemeros, dat is in het Latijn Myrica sativa of Myrica urbana. En de vruchten of noten van deze grote tamarinde boom worden in Egypte chermasel genoemd zoals dezelfde Bellonius betuigt’.
Dodonaeus (b) ‘De naam Tamar-Indi betekent zo veel al of men dadels van Indien zei, het zijn nochtans geen vruchten van een boom die op de dadelboom lijkt, maar veel eerder op een pruimboom. De boom daar de tamar-inden aan groeien heet in Indien puli, ambili, chincha (de stenen chincharo, in het Arabisch abes) in het Latijn bij sommige Oxyphoenix, dat is zure dadels, of Palma silvestris, dat is wilde dadels, in het Italiaans dattib d’Indio, hoewel dat het eigenlijk geen dadels zijn. In Egypte heet ze deresilde’.
Tamarindus komt van Arabisch tamar hindi. Tot het Arabisch tamr: dadel, behoort tamr hindi: Indische dadel dat als naam in Duitsland kwam in 1574. Syn. Apoth verstaat daar dadels onder, saure of schwarze Datteln. (zie Phoenix)
© De boom kwam in de middeleeuwen in Europa, vermoedelijk door de Arabieren. Pas toen het gewas goed beschreven werd door Garcias d’ Orto in 1563 werd verondersteld dat de vruchten van een Indische palm stamden. Tamarinde, Engels tamarind, Franse tamarinier.
In Indonesië zijn de volgende inlandse namen bekend: asem (Maleis, Javaans) aseum of haseum in Soedanees.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘In alle pestachtige ziekten en koortsen die uit hitte en verrotting komen drinken de Arabieren het water daar vele tamarinden in te week gestaan hebben met suiker. Die drank is de dorstige aangenaam en verkoelend, ze verheugen het hart, verdrijven de zwaarmoedigheid, genezen zijdepijn en alle ziekten die van grote hitte komen. Die verdelen ook en maken dun de grove slijmerige overvloedigheden, verslaan de dorst en bedwingen de hitte en scherpte van de gal en van het ontstoken bloed en stoppen de vloed van alle hete zinkingen of catarre en genezen daardoor de hoofdpijn. Ze blussen alle hitte van de maag en lever en nieren en stelpen de zaadvloed en benemen het braken, maken lust om te eten en beletten het walgen.
Men bewaart ze in pekel of men droogt ze of men maakt er een conserf van met suiker die zeer goed is van smaak en geschikt is tot de voor vermelde dingen.. Het merg wordt ook in suiker bewaard en dat dragen de Arabieren bij zich als ze door de woestijnen reizen want als ze verhit en zeer dorstig zijn worden ze hierdoor verkoeld en van onder vele hete vochtigheden kwijt.. De bladeren zelf zijn zo lieflijk scherp dat ze bekwaam zijn om er een saus van te maken. Die bladeren worden gebruikt om de wormen van de kinderen te doden. Het water daar ze in geweekt hebben gebruiken ze om de buik week te maken. Dan de schaduw van deze boom is zo hinderlijk voor diegene die daaronder slapen als die van de walnotenboom zou mogen wezen. Het hout strekt heel Indien door voor goed brandhout. Maar sommige zeggen dat het de buik week maakt en purgeert’.
Bij Tamarix die verwisseld wordt met de Tamarinde kom het gebruik van deze plant voor die vrijwel overal gelijk zijn en ook met die van Tamarix uit Egypte en ook met Myricaria overeen komen. Blijkbaar is het gebruik ergens lang geleden over genomen en op ‘Tamarix’ toegepast. Zie daar.
De vruchten van de grote tamarinde boom, zegt Dioscorides, worden nuttig en bekwaam gebruikt in plaats van galnoten tegen de gebreken van de ogen en van de mond. Ze zijn ook zeer goed gebruikt diegene die bloed spuwen en de vrouwen die hun maandstonden te overvloedig hebben en zo ook diegene die de loop van de buik hebben, die met de geelzucht gekweld zijn of die van de Phalangien, spinnen of van enige andere venijnige dieren gebeten of gestoken zijn.
De vruchten, dat zijn de galnoten of chermasel van de tamarisboom, plegen in oude tijden zeer veel gezocht en verkocht te worden vanwege hun tezamen trekkende kracht die hierin veel aangenamer en de mensen aard meer toegedaan is dan in de gewone of eiken galnoten zelf en vooral om de gezwellen te laten vergaan.
As van tamarishout gebrand stopt de vrouwelijke vloeden met enige drank ingenomen of in de baarmoeder gedaan en hetzelfde verdroogt alle zeren, geneest de verbranding en wordt nuttig gedaan bij de zalven die men tegen de pokken bereidt’.
Dit vruchtmoes komt in de handel als een deegachtige en zwartbruine massa dat vermengd is met de zaden en een aantal vezels. De reuk is eigenaardig zoetzuur en de smaak vrij zuur. Men gebruikt de ruwe moes, die appel-, wijnsteen- en citroenzuur bevat, in de geneeskunde om er een laxeermiddel uit te bereiden. Tamarindemoes wordt gebruikt om het hoofd en lichaam te reinigen. Zilverwerk in dit moes gekookt is schitterend blank te krijgen. In Indië wordt het moes gebruikt, met suiker en water, voor het maken van een limonadestroop, verschillende versnaperingen als curries. Bij de Hindoe wordt het medisch zeer veel gebruikt, heeft een antischeurbuikwerking is braak verwekkend en purgerend.
De bladeren, bloemen en vruchten, vooral de laatste, bevatten een zuur dat onder andere met plantaardige kleurstoffen door de inlanders als een verf gebruikt wordt.
Het hout van de tamarinde is geelachtig wit en bij zeer oude bomen buitengemeen hard en dan van een donkerbruine tint, soms bij zwart af. Het zwarte kernhout is zeer hard, soms zitten er zwarte delen in die aan ebbenhout doen denken. Men maakt er verschillende voorwerpen van, geen bouw hout maar fijn meubelwerk en wandelstokken. Het overige hout is ook zeer duurzaam, rijp hout wordt niet aangetast door witte mieren of boeboek. Het wordt gezocht voor kamwielen, ook voor assen.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/