Ceratonia

Over Ceratonia

Sint Jansbrood, Bijbel, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.


Uit O. Thome, www.BioLib.de

1 soort komt er voor in dit geslacht.

Fabaceae, vlinderbloemige, Caesalpinioideae.

Ceratonia siliqua, L. (hauw dragend)

Het blad is samengesteld en heeft 3-5 paar bijna zittende blaadjes, glimmend en altijd donkergroen.

Groeit langzaam en draagt eerst na 20 jaar maar gaat honderden jaren door.

De boom is tweehuizig met onopvallende rode bloemen. De vrouwelijke groene bloemen ruiken onaangenaam en geven dus vrucht. Soms zwelt het vruchtbeginsel op en neemt de meest vreemde vormen aan, de vrucht kan zo op een sprinkhaan lijken en vandaar de naam sprinkhanenboom of, in de gelijke Engelse betekenis, locusboom. De vrucht is ongeveer 2cm dik en een vinger lang en zo krom als een sikkel. Het heeft een harde en donkerder bast dan onze peulen, chocoladekleurig en gaat niet openen. Een volwassen boom kan wel 440 kg aan peulen leveren.

De St. Johannesbroodboom, is een altijdgroene en niet zo hoge, maar bladrijke en machtig uitbreidende boom. Kan een 10 m hoog worden, een mooie schaduwplant.

Door eeuwenlange cultuur zijn er vele cv’s/.

Naam, etymologie.

St. Johannesbroodboom, Sint Jansbrood, Johannesbroodboom, is vermoedelijk afkomstig uit Klein-Azië. Zijn cultivatie begon in historische tijden en werd verspreid door de Grieken en kwam in Italië en andere landen en is nu inlands in het gehele M. Zeegebied. In Klein-Azië en Syrië geniet de boom ook religieuze verering en wel bij de muzelmannen als bij de christenen. De boom is aan de heilige Georgius gewijd en kapellen in of onder zijn twijgen zijn gewoon.

In Griekenland groeide het gewas in de oudheid niet. De vrucht kwam daar onder de naam van Egyptische vijgen uit de Oriënt aan. Een verkeerde naam, in Egypte was de plant, zoals Theophrastus met nadruk verzekert, niet te vinden. Verder beschrijft hij het gewas uitvoerig als bewijs dat zijn lezers de boom niet kenden. Ook Strabo kende het gewas niet in Egypte, wel in Ethiopië. Vermoedelijk haalden de Grieken deze boom hun land binnen en is die in de Romeinse tijd verder Europa binnen gekomen. Mogelijk gold de boom bij de Romeinen als een symbool van reinheid, omdat de hoofdpriesters van Jupiter hun afgeknipte haren en nagels onder de boom begroeven. Mogelijk brachten de Romeinen de boom in de laatste eeuw voor Chr. naar Griekenland en Italië, vergelijk Columella: Tractatus de Arboribus.

Naar Columella zouden de zwijnen, buiten andere vruchten, ook Graecae Siliqua eten hoewel de plant in het zijn tijd niet in Europa was zodat de notitie waarschijnlijk aan een Grieks-Oriëntaalse schrijver ontleend zal zijn. Plinius kende ze ook als varkensvoer. Bij Galenus was het gewas giftig. Na Palladius vinden we vrijwel geen vermeldin­gen meer over deze boom.

Vanuit de Arabische cultuur is die verloren cultuur weer ingevoerd of de oude weer opgenomen en is er weer gezorgd voor uitbreiding die na de Romeinse tijd vrijwel verloren was gegaan. Naar de legende zou dat gebeurd zijn door de Johannieter orden, vandaar is er ook mogelijk een verband met de naam Johannesbroodboom. De Spanjaarden brachten de boom naar Mexico en Z. Amerika.

(Dodonaeus) (a) ‘In het Latijn heet het Siliqua of Siliqua dulcis, in het Engels siliektree, in sommige apotheken Xylocaracta, in andere apotheken Carobe of Carobole met Italiaanse namen en die van Pougli noemen het salequa, in het Italiaans silique of guastinelle en soms oneigenlijk succamele of zuccamele, Prosper Alpinus noemt het Siliquae dulces, de Spanjaarden alfarobas of algarovas, garovo en algarovo of alleen garonas, in het Frans carougler, de vrucht heet carouges.’

Bij de Grieken werd het siliqua genoemd: peul, een woord dat afkomstig van skeliqua, van de basis skel: splijten of kloven, vergelijk oud-Slavisch skoloka: oester.

Dodonaeus (b) ‘De Hoogduitsers noemen het Sant Johans brot, in het Hongaars Szent Jancs kenyere en dat is in het Latijns Sancti Jannis panis en in onze taal Sint-Jans-broodt en met geen andere naam is ze hier te lande bekend.’

St. Johannesbroodboom, Duitse Johannisbrodbaum, Hongaars Szent Janos kenyere, Engelse St. Johns bread, Frans pain de St. Jean, naar het Bijbelse verhaal.

Dodonaeus ‘In het Egyptisch heet het carub of carnub net zoals de Judasboom in Granada genoemd wordt.’ Arabisch kharūb ‘en Hebreeuws Charuv, Duits Karubenbaum of Karobbaum.

Dodonaeus (d) ‘De boom zelf daar deze hauwen aan groeien wordt in het Grieks Ceratonia genoemd en in het Latijn ook Ceratonia. Het heet soms Ceronia, Carobia Actuarii, Ceratia siliqua, Carobe Chaldaeis bij Lobel.’

Ceratonia is afgeleid van het Griekse κεράτιων, keratio, van keras, κέρας, wat hoorn betekent, naar de spitse hoornachtige gekromde huls. Het Griekse keration is afgeleid van kerat, de stam van keras: horen, dat komt overeen met Sanskriet siras: hoofd, Latijn cornu: horen (Cornus) Zo wordt hard materiaal bedoeld.

De naam ceratia verkreeg het naar de bittere en harde zaden die als gewicht werden gebruikt omdat ze altijd hetzelfde wogen, waar de naam caraat of karaat van is afgeleid.

Arabisch voor karaat is kirat, qirat of kharoub en Hebreeuws charuv, in Portugees werd dit quilate: gedroogd zaad. De weg van ontstaan zegt Isidorus van Sevilla, gestorven in 636, die cerates verhaalt. Later werd de naam door de Arabie­ren aangenomen en is door hen in alle spraken overge­gaan. De tegenwoordige Italiaanse namen duiden op de Arabische afkomst, carob, carrobo of carruba en in Spaans is dit garrobo en algarrobo. Over het Franse carat werd het omstreeks 1270 in het midden-Hoogduits Garat. In de 15de eeuw gaf het vormen met k, Karaat zoals het midden-Nederlands (k)caraet.

In het Grieks is dit het keration waarmee men in Afrika goud en in O. Indi diamanten weegt. In late Romeinse en vroeg Byzantijnse tijden werden de puur gouden munten er mee gewogen die bekend waren als solidus 24 karaatzaden (ongeveer 4.5 gram). Als een resultaat werd de karaat een gewicht van zuiver goud. Zo betekent 24 karaat goud 100% puur, 12 karaat goud betekent dat het 50% goud bevat, etc.

Doordat de zaden niet altijd helemaal gelijk zijn, en dit bij edelstenen zeer belangrijk is, worden die nu gewogen. Als juwelengewicht vervalt karaat in 4 gram of 64 delen en weegt in Hollandse maten 205,894mg. In Engeland maken 151,5 karats een ounce en in Frankrijk 144 een once diamanten. Er zijn verschillen in diverse landen. Karaat is nu precies 200 milligram. Het karaat wordt in de edelsteenindustrie ingedeeld in 100 puntjes, elk puntje is dus 2mg.

Bovendien bediende men en nu zelden, het karaat voor karatiering van de fijnheid van goud. Symbool van ‘Elegantie’. Het karaat van goud is iets anders. Zuiver goud geeft dus een gehalte aan, bij een edelsteen een gewicht.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Deze hauwen zijn zoet van smaak en worden van sommige gegeten, doch niet voordat ze lang geplukt en droog geweest zijn, want als ze volkomen rijp zijn dan zijn ze onlieflijk van smaak en ongeschikt om gegeten te worden.

In Indië en andere landstreken van Oriënt zijn deze hauwen zo vol honigzoete vochtigheid dat die daarom in de voor beschreven landen zeer veel in plaats van honig of suiker gebruikt plegen te worden om er gember en verschillende vruchten mee te konfijten, zo Matthiola verhaalt.

Aristobulus zegt (zoals Strabo in zijn 15de boek schrijft) dat in Indië een boom gevonden wordt dat niet zeer groot is, maar heel grote hauwen voortbrengt bij de tien vingers lang en met veel zoet sap als honig vervult, dan diegene die daar an gegeten hebben zullen aan de dood niet goed kunnen ontgaan, wat van de verse en noch niet volkomen gedroogde hauwen in die landen misschien waar zou mogen wezen.

Dit geboomte is niet zeer gebruikelijk in de medicijnen, hoewel dat de vrucht van sommige op het eind van de maaltijd gegeten wordt om de maag te versterken en die goed te laten verteren, maar voor of in het begin van de maaltijd gegeten plag ze bij sommige mensen lichte stoelgang te maken bijna als Cassia. En die wordt in water gekookt en dat water gedronken geneest de hoest.

Anders in Italië en veel meer andere landen acht men deze vruchten voor spijs van de kinderen en zelfs geeft men het de varkens te eten om die vet te maken, in het rijk van Valencia geeft men ze aan de ossen, paarden en meer andere werkende beesten.

De Egyptenaren gebruiken van deze boom niets anders dan de hauwen en trekken er de voor vermelde uitnemende zoete honig uit waarmee de Arabieren in plaats van suiker hun Cassia hauwen die noch klein en vers zijn, gember, Myrobalanen, tamarinden en vele andere vruchten (als uit Matthiola tevoren vermaand is) plegen te konfijten, maar die honig gebruiken ze ook veel in plaats van echte honig om in de klysma’s te doen en sommige nemen het ook van boven in om de buik week te maken, want het werkt daarin niet minder dan het merg of binnenste van Cassia. Ze gebruiken die honig ook tegen de ontsteking of verhitting van de nieren, buiten en binnen te werk gesteld als ook tegen hoest, benauwdheid net zo goed als Cassia.’

De vrucht werd gegeten door de oude Egyptenaren en was een bekende zoetstof en in de hiëroglyfen staat het voor zoet, nedjem. Gedroogde vruchten worden traditioneel gegeten op de Joodse feestdag Tu Bishvat. Carobsap wordt traditioneel gedronken of de Islamitische feestdag Ramadan.

Het zogenaamde Johannesbrood wordt door mensen en dieren gegeten en was een belangrijk handelsartikel. Zo lang de vrucht nog niet geheel rijp is en geen bruine kleur heeft geld het voor schadelijk en zelfs giftig. Rijp zijn ze zoet, donkerkleurig en aangenaam, en geven een honingachtige siroop.

Johannesbroodzaden worden veel in de Oriënt gebruikt en ontbreken diep in Rusland op geen enkele markt onder de veel geboden lekkernijen.

In Palestina was de keratia al in de oudheid een goed eten en veevoer. De peulen worden daar verzameld vanwege hun hoge suikergehalte, waar onder andere caro‑siroop van gemaakt wordt (kaftan genaamd). Dit is zeer voedzaam en kan ook gebruikt worden voor likeurbereiding. In Engeland werd het wel in de vorige eeuw in de winkels verkocht als sweets. De peulen werden wel gebruikt om er vee mee vet te mesten en soms als voedsel voor de allerarmsten. Ze waren het hoofdvoedsel van Wellingtons cavalerie tijdens de peninsular camping en terzelfder tijd het hoofdvoedsel van de Britse legerpaarden op Malta.

Ze werden ook wel als vervanger van koffie gebruikt wat onder de naam karoben kaffee in de handel kwam.

Johannesbroodpitmeel is een wit tot geelwit, haast reukloos poeder dat wordt verkregen door het malen van kiemende zaden van de johannesbroodboom. Het wordt als verdikkingsmiddel (emulgator) gebruikt in de voedingsindustrie. Een veelgebruikte toepassing is het indikken van babyvoeding met johannesbroodpitmeel om problemen met spugen bij zuigelingen te voorkomen. Het Johannnesbrood pitmeel komt voor op de lijst van toegelaten voedingsadditieven van de Europese Unie onder nummer E410.

Het hout is hard en geaderd. De schors en bladen worden bij de Arabieren wel gebruikt om te verven en wordt er een middel tegen bronchitis van gemaakt.

Bijbel.

Carob peulen waren de belangrijkste bron van suiker voordat suiker of suikerbieten bekend waren. De peulen worden na een jaar rijp en kunnen maanden aan de boom hangen blijven. Het vruchtvlees is eerst week en aromatisch zoet, later hard en is dan lang houdbaar.

St. Johannesbroodboom naar het Bijbelse verhaal.

Lucas 15: 16 ‘En hij begeerde zijn buik te vullen met de schillen die de varkens aten, doch niemand gaf ze hem.’. Het Griekse woord wordt vertaald als peulen bij Moffat. Er is geen twijfel dat de schillen van Jezus parabel van deze boom afkomstig waren.

Mattheüs 3: 4 ‘Gij nu, Johannes, droeg een kleed van kamelenhaar en een lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilden honing.’

De sprinkhanenboom of St. Johannesbroodboom wordt nergens in de Bijbel vermeld. In de wildernis van Johannes zouden nog steeds enige sprinkhanenbomen groeien waarvan de monniken de mensen verzekeren dat dit dezelfde zijn als die waarvan Johannes de Doper gegeten zou hebben. ‘De Roomsgezinde pelgrims, die niet wijzer durven wezen dan zulke blinde leidsmannen, zamelen de vruchten daarvan in en dragen ze met veel devotie weg.’ Het zou de vrucht van Johannes geweest zijn en de wilde honig zou de pulp ervan zijn. Calvijn meende ook dat dit het voedsel was van de verloren zoon dat hij deelde met de varkens.

Het verschil komt door de overschrijvers die het Hebreeuwse G. voor R vertaalden tot cherev wat het woord carob veranderde tot locust of sprinkhaan. In het Hebreeuws betekent hagavim: sprinkhanen, en haruvim is de Johannesbroodboom. Waarschijnlijk is er verwarring opgetreden doordat in de uitspraak de woorden sterk op elkaar hebben geleken.

Folklore.

Er is een Talmoedische legende die zijn medespelers vindt in de folklore van de halve wereld, de versie die het best bekend is Rip van Winkel.

Rabbi Chomi die buiten wandelde kwam bij een oude man die een carob plantte langs de weg. Chomi lachte hem uit vanwege zijn dwaze bezigheid. ‘Verwacht je hier nog vruchten van te krijgen, jij met je witte haren? Het zal zeker nog een dertig jaar duren voordat er vruchten komen en voor die tijd zal je bij je vaders zijn’. ‘Dat is zo, Heer, ‘zei de oude man, ‘maar ik plant niet voor mezelf. Ik heb carobs gegeten die anderen geplant hebben en waarom zou ik dat niet doen voor anderen? De zonen van mijn zonen zullen me er dankbaar voor zijn.’ Chomi verwonderde zich totdat hij zorgen kreeg en zich op een heuvel neerzette. Toen hij wakker werd kwam de zon op en kwaad vanwege zijn luiheid omdat zijn familie zich zorgen zou maken stond hij op en liep terug. Maar zijn lendenen waren plotseling zwak en gekrompen, zijn knieën stijf, zijn hoofd zwaar en zijn gedachten langzaam. Na een tijdje kwam hij op de plek waar hij de oude man had gezien en verwonderde zich, want in plaats van een jonge scheut stond er een grote boom die met rijpe vruchten gevuld was. Een jongetje keek er verlangend naar en aan hem vroeg Chomi: ‘wie plantte die boom?’ ‘Mijn grootvader, hij plantte die de dag voor hij doodging.’ Chomi draaide zich om en vervolgde zijn reis twijfelend over de waarheid van die woorden. Terwijl hij zijn hand over zijn gezicht haalde ontdekte hij een lange witte baard. Bij zijn stad aangekomen zag hij geen bekend gezicht. Maar hij wist het huis van zijn zoon en bereikte die en trad blij binnen. Maar de vrouw die een kind voedde in de hoek was een vreemde voor hem en de gebaarde man die zich omdraaide om te vragen wat hij moest, had hij nog nooit gezien. ‘Sorry dat ik zo binnenkom’, zei de rabbi’, ik nam aan dat dit het huis was van Chomi’s zoon’. ‘C ҃homi’s zoon was mijn vader en hij en Chomi zijn al jaren dood’. ‘Dood, mijn zoon, dood?’. ‘Mogelijk kende je mijn vader’, zei de gebaarde man. ‘Als dat zo is, ben je welkom’. ‘Ja, ik kende Chomi’. ‘Hoe is dat mogelijk? ‘Ik ben Chomi’. ‘Chomi?, dat is onmogelijk, het is al 70 jaar geleden dat die stierf. Hij ging weg en ergens in de wildernis viel hij ten prooi aan de beesten’. Nee, ik ben niet dood’. Hij voelde zich zwak worden en kon niet langer staan maar de gebaarde man ondersteunde hem, maar zijn hart was zwaar en zijn ziel verbaasde zich over het gebeurde. Toen de peulen van de carob zich openden, zegende hij zijn nakomelingen en ging over tot een altijddurende slaap.

Vermeerderen.

Zaaien in april/mei, het zaad 2 dagen laten voorweken.

Neem in juli 10cm lang topstek van zacht hout, het mag een beetje houtig zijn. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Onderste blad er af halen, licht verwonden, zoals je met de duimnagel zou doen. Doop die onderkant in 1% ibz groeistofpoeder. Planten in stekgrond, dit is 2 delen gezeefde turfgrond met 1 deel scherp zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon erdoor en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. In de winter vorstvrij houden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl