Convallaria

Over Convallaria

Lelie der dalen, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit M. Vogtherr.

1 soort die inlands is in Azië en Europa. Verder komen Convallaria montana en Convallaria transcaucasica voor.

Liliaceae, lelie der dalen klasse.

Convallaria majalis, L. (in mei, de bloei)

Heeft 2 mooie en zachtgroene wortelstandige bladeren die ei-, lancetvormig zijn, spits en gesteeld. Let er op hoe de jonge bladeren als een peperhuis zijn opgerold, zo wordt het regenwater naar de wortels afgevoerd.

Van het lelietje der dalen hangen de mooie witte en zoet ruikende, 5-13 klokvormige bloemen van ca. 8cm lang allen aan een kant van de stengel naar beneden in mei/juni. Je moet ze zoeken tussen de bladeren die hen als een mantel omgeven, het is nederig in mei.

Later ontwikkelen zich de rode bessen met zwarte zaden.

Uit gematigde zone van N. Europa en Azië tot 67ste graad N. B. Het wordt 15-20cm hoog en is een schaduw minnende plant met in de bodem kruipende wortelstok die in oude beuken- en eikenbossen groeit en is dus geschikt voor ondergroei.

Vormen.

In de handel zijn meestal enkelbloemige witte rassen bekend, al naar gelang van het land van herkomst, er zijn Franse, Duitse en Hollandse rassen. Het Duitse ras geeft grotere bloemen dan het Hollandse ras, maar de Hollandse geeft een groter aantal bloempjes per bloemstengel. Ook zijn er gekleurde, van roze tot rood.

De cv. ‘Prolificans’ is een van de bekendste cv ‘s met trossen witte bloemen op een stengel die 20cm hoog kan worden.

De cv. ‘Albostriata’, kwam in 1865 en heeft over de bladeren in de lengte crme witte strepen lopen. De cv. ‘Flore Pleno’, is dubbelbloemig.

‘Latifolia’, verschilt door de forsere groeiwijze en bredere, donkergroene bladeren en grotere bloemen.

‘Fortin’ s Giant’, bloeit een 14 dagen later met grotere bloemen dan het type.

Een roze is de ‘Rosea’, die aan de buitenkant donker roze gestreept zijn.

Ook is er een kweekvorm met vleeskleurige bloemen. Die kwam voor in de door Clusius ingerichte Leidse tuin van 1594, de Lilium convallium flore carnea. Hij kreeg ze uit de botanische tuin van Bremen.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De eerste van deze twee kruiden is in Hoogduitsland Meyenblumlin en Meyenreisz genoemd en daarvan komt de Nederduitse naam meyen-bloemkens,’

De lelie der dalen heeft dezelfde naam in vele talen, in het Duits Lilie der Taler, de Engelse lily of the valley, het Italiaans heeft giglio convallis en in Frans is het lis de la vallee. Spaans lirio de los valles, Portugees lirio convalle, Deens lilie convall, Zweeds lilje convalje of lille kong valle, Fins lehmankieli en Pools lanka.

Culpeper noemt, naast lily of the valley, conval lily, male lily en lily constancy, ook lirioconfancie als verbastering van Lilium convallium, zo ook Duits Fillumfallum, Liliumfallum, Hillgenkummveilchen, Lilienconvall, Liljenkonvalljen, Liljenhonvalljen, Fillumfallum, Fillifallibluh Hillgenkummveilchen, Liliumfalum, Lieljenkonveilchen, Faldron, Faltrion, Feltrian, Fildron-=Faldron wel van vallei, Lilljen, verbinding met Middenhoogduits weiss Gilgen; witte lelie.

Dodonaeus (b) ‘ Gesnerus schrijft dat men deze bloem Callionymus zou mogen noemen in het Latijn, dan in onze tijden is ze overal bekend met de naam Lilium convallium, dat is lelie van de dalen of lelikens van den dale. De meibloempjes of als andere zeggen meyen-bloemkens, worden van sommige gehouden voor het Lilium inter spinas daar de koning Salomon van spreekt omdat ze van bladeren en kleur en ook van reuk van haar bloemen wat naar de lelies schijnen te trekken. De Italianen noemen het ook in hun taal giglio convallio die het zeer veel achten in vele gebrekenծ

Convallaria, komt van het Latijnse convallis: vallei, en rica: mantel, aria: behorend bij, dit is een verwijzing naar de dichte bedekking die door de bladeren gevormd worden. Het lelietje der dalen is zo genoemd naar zijn oude Latijnse naam Lilium convallium. ҅go sum flos campi et lilium convalliumӠzingt het Hooglied van Salomon: ‘ik ben een lelie der dalen’. De lelie der dalen en de omsloten tuin van het lied: ‘the garden inclosed is my sister’. Het waren planten van een tuin met aangename vruchten. Lilium convallium zou Lilium candidum, de Madonna lelie, of het lelietje der dalen zijn. Ze werden als symbolen van Maria gezien. De witte geurende bloemen stonden voor onschuldig, kostbaar en zeldzaam.

De bloem van de H. Willibrordus is het blanke lelietje der dalen. Te Echternach zie je ze op zijn liggend grafbeeld, in zijn hand draagt hij een tuiltje van die bloemen en op de boordlijst van zijn graf zijn rozen gemaald.

Dodonaeus 'Fuchsius geeft het de naam Ephemerum non lethale, maar niet eigenlijk genoeg zo Lobel betuigt. Andere houden het voor het Lilium verum van Theophrastus, te weten voor dat eerste geslacht van lelie dat hij schrijft dat het terstond na de violen bloeit. Andere zijn van mening dat ze de Oenanthe van Atheneus zou mogen wezen.'

Bij Fuchs, 1542, heet het Ephemerum non lethale, =niet giftig, maar is wel giftig.

(d) In het ertsgebergte heet het Zaupen, Zauke en Zaipe die namen stammen wel uit Slavisch.

(e) Omdat het lelietje der dalen geen lelieachtige eigenschappen bezit, het wijkt af van de lelieachtigen door de vergroeidbladige bloemkroon, de kruipende wortelstok en de rode besvruchten, is de naam later veranderd in C. majalis. Latijn voor mei is majus omdat het gewas in mei bloeit, onze zegeltjes of meibloem, Duits Engels mayflower en Frans lis de mai, Duits Maikloken, Maischelchen, Maiblume, Maiglockchen, Aprileglocka, Maisrosla, Marienglokchen, Schneetropfen, ook Niesekraut, Papoischa. Zwitsers Galeili, Glaseli, Mairisli.

Dodonaeus (f) ‘De Fransen noemen het ook muguet en hebben nochtans een ander muguet dat gewoonlijk Asperula heet. Engelse may lily en mugget. Meestal symboliseert deze lelie geluk en de hoop van een liefde. Zegt een oud geschrift over ‘Die Bedeuting der Blumen’, er niet van: \Wer sein Lieb met freuden anefahet und er hofft noch grosse freude zu entphaenn, der solt Mayblumen tragen’. De verliefde jongeling die veel geluk in de liefde dacht te ontvangen als hij een lelietje der dalen bij zich droeg. De lelie der dalen is van alle zomerkinderen de lichtste, de zoetste en het mooiste embleem van nederigheid, zuiverheid en onschuldige zoetheid. Als het lelietje der dalen zijn geur verspreidt zingt de nachtegaal en zoekt zijn gezellin, daarom is het een symbool van het terugkerend geluk.

In Frans muguet en Italiaans mughetto. Muguet is afgeleid van oud-Frans musquet wat weer afstamt van het Latijnse muscatus: muskusgeur. De heerlijke klokjesgeur wordt gebruikt in de parfumindustrie.

De plant werd in verband gebracht met liefde en geluk en bovendien werd de plant gezien als symbool van maagdelijke reinheid. Het was al voldoende om deze bij zich te dragen.

Men ziet de bloempjes veel in bruidsboeketten naar het volksgeloof dat het plantje geluk brengt in de liefde. Geliefden dragen het bloempje als corsage of in het knoopsgat mee. Zoals men elkaar hier met Valentijnsdag een bloempje schenkt zo geeft men in Frankrijk vrienden en bekenden op 1 mei een tuiltje van de muguets. Op het fete des muguets of la journee du muguet is dit een bloemrijk middel om de vriendschapsbanden aan te halen. Door dit algemene gebruik trekken hele gezinnen naar buiten om de bloempjes te plukken, weg te geven of te verkopen. Velen geloven dat de meisjes die op deze dag een bloempje kopen het hele jaar geluk zullen hebben.

Te Walcourt kan men op de dag van het ‘meiklokje van de eerste mei ‘het jaarlijks feest van de Zoeaven van de militaire mars ter ere van O. L. Vrouw bijwonen.

Zie Mignault’ s ballade du Muguet de l’accordeon’, of de ballade van het meiklokje.

Dhuy, ‘Muguet de l’accordeonӮ

Musson ‘Muguet d’argent de Lorraine’, of het zilveren meiklokje van Lotharingen.

Op veel andere plaatsen wordt een ‘bal van het Meiklokje’, georganiseerd. Gewoonlijk is de dag van het meiklokje ook de dag van de bloemen, dit is onder meer het geval te Wevelgem (bloemenmarkt) Leuze, (floralien) Habay-la-Neuve (corbeille des maries of bloemenkorf van de gehuwden, Gemmenich (ruiterstoet) etc.

Van het eiland Rugen werd in een jaar 3400kg lelietjes geoogst waarvan de helft naar Berlijn ging De mensen in Hannover zijn er zo dol op dat ze op Pinkstermaandag met een grote menigte vrolijk naar de bossen gaan waar deze planten groeien. Als de avond val is er vrijwel geen huis in Hannover die niet bedekt is met deze bloemen.

Tegenwoordig is het karakter van de ‘gemeenschappelijke offergave’, min of meer verloren gegaan. Men geeft een meiklokje of een tuiltje meiklokjes persoonlijk aan degene die men geluk wil wensen. Dit gebaar is een soort heruitgave van hetgeen men reeds terugvindt bij de Grieken en Romeinen en terzelfder tijd een actualisering van hetgeen men vroeger noemde ‘De taal der bloemen.’ Wat er ook van zij, het ritueel van het meiklokje is onverbreekbaar verbonden met de eerste dag van de maand mei.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 311, 309, 310) ‘Tegen flauwte, hartkloppingen, beroerdheid, draaiingen van het hoofd, vallende ziekte en andere koude gebreken van de hersens: Laat hiertegen van het afkooksel van de bloemen drinken of geef van de konserf van de bloemen een boon groot in of gebruik van het gedistilleerde water dat met wijn of brandewijn gemaakt is dikwijls twee lepels vol. Dodonaeus, Fuchsius, Brunfelsus. Sommige studenten gebruiken dit water doorgaans om hun zinnen te scherpen, hun verstand te verkloeken, en hun memorie of gedachten sterker te maken, tot 't zelfde wassen zij hun hoofd met dit water, warm gemaakt. Sommigen doen ze op wijn om het geheugen te versterken, waartoe, dezelve niet alleen de hersenen, maar ook het hart bijzonder verkwikt, en versterkt. Sommige willen ook verzekeren dat deze meibloempjes het hart vermaken en verkwikken kunnen en de gebreken niet alleen van het hart, maar ook van de mond van de maag genezen op welke manier dat men ze gebruikt of inneemt.

Tegen jicht: Vul een aarden pot met deze bloemen en als die dicht gemaakt is, zet die op een plaats waar een grote verzameling van mieren is, laat het een maand lang staan, verzamel daarna de olieachtige vochtigheid waarmee ge de pijnlijke leden zal bestrijken. Dit verzacht de pijn wonderbaarlijk. Camerarius.

Ze zeggen ook dat de schemering van de ogen en duisternis van het gezicht met het sap van deze bloemen of het water daar ze in gekookt zijn geweest verheldert en verdreven worden.

Tegen slecht zien: Was de ogen dikwijls met het afkooksel dat van de bloemen met water gemaakt is. Dodonaeus.’

Als een plant van Mercurius versterkt het de hersenen. Studenten staken het lelietje der dalen bij zich om verzekerd te zijn van een goed cijfer.

De gedroogde en gewreven bloemen verwekken sterk niezen en vormen een bestanddeel van ogentabak als Huselandsche en Schneeberger snuiftabak.

De gedroogde en tot poeder gewreven bloempjes werden wel getrokken in een geurige zoete wijn van Napoli, de malvasia of de malvezij, dit was het aqua aurea: het goudwater, dat in gouden flesjes werd bewaard en goed was tegen vele ziektes.

Historie.

(411) ‘Deze mooie bloem schijnen de ouden vergeten te hebben, het komt ook zeer zelden in Griekenland voor, hoewel veel in Italië. Toch werd het al wel gebruikt bij van Beverwijck, Bock en anderen, als goed tegen gif, sterkt het geheugen, de geest en het hart, voor onmacht, verdrijft het sidderen van de handen en armen, blaaspijn etc. Toen was ze het symbool van de artsen. De grote Copernicus wordt met een meiklokje in zijn hand afgebeeld. Die afbeelding gaat echter terug op een uit het jaar 1541 stammende houtsnede, waarop Copernicus een meibloempje in de hand houdt, een andere uit de 16de eeuw draagt deze opschrift, 'Copernicus als Arts siert hem een meibloempje, hij rekende de wereldse loopbaan uit. Ook andere afbeeldingen van artsen uit de 16deeuw laten meibloempjes zien, zo ook de Italiaanse arts Ulysses Aldrovandi en de Zwitserse arts Johannes Bauhin, het wapen van de Rostockse chirurg Mathias Brock in de 16de eeuw heeft een uit het hart ontspringend meibloempje. Duidelijk dat hij door dit wapen zijn beroep als arts wou aanbevelen.

Die gebruiken zullen wel niet uit de lucht gegrepen zijn, maar waar komen ze vandaan? E. Hirschfeld is er mee bezig gegaan en heeft ontdekt dat ze bij de artsen van de 16de en 17de eeuw groot aanzien had en gebruikt werd om hart en hersens te versterken, dat het in de 18deeeuw weinig meer gebruikt en dan geheel vergeten werd. Het is het symbool van de Franse farmacie en wordt op hun deuren en ramen afgebeeld. In 18de eeuw was het weinig meer in gebruik en op het einde van de 19de eeuw werd het herontdekt.

Toch kan men het lelietje der dalenwater niet ongestraft drinken. De rizomen werden wel in de apotheek verkocht en zijn giftig in grote dosis, in kleine hoeveelheid als hartstimulator gebruikt. Dit gebruik was al bekend in de middeleeuwen, later is het verdrongen door het vingerhoedskruid, Digitalis. De werkzame stof, Convallamarin, van het lelietje der dalen is echter binnen enkele uren afgebroken en heeft geen cumulatieve werking als dat van Digitalis.

De lijfarts van keizer Maximiliaan, Matthiolus, 1501 - 1577, noemde het water Aurea aqua. Camerius, een arts te Neurenberg, gaf hoog op van Convallaria olie als middel tegen jicht en andere kwalen. Dan zijn er nog huismoeders die de bloempjes op azijn trekken wat een probaat middel tegen hoofdpijn zou zijn. Ook zal de kokette jonge dochter van het land al voor zonsopgang haar blanke huid met lelietjesbloemen inwrijven om beveiligd te zijn tegen zomersproeten. Zo geneeskrachtig is dit vriendelijke boskind dat men zijn bloempjes, bessen en wortels zorgvuldig droogde en ze de winter overhield en er in de Vastenavond week een thee van trok die heilzame kracht bezat tegen vallende ziekte en zenuwlijden.

Het lelietje der dalen is over het geheel giftig en bezit een scherpe stof die fijngewreven gebruikt wordt in de zogenaamde Sneeuwberger snuif, omdat het tot niezen opwekt. Mogelijk zo een zuivering van de hersens. In Roemeni heet het Iacramiora, omdat het tranenbloempje (vergelijk Latijn lacrima=tranen) als men de afhangende bloemen met tranen vergelijkt. Daarom werd het in de volkskunde gebruikt voor de ogen en men gebruikte wassingen met meibloempjes afkooksels bij oogontstekingen.

Ongeluksbloem.

In sommige streken heerste het bijgeloof dat iemand die een bed met deze lelietjes beplantte binnen het jaar zou sterven indien ze vroeger dan gewoon gingen bloeien. Dit gaf aanleiding tot het rijmpje:

҅een bloem buiten de tijd

‘Als een bruid of lijk’. Zo is het een plant van het ongeluk.

Van zeer vroeg tijden af aan is de meilelie geassocieerd met de dood van jonge geliefden. In de Frithofs sage laat de ongelukkige Ingeborg zijn graf met lelies bedekken en in de oude Zweedse ballade van kleine Rosa verschijnen deze leliën die verwijzen naar de begraven gelief­de: ‘Er sprongen lelies op van elk graf en zij groeiden tezamen met elk blad’.

Sage:

Hoe de lelie der dalen in het bos kwam.

Toen God de bloemen gemaakt had vroeg hij aan iedereen waar die wilde wonen. Toen ze dit bekend maakten droeg een engel hun elk naar de plaats die ze wensten. De een wou op de bergen, de ander in het dal en een volgende in de weide enz. In het bos wilde ze niet omdat daar weinig zonlicht was. Toen nu Mei op aarde kwam en de velden en weiden alles in heerlijke pracht tooide werd het bos treurig zodat zelfs de vogels hem verlieten en wegvlogen naar de velden en weiden. Hij begon te huilen zodat de druppels op de veldbloemen vielen. ‘Ach’, riep hij hun toe, ‘waarom kom je niet bij mij? Als jullie heerlijke geuren het bos doordrenken zullen ook de vogels me niet verlaten’. Het lelietje der dalen, dat toen midden op het veld bloeide, hoorde dit geklaag en medelijdend sprak ze tot de bloemen die om haar heen stonden: ‘Zouden wij niet in het bos gaan? Ik geloof niet dat het daar zo erg is als we denken. We hebben daar natuurlijk geen vrije lucht en geen warme zon, maar zijn klagen maakt mijn hart week. Wie gaat er mee in het bos?; Zo sprak het lelietje der dalen en trok tegelijk zijn benen, de een na de ander, uit de aarde om naar het bos te wandelen.

Het grootste deel van zijn zusters volgde hem. Het bos nam ze dankbaar op en nu kwamen ook de vogels weer terug. De bomen en struiken bedekten de planten lieflijk zodat de mensen ze niet vinden en plukken kunnen. Ze zullen bij hen blijven met hun heerlijke geur. Wie lelie der dalen zoekt moet goede ogen hebben, want het bos wil de bloempjes niet laten vinden en heeft ze daarom goed verborgen.

Hemelse ladder.

Het lelietje hield van het voorjaar, maar die liet haar in de steek. Het treurende lelietje kwijnde weg en haar fleurige klokje vielen, de zoete tranen van een onbeantwoorde liefde verschenen en bleven als vuurrode besjes hangen.

Er is geen zoetere bloem dan het lelietje der dalen. Geeft een kracht van zuiverheid en nederigheid. Er is iets kalmerends in zijn witheid en wat heiligs in zijn geur. Het zoekt half beschaduwde plaatsen alsof het de ruwe contacten met de wereld mijdt.

Een oude Engelse naam is ladder to heaven, de oude monniken baseerden hun nomenclatuur op religieuze associaties, scala coeli: hemelse ladder, en verenigden de plantennamen met heiligenverhalen volgens de kerkelijke kalender, Old Church calendar:

‘To the curious eye

A lttle monitor presents her page

Of choice instruction, with her snowy bells

The lily of the valle. She not affect

The public walk, nor gaze of nooday sun

She to no state or dignity aspires

But silent and alone puts on het suit

And sheds her lasting perfume, but for which

We had not known there was a thing so sweet

Hid in the gloomy shade.’

Folklore.

Het kruid zou geschapen zijn door Apollo, de aanvoerder der Muzen, op de berg Parnassus om de Muzen een waardig tapijt te schenken. In beschaduwde plaatsen licht het plantje op met zijn kleine lichte lampjes.

Het plantje was gewijd aan Ostara, de zuster van Donar, de godin van het stralende morgenrood en opkomende licht, het voorjaar. Naderhand werd Ostara vervangen en werd het gewijd aan Maria Magdalena. De lelie der dalen zou ontsprongen zijn uit de tranen die Maria gegoten heeft aan de voet van het kruis. Of het zijn de tranen van Maria Magdalena toen ze Zijn graf leeg vond na de opstanding. Moeder Maria stond onder het kruis in haar blauwe mantel gehuld en weende heldere tranen. Daar sprak de Heer ’Zie! Dat is uw zoon, zie! Dat is uw moeder! Maar Maria huilde door en lette niet op zijn troostende woorden. Toen liet de Heer uit de met moedertranen geweekte aarde de witte tranenbloem, in groene bladmantels gehuld, ontspringen.

Het zuivere witte bloempje is het embleem van zuiverheid, de Fransen kennen deze bloem nog steeds als Larmes de Ste. Marie, het zijn de Engels Lady’s tears: of Maria ‘s tranen en Duitse Frauentranchen.

Op de Swabische alpen gaan de mensen met de hemelvaartmorgen voor zonneopgang naar het woud om het bloempje te halen. Door zich met de dauw van deze plant op het gezicht te strijken, de geesten zijn daar zeer bang voor, krijg je een vlekkeloze huid en gezonde ogen

Als je dit kruid verzamelt als de zon in het teken van de leeuw staat en het mengt met een handvol laurier en dit onder een mesthoop plaatst zodat er wormen in komen, daaruit moet je een poeder maken. Als je dit strooit in de nek van iemand of in zijn kleren, dan zal hij nooit meer slapen of niet meer in staat zijn te slapen totdat het poeder weer verwijderd wordt. Als je iemand zalven zal met deze wormen wordt hij direct koortsachtig. Als de plant in een emmer gezet wordt waarin zich nog verse koeienmelk bevindt en toegedekt wordt met een koeienhuid van 1 kleur dan zullen alle koeien hun melk verliezen. Zo verhaalt A. Magnus in zijn krachten van kruiden.

In vele heldere maanlichte nachten verschijnt een witte hemelse vrouw die lelietjes der dalen draagt die als kostbaar zilver glanzen. Het zou geluk brengen als je deze lieflijke en zoete plantjes bij je droeg. In de meivuren werden ter hare eren deze planten in het vuur gegooid. Het plantje moest in de magische morgendauw, voordat de stralen van de zon haar beroerde, geplukt worden. Als je van zo’n plantje de navelstreng doorsnijdt dan loopt er nog vocht uit de stengels. Deze magische druppels gaven geneeskracht en zijn een zeker middel tegen vallende ziekte en beroertes. Die druppels werden in zoete wijn gedaan, een verkwikkende meidrank.

Shakespeare schrijft naar zijn hangende vorm;

‘Shipwreck upon a kingdom where no pity

No friends, no hope, no kindred weep for me

Almost no grave allowed me! like the lily

That once was mistress of the field and floorished

Iլl hang my head and perish’.

Legende.

Een legende in Sussex verhaalt hoe in de wouden van St. Leonard de jonge krijgerheilige van die naam de machtige draak Sin ontmoette en hoe de brave jonge held drie dagen en nachten lang worstelde met het ondier totdat de vierde dag hem victorie bracht. Een waar Leonards bloed de grond verstijfde, daar ontsprongen elk jaar lelies der dalen die zachtjes hun bellen lieten klinken als een teken dat de overwinning was behaald.

De Keltische overlevering van de Drac is in de bergen van Auvergne nog niet verloren gegaan. De Drac laat zich zelden zien en is bij voorkeur te vinden in de heide, maar zijn liefste bloem is het lelietje der dalen waarin hij zich bij dag verbergt.

Hij is een vlug, sierlijk en doorschijnend wezentje vol geest, met ondeugende streken zonder kwaad te zijn. Zijn macht is echter beperkt en al is hij soms wraakzuchtig, hij zal nooit tot wreedheid of misdaad overgaan. Want hij heeft geen slecht hart en is ook niet onzedelijk.

Het is een slecht teken wanneer 's morgens de staldeur openstaat want dan heeft de Drac in de nacht de paarden en ossen losgemaakt om bij maanlicht over de velden te jagen en de akkers te verwoesten van diegene waarover hij zich te beklagen had. Men vindt dan ‘s morgens de paarden afgemat en druipende van het zweet in de stal liggen terwijl de ossen weigeren te eten van vermoeienis.

Is er een lam te kort bij de kudde, zijn er eieren gestolen uit het kippenhok, het is de Drac die het gedaan heeft. Ook vindt hij het leuk om de bangerds te plagen want zijn die in een nacht in een eenzame holle weg of op de heide, dan zal hij de takken boven hen met geweld laten ritselen. Het ruisen van de wind is zijn schaterende lach, hij bootst het geluid van wilde dieren na en geeft aan de struiken gedrochtelijke vormen en vertoont spookgestalten voor de heldere maan.

De Drac is een vijand van dronkenschap. Wee de dronkaard die hij ontmoet, hij laat hem vallen en wankelend weer opstaan en weer vallen tot hij hem eindelijk in een greppel laat liggen. Aan slapen is nu voor de ongelukkige niet meer te denken want hij wordt voortdurend door de Drac geplaagd, die hem knijpt, bij de haren trekt en niet met rust laat voordat de zon opkomt. Het is goed om voorkomend voor de Drac te zijn, melk kastanjes en noten die in de heide zijn geplaatst, zijn hem aangenaam. Wanneer de jonge landman bij de oogst enige korenaren in de heg steekt en de Drac daarbij zachtjes roept, of wanneer het jonge meisje hem zingend wat vlas, dat ze gesponnen heeft, weg legt, dan zal de Drac hen goedgunstig stemmen.

Bij koude avonden is het raadzaam de deur een ogenblik te openen en de lamp uit te blazen, dan zal de Drac binnen sluipen en de huisvriend van de hoeve worden, dan zal het vuur helderder branden en het eten geuriger zijn, dan zal hij behulpzaam bij het karnen van de melk zijn, de vliegen verjagen en de ratten vergiftigen, de kindertjes wiegen en strelen, ja, zelfs de zieken vertroosten en laten rusten.

Planten.

De plant vermenigvuldigt zich voornamelijk door de horizontaal lopende wortelstok waaruit de nieuwe planten komen. Deze bloeien pas na 3-4 jaar.

Ondanks de bescheiden en weinig opvallende bloemen behoort het gewasje tot de populaire voorjaarsbloemen. De matten van helder groene bladeren geven een mooie bedekking onder beschaduwde plaatsen. De kleine rizomen worden goed horizontaal in de grond gelegd met de neus naar boven die met 2cm aarde worden bedekt en 10cm uit elkaar.

Ze worden tamelijk veel geforceerd en kunnen, door in koelhuizen bij een temperatuur van -3 tot -5C te bewaren, gemakkelijk in hun ontwikkeling geremd worden. Hierdoor verkrijg je het gehele jaar bloeiende Convallaria ‘s.

Voor forceren plaats je ze in een pot, 2-3cm uit elkaar, die met aarde of mos wordt bedekt. De pot wordt in het donker bij een temperatuur van 24 graden neergezet. In die tijd moet de grond/mos goed vochtig gehouden worden. Als de neuzen 8cm lang zijn kan het bovenste laagje mos verwijderd en de pot voor het raam gezet worden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl