Nerine
Over Nerine
Kliplelie, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit Redoute.
Inmiddels zijn ongeveer 30 soorten ondergebracht in dit geslacht die afkomstig zijn uit de kustgebieden van Zuid-Afrika, de Tafelberg en Natal, Swaziland en Botswana.
Daarvan zijn er slechts een klein aantal in cultuur.
Het blad verschijnt na de bloem of gelijk met hen.
Bloemen zijn er in tinten van rood en roze, variërend tot wit. Ze staan in een paar tot veelbloemige schermen, 4-20, op een dunne of stevige stengel van 30 tot 90cm. bollen zijn 3-5cm in diameter. De meeste zijn herfstbloeiende bolplanten.
Amaryllidaceae, Amaryllisfamilie, nu Alliaceae.
Soorten.
De eerste kruisingen werden uitgevoerd in 1815 door de Britse plantkundige Dean Herbert. Hij scheidde het geslacht in de flora Capensis af van Amaryllis en noemde het Nerine.
1. =Nerine sarniensis (uit Guernsey) of Guernsey lelie. Het kleurenspectrum van deze soort is groter dan die van Nerine bowdenii. Het loopt van wit via roze naar rood.
Met name de rode Nerine sarniensis var. corusca ‘Major,’ (oplichtend en groot) is een lust voor het oog.
Uit de bloemen steken als trompetten de meeldraden en stamper die in rijpe toestand de bloem een goud bestoven indruk geven. Karakteristiek is de glinsterende glans die bij rode tinten het aanzien geven dat ze met goud bepoederd zijn, of met zilverpoeder wat voorkomt bij roze witte tinten.
Vormen.
‘Alba,’ verscheen omstreeks 1919. Deze witte heeft bij ouderdom een vleugje roze langs de randen.
De roze blos, ‘Blush Beauty,’, kwam van Tubergen in 1957.
De bowdenii ‘Commandeur’, is een kruising met sarniensis, een gloeiend rode.
Met ivoorwitte bloemen is de ‘Albivetta,’ de bekende karmijnrode ‘Ancilla,’ de roze ‘Bettina’, etc.
Verder worden in kleine hoeveelheden nog bollen van Nerine undulata (gegolfd) en Nerine Manselli-hybriden geteeld. Deze laatste is een kruising van Nerine flexuosa x fothergillii.
Naam.
(a) Hoe de Nerine tot ons gekomen is een historie op zich. Een middag snuffelen in vergeelde plantenboeken levert verschillende wilde verhalen op. Soms lijken die een beetje op elkaar. Daarbij speelt Nerine sarniensis de hoofdrol. De herkomst van de geslachtsnaam Nerine is ook een tweerichtingenstrijd. De ene verklaring is, dat de naam is afgeleid van de Griekse zeenimfen Nereis. De vijftig Nereïden of meerminnen waren zeer schoon van gestalte, de dochters van Nereus, de god van zee, zo naar het verhaal van het aanspoelen op Guernsey. Anderen daarentegen beweren dat de oorsprong van de naam zou liggen in het land van herkomst, Zuid Afrika. Daar kwamen drie licht verschillende namen voor: nuh-rye-nee, nuh-ree-nee en nuh-ree-nah. Waar de essentiële verschillen in zitten en wat ze betekenen vermeldt de literatuur niet.
Het geslacht draagt de naam Nerine nog niet zo heel lang in vergelijking bijvoorbeeld met gewassen als de tulp en narcis. Wel is de plant al eeuwen bekend. De oudste vermelding is te lezen in een boek van Jacob Cornut uit 1635. Hij beschreef de plant, die hij Narcissus japonicus flore rutilo noemde. Vrij vertaald betekent dat de roodbloeiende Japanse narcis. Cornut had de plant gezien bij ene Morrin, die de bollen vermoedelijk van een zeeman had gekocht. Ter verhoging van de handelswaarde werd gezegd dat de bollen uit Japan kwamen. Engelse Narcissus of Japan.
(b) Een tweede verhaal staat in een plantenboek van Morrison uit 1700. Hij vermeldt dat een uit Japan afkomstig schip bij het eiland Guernsey schipbreuk lijdt. De aan boord aanwezige bollen spoelden aan op het strand van Guernsey en de bewoners plantten ze vervolgens in de tuin. Ze noemden de plant Guernsey lily. Het betrof hier Nerine sarniensis Herb. Het tweede deel van de naam is afgeleid van Sarnia, de oude naam voor het eiland Guernsey. Duits Guernseylilien. Kliplelie.
Rondom de mythe van de aangespoelde bollen doen meer verhalen de ronde. John Bryan vermeldt in zijn boek ‘Bulbs ‘dat in 1659 een schip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie uit O. Azië zeilde naar Europa. In de Kaap laadde men kisten met Zuid Afrikaanse bollen in. Op thuisreis naar Nederland werd het schip door de storm op het strand geworpen. De golfstroom wierp de bollen aan het land, het zand dekte ze toe en in het milde klimaat van de golfstroom voelde ze zich goed en groeiden. Ze bloeiden daar zo mooi dat ze als snijbloem populair werden en men noemde ze Guernsey lelies, de bloem van dit eiland. De zoon van de toenmalige gouverneur van het eiland, C. Hatton, was een groot plantenliefhebber en bracht de bollen tot bloei. Later zond hij de bollen naar diverse botanische tuinen van Engeland.
Omdat het schip uit het verre oosten kwam en niemand wist dat er bollen uit de Kaap ingeladen waren heette het lang, tot deze eeuw, dat de Nerine uit Japan stamde. De Engelse plantenliefhebber en dominee Joseph Jacob voegt nog meer wonderlijks aan deze historie toe. Hij schreef in The Garden van 27 oktober 1917 eveneens over het aanspoelen van bollen op Guernsey. Alleen dachten de bewoners volgens hem, dat ze te doen hadden met een nieuw soort consumptie-ui. Evelyn noemde dit gewas Narcissus of Japan.
Het verhaal dat de bollen uit Japan afkomstig zouden zijn, houdt lang stand. Linnaeus schrijft in zijn Zwiebelgewachse uit 1784 over de Japanische Amaryllis (Amaryllis sarniensis) ‘Eigentlich ist sie ein japonisches Gewachs, woher auch Herr D. Thunberg bluhende getrocknete Exemplare mitgebracht hat.’ Linnaeus denkt daarmee het bewijs te leveren, dat Japan het land van herkomst moet zijn. Maar hij is vermoedelijk de eerste die over het werkelijke land van herkomst rept. Aan het eind van zijn beschrijving vertelt hij dat volgens ene Burmann ‘ze ook in het Voorgebergte (Kaap) van de Goede Hoop voorkomen.’ Nog op het einde van de vorige werd vermeld dat Amaryllis sarniensis L. thuishoorde in Japan waar Thunberg ze aantrof op de heuvels van Nagasaki, ook aan de Kaap de Goede Hoop komen ze voor en dat zijn bollen giftig zijn.
Tegenwoordig weet men dat deze planten op de tafelberg in Z. Afrika groeien waar ze op het einde van de 18de eeuw ontdekt werden door de Engelsman Masson.
De verwarring met Japan wordt opgelost omdat we nu weten dat Japan ook een Nerine-achtig gewas bezit. Zo maakten Thunberg, Linnaeus en anderen geen vergissing, de Japanse Nerine heet Lycoris radiata, Herb. (Nerine japonica, Miq.). De bloemen zijn vrijwel gelijk aan de echte Nerine, het verschil zit hem in de zaden, van de Japanse zijn ze zwart en de echte Nerine heeft groene. Verder is dit gewas ook herfstbloeiend.
3. uit J. Jacquin.
Nerine flexuosa, Herb. (heen en weer gebogen) die afkomstig is uit de Kaap, Natal en Oranje Vrij Staat en kwam in 1795.
Lichtroze tot witachtige bloemen.
4. uit L. van Houtte.
Nerine pudica, Hook (zedig, schaamachtig, mogelijk naar de kleur) is 4-6 bloemig maar wel in wit.
Is beschreven in 1868.
5. uit Curtis botanical magazine.
In Nederland is de meest bekende Nerine bowdenii Watson werd gevonden door Bowden bij Willemstad en hij zond bollen naar zijn moeder, Mrs. C. Bowden in Newton Abott, Devon. Van hieruit vond verspreiding naar botanische tuinen plaats.
Deze herfstbloeiende en zachtroze soort met een donkerder streep langs de middenrib werd in 1903 geïntroduceerd.
Dit is eigenlijk de enigste vorm die geschikt is om buiten te telen.
Telers selecteerden hieruit onder meer ‘Stam 63, en ‘Stam Van Rhoon,’. Uit de eerste werden ‘Excellent,’ en ‘Favourite,’ gehaald.
6. Uit Redoute.
=Nerine undulata Herb. undulata slaat op de gegolfde bloembladen die meer gekruld zijn dan de meeste Nerine soorten. (Amaryllis undulata L)
Die groeit in Z. Afrika, de kust, de Kalahari streken en is in 1767 beschreven.
Indeling.
Hoewel verschillende kenmerken, zoals de vorm van de meeldraden en bladeren of symmetrie van de bloemen gehanteerd worden voor het indelen van soorten in groepen, is de indeling in drie groepen op grond van hun groeicyclus praktisch gezien het meest hanteerbaar:
1. Soorten die bloeien voordat de bladeren verschijnen zoals Nerine sarniensis, Nerine curvifolia en Nerine pudica.
2. Soorten die bloeien nadat de bladeren zijn verschenen als Nerine bowdenii, Nerine angustifolia en Nerine undulata. (synoniem Nerine crispa)
3. Soorten die voortdurend blad produceren en betrekkelijk onafhankelijk hiervan bloeien als Nerine flexuosa ‘Alba’, en enige hybriden.
Geslachtshybriden.
‘Monte Rosa,’ is hybride die verkregen is door een kruising van Nerine sarniensis x Amaryllis belladonna. Deze hybride heeft grote en roze bloemen met donkere strepen.
Planten.
De vermeerdering geschiedt in de regel door middel van klisters. Per bol ontstaan er per jaar 4-6 klisters. Nerine is een mooie plant voor potcultuur. De bollen worden in maart in zeer voedzame grond opgepot. Het blad verschijnt al gauw en blijft tot oktober goed. In die tijd beginnen ze te verkleuren en wordt het water geven verminderd. Rond november verschijnen de bloemen. Na de bloei wordt geen water meer gegeven. De bollen worden in de potten gelaten, donker weggezet en tegen maart wat ververst, zonder de Nerine ‘s eruit te halen. Nerine houdt van een ongestoorde groei. De bol vernieuwt zich van binnenuit net zo als de narcis. De bloem ontwikkelt zich al twee jaar voor dat men haar zal aanschouwen, zodat in een bol twee bloemknoppen zich ontwikkelen, de ene voor dit jaar en de volgende voor het jaar erop. De teeltomstandigheden van het vorig jaar hebben zo invloed op de bloem van dit jaar.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl