Orchis
Over Orchis
Orchidee, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit hortus eystettensis.
Het geslacht Orchis komt met ongeveer 70-125 soorten voor.
Het zijn allen aard orchideeën van het noordelijk halfrond, vooral Europa en Azië en een enkele in N. Amerika.
Inheems zijn Orchis fusca, incarnata, sambucina, maculata, mascula en morio, die meestal op vochtige plaatsen van weilanden en duinvalleien voorkomen en op de kalkrijke heuvels van Limburg.
Het zijn 10-80cm hoge kruiden met gaafrandige, lancetvormige en stengelomvattende bladeren die soms fraai bruin gevlekt zijn.
De eindstandige en aarvormige bloeiwijze kun je in mei/juli bewonderen. Dan zie je ook de gespoorde purperen, roze of witte bloempjes die elk een schutblad bezitten.
Onze inlandse zijn, ondanks de kleine bloemen, zeer opvallend in hun bloembouw. Maar ze zijn zeer moeilijk te kweken en worden daardoor maar weinig in plantencollecties waargenomen.
Orchidaceae, orchideefamilie.
Naam, etymologie.
Hier worden alle soorten beschreven die bij van Ravelingen en Dodonaeus vermeld worden. Het is vaak moeilijk om er de echte plant bij te zetten omdat zij meestal naar de werking keken en vooral van de wortels of knollen waar later weinig van vermeld wordt zodat ik ze niet of slecht onderscheiden kan. Zie ook Dactylorhiza.
(Dodonaeus) (a) ‘Bij de Grieken worden al deze soorten van kruiden Orchies genoemd, bij de Latijnen Testiculi, dat is te zeggen klootjes of kulletjes door de gelijkenis die de wortelen van deze kruiden daarmee schijnen te hebben en omdat ze gewoonlijk twee bijeen plegen te groeien.’
Orchis heeft zijn naam gekregen van Latijn orchis en dit van Grieks όρχις, orkhis: literair testikel, onder welke naam orchideesoorten bekend en aanbevolen waren door Dioscorides als een opwekkend middel. Het is een verwijzing naar de twee langwerpige en bolachtige groeisels die bij veel soorten voorkomen. Met de bloeitijd bezitten de meeste van deze soorten twee knollen, de oude van het vorig jaar die nu klein en voos is en een nieuwe verse knol.
Plinius XXVI 62: ‘Semina radice testiculis simili, ita ut maior sive, ut aliqui dicunt, tenuior ex aqua pota excitet libidinem, minor, sive mollior e lacte caprino inhibeat.’
Franse orchis.
Dodonaeus (b) ‘Hier te lande zijn ze bekend met de naam standel-cruydt, in Hoogduitsland Standelkraut.’
Het standelkruid is al bekend in 1554 bij Dodonaeus. Naast midden-Noord Duits standelwort, Hoogduits Standelkraut betekent standel: van stand. De plant groeit met een stijve stengel een span hoog en werd vergeleken met het manlijke deel. Engels stander, standergrass, cullions, (klootjes) cocks, pintel, (penis, zie Arum) ram's horn zijn namen die gegeven werden door de Engelse schaapherders aan 'hete' maagden. Dit naar de erecte vorm boven de twee knollen. Lobel: 'Nochtans is het onderscheidt daaronder genomen uit de bol van de wortel. Want de Satyria hebben maar een bolletje en de balletjeskruiden twee waarvan de hondenballetjes, vossenballetjes en boks balletjes de voornaamste zijn. Aegineta voegt bij deze de Triorchis Serapias (want hij schijnt daar bij te doen enige derde soort) die drie balletjes heeft die we eertijds gehouden hebben voor Palma Christi. Handelkruid naar de vorm van de hand.
Dodonaeus ‘Hier te lande heten ze ook kullekens-cruydt, in Hoogduitsland heten ze Knabenkraut.’
Onze inlandse werden wel knapenkruid genoemd, men kon met die knol knapen of jongetjes verwekken, vandaar mannetjes, Duitse Knabenkraut.
Dodonaeus (d) ‘In Frankrijk heten ze du satyrion, met welke naam ze in de apotheken ook bekend zijn want de apothekers plegen ze niet alleen voor Satyrium te houden, maar ook hun wortels te gebruiken in de geneesmengsels daar de wortels van Satyrium in behoorden gedaan te wezen. Welke dwaling van de apothekers veroorzaakt schijnt te wezen door het schrijven van Apuleius die gans geen verschil stelt tussen de standelkruiden of orchideen en tussen de Satyria, maar verwart de twee soorten van Satyrium daar de ouders van spreken met de twee soorten van standelkruiden die Dioscorides Orchies noemt, te weten zowel de Cynosorchis als de Serapias. De Grieken, zegt hij, noemen dit kruid Satyrion, andere Cynosorchis en andere Entaticos, Panion en Serapion, andere noemen het Orchis, de Fransen uram; de Italianen priapiscos, andere Orminalis, andere Testiculus leporinus. Dit zijn de woorden van Apuleius die nochtans meer duisterheid dan bescheidt meebrengen.’
Zie voor Satyrion onder.
Cynosorchis betekent hondskulletjes (of ballen), Engels dogges cullion of coddis.
Testiculus leporinus betekent hazenkulletjes. (of ballen)
Serapias lingua L. uit W. Hooker, (tongvormig, de bloemlip) M. Zee plant. De gewone tongorchis,
Dodonaeus (e) ‘De eerste soort van hondskulletjes heet in het Latijn Cynosorchis primus, in onze taal groote hondtskullekens of eerste groote hondtskullekens.’
Dodonaeus (f) ‘Het tweede geslacht van standelkruid heet in het Latijn Testiculus morionis mas, te weten de eerste soort die ook in het Nederduits sotskap of sotskullekens manneken mag heten.’
Dodonaeus (g) ‘Het derde geslacht van standelkruid wordt gewoonlijk Testiculus leporis in het Latijn genoemd, dat is hasenkullekens, dan wij hebben dat liever gehad naar zijn stank (waarmee dat het op de bok zeer lijkt wanneer dat het staat en bloeit) in het Grieks Tragorchis en in het Latijn Testiculus Hirci, dat is in onze taal bockskullekens te noemen.’
Dodonaeus (h) ‘Het vierde geslacht van standelkruid met zijn drie medesoorten heeft bij ons de toenaam Serapias gekregen (bij andere vossekullekens) omdat de bloemen daarvan op die dartele en wellustige dieren schijnen te lijken die zeer wulps en vruchtbaar zijn en hun toenaam Serapis (apen) schijnen te hebben die de afgod van die van Alexandrië in Egypte was die een zeer fraaie kerk had op de plaats Canopus genoemd waar hij met onbeschaamd, vuil, ongeschikt en oneerlijk gezang en gedans plag gediend of geerd te worden zoals men leest in het 17de boek van Strabo. Dan wij zijn de eerste niet die deze kruiden zo noemen want Fuchsius heeft voor ons die soort van standelkruid wiens bloem op een wesp of bij lijkt Serapias femina of wijfje genoemd.’
Het begrip mannetje en vrouwtje werd voor planten vroeger heel anders bedoeld dan het werkelijk gebruik. De sterkste en grootste planten werden mannetjes genoemd en de zwakste vrouwtjes. Om die reden was O. masculata het sotscullemanneken en O. morio het sotscullenswyfken, O. sambucina is zo het groot handekenscruytmanneken en O. maculata het groothandekenscruytwyfken. Door die benaming kon het dan ook voorkomen dat bij tweehuizige planten de stuifmeel bevattende bloemen als vrouwelijk werden aangeduid en de zaadvormende als manlijk.
Dodonaeus ‘Hier dient ook niet overgeslagen te worden dat dit standelkruid, manneke en wijfje is, altijd bijeen groeien en als het een van het ander gescheiden of uitgeroeid wordt het ander terstond begint te kwijnen en geleidelijk aan vergaat.’
(Dodonaeus) (i) ‘Van de soorten van Satyrion, uit Dioscorides en andere. Behalve de geslachten van Orchis of standelkruid die van Plinius en Apuleius ook onder de Satyria gerekend worden heeft Dioscorides twee geslachten van Satyrion beschreven, het ene met drie bladeren dat Tryphillion heet en het andere met de toenaam Erythronion. (zie Erythronium) Noch is er een soort van dit gewas dat Satyrium basilicum genoemd wordt dat we hierna met naam van handekenskruid zullen beschrijven.
De Saters (apen) die bij de ouders gehouden werden voor veld Goden waren zeer wellustig en ritsig en zeer genegen om de vleselijke begeerlijkheid te volbrengen en daarom zijn ze oorzaak geweest dat men deze kruiden de naam Satyrium gegeven heeft, gemerkt dat hun kracht zulks is dat ze de mens heet en ritsig maken kunnen en zo vol van onkuise lusten dat ze niet meer redelijke mensen, maar ritsige en hete Satyrs daar de poten veel van versieren, gelijk schijnen te wezen. Dan die kruiden zijn in deze tijden onbekend, immers men vindt nergens een soort van wortels die de voor vermelde krachten zo merkelijk hebben dat men ze daarom voor geslachten van Satyrium zou mogen nemen. En daarom heeft Dodonaeus hier geen schilderij van het Satyrium gegeven wat hem meer geraden dacht dan iets van een zaak die hem onbekend was te willen verzekeren.
De eerste soort van Satyrion brengt drie bladeren voort die nederwaarts gebogen of omgekromd zijn en die van het Lapathum, dat is zuring, of ook de leliebladeren gelijk, maar kleiner en rood van kleur. De steel is dun en teer, kaal en bloot en omtrent vijf en veertig cm voet lang. De bloem is van gedaante de lelie gelijk en wit van kleur. De wortel is een uiachtige bol en rond als een appel en ros of bruinrood van buiten, maar van binnen zo wit als een ei en van smaak zoet en de tong zeer aangenaam. Zo is dat van Dioscorides beschreven.
Hetzelfde geslacht van Satyrion wordt van Plinius ook in het 10de kapittel van zijn 26ste boek beschreven, maar wat anders, want hij schrijft dan het bladeren heeft die niet op de zuring of de eerste soort van lelie gelijkt, maar als die van de rode lelie die veel smaller en kleiner zijn dan die van de witte lelie en bovendien zegt hij dat het twee dubbele wortels heeft en heel anders dan Dioscorides de zijne beschrijft. De woorden van Plinius luiden aldus: Ԥe Grieken noemen Satyrion een kruid wat bladeren heeft als de rode leliebladeren of kleiner dan die en niet meer dan drie uit de aarde spruiten met een kale en blote steel die niet hoger dan vijf en veertig cm wordt en met twee wortels waarvan het bovenste en grootste heel goed is om mannen op te laten krijgen en het onderste, dat is het kleinste, doet niets anders dan dat het vrouwelijke kinderen voortbrengt.’ Maar hetgeen dat hij van de twee dubbele wortel schrijft hoort tot de beschrijving van de Orchis. Dan zulke dingen zijn in Plinius boeken zeer gewoon zodat men goed letten moet op de waarheid eer men iets voor zeker geloofd van hetgeen dat hij uit andere geschreven of overgezet heeft zodat men door het te gemakkelijk geloven niet bedrogen valt. De eerste soort is Satyrion Triphyllon in het Grieks genoemd, in het Latijn Satyrium Trifolium, dat is driebladig Satyrium, naar het getal van de bladeren.’
Dodonaeus (j) ‘De tweede soort van Satyrium, Erythronium toe genoemd, heeft zaad dat op het lijnzaad lijkt, maar groter dan dat, sterk en vast, blinkend en glad wat ook geloofd wordt geschikt te zijn om de begeerlijkheid en macht van vleselijke verzameling te bevorderen net zo goed als de Semcus, dat is Egyptische hagedis of aard krokodiltje. De schors of schil van de wortel is wat dunachtig en ros of bruin roodachtig van kleur en van binnen wit, van smaak de tong aangenaam en zoet als men het knauwt. Plinius schrijft bijna hetzelfde van dit kruid, dan alleen hij geeft dat geen zaad dat op het lijnzaad lijkt, maar van Agnus castus of Vitex, ja groter dan dat en meer effen of kaler. De tweede soort noemt Dioscorides en Plinius Satyrion Erythronion, in het Latijn Satyrium Erythronium of Erythraicum. Theophrastus schijnt van dit kruid gesproken te hebben, maar geeft dat geen naam. Aangaande het Satyrium met drie bladeren zijn sommige van mening dat het de Tulipa zou mogen wezen en daarom mag de lezer de beschrijving van de Tulipa zoeken en overdenken of zijn krachten met die van hetzelfde Satyrium van de ouders genoeg overeen komen.
Andere houden de soorten van Orchideen en standelkruiden voor het Satyrium van de ouders die wel enige kracht hebben om de onkuise lust aan te jagen, dan de Satyria hadden maar een wortel of lookachtige bol en de standelkruiden hebben er twee.
Dens caninus wordt van sommige voor het Satyrium Erithronium gehouden. Dan sommige andere willen verzekeren dat de soorten van stervormige Hyacinthen die men maartbloemen plag te noemen voor het Satyrium Erythronium van de ouders te houden zijn.’
(k) De nieuwe, gladde knol wordt Johannis- of gelukshandje, Christus-, Johannishand, Gluckshandchen, Gotteshand genoemd. Radix Palmae Christi.
(l) Alle twee knollen tezamen Adam en Eva. Dit is het volk niet ontgaan en dacht daarbij aan Lucas XXII: 21: ‘Toch zie, de hand dergenen, die mij verraadt, is met mij aan de tafel.’ Dat was de hand van Judas. De andere hand is die van de brave discipel Johannis. Het werd als een aanwijzing gevonden voor een Godsoordeel en het verwondert ons dan ook niet dat we in middeleeuwse rechtspraken meer dan eens horen van beschuldigden die tussen de beide knolletjes hadden te kiezen. Werden ze daarna beiden te water gegooid dan zag men de Johannishand steeds blijven drijven, de Judashand echter zinken. En daarmee was in de hoogste instantie recht gedaan. Legt men beide in het water dan zinkt de laatste, het is satanshand, de eerste blijft drijven dat is Mariaճ handje of O.L. Vrouwenhandje. In Savoie zien de herders in de eerste de hand van de duivel die het leven krenkt en vernielt en in de tweede de hand van God, die de kruiden gezond maakt en bevrucht.
(m) Ook Heiratsblume en Himmelschlussel. Over het ontstaan van orchideeën zijn vele verhalen in omloop. Zo zou de Noorse reuzin Brana haar lieveling Halfdan het bronnegras als liefdesmiddel geschonken hebben. Volgens andere sagen zou de orchidee door de Godin Freya aan haar aanbidders zijn geschonken. Dit kunnen we nog zien aan sommige oude namen van orchissoorten als bijvoorbeeld het Freygras. Ook in talrijke en voor een deel zeer oude namen, bijvoorbeeld hionarot: huwelijkswortel, gradrot: begerigheidswortel, treedt de betekenis van de plant in het geslachtsleven op. Deze soorten zouden het vermogen bezitten om de geslachtsdrift op te wekken. Deze knollen speelden in het volksgeloof een grote rol.
(n) Koekoeksbloemen, Duits Kuckucksblume, naar de bloeitijd.
(o) Orchis soorten hebben kogelronde knollen, anderen soorten als Nigritella hebben handvormige knollen. Bij de laatste worden de gedroogde knollen van het oude jaar in het Duits Teufelsklaue, -kralle, -fusschen en in Engels devilճ claw, bij ons duivelpoten, genoemd.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Beide deze soorten van kruiden zijn van zo’n aard dat ze de vleselijke begeerten verwekken en de mens zeer ritsig en wulps maken
De wortel van het Satyrium met drie bladeren moet, naar het zeggen van Dioscorides, gekookt worden in wrange of scherpe wijn en te drinken gegeven worden aan diegene die het achterste van het lichaam lam en geslagen hebben of een stijve hals hebben of in enige leden de kramp voelen of verstuikte ledematen hebben.
Hij zegt ook dat wie met een vrouw verzamelen wil zeer nuttig deze wortel gebruiken zal, want ze vermeerdert de krachten om de vleselijke lust te boeten.
De twee dubbele wortels van de andere soort van Satyrium wordt ook zeer krachtig gehouden om de vleselijke lust aan te jagen als men die maar alleen in de hand houdt en noch veel meer als men die met wijn opdrinkt of inneemt.
Plinius schrijft haar meer krachten toe, maar dat uit verhaal van andere uit wiens schriften hij die verzameld heeft, want hij zegt dat men die wortel de trage rammen of bokken te drinken geeft om ze kloeker te maken om de schapen of geiten te bespringen. Hij zegt ook dat die van het landschap Samarti hun hengsten die door langdurig werken of lopen trager waren om de merries te bespringen (welk gebrek ze Prosedamum noemen) kloek en krachtig en geschikt maken om dat te doen mits hun deze wortel te drinken of anders in te geven.
Om de voor vermelde krachten die deze soort van Satyrium zowel van Plinius als van Dioscorides toegeschreven worden om de vleselijke lusten te verwekken zo zou ik met goede reden beduchten dat dit hetzelfde kruid dat een Indiaan een kruid met zich meegebracht had wat zeer krachtig was om de mensen ritsig en begeerlijk tot bijslapen te maken en wat ik daarom gemakkelijker geloof omdat Theophrastus nergens elders van enig ander diergelijk kruid spreekt en geen Satyrium gekend schijnt te hebben, indien dat geen Satyrium is. Want indien ons tweede Satyrium daar we nu van spreken zo krachtig is dat als het alleen in de hand gehouden wordt de vleselijke lust aanjaagt dan is het duidelijk genoeg dat het niet zeer verschillend moet wezen van het kruid dat die Indiaan, daar Theophrastus van spreekt, mee bracht gemerkt dat het voor vermelde Indische kruid zo krachtig was om de onkuise lust te laten komen dat het niet alleen in spijs gebruikt, maar ook slechts aangeraakt de schamelijke leden zo’n kracht aanbracht dat de mens zo dikwijls als hij wilde met een vrouw verzamelen kon, zoals dezelfde Theophrastus betuigt. Maar nochtans om die oorzaak volgt niet noodzakelijk dat hetzelfde kruid ons Erythronium Satyrium is daar we nu van spreken, aangezien dat men soms kruiden vindt die zeer verschillend van gedaante zijn en nochtans dezelfde krachten vertonen. Dan we hebben alle onze ramingen en raden willen voortbrengen en laten iedereen vrij om de zaak naarstig te onderzoeken en met rijp oordeel die overwegen.
Het zaad van deze bloem heeft dezelfde kracht om de onkuisheid te verwekken die de Scincus of kleine aardkrokodil plag te betonen.’
Theophrastus vermeldt dat Dioscorides de naam Orchis gebruikte en dat sommigen het Venus orchis noemden. Verder dat de weke knollen van de Cynosorchis (Anacamptis pyramidalis) geweekt in geitenmelk door mannen hen naar vrouwen deed verlangen, de kleine echter om die lust te verminderen. De knollen zijn zo elkaars tegenpolen.
Dit idee van geslachtsorganen kwam later in elk kruidboek terug, zowel in de landen van de Islam als in Europa. Door de Arabieren werden deze knollen vroeger veel verhandeld als een aphrodisiaca en noemden ze sahleb. Het Arabische woord khossa: testikels, khossyet‑et‑tha‑Ԭab zijn die van een vos. Uit dit laatste woord is hun woord voor de knollen, sahleb, wat verfrommeld tevoorschijn gekomen. Deze sahleb was lange tijd een geheime stof en bevatte uiteindelijk hetzelfde bestanddeel als dat van onze orchideeën.
Forskall meldt dat de plant die dit levert in Perzi sahleb genoemd wordt en in Hindoestaans salab-ee-misree.
Dit geloof was van de ‘ouden,’ ontleend en hield zeer lang stand en is ontleend aan de vorm van de knollen. Mogelijk ook naar de ‘versterkende ‘kracht van de zetmeelrijke knollen. Volgens Galenus konden de kleine knollen wel gebruikt worden door kloosterzusters omdat ze alle lust en begeerte wegnamen.
In latere boeken komen we dit geloof nog steeds tegen. Het gebruik van de wortels verschilt, of van de ene komen jongens en van de andere meisjes, of de ene verwekken lust en de kleine bedwingt die.’
(Dodonaeus) ' De wortels van het eerste geslacht van standelkruid dat we hondskulletjes noemen hebben grote kracht om de mens tot onkuise lusten te verwekken en door haar grote winderigheid ritsig en begeerlijk om bijslapen te maken en vooral als die met enig nat of drank ingenomen wordt of het afkooksel er van genomen en gebruikt wordt. Dat kleinste worteltje van de twee dat slapper en gerimpeld is mag gebruikt worden om de wellust van het vlees te bedwingen en te verkoelen.
Dioscorides schrijft, dat als het grootste klootje van de wortel de voor vermelde hondskulletjes van de mannen gegeten wordt knechtjes laat voortbrengen en dat kleinste klootje van de vrouwen gegeten meisjes laat ontvangen.
Sommige zeggen er noch meer bij dat de vrouwen van Thessalië deze wortel die noch vers en teer of vol sappig is met geitenmelk te drinken plegen te geven om de lust van bijslapen te laten komen en de dorre of droge om die te bedwingen of achter te laten blijven.
De bokskulletjes worden tegenwoordig voor de krachtigste gehouden om het voor vermelde teweeg te brengen en daarom worden die in vele apotheken gezocht en verzameld om bij hun composities te doen die ze bereiden voor diegene die hun lust en macht om bijslapen vermeerderd en verbeterd willen hebben.
Dyetsche, 'Hazenballen of wolfballen of satirion, dat is testiculus canis of testiculus. Wijn waar handekenskruid in gekookt is, dat heet satyrion, dat verwekt tot onkuisheid. Als de wortel van satyrion met vers vlees gebraden is het beter en is goed om de onkuisheid te verwekken. Dyaf, in het kapittel van orchidee (dat is satyrion) zegt, dat als een man de grote knol van satyrion eet, dat hij dan een jongetje verwekken zal en at hij het kleine bolletje dat hij dan een meisje verwekken zal. De vrouwen in Itali breken deze wortel en geven die met geitenmelk om onkuisheid te verwekken.’
(Dodonaeus) ‘Indien iemand door toverij (zeggen de oude schrijvers) geen vrouwen kan bekennen dan zal men het rechter kulletje wat het grootste is of immers het stijfste en stampen dat met zevenenveertig korrels wit peper zodat ze tezamen met de voor vermelde wortel een half ons wegen en vier ons (andere zeggen drie ons) honig en dat dan in zeer goede wijn oplossen en kloppen en drie dagen lang er van nemen het gewicht van drie vierendeel lood en het zal hem helpen.
Maar bovendien is ze krachtig om de lust van bijslapen aan te jagen zodat hetzelfde kruid daarom amore di donna, dat is vrouwenliefde genoemd wordt.’
Die knollen werden verzameld na of met de bloeitijd. Men verzamelt de volle knollen in die fris iets bitter smaken en eigenlijk onaangenaam ruiken. Van die knollen wordt de kurklaag afgehaald en dan gedroogd. Na het drogen zijn ze 3cm lang en ongeveer 2 gram zwaar. Na het malen krijg je een crème/wit poeder dat met een hete drank, bijvoorbeeld gekookte melk, suiker en kaneel klaargemaakt kan worden. Die knollen zijn versterkend en bevatten veel zetmeel. 30 gram zou al voldoende zijn om een mens een hele dag te voeden. Op veel plaatsen in Griekenland en Turkije dient sahlep slijm met honig tot een dagelijkse en versterkende morgendrank.
De vermalen wortel, in hete melk en met gember gekruid, was de lievelingsdrank van de Perzen en Turken en werd in Istanbul en Constantinopel in zogenaamde Salepsalons gedronken. Op het einde van de 18de eeuw werd het saleppoeder ook naar Londen gestuurd waar saloophouse’s geopend werden. Het was het eten voor de harde werkers,
De stimulerende werking is niet bewezen, zelfs na onderzoek in deze eeuw. Voor degenen die dit niet geloven en het toch proberen willen volgt een goed en stimulerend recept: ‘Knollen van het mannetjes harlekijn, ook wel zotteballen genoemd, met kruim van brood stampen en bevochtigen met Spaanse wijn, zodat men door verdoving vermurwd zou worden en zo de minnarij zou begunstigen’.
Toch bleef het bijgeloof behouden. De ouden en zo ook in Rusland, geloofden dat men verbroken liefdesverhoudingen en echtelieden bij elkaar kon brengen met het knapenkruid. Lukt het een meisje om met zoծ’norchishandje haar geliefde op de blote huid re raken, als is het maar even, dan is hij dusdanig aan haar gebonden dat hij haar niet meer verlaten kan.
Vrouwen die kinderen willen eten de witte hand, die dat niet willen de zwarte. Met deze, in Duitsland wel Nachlaufwurz genoemd: naloopkruid, kan men anderen ook dwingen je na te lopen. Als een vrijer op komt dagen dan moeten er 3 bloeiende planten onder zijn hoofdkussen gelegd worden, dan wordt hij aan je gebonden. Het laat de meisjes van hun aanstaande dromen als de wortel in het kussen verstopt is.
De Johanneshand brengt geluk als die tussen 11 en 12 uur ‘s nachts opgegraven wordt op Johannisdag. In een geldbuidel gestopt blijft het geld erin maar mag dan niet met blote handen aangeraakt worden. Het beschermt tegen toverij en hekserij.
Het zaad is erg fijn, stuifmeel noemt H. Bock het, hij begrijpt dan ook niet hoe ze voortkomen en heeft een eigen verklaring; ԍe wil bedenken dat zulke bloemen en wortel de eerste keer wonderbaarlijk opkomen, namelijk van zaden of spermata van de kramsvogel, de merel en lijster, in Latijn Turdi en Merule genoemd, dan tegen het voorjaar zo alle gevogelte zich tezamen paart en eer dat die vreemde vogel Turdi uit het land vliegen ziet men wonder van hen wanneer ze tezamen komen op de weiden en op de jeneverbes bergen etc. Dat zonder twijfel uit hun overvloediger geilheid zowat op de grond valt gemelde wortel in lente de eerste keer aangroeien en verder opgroeien (dan zoals gemeld) zo dragen alle Satyriones in derde jaar hun eerste bloei waaruit geen zaad volgt, dat ik zulks daarvoor hou zo is het zeker dat deze Satyriones nergens anders dan alleen op de weiden en op de ruwe jeneverbes bergen, daar allerlei gevogelte zijn voeding zoekt gevonden worden.’
Uitsterven.
Naar die bijgelovige doelen, gebruiken e.d. werden de bollen opgegraven en de bloemen geplukt door botanisten, herbalisten, liefhebbers en schoolkinderen. Het verdwijnen van natuurlijke groeiplaatsen en geschikte milieus hebben er verder toe geleid dat ze nog maar zelden voorkomen. Door die ecologische bedreiging zullen veel soorten nu verdwijnen. Ze zijn nu wel beschermd, maar of dit afdoende is?
Symbolen.
Orchis Symbool van schoonheid.
Naar de vorm is de spinnenorchis een symbool van handigheid, ervaring.
De bijenorchis is het symbool van vlijt.
De butterfly orchis, Habenaria, een symbool van vrolijkheid.
De vliegenorchis een symbool van fout, verkeerd.
Angraecum, een verlatijnst woord van angrek, de Maleise naam voor alle orchideeën van deze vorm, is een symbool van koninklijk. Royalty.
Cypripedium, vrouwen-, venusschoentje, is een symbool van wispelturige schoonheid.
Orchis.
Orchis anthropophora Aiton. (zie Aceras anthropophorum L. (mens en dragen) Bladen zijn langwerpig tot lancetvormig.
De plant draagt in juni op een stengel van een 30cm een lange gladde aar van geelgroene bloemen in juni-juli. De lip van 12-15 mm heeft de middelste lob diep ingesneden met een purperbruine rand, vaak is de lip wat roodachtig, de groene helm is ook vaak gemarkeerd met lijnen van die kleur. De bloemen hebben een sterke geur tegen de avond, hoewel het niet zo aangenaam lijkt te zijn.
Groeit op matig droge, kalkrijke grond in kalk- en duingraslanden van Europa, M. Zee.
Zie voor goede afbeelding op Aceras.
Naam, etymologie.
(a) De naam Aceras stamt van het Griekse a: zonder, en keras: een hoorn. De bloem mist de typische orchideeën spoor. Vandaar zijn naam spoorloos, Duitse Ohnhorn.
(b) Dit is de mensorchidee ofwel Duitse Man-orchis. In het Engels is zijn naam green man orchis of man-orchis en in het Frans aceras en homme pendu: hangende man. De bloem lijkt wat op een mensenvorm, het lagere gedeelte van de bloem, de onderlip, is tweemaal zo lang dan de kelkbladen. Dit gedeelte hangt naar beneden en wordt met een lichaam vergeleken. De twee zijdelingse stukken lijken op armen, het gevorkte eind doet dienst als benen. Het algemene gezicht op het bloemhoofd is grappig en lijkt wel wat op een geelgroen poppenhoofd. Vandaar de Nederlandse naam poppenorchis.
Een meerjarige met twee eivormige knollen. Duits Bockshodlein, zie Orchis.
Sectie Masculae Lindl.
Uit M. Schulze, www.BioLib.de.
Orchis mascula, L. (mannelijk)
Mannetjesorchis heeft ongedeelde knollen.
Lancetvormige bladeren zijn spits met smalle voet, helder groen. De gevlekte bladeren behoren tot de subspecie Orchis mascula subsp. signifera (Vest) So 1927)(getekend)
Opstaande en kantige stengel is boven aan purper getint en gevlekt.
Lange, losse aarvormige tros van talrijke kleine, naar vlier geurende paarse bloemen met diep 3spletige lip die breder is dan lang en wat getekend in mei/juni.
Liefst kalkhoudende grond.
Uit Europa, Klein Azië en Kaukasus.
Orchis mascula subsp. acutiflora (W.D.J.Koch) Quentin (1993), (scherpe bloemen) Orchis mascula subsp. hispanica (A.Niesch. & C. Niesch.) So (1972) (Spaans) (Z. Pyrenean, Spanje, Portugal, Marocco) Orchis mascula subsp. longibracteatoides Balayer (1986) (lange schutbladen) (O. Pyreneen) Orchis mascula subsp. longicalcarata Akhalkatski, H. Baumann, R. Lorenz, Mosulishvili &R. Peter (lange kelk) (2005) (O en centraal Kaukasus) Orchis mascula subsp. maghrebiana B. Baumann & H. Baumann (2005) (Maghreb oerbossen van Algerije, Tunesie en Marokko) (Marocco), Orchis mascula subsp. mascula (N. & Centraal Europa tot Iran, Canarische eilanden), Orchis mascula subsp. pinetorum (Boiss. & Kotschy) E.G. Camus (1908) (van een dennenbos) (Macedoni tot Iran), Orchis mascula subsp. speciosa (Mutel) Hegi (1909) fraai) (Europa), Orchis mascula subsp. wanjkovii (E.Wulff) So in G. Keller & al. (1932) (Crimea).
Naam, etymologie.
Mannetjesorchis. De Duitse namen van de knoldragende geslachten Aceras, Herminium, Ophrys, Orchis en Spiranthes hebben betrekking op de werking naar de vorm der knollen bij verwekkende kracht, de handvormige van Orchis en Nigritella op diezelfde werking. Zo kregen in de volksmond de orchideen, met uitzondering van de bladloze Corallorrhiza, Epipogium, Limodorum en Neottia, dezelfde namen mits ze niet door bloem, kleur of vorm (Cypripedium) of geur (Orchis bifolia) anders tekenden.
De volgende Duitse namen slaan vooral op mascula, morio, ook bifolia en chlorantha.
Bocksgeil –hodlin bij Tabern, Hasenhode,-cullen Kullekenskraut, Bubenschellen, Erdgeile bij Cordus, Geilwurz, Fuchshodlein, Narrenhode, Pfaffenhode in 1533, Gauchblume, Kukuksblaume, Heirathsblume, -wurtel, Kinderkraut, Knabenkraut bij Bock, Standelwort, Stendwurz.
Fliegenblumen, Frauenschuhli, -thrane, Frauenthrane of unser Frauen Thrane bij Gessner, Margendrehen bij Bock, Ragwurz, Venusblume. Mnnliche Knabenkraut, Stattliches Knabenkraut, Manns-Knabenkraut, Kuckucks-Knabenkraut.
Early purple orchid.
Sectie Orchis L.
Uit M. Schulze, www.BioLib.de.
Orchis militaris, L. (in grote menigte voorkomend) soldaatje is zo genoemd naar de helmvormige bloem, die door de samen gebogen bloembladen gevormd wordt.
Meerjarige met twee knobbels die onverdeeld zijn.
Dikke en elliptische bladeren zijn glanzend donker groen.
Opstaande stengel is zwak 3kantig.
Lange en rijk bloeiende aar met tamelijk grote bloemen, de helm is roze/rood en eivormig, spits, gesloten, lip is 3spletig en wit met lila/purperen haarbundels, de middelste slip is veel langer dan de zijslippen in mei/juni.
Uit Midden en Z. Europa, Balkan, Kaukasus en midden Rusland wordt 25-40cm hoog. Is beschreven in 1825.
Orchis militaris L. var. albiflora heeft witte bloemen. Verschillende hybriden.
Naam.
Soldaatje naar de helmvormige bloem, Duits Soldaten-Orche of Helm-Orche, Helm-Knabenkraut, Frans capette, orchis militaire, orchis guerrier: krijger, Engels military orchis. Knabenkraut bij Fuchs.
Uit M. Schulze, www.BioLib.de.
Orchis simia, Lamk. (aapachtig)
Een meerjarige met twee knobbels.
Deze mooie en bijzondere orchidee is wat dunner en draagt in mei een tros van licht purper gevlekte bloemen, met een lip die in diverse segmenten ingesneden is van een donker purper, heeft een scherpe geur.
Uit Europa tot Klein Azië.
Naam.
Aapjesorchis, Engelse monkey of ape orchis. Affen-Knabenkraut.
Planten.
De beste tijd om orchis te verplanten is als ze in volle rust zijn en even voor het uitlopen. Ze groeien goed in een mengsel van goede tuingrond met verteerde bladaarde en wat turf of veen en wat zand, de grond mag lange jaren niet gemest zijn, na het planten is het raadzaam om er wat bosmos om de plantjes heen te leggen om uitdrogen van de grond te voorkomen. Verder houden ze van een vochtige en half beschaduwde plaats, tijdens de groeiperiode kunnen ze vrij veel vocht gebruiken, daarna, in de rustperiode moeten ze zo droog mogelijk staan, dus een goed gedraineerde plaats.
Vermeerderen door zaaien en scheuren.
Sectie Morianthus Schltr.
Orchis morio, zie Anacamptis morio.
Masculae Lindl.
Uit M. Schulze, www.BioLib.de.
Orchis pallens L. (bleek) (Orchis sulphurea Sims.) (1825),(zwavelgeel) (Orchis pseudopallens K. Koch) (half bleek) (1846) is een meestal geheel groene alleen staande plant, soms in groepjes, met 2 ronde knollen, 15-40cm hoog.
Grondstandig bladrozet met twee tot vier breed ovaal- tot omgekeerd eivormige bladeren, glanzend lichtgroen.
De bloeiwijze is een dichte, rijkbloemige cilinder- tot eivormige aar.
De kelkbladen zijn opwaarts en naar buiten gedraaid, groengeel met een sterke, onaangename geur als kattenpis, april tot midden juni.
Groeit op kalkrijke gronden in Europa en Klein Azië.
Naam.
Bleke orchis, bleekgele orchis, Duits Blasse Knabenkraut, Bleiches Knabenkraut, Frans orchis ple, Engels pale-flowered orchid.
Uit M. Schulze, www.BioLib.de.
= Orchis purpurea, Huds. (purperkleurig).
Ongedeelde knollen.
Langwerpige en spitse bladeren zijn glanzend groen.
Opstaande stengel is bovenaan meestal purper gekleurd.
Een 12-18cm lang aar met vele, zwak geurende bloemen, helm is spits en roze, zwart purper gevlekt, lip is 3lobbig en wit of licht paars met ruige en donkere vlekken, de zijdelingse lobben zijn lijn/lancetvormig, de middelste groter en omgekeerd hartvormig, getand met een tussenliggende tand in mei/juni.
Uit midden en Z. Europa, Z.W. Azië, is de grootste van de orchideeën die soms wel 70cm lang is.
Var. albiflorus heeft witte bloemen.
Valt in mei op in de kalkrijke bossige heuvels.
Naam.
Bruine orchis, purperen orchis, Engelse great brwon winged orchis, lady orchid, Frans orchis pourpre, Duits Purpur Knabenkraut.
Sectie Robustocalcare Hautz.
Uit orchid.unibas.ch
Orchis spitzelii Saut. (werd in 1835 door Anton von Spitzel, 1807-1853, uit München in het Salzburg ontdekt en in 1837 om hem te eren als Orchis spitzelii door Anton Eleutherius Sauter beschreven). Is een kleine, niet winterharde, vrij onopvallende orchidee die vaak alleen staat van 15-35cm.
De stengel is onderaan groen die naar boven toe wijnrood verkleurt.
Grondstandig bladrozet met 2-7 breed lancetvormige bladeren, glanzend groen.
De bloeiwijze is een open tot dichte aar met 8-30 bloemen.
Vrij grote bloemen zijn tweekleurig, paars en groen met bruine of purperen vlekjes in mei-juni.
Groeit op kalkrijke gronden in N. Europa tot M. Zee en N. Afrika.
Orchis spitzelii subsp. latiflora B. Baumann & H. Baumann (2005) (Libanon), Orchis spitzelii subsp. teschneriana B. Baumann & H. Baumann (2005) (botanist W. P. Tescher) (N. Algerije)
Frans orchis de Spitzel, Duits Spitzels Knabenkraut.
Sectie Galericulatae E. Klein. Zie Neotinea.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl