Amorphophallus
Over Amorphophallus
Voodoolelie, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.
Deze reuzenaronskelk is inlands met een 170 kruid of bolachtige soorten in India en komt voor op vele Pacific-eilanden, van West-Afrika tot op de eilanden in de Grote Oceaan. Meestal zijn het planten van verstoorde gronden.
Araceae, Aronskelkfamilie.
Het zijn zeer eigenaardige planten. Ze zijn in het bezit van een onderaardse knolvormige wortelstok waaruit nu eens een zeer groot en driedelig blad tevoorschijn komt van een meter lengte en dan weer een reusachtige bloeikolf die op een lange steel staat. Er zijn erbij die maar een blad geven van een platte en bijna ronde vorm die op een lange stengel staat van 2m. lengte. Het blad bestaat uit een verticale bladsteel en een horizontaal blad dat uit meerdere kleine deelblaadjes kan bestaan. Het blad houdt het maar n bloeiseizoen uit. De bloemsteel is afhankelijk van de soort kort of lang.
De bloemen staan dicht bij de grond, zijn donkerbruin en stinken afschuwelijk, een lijkenlucht.
In Indonesië is de naam voor deze soorten kembang. De naam is geïnspireerd op de walgelijke stank van de geopende bloeiwijze in de avond, bangke: kreng. Sommige soorten worden voodoo lily genoemd.
De meeste soorten bevatten in de knol een meel waarvan de waarde berust op een hoog gehalte aan gluco-mannaan. Met koud water vormt dit een viskeuze massa die als plakmiddel is te gebruiken. Verder voor consumptiedoeleinden en technische mogelijkheden als opslibmiddel en voor reiniging van afvalwater. Nauw verwant aan Dracontium uit Amerika.
Uit Curtis botanical magazine.
=Amorphophallus bulbifer Bl. (bolvormend) heeft een bolvormige wortelstok waaruit n blad komt en dat bestaat uit een verticale bladsteel en een horizontale bladschijf.
Voor de vorming van het blad komt de circa 40 cm grote, onaangenaam ruikende bloeiwijze die een ovaal, roze schutblad bestaat en een rozige bloeikolf.
Komt oorspronkelijk uit India en Myanmar. Voodoolelie, duivelstong.
Amorphophallus decus-silvae (bos siersel) is echter nog groter. Maar hoe groter, hoe meer stank.
Nadat zo’n knol in 1881 in de Kew Gardens geplant was verspreidde het zo’n geur dat een bezoek aan de kas werd afgeraden, ondanks de speciale attractie. A. Cleyer schreef in 1747 aan Rumphius dat zo’n plant ‘een abominabele en vervaarlijke stank van zich heeft die voor een mens onlijdelijk is, ja ik zou me bijna inbeelden dat zelfs de pest daaruit ontstaan zal kunnen’.
Een goed gegroeide knol kan een diameter van 50cm halen met een gewicht van meer dan 70kg.
In het midden van de knol komt uit de verlaging een groeipunt dat een blad produceert, maar wel van enorme afmetingen. Dit blad staat op een 20cm dikke paal die een hoogte van 3-3,5m kan bereiken.
Na het afsterven van het blad is de tijd voor de rustperiode en hierna komt de bloeiwijze tevoorschijn van 3,5m. , kort maar hevig.
Ook de honderden felrode bessen staan op manshoogte, een attractie.
West-Java giant Amorphophallus. Voodoo lily.
Gebruik.
De knollen zijn meestal giftig en worden gebruikt tegen slangenbeten, ook om miskramen te voorkomen.
Uit Curtis botanical magazine.
Amorphophallus konjac Koch. (Chinese naam voor de wortel) (Amorphophallus rivieri, Dur.) (Rivier’s) is een van de meest attractiefste.
De bladeren komen vroeg in het voorjaar en zijn donker gekleurd en besprenkeld met licht rood en heeft vaak een doorsnede van 130cm en verdeeld in vele zijblaadjes.
De Calla-achtige bloeischede staat op de stengel als een paraplu, met een donkerrode kleur. De gehele ‘bloem’ meet vaak 90cm. De duivelstong geeft een sterke en onaangename geur.
De knol is 25 cm in diameter groot
Dit duivelse gewas is afkomstig uit Formosa, O. Azië en zuidelijk tot Indonesië. Is beschreven in 1910.
Naam, etymologie.
Duits Teufelszunge, ook Trnenbaum genanoemd, de knol wordt Konjakwurzel genoemd. Engelse devil’s tongue of snake palm. Japans konnyaku; Chinees pinyin: jǔ ru, ook bekend als konjak, konjaku, voodoo lily of snake palm.
Gebruik.
De plant geeft zeer grote bollen die voor de inlanders een belangrijke voedselbron zijn. Van vele wilde soorten zijn ook de wortelstokken min of meer eetbaar doch zij bevatten vaak scherpe bestanddelen. De knollen worden vaak yam genoemd, hoewel het geen lid is van de Dioscoreacea. De bollen worden gebruikt om er konnyaku, konnyaku van te maken wat een Japanse soort siroop, gelei is.
Uit L. van Houtte.
Amorphophallus paeoniifolius Nicols, (pioenbladig) (Amorphophallus campanulatus, Blume.) (klokjesvormig)
Stanley’ s badkuip geeft een bloeiwijze van meer dan een meter groot. Dit is een van de grootste bloemen ter wereld. Die bloem bestaat uit een enorme bloeikolf die omgeven is door een even groot dieprode tot purperkleurig schutblad die aan de rand wat grijsachtig is, wat lager gevlekt met wit en purper in het centrum.
Is beschreven in 1885. De olifanten-yam is inheems in India, Indonesië en op Sri Lanka. De plant wordt vooral in Zuidoost-Azië verbouwd
Gebruik.
Amorphophallus, Grieks a: zonder of niet, morphos: verbastering of vervorming, dus zonder vorm, phallos: scepter, als een verwijzing naar de bloeivorm.
Engelse elephant yam of telinga potato, Stanleyճ wash-tub, whitespot giant Arum.
Het is de atjoeng of badoer van Java, waarvan de knollen in tijden van schaarste gegeten worden. De bol weegt enkele kilo’s en heeft de vorm van een platte kaas, olifanten yam. De gesneden bollen worden gekookt. Vers zijn ze giftig, het verse sap wordt als pijlgif gebruikt. Olifanten yam heeft wortelstokken die als zetmeelrijke groente gegeten kunnen worden, bevatten tot 25% zetmeel. Ze kunnen worden gekookt, gebakken of gefrituurd. Op de Filipijnen en Java worden ook de jonge bladeren en bladstelen als groente gegeten.
Indische namen, mar, ol en jangli suran, in Maleis kizhanna en lekir en in Sanskriet arsaghna. In India is het algemeen bekend als suran of jimmikand. Waar het in sommige gebieden op grote schaal geteeld wordt.
Uit Curtis botanical magazine.
Amorphophallus titanum, Beccari (reusachtig groot)
Die heeft nog grotere bloemen en komt uit een zeer grote knol. Ook de geur heeft buitensporige afmetingen bereikt.
Met een bladsteel en bloem van 4m, die een bloeischede heeft van 4m doorsnede, doet die goed mee in de concurrentieslag om de grootste bloem ter wereld.
Aasbloem, titan Arum, Duitse Titanenwurz is afkomstig uit Sumatra. Groeit in de regenwouden van Sumatra. Vanwege de geur carrion flower, corpse flower of corpse plant, in Indonesië Ңunga bangkaiӻ bunga betekent bloem terwijl bangkai lichaam of kadaver betekent en vanwege dezelfde reden heeft Rafflesia die naam ook.
Het is een van de spectaculairste verschijningen in de plantenwereld en werd in 1878 door de Florentijnse botanist Odoardo Beccari ontdekt. Hij zag tijdens een expeditie in Atjer Mantior op Sumatra op 6 augustus bladeren en een vrucht van deze plant en op 5 september een bloeiend exemplaar. Beccari stuurde enige knollen en zaden naar Florence. De knollen gingen verloren, enige zaden kiemden waarvan er enkele naar Kew gestuurd werden. Daar kwam ze in 1889, elf jaar na de ontdekking, voor de eerste keer in het buitenland tot bloei. Al in november 1878, het jaar van de ontdekking, noemde Beccari zijn bijzondere vondst Conophallus titanum en maakte het bekend in de Gardeners Chronicle. Giovanni Arcangeli gaf het in 1879 zijn tegenwoordige naam.
Planten.
Vermeerderen door de zijknollen.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl