Sternbergia
Over Sternbergia
Herfstnarcis, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt
Uit Edwards botanical register.
Een geslacht van laag groeiende bolachtige kruiden.
De bladeren komen vaak met of na de bloemen en zijn lijnvormig.
Bloemen meestal alleenstaand en zelden met 2, helder geel, lijken vaak op Colchicum bloemen.
Ongeveer een 10 soorten komen voor in dit geslacht die groeien in oost Europa tot Klein Azië.
Amaryllidaceae, Amaryllisfamilie, Amaryllis klasse.
Sternbergia colchiciflora, W. & K. (bloemen als Colchicum) is een kleine plant.
De 4-6 bladeren komen in het voorjaar en zijn opstaand, lijnvormig en 10cm lang, 3-4mm breed.
Zeer korte bloemstengel, schijnbaar ontbrekend.
Geurende bloemen zijn zwavel/geel, omgekeerd lancetvormige bloemdekslippen zijn 3cm lang en 5mm breed, 3delige stempel in september/oktober.
Uit Italië, Balkan, Kaukasus en Klein Azië. Is beschreven in 1816.
Uit; http://amaryllidaceae.e-monocot.org/taxonomy/term/10653
Sternbergia clusiana Ker Gawl. (Charles de lÉcluse of Carolus Clusius, Vlaamse botanist, 1525-1609) groen gele bloemen komen in oktober-november. Het zijn van dit geslacht de grootste bloemen, tot 7cm.
Grijsgroene bladeren zijn 8-16mm breed komen na de bloemen in de winter of voorjaar.
Komt uit Turkije, Irak, Libanon, Israël.
Groeit in steenachtige gebieden.
Niet winterhard.
Uit Redoute.
=Sternbergia lutea, Ker-Gawl. (geel) De meestal 5-6 bladeren zijn afstaand en komen gelijk met de bloemen, breed lijnvormig en tot 30cm lang, 0.5-1cm breed en stomp, die na de bloei groen blijven in de winter.
Bloemstengels van 5-10cm lang zijn korter dan de bladeren en 1-2 bloemen.
Trechtervormige bloemen zijn goud/geel met ruim 3cm lange en langwerpig/elliptische slippen, gave tot zwak 3delige stempel in september/oktober.
Komt uit Z. Europa, Balkan en Klein Azië. Is beschreven in 1596. Lobel: ‘Clusius schrijft dat ze zonder bladeren groeit in Granada aan de rivier Guadiana. In Nederland is zij noch niet bekend.
Var. plena heeft dubbele bloemen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De eerste van deze twee late soorten van narcissen wordt in het Latijn Narcissus autumnalis major genoemd, dat is grote late narcis of narcissen van de herfst omdat ze omtrent de herfst pleeg te bloeien. De Spanjaarden noemen het cibollina alborana. Ze heeft de naam van Narcissus gekregen doordat de zeer geleerde Marcellus Vergilius in zijne Commentaria die hij geschreven heeft op de boeken van Dioscorides die soort voor de narcis beschrijft en daarom hebben we die ook Narcissus Marcelli Vergillii genoemd, want hij beschrijft het met diergelijke worden als volgt: ‘we hebben op de Apennijnen bergen in Italië een bloem zeer overvloedig zien groeien die pas in augustus of ook in september bloeide en van gedaante de lelie gelijk, een zeventien cm hoog, de bladeren zijn als die aan de narcis toegeschreven worden, de steel is enkel en niet wit of purperkleurig zoals Plinius ons leert, maar tussen de gele en witte middelmatig van kleur en met geen of zeer kleine reuk. We hebben het ook op sommige niet zo wilde maar meer gebouwde bergen zien groeien, dan niet zo fraai om te zien en wat witter van kleur’. Dit zijn de woorden van Marcellus Vergilius die de beschrijving van deze eerste soort van late narcissen aangaat. Dan het schijnt dat ze wel zou mogen wezen de soort van Lirion die van Theophrastus verhaald wordt die in de herfst na de eerste regens met de saffraan haar bloemen voortbrengt die van hem Lirion hetereon of Lirium alterum, dat is de andere soort van Lirion, genoemd is. In Spanje noemt men het acucenas amarillas, dat is gele lelie, in Turkije ciden fari’.
Deze plant was vierhonderd jaar geleden al bij Gerard (1597) bekend als Narcissus autumnalis maior. Clusius vermeldde het gewas in 1601. Gouden lelie, Franse amaryllis jaune, Duitse Gewitterblume en Engelse fall daffodil of winter daffodil, yellow star flower, yellow autumn crocus.
Dodonaeus (b) ‘De tweede late soort van narcissen is van Clusius Narcissus autumnalis parvus, dat is kleine narcis van de herfst genoemd’. Herfstnarcis.
(c) Sternbergia is genoemd naar graaf Caspar von Sternberg, een Oostenrijkse botanist en schrijver, 1761-1838.
(d) Volgens sommigen zou dit de Amaryllis lutea of gouden lelie, de lelie des velds zijn, lily of the field. (of Sternbergia clusiana) De kleur is wel opvallend, maar het gewas is laag. Linnaeus noemde het Amaryllis in 1753.
Klokvormige bloemen met zes bloembladen en zes stuifmeeldraden. Op het eerste gezicht lijkt de plant op een irisachtige, een bloem als een krokus en vrij brede donkergroene en glimmende bladeren. Door de zes stuifmeeldraden behoort de plant echter tot de amaryllisfamilie.
Het verspreidingsgebied loopt via Spanje tot de Kaukasus. De plant komt in Israël in grote hoeveelheden voor.
Merkwaardig is dat deze soort vaak voorkomt in de natuur, vlakbij tuinen of voormalige buitenplaatsen. In Turkije komen alle Sternbergia soorten voor, behalve S. lutea. Ook in oude, Ottomaanse literatuur zou deze vorm niet genoemd worden. De botanicus B. Mathew heeft ooit geopperd dat S. lutea misschien een krachtig groeiende selectie van Sternbergia sicula (uit Sicilië) zou kunnen zijn. Toch heeft hij S. lutea op Kreta zeer beslist in de natuur gevonden, zonder daarbij groeiplaatsen van Sternbergia sicula aan te treffen. Overigens lijkt S. lutea steriel te zijn.
Uit Curtis botanical magazine.
Sternbergia vernalis (Mill.) Gorer & J. H. Harv. (in het voorjaar, in de lente verschijnend) (Sternbergia fischeriana, Roem.) ( Fr. E.L. von Fischer, Duitse botanicus, 1782-1854)
Lijkt veel op lutea maar met grotere en donkerder bloemen. Bladeren komen tegelijk met de bloemen en zijn ongeveer even lang als de bloemstengel.
Donkergele bloemen met langwerpig/elliptische, stompe slippen in februari/maart.
Uit Kaukasus. Is beschreven in 1868.
Planten.
Kalkrijke grond.
Planten in zandige grond op niet te vochtige en goed doorlatende, beschutte en zonnige plaatsen. In augustus 10cm diep planten en wat met turfstrooisel bedekken. Ze moeten enige jaren vast staan voor ze goed bloeien.
Vermeerderen door zaaien en broedbolletjes.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl