Pericallis
Over Pericallis
Luizenplant, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit the botanical magazine, W. Curtis.
Een klein geslacht van 14 soorten die inlands zijn in de Canarische eilanden en Madera.
Kruiden of kleine halfheesters,
Asteraceae, Senecio klasse.
=Pericallis cruenta, Bolle (met bloedkleurige vlekken) (Senecio cruentus, DC. Cineraria cruenta, Mass.)
Wordt als eenjarige kamerplant gekweekt.
Het is de veronderstelde ouder van de bloemistencineraria ‘s.
Uit N. Afrika, Canarische eilanden.
Het is de moederdagplant omdat het met die dag volop in bloei staat en verkocht wordt.
Naam, etymologie.
(a) Pericallis, Grieks peri: rondom, caulis: stengel, rondom de stengel staan vele bladeren. Nauw verwant aan Senecio.
(b) Askruid heet het naar de grijze kleur van de bladeren. (oude naam Cineraria, Latijn cinerarius: as, van cinis: as of stof, zo naar de kleur van de bladeren) Engelse dusty miller, de onderzijde van het blad is asgrauw.
Luizenplant, als het even op de tocht staat zit het gewas vol met luizen.
(d) Duitse Cinerarie. Engelse florist ‘s Cineraria.
Vormen.
Uit kruisingen tussen Pericallis cruenta, met purperen bloemen, x Pericallis lanata Nord. (wollig) en andere soorten zijn talrijke hybriden ontstaan. Pericallis x hybrida Nordenstam.
De eerste kruisingen waren in Engeland in de Britisch Royal Gardens in 1777 en later in Duitsland, Zwitserland en Nederland. De grandiflora, gevulde grootbloemige typen, zijn in Duitsland en Zwitserland gewonnen. Origineel was de hybride bekend als Cineraria x hybrida, maar het geslacht Cineraria omvat nu alleen Z. Afrikaanse soorten, de soorten uit de Canarische eilanden behoren tot het geslacht Pericallis. ‘Senetti, hybriden zijn er in verschillende kleuren.
Ontwikkeling.
Het bloemisten grijskruid is al lang in cultuur. De Canarische eilanden staan al vroeg in de middeleeuwen in verbinding met Europa en wat daar aan mooie gewassen groeit vindt al snel een weg naar de Italiaanse en Franse tuinen. Bij ons kwam de plant vroeger voor in de kassen van de rijken die rariteiten kweekten.
Of de tegenwoordige sterk verbeterde soorten directe afstammelingen van het type zijn of het resultaat van hybridisatie zijn is niet bekend. De ontwikkeling van de tuincineraria ontwikkelde zich al vroeg. Het was in 1777 dat het type vanuit de Canarische eilanden werd geïntroduceerd door Masson. De plant kwam naar de Kew Gardens omstreeks 1839. In het midden van de vorige eeuw zag Vilmorin mogelijkheden in dit gewas. Hij kweekte een potplant die door zijn uitmuntende schoonheid het hart van het bloemenpubliek veroverde. Uit de purperbloeiende stamvorm haalde hij grootbloemige vormen wiens bloemen, buiten geel, alle kleurtonen aangaven. In 1863 doken de eerste soorten met gevulde bloemen op hoewel die niet de schoonheid en kleurenpracht van de enkelbloemige bereikten. De planten van dit ras ontwikkelen zich zeer breed en worden tot een 40cm hoog. Het ‘Weissenseeenras,’ is kleiner van bloem, maar zeer rijk bloeiend in grote en dichte schermen. Voor potcultuur is er de multiflora ’Nana.’. De bloemen zijn kleiner, maar worden in zoծ aantal voortgebracht dat de plant als het ware onder de bloemen bedolven is.
Symbool van altijd helder.
Planten.
Ze houdt niet zo van warmte en droogte, de gevolgen hiervan zie je al gauw in het blad. Een koele, 10-15 graden, lichte plaats is het beste. Ze kunnen ook niet tegen tocht, dan verschijnen er luizen. Geef ze wel voldoende mest.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl