Aquilegia

Over Aquilegia

Akelei, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.

Dit zijn kruidachtige meerjarige kruiden van het noordelijk halfrond.

Ze worden gekweekt vanwege de opvallende hoeveelheid van kleurige en opvallende bloemen in de voorzomer en het delicate blad later in het jaar.

Het geslacht komt een 60-70 soorten voor. Aquilegia

Ranunculaceae, ranonkelfamilie.

Uit; Wikipedia.

Aquilegia bernardii Gren. Naar de Franse botanist Pierre Frederic Bernard, 1749-1825.)

Overblijvende plant.

Dubbel drietallige bladeren.

Blauwe vijfdelige bloemen. Sporen boven de kroonblaadjes zijn dun en licht gebogen. De felgele meeldraden steken buiten de bloem uit.

Uit Corsica. Ancolie de Bernard.

Uit; https://nl.wikipedia.org/wiki/Aquilegia_bertolonii


Aquilegia bertolonii Schott. (naar de Italiaanse botanist Antonio Bertoloni, 1775-1869) Overblijvende plant.

Enkele tot weinig vertakte stengels die bovenaan klierachtig zijn en 50cm lang.

Dubbel drietallige bladeren met een sterk gekartelde bladrand.

De een tot vijf donkerblauw tot violet gekleurde bloemen zijn wat hangend. Sporen boven de kroonblaadjes zijn dun en licht gebogen. De felgele meeldraden steken niet uit de bloem. Uit de Franse en Ligurische Alpen.

Bertoloni columbine. Blauwe akelei.

Uit luirig.altervista.org

=Aquilegia einseleana, F.W. Schultz (Zwitser Arthur Einsele) Onderste bladen zijn dubbel drietallig met kort gesteelde en ingesneden tot gave blaadjes.

Een rotsplant waarvan de stengels boven aan wat klierachtig behaard zijn.

Talrijke mooie en kleine, wat hangende donker purperblauwe bloemen met kelkbladen van 2.5-3cm lang en bloembladen van een cm, de rechte spoor is 1cm lang in juni/juli.

Uit de Apennijnen, wordt 20-45cm hoog.

Kleinblutige Akelei. Einsels columbine, Frans, ancolie d’insele.

Uit commons.wikipedia.org

Aquilegia elegantula, Greene. (sierlijker) De onderste bladen zijn dubben drietallig met smalle en aan de achterkant blauwachtig/groene blaadjes.

Een mooie rotsplant met meestal onbehaarde stengels.

De hangende bloemen zijn 3-3.5cm lang en ruim 1.5cm in doorsnede met scharlakenrode kelkbladen van 1cm lang. gele bloembladen van 1cm lang, scharlaken sporen zijn 2cm lang in mei/juli. Verschilt van A. canadensis door de lagere groeiwijze en kleinere bloemen die meer scharlakenrood zijn.

Uit Colorado, Utah en New Mexico wordt 20-35cm hoog.

Rode akelei, Western red columbine.

Uit www.summagallicana.it

Aquilegia flavescens S. Wats. (geel bloeiend) Onderste bladen zijn dubbel drietallig die aan de achterkant fijn behaard en blauwachtig groen zijn.

Onbehaarde stengels.

Hangende, zachtgele bloemen van 3-3.5cm lang en 3-4cm breed met kelkbladen van 2-2.5cm lang en bloembladen van 1cm met een rechte spoor van 1.5-2cm lang in juni/juli.

Uit Canada, Montana, Utah en Idaho wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1872.

Yellow columbine.

Uit planteoversikt.blogspot.com

Aquilegia grata Maly (van grutus: dankbaar).

De aangename akelei is een meerjarig kruidachtige plant van 30-60cm met een sterke rhizoom.

De loofbladeren zijn drietallig.

In het midden van de volle bladrozet groeien lange stengels waaraan de gespoorde klokvormige bloemen zitten in mei-juli, 3-5cm groot, mauve soms tweekleurig.

Groeit in Midden-Europa.

Angenehme Akelei, Dinarische Malvenfarbige Akelei.

Uit www.terrapin-gardens.com

Aquilegia jonesii, Parryi. (Amerikaanse botanist Marcus Eugene Jones, 1852-1934) Bladeren groeien dicht opeen en zijn dubbel drietallig met ingesneden en aan beide kanten behaarde blaadjes.

Een mooie rotsplant met korte of in het geheel geen stengels.

Rechtopstaande blauwe bloemen staan op behaarde stelen die goed boven het blad uitkomen, kelkbladen zijn 1-2cm lang, bloembladen 5mm lang met een spoor van 1-2cm lang in juni.

Dit is de laagste akelei.

Uit Wyoming, Montana en Canada wordt 10-15cm hoog. Jones columbine.

Uit J. Seboth.

Aquilegia pyrenaica, DC. (uit de Pyreneeën) Kleine, drietallige tot dubbel drietallige blauwachtig/groene onbehaarde bladeren.

Een mooie rotsplant met 1-3 bloemige stengels die bovenaan fijn behaard zijn.

Grote en min of meer hangende donker lila/blauwe bloemen van 1.5-2.5cm lang met 1.5-3.5cm lange kelkbladen en 1cm lange bloembladen, rechte spoor is ongeveer even langs als de bloembladen in juni/juli.

Moet enkele jaren vaststaan voordat de bloei goed op gang komt.

Wordt 10-30cm hoog, is beschreven in 1818.

Pyreneese akelei, Pyreaenakeli. Pyrenean columbine.

Uit watermyflower.eu

Aquilegia transsilvanica, Schur (uit Transsylvanië) Onderste bladen zijn dubbel drietallig met ingesneden onbehaarde blaadjes.

Een rotsplant die veel op glandulosa lijkt maar met een bloemige stengels.

Bloemen hangen iets en zijn licht violet/blauw met 3-4cm lange kelkbladen en 3-3.5cm lange bloembladen, de spoor is 1cm lang en sterk gebogen in juni/juli.

uit het Zevengebergte, wordt 15-30cm hoog, is beschreven in 1892.

2. uit www.bidornuy.co.za

Aquilegia oxysepala, Traut. & Mey. (scherpe meeldraden)

Dit zou een van de eerst bloeiende en een van de mooiste akeleien zijn.

Het is ook een van de laagste vormen.

Bloemen zijn groot in blauw, geel en witte uitvoerin­gen.

Uit Siberië is beschreven 1890. Oriental columbine, grannyճ bonnets.

5. Uit R. Morris.

Aquilegia canadensis, L. (uit Canada) De onderste bladen zijn dubbel drietallig met kleine getande bladeren die aan de achterkant behaard en blauwachtig groen zijn.

Meestal behaarde stengels.

Talrijke hangende bloemen van 3-4cm lang en 2-3cm breed met rode kelkbladen van 2cm lang en saffraangele bloembladen, de scharlaken/rode spoor is ca. 2cm lang in mei/juni, het is de common columbine van Amerika en wordt 30-70cm hoog.

‘Flavescens’ heeft gele bloemen.

‘Phippenii’ heeft zalmkleurige bloemen.

Is al vroeg ingevoerd uit Canada, in 1640 verschij­nen er botanische afbeeldingen van rode bloemen. Dit was een interes­sante kleur, hier kende men alleen blauw of witte.

De plant wordt gebruikt voor tuinen, samen met Amerikaanse soorten. De sporen van Amerikaanse soorten zijn veel groter dan de Europese en bij sommigen wel tot 12cm. De Ameri­kaanse hebben ook een recht spoor, de anderen zijn min of meer gekromd.

Canadese akelei, Canadian of red columbine.

Aquilegia flabellata, Sieb. et Zucc. (waaiervormig) De onderste bladen zijn dubbel drietallig met korte en brede blaadjes en grote, zittende stengelbladen.

Een mooie, vroegbloeiende rotsplant met bovenaan behaarde stengels.

Talrijke hangende bloemen met donkerlila tot purperen kelkbladen van 2.5cm lang, korte witte bloembladen en een korte, gebogen spoor in mei/juni.

Uit Japan wordt 15-25cm hoog. Is beschreven in 1887.

‘Albiflora’ heeft geheel witte bloemen. ‘Ministar’ wordt maar 15cm hoog.

9. uit L. Watson.

Aquilegia vulgaris, L. (vulgair of gewoon) In het voorjaar zijn de zachte bladen mooi als ze half geopend zijn en gemengd met roze/grijs groene glans op de bovenkant. De onderste bladen zijn dubbel drietallig met ingesneden en aan de achterkant blauwachtig/groene behaarde blaadjes.

Opstaand behaarde, bebladerd en veelbloemige stengels.

Talrijke kleine en eerst wat hangende en later min of meer opstaande klokachtige bloemen die in kleur variëren van donkerblauw tot violet met kelkbladen van 2-2.5cm lang, de 5 trechtervormige kroonblaadjes lopen uit in een buisvormige spoor. De bloem wordt door hommels bestoven in juni.

Uit de inheemse vorm zijn in de loop der tijd talloze tuinsoorten ontstaan ook gevulde, verder blauwe, witte, roze en rode.

Uit Europa en Alpen wordt 60-100cm hoog. Oorspronkelijk groeit de plant in de wouden van Duitsland en op enkele plaatsen in Nederland, vooral op kalkgronden, in N. Duitsland ontbreekt ze. De bospaden zijn blauw van akelei.

Nivea’ is zuiver wit.

Nivea Grandiflora’ is een grote witte uitvoering van de vorige.

‘Multiplex’, is gevuld.

‘Stellata’, heeft bloemen zonder spoor en is dus geen akelei meer.

(Dodonaeus) ‘De verschillen van de akeleien wordt van Lobel in deze navolgende geslachten begrepen.

1. Gewone of blauwe akeleien, in het Latijn Aquileia of Aquilina flore caeruleo. 2. Rode akeleien, dat is Aquileia flore rubro. 3. Dubbele akeleien met bloemen van verschillende kleuren, Aquileia flore variegato duplici. 4. Dubbele averechte gespikkelde akeleien, Aquileia flore inverso variegato. 5. Dubbele blauwe akeleien. 6. Dubbele averrechte akeleien met witte bloemen die niet verschillen van de ander dan dat de bloemen omgekeerd staan. 7. Groene onwettige akeleien, in het Latijn Aquilegia degener. Andere voegen daarbij Aquilegia alba, Aquilegia carnei coloris, Aquilegia albo-caerulea en meer andere te lang om te verhalen en boven enigszins vermaand zijn.

Roosakeleien zijn van Clusius beschreven en van hem eerst gezien te Leiden in de hof van de edele zeer geleerde jonker Jan van Hogelande en van hem Aquilina pleno roseo flore genoemd. De bloemen van dit gewas zijn van gedaante een dubbele roos enigszins gelijk en staan open en zijn van platte gesnipperde blaadjes gemaakt en van negen of tien lagen die regelmatig op elkaar liggen als roosjes of dikke lobben verzameld waar in het midden sommige draadjes met horentjes voort komen die daarna vol van zwart blinkend helder zaad worden zoals men in de andere soorten ziet, soms hebben ze kromme horentjes in het midden van de bloemen en zijn rondom met platte blaadjes omringd en ze zijn gewoonlijk blauw, rood, wit, vleeskleurig, askleurig en purperkleurig, soms ook van meer andere kleuren , te lang om te verhalen. Men zou deze Aquilina degener mogen noemen omdat de bloemen plat zijn en niet van horentjes of kromme trompetjes gemaakt zijn. Doch men zal ze beter roosakeleien noemen al is het dat de bloembladeren regelmatiger gevoegd zijn dan in de dubbele rozen’.

De gekweekte vormen die bekend zijn als lang sporige akeleien, de Engelse long spurred columbine, zijn ontstaan uit kruisingen van Aquilegia caerulea x Aquilegia chrysantha, Aquilegia sibirica, Aquilegia tructata, Aquilegia haylodgensis, Aquilegia jeaschkanii en mogelijk nog andere soorten.

Het zijn prachtige borderplanten met zeer sierlijke en grote, zeer lang gespoorde bloemen.

Stevige, opstaande stengels.

Groene tot blauwachtige bladeren waarvan de ondersten vaak dubbel drietallig zijn en de bovenste drietallig.

De opstaande bloemen variëren in alle tinten van steen/blauw tot diep nachtbruin, vrijwel elke kleur is aanwezig en in sommige soorten zelfs met twee verschillende tinten in juni/augustus.

Door selectie zijn hieruit verschillende vormen ontstaan die uitblinken door een bepaalde kleurcombinatie of door grotere of langer gespoorde bloemen.

Elk zaaisel brengt weer variaties.

Vormen.

‘Crimson Star’, is rood met wit.

Arends uit Duitsland kwam met ‘Helenae’, in diepblauw.

‘Hensol Harebell’, heeft klokjesblauw.

Mrs. Scott Elliot ՠis gemengd.

‘Rosakonigin’, is roze met wit.

‘Silver Queen’, is zuiver wit tot roomwit.

Aquilegia leptoceras var. chrysantha uit Curtis botanical magazine.

Naam.

Een behoorlijk aantal poëtische namen als wel wetenschappelijke komt het gewasje toe.

(Dodonaeus) (a) ‘De nieuwe kruidbeschrijvers hebben dit kruid

Aquileia en Aquilina genoemd op het Latijns, dan hier te lande noemt men het akeleyen, in Hoogduitsland Agley en Ageley, in Frankrijk ancoiles of ancolye.’.

Duits die Akelei, als Agleia, Ackeleia, Acoleia of Agleia werd het bij H. Hildegard opgevoerd, Agleyblumen bij Bock oud-Hoogduits, sinds de 10de eeuw, heet het Agaleia en Ag(e)leia, in midden-Nederlands was het acolie in 1294 (uit Frans ancolie) en nu akelei of akolei, in Deens akeleie en in Zweeds sinds 1538 akleja, Frans lՠancolie, ancolie commune, Italiaans acquilezia. Deze namen zijn ontleend aan midden-Latijn aquileja dat mogelijk tot aquila: adelaar, behoort. De opvallende en met een haak inwaarts gekromde spoor van de versierde honigbladen herinnert aan de klauwen van een adelaar. A. Magnus zegt dat het genoemd is omdat het voortkomt in de tijd dat de adelaars hun nesten bouwen. De naam kan ook afgeleid worden van Latijns aqua: water, en Latijn legere: lezen of verzamelen, een waterverzamelaar wat betrekking heeft op de bloemkroon waarin regen kan worden opgevangen. Esther Gallwitz wijst erop dat de plant voor het eerst door Hildegard van Bingen genoemd werd en de Oudhoogduitse namen ‘aglaia’ of agleya’, gebruikte. Die stammen van de Indo-Germaanse betekenis ‘ak’ af dat spits of scherp betekent. Pas Albertus Magnus gebruikte daaruit het woord ‘aquila’.

Dodonaeus (b) ‘De gewoonste soort van dit kruid met enkele bloemen mag enkele akeleien genoemd worden, in het Latijn Aquileia flore simplici en de andere noemt men dubbele akeleien, in het Latijn Aquileia flore multiplici. Sommige noemen dit kruid in het Hoogduits ook wel Tyriacks-kraut, (teriakkruid) andere noemen het Pothos van de ouders, andere Lenontostome, andere Leo herba, andere Jovis Flos of Dios anthos waaronder Dalecampus schijnt te wezen. De Italianen noemen het celidonia niezana of celidonia salvatica, in het Latijn Chelidonia media, al of men midden of wilde Chelidonia zei en de zeer geleerde Hadrianus Junius houdt het vast voor een medesoort van Chelidonia of stinkende gouwe en noemt ze Lituaris naar de trompetvormige bloemen. Het wordt niet alleen Aquilegia, maar ook Cantabrica genoemd en Columbina (zodat in Engeland ook genoemd wordt) omdat de bloemen van kleur wat op de duivenhalzen schijnen te lijken. ‘

Lobel vermeldde het in 1570 als Britse plant, zo heeft het daar ook vogelnamen als hawk’s feet. De ongetwijfeld zeer oude naam columbine is gebaseerd op het oud-Franse columbine en dit van middeleeuws Latijn columbina (herba): een duifachtig kruid, naar de gelijkenis in de bloemen of mogelijk naar zijn kleur, of naar de bloem die op een nest duiven lijkt. De Keltische lus a cholamain heeft dezelfde betekenis. Culver foot, in Saksisch betekent culfre een duif. Duits Taubenblume, Tauberln of Fnf Vgerl.

(c) Het werd ook Herba Leonis of Herba Leo genoemd of het kruid waarin de leeuw zich verheerlijkt.

Wrijf je columbine op je hand dan had je leeuwenmoed, het zou in middeleeuwen het voedsel geweest zijn van leeuwen. De bron hiervan was waarschijnlijk dat duiven de heilige vogels waren van de liefdesgodin Aphrodite. Haar Phoenische tegenhangster Astarte was geassocieerd met leeuwen.

(d) Verder Wilde Glockenblume, Glockastock, Glockenmodl, Rossglocken, Handschuh, zie Campanula, en Narrenkappe, zie Aconitum. Zwitsers Chapizinerchappa, Fose, Franzos, Choggli, Hoselassli, Marunggeli, Manselblueme, Narre-, Pfaffe-Chappa, Plumphosa, Schlotterhosa, Schwyzerhose, Tinteglogge. De volksmond noemt de akelei ook Elfenhandschuhҍ en FrauenhandschuhҬ’en ook Kapuzinerhtli oder Pfaffenkpple’. Op de toegeschreven liefde bevorderende eigenschappen spelen de betekenissen ‘Venuswagen’ en in Zwitserland de gebruikelijke naam Schlotterhose’. aan. Een andere naam, namelijk Agelblume, gebruikten de adellijk zusterschap van de Agelbume in Koningsberg, Beieren, die nog voor de reformatie bestond. Daarbij stond de akelei voor bescheidenheid waar de zusters door de Agelblume aan herinnerd zouden worden.

Frans fleur de parfait amour, Italiaans perfetto amor (trouwe liefde) de prachtige bloem, Frans manteau royal: koningsmantel. Spaans pijarilla.

De Midden Nederlandse vorm acolie is aan oud Frans (Frans ancolie) ontleend.

Historie.

Terwijl de Griekse en Romeinse artsen van de oudheid de plant niet vermeldden en bij hen waarschijnlijk niet bekend was gold ze in Middeleeuws Europa tot de bekende geneesmiddelen. Als eerste vermeldt Hildegard van Bingen de akelei als geneesplant. Terwijl tegenwoordig de kruidenboeken voor het gebruik waarschuwen als giftige plant, schrijft Tabernaemontanus in zijn in 1588 verschenen New Kreuterbuch: ‘Wiewohl nun dieses Gewchs bey unsern Medicis sehr wenig oder gar nicht im Gebrauch/ so ist doch rathsamer dass es auch vor anderen frembden Gewchsen seinen Platz in der Apotheken habe / sintemal es ein ntzliches und heylsames Kraut ist/ und beyde jnnerlich und eusserlich ... sehr ntzlich zu gebrauchen’. Als innerlijk gebruik beveelt hij het aan als middel tegen potentieverstoring. In 1606 verscheen een medisch werk werk ‘Horn des heyls Menschlicher Blodigkeit oder Kreutterbuch nach rechter Art der Himmlischen Einflieungenլ dat geschreven werd door Philomusum Anonymum die al 273 gebruiksmogelijkheden van de akelei beschreef. Alle delen van de plant werden als geneesmiddel tegen scheurbuik en geelzucht, bij lever en galziektes en maagziektes gebruikt. Het scherpe sap van de bladeren zou wonden helen en men geloofde dat de plant jonge paren voor toverij behoedde.

In de volksmedicijn werd ze hier en daar gebruikt. Typische gebruiken waren menstruatie moeilijkheden, oogziektes, hals en ademhalingsontstekingen en galziektes.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘In Spanje plegen diegene die met de steen in de nieren gekweld zijn een stukje van de wortel van akelei ‘s morgens te kauwen en vinden daar baat in.

De wortel in wijn gekookt en gedronken geneest de breuken en is goed diegene die gekrompen of ineen getrokken leden of zenuwen hebben en is ook goed de engborstige en waterzuchtige mensen. Dezelfde wortel geneest alle ongesteldheid van het bloed en is goed tegen alle inwendige gebreken van het lichaam. Het water van akeleibloemen gedistilleerd is goed in dezelfde gebreken en versterkt het hart als iemand in onmacht gevallen is en geneest de inwendige zeren of zweren van het lichaam en verzoet alle innerlijke pijnen of smarten en bovendien verdrijft alle vergif dat men in het lichaam zou mogen genomen hebben.

Het sap van de bladeren en van de bloemen van de akeleien geneest de wonden wat hieruit merkelijk genoeg blijken kan (zo de hooggeleerde Castor Durante in zijn Italiaanse kruidboek aantoont) dat deze wortel met stukken vlees gekookt die wederom aaneen hecht en verzamelt al of het maar een stuk is zoals men aan de wortels van weegbree en haar medesoorten en aan de waalwortel ook plag te zien.

Dit kruid of de wortel ervan bij een pessarium gedaan om vanonder in te steken verwekt de maandstonden van de vrouwen en jaagt uit de dode vrucht.

Tegen de onzuiverheid en schurft en schilfers van het hoofd gebruikt men zeer nuttig het sap van dit kruid dat met azijn vermengd is als men dat hoofd eerst met zout water gewassen heeft. Men vindt nauwelijks een ander beter middel om de schurft en onzuiverheid van de huid te genezen dan dit sap of de witte wijn daar deze wortels in gekookt zijn geweest als men de huid daarmee wast en er doekjes op legt die in dat sap, wijn of gekookte water nat of vochtig gemaakt zijn.

Hetzelfde sap in de neusgaten gegoten of de mond daarmee gespoeld geneest de zeren en lopende gaten die binnen de mond zijn.

Lobel schrijft dat hetzelfde zaad van de gewone en slechte vrouwen veel gebruikt wordt om de sproeten en vlekken van het aanzicht te verdrijven.’

Van de wilde akelei zouden de jonge spruiten in het voorjaar, als ze als asperges bereid worden, gegeten kunnen worden. Toch zijn ze giftig, het blad werkt narcotisch en bevat blauwzuurverbindingen. Linnaeus heeft gezegd dat er kinderen van gestorven zijn die het gegeten hadden. Het is wel zeer bitter. Wortel, blad en bloem werden gebruikt tegen scheurbuik, geelzucht en gelijke ziektes. Uit de bloemen bereidde men een hartversterkende thee.

Symbool.

De sprookjesachtige akeleien die zo sierlijk en teer zijn.

De eigenaardige gevormde bloemen hebben gekleurde kelkbladen, de bloembladen zijn trechtervormig vergroeid met langere of kortere sporen.

Elke bloem heeft 5 kleine holle horens en kleine bladen die omhoog staan als een klein vogeltje. In de heraldiek heeft het de vorm van een klokje en wordt met de steel naar boven toe afgebeeld. In de taal der bloemen verbeeldt de akelei de dwaasheid omdat het bloempje op de kap en bellen van de hofnar lijkt. Symbool van narren.

Goethe zegt van zijn kleine fruhling;

‘Schon erhebt sich der Agley, und senkt das Kopfchen herunter

Ist das Gefuhl? oder istճ Mutwill? Ihr ratet es nicht’.

Ook het symbool van ongeluk in de liefde of huwelijk vanwege de horentjes, vergelijk het spreekwoord; Ԥe hoorns op hebbenծ Akelei zou een ondankbare bloem zijn, symbool van afgewezen minnaars.

‘There’s fennel for you, and columbines’, Hamlet 4, 180. De bloemen in Ophelia’s hand en in haar dwalende geest kunnen verbonden worden als een associatie met zekere menselijke kwaliteiten. Ze werden verbonden met trouweloze geliefden en zo was venkel het symbool van vleierij en columbine van ondankbaarheid.

Een purperen akelei, een koninklijke kleur, duidt op vastbeslotenheid.

Een rode akelei, rood is de kleur van bloed, is echter het symbool van angst en trillen.

Columbine is het badge van het House of Lancaster en ook van de Derby familie.

De langsporige blauwe akelei spreekt tot de mensen van Colorado over blauwe luchten en besneeuwde bergtoppen en het goud dat de zendelingen meebrachten. Een staatsbloem sinds 1858. Geadopteerd pas in 1899.

Men heeft voorgesteld om de akelei tot nationale bloem van Amerika te maken want zijn gewone naam suggereert Columbus en Columbia, kan in vrijwel elke tuin van uit zaad opgroeien en is inlands in vrijwel alle staten.

Sage.

Er was eens een prinsesje dat door haar vader ten huwelijk werd gegeven aan de prins van Lombardije. Die prins stond slecht bekend, maar ja, hoe ging dat vroeger, een goede partij, het huwelijk ging gewoon door. Misschien was ze in het begin wel gelukkig maar al gauw had ze geen leven meer. Ze sloot zich op en wist zich goed te houden en bleef haar best doen om samen toch wat van het leven te maken. Het hielp niets, de prins bleef wreed en men zei dat ze haar man moest verlaten. Kennissen haalden een tovenaar en vroegen hem om de prins weg te halen zonder te doden. De tovenaar stelde voor om hem in een bloem te veranderen. Dit lokte een protest uit, ‘jij verdient het niet om een mooie bloem te worden’, zeiden ze. ‘Dan zal ik de bloem horentjes geven en geen zoete geur’, zei de tovenaar ‘zodat niemand van hem zal houden’. Zo werd de prins veranderd in een akelei, de bloem met horens. Toen dat aan de prinses werd verteld huilde ze en verzorgde de plant en haar tranen raakten de horentjes. Die werden tot fijne lange sporen en in plaats dat niemand van de bloem houdt planten we ze nu in de tuin.

9. uit commons.wikimedia.org

Aquilegia atrata, Koch. (donker zwart) is de donkere akelei, donkerpurper tot vrijwel zwart met daarin de gouden meeldraden.

Groeit in de Alpen, 20-60cm.

Donkere akelei, Narrakappa of Glogga in St. Gallen, Schwarzviolette Akelei, Dunkle Akelei, Aglije, Blaue Glocken, Glockenblume, Gluckl, Glggli, Handschuh, Hoseltzli, Kapuzinerchappe, Kessel, Narrenkappen, Rotzglocken, Schlotterhose, Schwizerhose, Teufelsglocken, Tintenbluem, Tintenglogge, Truerbliemli, Zigeunerglocken en Zuckerglocken, Engels dark columbine, Frans ancolie noiratre.

Aquilegia formosa, Fisch. (mooi bloeiend) De onderste bladen zijn dubbel drietallig met behaarde achterkant.

Van deze mooie plant zijn de stengels bovenaan meestal klierachtig behaard.

Hangende bloemen van 3.5-4cm lang en 5cm breed met rode kelkbladen en 2.5cm lange heldergele bloembladen, de rechte spoor is iets korter dan de bloembladen in juni/juli.

Uit Alaska en Z. Siberië, Kamtsjatka en van Nevada tot Californië, wordt 40-90cm hoog, is beschreven in 1822.

Crimson columbine. Karmesinrote Akelei.

12. Uit A. Gand.

=Aquilegia skinneri, Hook. (G. Ure Skinner, 1804-1867, Engels koopman en plantenliefhebber)

De onderste bladen zijn lang gesteeld en driemaal drietallig met smalle, aan de achterkant behaarde blaadjes.

Talrijke hangende, grote oranjerode bloemen van 5.5-7cm lang en 3.5-4.5cm breed, kelkbladen zijn groenachtig/geel en 2-2.5cm lang.

Uit Guatemala, Mexico, was hier al in 1841 en wordt 60-90cm hoog.


3. Uit L. van Houtte.

Aquilegia chrysantha, Gray. (met goudgele bloemen) Onderste bladen zijn driemaal drietallig met smalle, aan de achterkant behaarde en wat blauwachtige blaadjes.

Mooie borderplant met boven aan wat behaarde en sterk vertakte stengels.

De hele bloem is mooi licht goud/geel van kleur, bloembladen zijn 1-2cm lang en kelkbladen van 3-3.5cm lang, de 5-7cm lange sporen steken duidelijk uit in juni/juli.

Uit Colorado, Arizona, New Mexico en Californië, arriveerde in 1873 en wordt 75-100cm hoog.

Golden columbine. Goldakelei, gele akelei.

14. uit www.fs.fed.us

Aquilegia longissima, Gray. (het langst) Drie maal drietallige bladeren met diep gelobde blaadjes.

Rechtopstaande, licht gele bloemen met kelkbladen van 2.5cm lang en bloembladen van 1.5-2cm lang met een bijzonder lange, draadvormige, hangende spoor van wel 10cm lang in juni/augustus.

Uit Texas en N. Mexico wordt 70-90cm hoog, is beschreven in 1888.

Longspur columbine.

15. Uit Curtis botanical magazine.

Aquilegia caerulea, James. (hemelsblauw) De onderste bladen zijn dubbel drietallig met grote onbehaarde en aan de achterkant blauwachtige blaadjes.

Stevig opstaande soort met bovenaan behaarde stengels.

Opstaande bloemen van ca. 6cm breed en 6-8cm lang met donker purper/blauwe kelkbladen van 3-4cm lang, de witte bloembladen zijn veel korter, de lichtblauwe spoor is 3.5-4.5cm lang, soms wat gebogen en naar buiten gericht in mei/juni.

Uit Colorado tot Montana, Wyoming en Utah is een ruime halve meter lange plant. Is beschreven in 1864.

‘Kristall’, is dus wit.

Colorado blue spur columbine is de staatsbloem van Colorado.

16. Uit O. Thome, www.BioLib.de

Aquilegia alpina, L. (uit de Alpen) Onderste bladen zijn dubben drietallig met zittende, ingesneden blaadjes.

Een zeer mooie rotsplant met opstaande en bovenaan behaarde stengels.

Heeft de grootste bloemen van de Europese soorten. Hangende bloemen die prachtig blauw van kleur zijn, kelkbladen zijn 3.5-4.5cm lang, bloembladen ruim 1cm lang, de zwak gebogen spoor is 1cm lang met wat latere bloei, juni/augustus.

De alpine akelei groeit op kalkrijke gronden van het noordelijk Apennijnengebergte op een hoogte van 19-2500m. Wordt 30-45cm hoog.

Werd in 1671 door Bauhin beschreven als Aquilegia montana magno flore.

Alpenakelei, Duits Alpen-Akelei, Engels Alpine columbine, Frans ancolie des Alpes.

Aquilegia glandulosa, Fisch. (met klieren bezet)

De Siberische columbine is een mooie border en rotsplant met 1-3bloemige stengels die bovenaan behaard zijn.

Onderste bladen zijn dubbel drietallig met smalle ingesneden en aan de achterkant behaarde blaadjes.

Grote hangende lila/blauwe bloemen met een korte gebogen spoor in mei/juni.

Uit Altaj en Siberië, wordt 30-45cm hoog. Is beschreven in 1882. Siberian columbine.

Planten.

De akelei behoort tot de mooiste en meest gekweekte tuinplanten. In schoonheid en botanisch interesse passeert geen geslacht van deze familie de akelei. De attractieve vormen en rijke variaties in kleur komen goed uit als ze geassocieerd worden met Hemerocallis, Siberische iris, Thalictrum, Polygonatum, Spiraea filipendula en wilde varens. In schaduwzijde met blauwe Lupines, Campanula persifolia, Iris germanica, Iris pallida, Trollius. Voor rotswerk kan Aquilegia alpina, Aquilegia stuartii en Aquilegia flabellata geplant worden.

Zaaien in februari of juni bij 15 graden. Zaad komt onregelmatig op.

De soorten komen echt uit zaad terug, mits dit geoogst is van planten die niet in de buurt van andere soorten hebben gestaan. Akeleien kruisen gemakkelijk waardoor je dus zelden zaad krijgt van de soort. Scheuren gaat vrij moeilijk, het beste is dit nog in de herfst te doen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl