Taraxacum

Over Taraxacum

Paardenbloem, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Lage en bijna of geheel stengelloze kruiden van de koude en gematigde streken, meestal uit het noordelijk halfrond.

Ze vallen op door de grote veelbloemige lintjes in het gele bloemhoofd. De bloemhoofdjes zijn alleenstaand op naakte en holle stengels.

De planten zijn zeer variabel waardoor er diverse meningen zijn over het aantal soorten Bentham & Hooker bepalen het aantal op 6, anderen komen tot 25, 60 of meer. Ze worden wel verdeeld in secties en daar worden een 2000 soorten in verdeeld. Dan zijn er in Nederland een 200 soorten.

Asteraceae, Cichorium klasse.

Taraxacum officinale, Weber. (geneeskrachtig) De bladen komen allen uit de wortel en zijn geveerd met de lobben naar achteren wijzend. Bloemstengels zijn hol, glad en bladloos met op de top een alleen staande gele bloem.

Paardenbloem is een algemeen (on)kruid.

We stellen ons fijn verdeeld blad voor met een hoeveelheid geel, gevolgd door een vrucht van elfachtige lichtheid.

Een plant die overal voorkomt. De blaadjes staan in een gouden krans als een gouden hoofd om de zon.

Het gewas bloeit in april en kan dan hele velden geel kleuren. De bloem wordt met zonnig weer om 7 uur wakker en sluit tegen 16.00 uur, met donker weer blijft het gesloten. Deze samengesteldbloemige kan uit meer dan 150 lintbloemen bestaan.

De bolronde vruchtvorm bestaat uit bruine vruchtjes die met een zweefinrichting of paraplu zijn voorzien. De pluisjes worden door de wind verstoven of als spelletje door de kinderen gebruikt die de pluisjes eraf blazen. De zaadpluisje dwarrelen, schommelen en toeren elk jaar weer. De pluisjes die hoog opstijgen, uitgebalanceerd door de eronder hangende zaad­jes, welven als een zonnescherm van gaas wiens stralen door het allerfijnste dons verbonden zijn. Zo teer is het hoofdje dat als het door een regendruppel getroffen wordt uit elkaar geslagen kan worden. Daarom wordt er met slecht weer niet gevlogen.

Groeit in Eurazië, koelere gebieden van het N. Halfrond.

Is er in vele vormen en soorten die moeilijk te onderscheiden zijn. er zijn wel 250 micro soorten bekend die aangeduid worden als T. officinale agg. G.H.Weber ex F.H. Wigg.) en samengevoegd in: sectie Taraxacum.

Taraxacum sect. Australasica Kirschner, Scarlett & Štěpánek.

Taraxacum sect. Biennia R. Doll. Taraxacum. sect. Borea Sahlin ex A.J. Richards.

Taraxacum sect. Borysthenica Kirschner & Štěpánek.

Taraxacum sect. Celtica A.J.Richards: Moor-Löwenzahn; Taraxacum duplidentifrons, Taraxacum Gelertii.

Taraxacum sect. Ceratophora (Hand-Mazz) A.P. Khorkhr.

Taraxacum sect. Confusa Kirschner & Štěpánek. Taraxacum sect. Erythrosperma: Schwielen-Löwenzahn, Geschlitztblättriger Löwenzahn, Schlesischer Löwenzahn, Gedrehtlappiger Löwenzahn, Ungleichzähniger Löwenzahn; Taraxacum brachyglossum, Taraxacum disseminatum, Taraxacum divulsum, Taraxacum lacistophylloides, Taraxacum lacistophyllum, Taraxacum magnolevigatum, Taraxacum parvilobum, Taraxacum proximum, Taraxacum rubicundum, Taraxacum scanicum, Taraxacum silesiacum, Taraxacum tanyolobum, Taraxacum tenuilobum, Taraxacum tortilobum.

Taraxacum sect. Hamata H.Øllg.: Haken-Löwenzahn; Taraxacum Hamatiforme.

Taraxacum sect. Mongolica (Dahlst) R.Doll: Taraxacum albidum.

Taraxacum sect. Palustria Dahlst.: Sumpf-Löwenzahn; Taraxacum palustre agg., Taraxacum anserinum, Taraxacum balticiforme, Taraxacum bavaricum, Taraxacum heleonastes, Taraxacum hollandicum, Taraxacum madidum, Taraxacum multilepis, Taraxacum turfosum.

Taraxacum sect. Ruderalia Kirschner, H. Ollg & Štěpánek: gewone paardenbloem, Hakenlappiger Löwenzahn, Strenger Löwenzahn; Taraxacum officinale agg., Taraxacum acervatulum, Taraxacum acrophorum, Taraxacum adiantifrons, Taraxacum aequilobum, Taraxacum aganophytum, Taraxacum alatum, Taraxacum amplum, Taraxacum ancistrolobum, Taraxacum baeckiiforme, Taraxacum borgvallii, Taraxacum brevisectoides, Taraxacum caloschistoides, Taraxacum canoviride, Taraxacum concinnum, Taraxacum demotes, Taraxacum ekmanii, Taraxacum exsertiforme, Taraxacum fasciatum, Taraxacum guttigestans, Taraxacum haematicum, Taraxacum hepaticum, Taraxacum lacinulatum, Taraxacum longisquameum, Taraxacum mimulum, Taraxacum oblongatum, Taraxacum oinopolepis, Taraxacum oxyrhinum, Taraxacum pallescentiforme, Taraxacum paradoxachrum, Taraxacum. paucijugum, Taraxacum pectinatiforme, Taraxacum perfissum, Taraxacum plicatiangulatum, Taraxacum porrigens, Taraxacum. procerum, Taraxacum pulchrifolium, Taraxacum quadrangulum, Taraxacum sahlinii, Taraxacum selenoides, Taraxacum severum, Taraxacum sphenolobum, Taraxacum subcanescens, Taraxacum subgentiliforme

Naam, etymologie.

Het is het kruid met de meeste inlandse namen.

(Dodonaeus) ‘Al deze kruiden moeten de naam cichorei of cichoreiachtige kruiden voeren, in het Latijn en Grieks Cichoreacea en Cichoriode en onder de moeskruiden gerekend worden onder welk geslacht Theophrastus in zijn 7de boek het Cichorion of Cichore omvat, dat is de gewone cichorei en de Aphace, de Chondrylla, (in sommige boeken staat kwalijk geschreven Andryala of Chondras) Hypochoeris en Erigeron die allen omdat ze wat lijken op cichorei van gedaante daarom Cichoriode of cichoreiachtige kruiden genoemd worden, als dezelfde Theophrastus betuigt’.

Dodonaeus ‘De eerste soort heet hier te lande meest papen-cruydt, in Hoogduitsland ook Pfaffenbladt, Pfaffenrohrlin’.

Monnikenhoofd, Monchsblume, -blatten, -haupt, Papenplatte, Pfaffenblatt bij Bock en Pfaffenohrlin, popenblume. In de middeleeuws monnikentijd, al voor de 14de eeuw, werd de plant wel caput monachi genoemd ofwel monnikenhoofd, Frans couronne de moine, Engels priest’s crown. Dat is wat er overblijft nadat het pluis eraf is gewaaid, papenkruid. Door de hielafdruk van de zaden lijkt de ronde kop geheel bedekt te zijn met putten, zodat de ronde kop de vorm heeft van een ouderwetse speldenkussen.

Dodonaeus Het heet hier te lande ook kancker-bloemen’.

Heelt ziektes, canckerblomme, Engels cankerwort, van Beverwijck geeft aan dat deze plant vooral gebruikt wordt tegen kanker, keelcruyt of Duits Apostemenkraut, Augenwurz, Augenwurzel bij Bock.

Dodonaeus ‘Ook heet het wel hondts-roosen en ook schorft-bloemen’.

Dodonaeus ‘Ook peerts-bloemen, in Hoogduitsland Roszkraut’.

Paardenbloem, Friese hijnstebloem, Duits Pardeblome, Peerblom, Zwitsers Rossbluem, Engelse horse gowan, omdat het graag door paarden wordt gegeten waardoor Hypochaeris, het biggenkruid, wel veulenbloem genoemd wordt omdat die gaat bloeien als de paardenbloem is uitgebloeid. De paardenbloem groeit echter niet op zeer natte plaatsen. Andere dieren als weideplant, Gemeine Kuhblume, Zwitsers Chueblume, Stierblume, Schafchenblume in Holland, Kuhschisser, verder Gansezunge, Hundewurtel, Hundsblume, Hunneblume, Krodnbleaml, Zwitsers Chrotteboschen, ook Butterblume, Schmalzblume, Duvelsblume, Eierpitschel, Eierstude, Eierpoch, Bammbusch, Bombeiwel, Hardockan, Kachlkraut, Krassenblumen, de vorm, Pumperblume, Pfegger, Rerlkraut, Seichbluem bij maaiers, Weihefettig, Zwitsers Buggele, Datsche, Lusblume, Saustock, Weihefake

Dodonaeus (f) ‘In Hoogduitsland heet het ook Lewenzahn, in Frankrijk dent de lyon, in Spanje diente de leon, de Italianen dente di cane, de Engelse dent de lyon. Wij noemen het in het Latijn Dens Leonis’.

Het bezit een bladrozet die dieper of minder diep ingesneden kan zijn, al naar gelang zijn standplaats. De bladeren zijn scherp en ver ingesneden zodat de slippen aan de scheurkies van de leeuw doen denken, vandaar leeuwentand, Lowezahn of in midden-Hoogduits Lewenzan, nu Löwenzahn. Ter verklaring zegt Bock in 1546: “der bletter halben mit den spisen zehnen”. Het midden-Latijns dens leonis volgt het midden-Engels dent-de-lyoun of dawndelyoun dat uit Frans dent de lion stamt sinds 1400. Dent de lion werd tot het Engelse dandelion, de Spaanse diente de leon en Italiaans dente di lieone. Mogelijk is er ook astrologisch verband, de paardenbloem straalt als de zon en het teken van de zon is de leeuw. In ieder geval lijken de bladeren op de trotse tanden van een heraldische leeuw. Door de sterke medische kracht is het kruid even sterk en krachtig als een leeuwentand. De plant is als een nobel beest van de zon en staart naar ons op en we volgen het, elk bloem is als een klein zonnetje.

Dodonaeus ‘In Frankrijk heet het pisse en lict of pissenlit, in onze taal pisse-bedde of pisse-bloeme, urijn-cruydt, de Italianen noemen het ook pescia al letto of met een bedorven naam pisso en a letto zei, in het Latijn Urinaria of Urinaria Lobelij. Maar dit kruid stopt de kamergang en opent de darmadertjes en daardoor komt er meer plas in de blaas gezonken dan de jonge kinderen wel machtig zijn in te houden en vooral als ze slapen waarom dat ze daardoor onwetens en tegen hun wil in het bed pissen en om die oorzaak wordt dit kruid pissenbedde genoemd’.

Vanwege zijn plas werking in Duits Bettpisser, -brunzer, Bettseicher, Bettschisser, Bissangli, uit Frans pisse a lit, Culpeper noemt de plant als een kruid onder Jupiter. Hij noemt de dandelion ook wel piss-a-beds. Door de Fran­sen werd het pissenlit of pisse en lit genoemd omdat het de pis verdrijft, Engels heeft pissabed al in 1536, dit is mogelijk afgeleid van ons pisse-bed, pis in ‘t bed, pissebloem, Duits Piszblume en nog in het begin van deze eeuw heette de plant in Vlaanderen paarde- pissebloem. Ook de naam pissebed heeft hiermee verband.

De pissebed zou zo heten omdat die in een nat geplast bed zou voorkomen. Vooral als we bedenken dat de ma­trassen van vroeger uit plantaardig materiaal bestonden.

De naam stamt echter uit het medische gebruik. “Pissebed (1596): ‘bed waterend kind’ en ‘schaaldier,’” het is waarschijnlijk een vertaling van het Franse pissenlit. Als naam voor de paardenbloem zien we het verschijnen bij Plantijn in 1573. In de volksgeneeskunde golden dier en paardenbloem als pisafdrijvend middel. Engels pissabeds, piscialletto in Italië.

Om te proberen. Salade de pissenlit wordt gemaakt van jonge en zachte bladeren met een lichte dressing van olijvenolie en een snufje lemon sap, gegarneerd met een licht snuifje bieslook, peterselie en geserveerd met Borago.

Dodonaeus ‘Dan Leonarth Fuchsius meent dat het de Hedypnois van Plinius zou mogen wezen daar hij in het 8ste kapittel van zijn 20ste boek van spreekt en zegt dat het een wilde soort van cichorei met bredere bladeren is, dan dezelfde zegt ook dat het Taraxacon is. Maar het Taraxacon, zoals Avicenna schrijft in het 692ste kapittel, is de tamme cichorei of andijvie zoals Serapio er ook van betuigt in zijn 143ste kapittel wanneer hij de krachten van het Taraxacon uit Paulus Aegineta verhaalt en al hetzelfde ervan schrijft dat de voor beschreven Paulus van de Seris of andijvie gezegd heeft. Het wordt in het Latijn ook Cichorium acaulon en Taraxacon officinarum genoemd’.

Het woord Taraxacum komt van tarasso of taraxis: in beroering brengen of diarree, akeomai: ik genees, het is een verwijzing naar zijn medicinale eigenschappen.

Bij een oogziekte, die in de middeleeuwen door de artsen taraxis genoemd werd, werd het melksap van deze plant gebruikt.

Het woord kan ook afgeleid zijn van het Arabische tarakhchakon: een plant met gele (volgens anderen blauwe bloemen, de naam waarmee de Arabieren een blauw bloeiende cichoriumsoort aanduiden) bloemen die tegen een oogziekte gebruikt werd. Het Perzisch tarkhasqun heeft dezelfde betekenis.

Dodonaeus ‘Sommige nieuwe kruidbeschrijvers noemen dit kruid ook Rostrum porcinum met welke naam Guilhelmus Placentinus de cichorei genoemd heeft’.

Sauschnabel, Saustock, Saublume, Saubleaml, Engels swine’s snout.

Dodonaeus (j) ‘De gewoonste of eerste soort van kankerbloemen heeft behalve de voor vermelde noch deze namen, te weten in het Hoogduits Rorlinkraut als of men pijpjeskruid zei, bij ons veldt-rijs’.

De gespleten stelen aan kinderkettingen, Chettenablume, Kaernblome, Kattenblom, Kettenblume, kettingbloem, Zwitsers Chettiblueme.

Dodonaeus ‘Voorts zo wordt dit kruid in de apotheken ook Caput monachi genoemd en Corona monachi en daarnaar in onze taal ook papenkruid naar dat de haarachtige of wolachtige stuifjes dat als het met het zaad afgewaaid is de gedaante van kale of geschoren monnikskoppen schijnen te hebben’. (dan de gewone goudsbloem heet ook Caput monachi en kapkens-cruydt)

Dodonaeus ‘Dit kruid laat ook slapen en daarom hebben sommige het Hedypnois genoemd als of men zoet ruikend en tot slaap verwekkende kruid zei. Lobel betuigt’

Ze plukken in de beemden omtrent de molhopen de jonge scheuten van dit kruid die half overdekt zijn van de aarde en daarom net zoals het in de witte andijvie gebeurt is het lieflijker en minder bitter die ze in salade eten of in de sop doen’.

De paardenbloem wordt in het voorjaar wel gegeten en wel onder de naam molsla. Dit omdat het gewas veel voorkomt op de gronden waar de mol ook voorkomt die de plant dan bedekt met een molshoop waarna het blad zich net zo ontwikkelt als de geteelde witlof. De bittere smaak van de bladeren is dan in veel mindere mate aanwezig en bevat veel vitaminen. De jonge bladen zijn zacht en smaken wat als andijviebladen, een paar jonge bladen aan salade toevoegen is een goede mix. De wilde molsla was in de oudheid voornamelijk als geneeskruid bekend.

Naar de gele bloemen, grosse Ankeblume, Botterblome, Butterblume, Dotterblume bij Bock, Eierblumen bij Bock, Eierpitschl, Eierstude, wild Ringele en Ringelstock lijken op die van Calendula zo ook Dorer, Goldlichter, Lichter, Laterne, Liachlaof Lampen, de bloemstand, Maiblumerl, Moastockl, bloeitijd, Zwitsers Ringelbluem, Irish daisy en yellow gowan. Bock; ‘ Het mag echter wel dit kruid zoals heer Herman van Newen Ar zegt, Apostematica (etterkruid) heten, dan het erg nuttig daartoe is en aan meeste dat water daarvan gebrand in hete brandende koortsen en etterende gezwellen. In Duits noemt men het vanwege de zon zonnen wervel, (Sonnen wirbel, Mertzen blůmen) maart bloemen vanwege de tijd. Dooier of eierbloemen vanwege de gele kleur. Paterblad en monnikkop (Pfaffenblat und Mûnchs kópff) vanwege de blaartjes. Gezwellen roertjes vanwege de werking. Dens Leonis, leeuwentand vanwege de bladeren met de spitse tanden. Weg of weide sla, (weg, wisen lattich) vanwege de gestalte en melk, dan het een wilde sla aard is zoals Intibi en Andijvie. Mag ook wel ogen wortel (augen wurtzel) heten, oorzaak als deze wortel in zomer zo de zon in Maagd gaat gegraven worden, dat is om Bartholomeus, en dan een mens of ander vee die vlekken in ogen hebben aan de hals gehangen wordt verdwijnen die vlekken wonderbaarlijk, daartoe is ook dienstig dat gebrande water welke me veel mensen de eerste keer verkondigd verkondigt hebben, daarom het de naam niet onbillijk Hieracium of zoals Apuleius kapittel 50 zegt Hieraciscon geworden is, dat is havikskruid. Apuleius kapittel 30 zegt het wordt ook Thridax agria, Aspidelon of Aspideion, Picris, Jobonsos en Lactuca sylvatica genoemd. De Zigeuners noemen het kleine afbeet vanwege de wortel zoals gemeld is. In land te Hessen heb ik het zomerdoorn horen noemen vanwege de kleine stekels.’

De pluizen zijn er af te blazen in kinderspel, Jungeblumen, Knabenblume, Laterneblume, Liachtla, Engels blow ball. Wil een meisje weten hoeveel jaren ze nog moet wachten voor ze zal trouwen blaast ze het pluis van de paardenbloem. Het aantal keren dat ze moet blazen bepaalt het aantal jaren. Of ze blaast driemaal en telt dan het aantal kuifjes dat nog over is. Duits Pustblume omdat men de zaden wegpusten kan. Symbool voor liefdes orakel.

Het melksap en als cichorieachtige plant, bevordert melk, plas en stoelgang, Bettseger, Bettseichle, Koblomen, Kuhblume, Milchbluoma, Milchkraut, Milch distel, Melkdiessel, Milchbusch, Milidistel, Sudizele, Zwitsers Milchstock, Engelse milk gowan. Als de middelste bladrib gebroken of verwondt wordt, vloeit er een wit melksap uit en nog meer komt er van de wortel. Het melkachtig sap wordt bruin op de hand en laat zich moeilijk verwijderen. Cichorien, grosse Wegwart, Sommerdorn bij Bock, Sonnenwurzel.

Weihenschwanz naar de bladvorm, Wienschwanz, Gansezunge, Sudizele,

Uit E. Blackwell.

Gebruik.

Het uit de plant gewonnen sap was een bestanddeel van de zogenaamde voorjaarskruidkuren. Het hoofdbestanddeel van deze kruidenmix was dat het sap door vermalen en uitdrukken gewonnen werd van de volgende planten, 40 deel paardenbloem, Achillea 20 delen, Glechoma 20 delen, Chelidonium 20 delen, Veronica becca-bunga 10 delen. Het afkooksel van het gedroogde bewortelde kruid of de wortelstok alleen, 20 gram op een halve liter water, werd als huismiddel gebruikt tegen hardlijvigheid, leverziektes, geelzucht, aambeien, bloedstoppingen en onderlijfproblemen. Het sap van de groene plant werd bij het volk tegen geelzucht en leverziektes ingenomen. Het uit de plant gewonnen dikke vloeistof werd gebruikt als bindmiddel voor artseneimengsels.

Dit bittere sap beschermt de plant tegen vraat van dieren.

Het blad werkt bloedzuiverend en is goed voor de nieren en lever, helpt tegen reuma en zuivert de zweren en trekt etter uit. Het is medisch vrijwel gelijk aan andijvie en witlof. Net als witlof zijn de penen goed te eten in een salade en ook te branden waar een koffie van gemaakt wordt die slaap geeft in plaats van weerhoudt en kan dus voor het slapen gaan gedronken worden. Was de wortels zonder de huid te beschadigen en rooster ze, dan krijgen de stukjes de kleur van koffie, malen en er koffie van maken op de gewone manier. Het beste is de zomer- of herfstwortel, drogen kan in de zon en dan blijven ze jaren goed.

Schapen en koeien lijken niet van de bladeren te houden.

Het melksap is van hetzelfde soort als dat wat in de klaprozen voorkomt en ook hetzelfde melksap dat gebruikt wordt om er rubber van te maken. Van een groot soort zouden de Russen in de laatste wereldoorlog gebruik gemaakt hebben om er hun banden van te maken. Dit is de Taraxacum Kok-Saghyz, die caoutchouc levert en daarom in het groot wordt aangeplant.

De gladde bloemstengel is hol en bevat melksap, latex, door het in te snijden kunnen de losgesneden stukjes in het water gegooid worden, die daarna gaan omkrullen en allerhande figuren gaan vormen. Ook wordt de stengel gebruikt door de kinderen om er kettingen van te maken, kettingbloem, Duits Kettenblume. Goethe zegt bij de Spiraltendenz der Vegetation, Wenn man die Stiele des Lowenzaghns an einem Ende aufsclisst, die beiden Seiten des hohlen Rohrchens sachte voneinander trennt, so rollt sich jede in sich nach aussen und hangt en Gefolg dessen als eine gewundene Locke spiralformig zugespitst herab, woran sich die Kinder ergotzen und wir dem tiefsten Naturgeheimnis naher treten.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Door deze zeer afvegende, verterende en zuiverende kracht kan het sap van deze kruiden dat in de ogen gelaten wordt de vellen of schellen er van weg nemen, maar sommige letten er wel op dat ze dat in het wassen van de maan doen en de ogen tevoren goed met venkelwater reinigen. Andere zeggen dat papenkruid alleen met de wortel aan de hals gehangen en gedragen geen zweer in de ogen laat komen. Hetzelfde papenkruid laat het haar dat aan de schelen van de ogen dwars groeit uitvallen en goed groeien als men het sap er dikwijls aan strijkt.

Al deze kruiden hebben ook macht om de wratten van de huid te laten vergaan, hetzij in spijs of voor salade gebruikt, hetzij het sap van buiten opgestreken.

Sommige stoten deze kruiden met huiswortel of donderbaard en nachtschade en genezen daarmee terstond de hete ontstoken en ongezonde leden, daarop gelegd.

De verse wonden genezen gauw als men ze wast met het water daar kankerbloemen in gekookt zijn en het gedistilleerd water van dit kruid dient ook wel tot de wonddranken.

De gebroken en verkrompen leden worden geholpen met al deze kruiden en diegene die door ziekte het zaad afgaat worden daarmee genezen.

Sommige geloven in Italië als iemand het sap van dit kruid met olie vermengt en daarmee zijn lichaam bestrijkt dat hij daardoor geliefd en aangenaam bij grote heren en prinsen zal wezen, op die manier dat hij van die alles verkrijgen zal dat hij begeert. Maar dit durven noch en mogen we niet verzekeren, gemerkt dat we niemand weten die dat onderzocht heeft en voorwaar zulke kracht van de kruiden te willen verwachten dat is naar onze mening van de natuur al te veel gevergd’.

Historie.

(411) Ofschoon deze plant een in Europa veel voorkomende plant is en vanwege zijn opvallende eigenschappen als grote gele bloem, hoge melkachtige stengel en later pluizen, al vroeg gezien zou worden is het moeilijk om zijn ouderdom vast te stellen omdat het de oude schrijvers slecht van verwante planten onderscheiden werd. Mogelijk is het de bij Theophrastus als aphake (of apape) genoemde plant. Hij vermeldt ook op een latere plaats van een andere aphake wat een peulvrucht is en hetzelfde geldt voor een aphake van Dioscorides en Plinius.

H. Hildegard en Konrad von Megenberg vermelden haar zeer opvallend ook niet. Daartegen is ze als rostrum porcinum (zwijnensnuit) in Hortus Sanitatis van 1497 en wel op kapittel 400. In de kruidboeken van de 16de eeuw komt ze algemeen voor andere de namen Pfaffenrorlin, Sonnenwirbel, Munchskopff en Lewenzahn. Bock beschrijft haar uit eigen waarnemingen. Tegen vlekken in de ogen wordt het nog wel gebruikt en Bock meent dat het wel augenwurtzel genoemd had mogen worden. Als schoonheidsmiddel gebruikten de vrouwen uit zijn tijd het kruid en wortels gebrande water waarmee de huid helder wordt en de zomersproeten verdwijnen. Enige denken dat als ze zich met het sap bestrijken aangenamer zijn bij hoge heren en vorsten en dan ook krijgen kon wat men begeerde. Alleen zou dat een fabel zijn.

Folklore.

In oudheid werkte de plant krachtig antimagisch. Het zou ervoor zorgen dat in de eerste huwelijksnacht de man niet impotent werd. Kook hiertoe 7 paardenbloemen zonder wortels bij afnemende maan en was je hiermee buiten de deur, verbrandt het kruid Aristolochia en snuif de rook op. Treedt het huis binnen zonder om te zien en je zal geen last van betovering meer krijgen.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/