Salix

Over Salix

Wilg, Bijbel, vorm, bomen, struiken, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit G. Oeder.

Hun lover is vaal, de schors is grauw. Wilgen zijn bladverliezend en komen meestal als struikvorm voor, soms kruipend over de grond en sommigen als boom.

Ze zijn geschikt voor lanen en parken, natte bossen, grienden en worden gebruikt als knotwilg. De twijgen zijn meestal dun en vaak sterk gekleurd in groen, rood en oranje. De rode en gele twijgen van vele wilgensoorten vervrolijken de winter. De wilg is geladen met een bos twijgen. Het zijn eigenlijk geen boom vormende bomen.

De wilg, met zijn losse roedevormige takken, heeft smalle wapperende bladeren die aan de onderkant meestal witbehaard zijn zodat een bewegend loof een eigenaardige witte weerschijn geeft. De bladeren zijn over het algemeen smal met een aangenaam licht zeegroene kleur dat gemengd wordt met bladeren van een diepere tint. Opvallend bij de wilg, wat ook bij andere planten waargenomen kan worden, dat de bladeren zo zijn opgebouwd dat elk blad evenveel licht krijgt. Bladeren en bloemen volgen elkaar in een bepaalde wiskundige verhouding op. Bij soorten met smal blad staan ze het dichtst bij elkaar en hoe groter het blad hoe verder ze uit elkaar komen te staan. Door die bladstand zijn al die verschillende var. en bastaarden dan toch nog uit elkaar te houden want de bladeren volgen bij elk soort elkaar op in een speciaal patroon. Zo staat er bij sommige soorten het derde blad boven de eerste, bij andere het vijfde blad etc. Het zijn soorten die vrijwel ongemerkt in elkaar overgaan en moeilijk te determineren, daarom zijn ze voor botanici het Crux Botanicorum, ofwel het kruis der kruidkundigen.

Tweehuizige planten, mannelijke en vrouwelijke.

Soorten en soortachtige hybriden zijn mogelijk met een ruime 350-400 stuks wijd verspreid over het noordelijk halfrond, een paar in het zuidelijk halfrond en niet een in Australië en N. Zeeland.

De rol van de wilg is analoog aan die van de Eucalyptus in subtropische gebieden, groeit in natte gronden en absorbeert onmetelijke hoeveelheden water. De wilg werd geplant langs zinkputten voor een sanitair effect.

=Salix arctica en verscheidene verwante soorten behoren tot die paar houtachtige planten die het verst in het noorden nog voorkomen. De arctische soorten behoren tot de kleinste houtplanten en als een soort zuidelijker komt neemt die onmiddellijk toe in grootte.

De wilg is tweehuizig en de manlijke katjes zijn in het voorjaar zeer opvallend, het is de eerste voorjaarsgroet, en bij sommigen, als Salix caprea, ruiken ze aangenaam.

De zaden zijn voorzien van een wit zweefpluis wat men hinderlijk vindt waarom er meestal mannelijke planten gezet worden.

Wilgen worden niet oud, met 80 jaar is het wel gedaan.

Salicaceae, wilgenfamilie.

Groep les, knakwilgen.

Bomen of hoge struiken. Bladsteel is klierachtig. Bladeren zijn lancetvormig of ei/lancetvormig en bij het ontluiken kleverig. De bladrand is klierachtig of klierachtig getand, schutblaadjes zijn eenkleurig, meeldraden 2-5 en zelden meer.

2 Uit the North American sylva met 1 Salix nigra. 2 Salix ligustrina, 3 Salix lucida.

Salix nigra, Marsh. (zwart)

Bladeren zijn 8-10cm lang en glanzend helder groen, van onderen lichter tot blauw/groen, elliptisch en zeer fijn gezaagd.

Bloeit eind april. De mannelijke bloemen hebben meestal 5 meeldraden en de vrouwelijke bloemen met twee spletige stempel om een zeer lang gesteeld vruchtbeginsel.

De bast is ruig, twijgen zijn bros aan de basis.

Een boom van 10-12m hoog.

Deze kleine boom met slanke bruin/gele en later bruin/rode en wat hangende twijgen komt zeer zelden voor.

Groeit in Ontario en Florida. Is beschreven in 1811.

Naam.

Zwarte wilg en Engelse American black willow of swamp willow, Amerikanische Schwarz-Weide.

5. Uit G. Oeder.

Salix pentandra, L. (vijf meeldraden) (Salix laurifolia (met blad als laurier) Het blad is eirond/lancetvormig, gepunt, gezaagd en groen.

Katjes komen pas laat in mei. Mannelijke bloemen met 5-10 meeldraden en vrouwelijke bloemen met een korte stijl en gespleten stempel.

De twijgen glanzen en zijn olijf/groen tot licht bruin en in het voorjaar met de pas ontluikende bladeren kleverig.

De struik valt op door de donkere en glanzende bladeren, als een soort altijdgroene struik en de late bloei.

Het blad is geurend en gekneusd ruikt het naar de sweet bay, ook de kastjes geuren in mei/juni.

Het hout is te bros om te gebruiken, maar geeft wel lange en flexibele scheuten die voor mandenwerk geschikt zijn.

De laurierwilg vormt een hoge struik of kleine boom van 15-20m. Meestal komt het voor als een hoge struik. Vrijstaand wordt het een hoge boom met een donkergrijze schors.

N. Europa en N. Azië.

Naam.

Laurierwilg, Duitse Lorbeerweide, Engelse sweet bay leaved willow, laurel willow, Franse saule laurier, heeft blad dat op de laurier lijkt, ook bezitten de jonge scheuten een balsemgeur. Verder komen als oude Duitse namen voor; Baumwollenweide of Wollweide, Bergweide, Bitterweide en Fieberweide, Halster, Strohweide, Strichweide, Wasserweide en Wilster.

6. Uit W. Woodville.

= Salix fragilis, L. (fragiel of breekbaar) de glimmende bladeren zijn aan beide zijden groen, lancetvormig en fijn gezaagd,

Het is een grote boom, soms 24m hoog met een bossig hoofd en twijgen die rondom gedraaid zijn zodat ze elkaar kruisen, een vorm die anders is dan de meeste wilgen.

De stam heeft een ruwe schors met bruin/gele takken,

Grijze katjes hangen in bosjes tussen de bladeren als zilveren hangers. Mannelijke bloemen met twee meeldraden, de vrouwelijke met een korte en gespleten stempel,

Komt voor op bijna alle gronden en kan ter plaatse als stek geplant worden, Europa tot Siberië en Perzië.

Uit J. Sowerby.

Salix fragilis var. decipiens (Hoffm.) K.Koch (misleidend of verrassend) is wat kleiner, zelden tot 5–7 m en haarloze bladeren van 9cm lang en 2–3cm breed. Volgens sommige botanisten is het een apart soort, Salix decipiens Hoffm.(misleidend of onduidelijk)

Naam.

(a) Kraakwilg of broze wilg, Duitse Bruch,- Knackweide, Engelse crack willow of brittle willow, dankt zijn naam aan het geluid dat je hoort als je de basis een ferme tik geeft, de broze twijgjes die dicht bij de stam staan breken er gemakkelijk af.

(b) Bitterweide, Brookwied, Glasweide.

(c) Brastelfelber of Felber.

(d) Sprok: Sprode of Sprockelweide.

Gebruik.

Net gesneden is het saphout wit en het harthout licht­rood, blootgesteld aan de lucht krijgt het na een tijd een zalmkleur, ook de wortels leveren een purperrode verf. Dit werd door Zweedse en Franse boeren wel gebruikt om hiermee hun eieren te verven voor Pasen. De bast bevat veel looistof en meer dan de eik, bevat ook veel salicine.

Groep Albae. Witte wilgen.

Bomen met meestal lancetvormige of lange lancetvormige bladeren die in jonge toestand niet kleverig zijn. de mannelijke bloemen hebben niet meer dan twee meeldraden. De vrouwelijke bloemen zijn zittend of met kort gesteeld vruchtbeginsel.

7. uit G. Oeder.

Salix alba, L. (wit) knotwilg, schietwilg of witte wilg, met lancetvormige bladeren die aan de onderzijde zijdeachtig behaard zijn. Dit is eigenlijk de enigste wilg die in Nederland als belangrijke houtproducent naast de populier wordt aangetroffen. Zijn hout wordt voor dezelfde doeleinden gebruikt als populierenhout en is nog iets waardevoller. De wilg groeit echter langzamer en is daardoor door de populier verdrongen. Omdat zijn wortels echter dieper gaan dan die van de populier wordt hij op windgevaarlijke plaatsen gebruikt. Hij is ook geschikt voor griendcultuur. Een boom van 5-15m of hoger met gegroefde bast uit Europa en W. en centraal Azië.

Lyrisch.

In het voorjaar ontbloot het een zilveren schat uit de donkere schutblaadjes, een zijdeachtig bolletje verschijnt en overal verschijnen deze zilveren en zijdezachte wilgenpoesjes zodat de twijg tenslotte op een toverstaf lijkt. Die tovert nog later een gouden glans op het zilver, het bolletje lijkt doorstoken te zijn met gouden naalden. De katjes, Engels catkins, gaan in dons over dat door de wind wordt weggedragen. Het blad is met rimpels doorgroefd als een oude man en bekroond met een zilveren kleur van een zijdeachtige witheid.

Naast het vruchtbeginsel bevindt zich een honingklier en vandaar veel honing en druk bezoek van zweefvliegen, bijen en vlinders.

Salix alba L. var. sericea Gaudin, (zijdeachtig behaard) Salix alba L. subsp. alba, Salix alba L. subsp. caerulea (Sm.) Rech. f.(hemelsblauw), Salix alba L. subsp. =vitellina (L.) Arcang, (dooiergeel) Bunte Weide, Gelbe Weide, Dotter-Weide, heet Bachweide bij Bock, gelbe Bindweide, Goldweide in Zwitserland, gelbe Kiefer-, Korbweide, Engelse golden osier of willow. ‘Britzensis’, ‘Cardinal’, ‘Chermesina’ zijn meer oranje.

Kruisingen zijn er met de kraakwilg, Salix rubens, ook met Salix x subdula.

Vormen.

Vele cv’s worden gekweekt voor beplanting van lanen straten en wegen. Meestal worden de mannelijke vertegenwoordigers genomen omdat het pluis van de vrouwelijke vormen hinderlijk kan zijn.

Barlo’ werd gewonnen door Geesink in 1968. Heeft een smalle cilindervormige kroon met korte, steile takken. Een dicht bebladerde wilg van 20m met lichtgroen blad en een rechte stam.

Belders’ heeft een smalle kroon en vaak een licht golvende stam. Deze veel gekweekte boom wordt ook een 20m hoog. Gewonnen door NAKB in 1967.

‘Britzensis’ heeft oranje twijgen

Drakenburg’ is een vorm met een vrij brede, piramidale kroon en een vrij rechte stam. De twijgen zijn donkerbruin met overhangende toppen. Het blad wordt vrij vroeg geel. Deze 20m hoge boom werd in 1950 gewonnen door het Staatsbosbeheer.

‘Liempde’, de Liempdse wilg, vormt een vrij smalle, piramidale kroon met opgaande takken en een vrij rechte stam. Haalt ook wel een 20m. De cv. is in 1890 door van Vleuten in Nederland gewonnen, is wel gevoelig voor watermerkziekte.

‘Hutchinson’s Yellow’ heeft gele takken

Lievelde’ groeit piramidaal op door de opgaande takken. Het blad is smal elliptisch. Een snelle, rechte groeier tot 20m waarvan de onderste takken opvallend lang zijn. Gewonnen door Geesink, 1967, in Nederland.

Nova’ is een boom met opvallend rode takken. Deze vormt een smalle kroon en wordt eveneens 20m.

Rockanje’ is een breed opgaande boom met een flinke kroon. Is goed bestand tegen zeewind. Gewonnen in 1950 door de Hollander Sipkes.

Sericea’, (‘Argentea) eindelijk een kleine boom van 8m met een ronde kroon en dicht bebladerd. De zware stam en stevige takken dragen de van onder dicht wollig behaarde bladeren, van boven witte zilverachtige zachte haren. Silver willow.

‘Vitellina’ is een zeer grote boom die al meer dan 300 jaar geteeld wordt. Dit is een opgaande vorm met vele overhangende takken met binnenin de boom neerhangende, gele twijgen. De gele kleur is het duidelijkst in de winter. Deze vorm wordt wel 25m. ‘Vitellina is in 1671 in Zwitserland gewonnen.

Mogelijk is onze treurwilg een hybride van deze laatste x Salix babylonica.

Uit O. Thome, www.BioLib.de

Watermerkziekte.

De wilg zou door het knotten ook minder last hebben van de gevreesde watermerkziekte (Brenneria salicis). Dit is een ziekte die de boom in de toppen aantast. De blaadjes verkleuren en worden dan bruin. Als een aangetaste tak doorgesneden wordt zie je dat het hout doorzichtig van kleur is en er sap uitkomt. Het is die doorzichtige kleur die de ziekte zijn naam geeft, een kleur die veel wegheeft van het watermerk in papier. Watermerkziekte is besmettelijk, maar de bacterie die de ziekte veroorzaakt is niet actief in jong hout. Dit jonge hout vind je in geknotte bomen.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze bomen heten hier te lande wilghen of wilgenboom, in het Engels willouw’.

Schietwilg, Fries wylch, Duitse Willigenboom, Noord-Duits Wilge, oud-Saksisch Wilgia, Engelse willow en is gewoon in Engeland in de plaats die Withy genoemd wordt, een oude naam voor een soort wilg. Oud-Engels welig of wilig, Angelsaksisch welie, welige en wilhig, oud IJslands vidir, een afleiding van het Germaanse welag. Stellig is de boom genoemd naar de buigzame twijgen die voor vlechtwerk bruikbaar waren en dus behoren bij de Indo-Germaanse wortel uel: winden of draaien. Ook het Latijnse vimen en vieo, (Vitis) vlecht (-werk) behoort hiertoe. Dit woord is verbonden met Grieks helike en Sanskriet valsas: scheut of buigzame twijg, van de basis wel: (wellen of wave) wol of draaien. Volgens sommigen omdat die zo ge‑willig wortel schiet en de ergste mishandelingen kan doorstaan zonder het leven erbij in te schieten, dit van Latijn Salix e saliendo, van de scheuten die het maakt, schietwilg. Of van Latijn salire; snel groeien.

Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland heet het Weyden of Weydenbaum’.

Weide van Windan, verwant met winden, Oudhoogduits wîda; buigzaam, schwingen of schwanken, Wed, Wedekerys, Wete, Silber Weide, Win, Wind of Wuchel. Vroeger was het weydboom, toen wyde, vervolgens wilghe en nu wilg.

Dodonaeus © ‘In Frankrijk heet het saux, saulz en saules, in Engels sallowtre, in Italië salice en salcio, in Spanje salgueiro, salzer, sanza, salgutro en saux, in Bohemen wrba, in het Latijn Salix en in het Grieks Itea’.

Salix is de Latijnse naam van het Keltische sal: bij, en lis: water, naar zijn groeiplaats. Of van Latijn salire: ontspringen, vanwege de snelle groei. Of van het Grieks voor wilg, Helix, dat een windende of draaiende struik betekent omdat ze voor vlechtwerken gebruikt werden, de Grieken verstonden hieronder toch de klimop of een slingerplant onder, toch geen wilg.

Isidorius XVII 7.47: “Salix dicta, quod celeriter saliat, hoc est velociter crescat”.

(88, (1936)Sal, Latijn Salix, oud-Noordduits Seege, Frans saule komt uit Latijn Salix, sal voornamelijk voor Caprea. Salen, Sahle, Sahlweide, Sala, Salawa, Salcha, Salewida en Salwyda bij Hildegard, Salwa, Salwida, Seile, Sellen bij Bock en Sohlweide. De waterwilg heet in het Angelsaksisch sealh of salig en is de Engels sallow, in het Duits Salweide en Frans saule of marsault: moeraswilg. Dat woord komt in het oud-Hoogduits als Salaha voor en in het oud-Noors selja. De boom is naar de smerige, grauwe kleur genoemd van de bladeren. Het Germaanse salwa en oud-Hoogduits Salo betekent donkerkleurig. Dit woord is oerverwant met het Latijnse Salix. Omdat men later dit woord niet meer begreep voegde men er Weide aan toe. Of het woord gaat terug naar oud-Indisch salila-m: water (satit: vloed) Hiervan stammen ook verscheidene plaatsnamen als Salen, Sahlenbach, Seelbach, zelfs Seligenstadt. Familienamen als Salch, Salchner, Sallacher mogelijk ook Selch, Silcher. Bij ons zou de naam van de plaats Zalne en Zaltbommel ervan afgeleid zijn.

Dodonaeus (d) ’Ze zijn van de poëet Homerus Olesicarpos toe genoemd, dat is in het Latijn Frugiperda of quistsaedt omdat haar katjes of bloeisel plag te vallen voordat het zaad goed rijp is’. Katjes.

Dodonaeus (e) Dat geslacht van wilgen dat tot boom groeit wordt in het Latijn Salix perticalis genoemd en vooral als het dikwijls boven afgesnoeid is en uit een dikke knobbel of hoofd veel lange dikachtige takken uitgeeft, in onze taal grote wilgenboom’.

Kopfweide of Baumweide, knotwilg.

De knotwilg groeit in waterrijke gebieden en schiet daar omhoog, zodanig dat de boom vrijwel alle jaren gesnoeid kan worden. De knotwilg wordt eerst als boom gekweekt en dan op 2-2,5m afgezaagd en vervolgens om de 5 jaar onthoofd. Of men snijdt alle jaren takken die uit de kopstoof groeien van een zekere maat weg, zo tussen de 2-4 m. Nu wordt het knotten weinig meer gedaan, maar vroeger hadden de boeren het hout nodig voor geriefhout en werkhout. Bij de meeste boerderijen kwamen we dan ook knotwilgen tegen, wilgen met pruiken die geknipt werden door een boerenkapper.

Als je iemand knots vindt dan heeft hij een tik en een wilg is knotsgek. Het knotten wordt al vanouds gedaan. Jacob van Maerlant ca. 1221-1300, beschrijft al een knotwilg. Oude knotten krijgen knoestige karakteristieke koppen, knapen die overdekt zijn met mos en bladeren, met holtes en kuiltjes. Op die plaatsen gaat het hout rotten en wel zover dat het binnenhout van de wilg tot de bodem toe wegrot. Zo ontstaat een holle ruimte en soms een ruimte waarin je kan staan. De molm is ideaal voor planten en dieren, een complete botanische tuinen vind je met insecten, vlinders en vogels. De wilg is een sociale boom, er zouden eens door een bioloog 135 soorten planten en dieren op gevonden zijn. Van de grotere dieren de steenuiltjes, valkjes, holenduiven en allerlei kleine holenbroeders als mezen, roodstaart en spreeuwen.

De blonde wilg is een echte Hollander en is karakteristiek voor het landschap. De boom draagt het karakter van de ongemanierde boer, knoestige stammen, een plompe en een scheve houding die hun voorkomen schaadt, grillig en soms met een vervaarlijke uitwas aan de top waaruit een aantal takken ontspringen, gespleten, gescheurd en dikwijls in meer delen gereten, inwendig vermolmd als oude afgeleefde schildwachten op vergeten posten. Een gebrekkig voorkomen, een mismaakt en misvormd lichaam, waaruit het resultaat van langdurig lijden spreekt en een droevige indruk.

Dodonaeus (f) ‘En van dit geslacht dat rode schillen heeft wordt van Theophrastus zwarte wilg, Salix nigra genoemd. Plinius geeft de zwarte wilg de toenaam van Griekse wilg, Salix graeca´. (en zegt; ‘Men klieft de rode Griekse wilg)

Dodonaeus (g) ‘Net zoals hij het andere gewone geslacht met witte schorsen witte wilg, Salix candida noemt. Plinius noemt de witte wilg Salix Amerina. De heel witte heet in Duitsland Felber en Weisz Weyden, dat is Salix alba in het Latijn en in onze taal witte wilg’.

Witte wilg, Duitse Weiss- of Silberweide, Engels common white willow, Frans saule blanc of argente. Herkenbaar aan de lichte bladeren, vandaar Felber: falb of vaal, oud-Hoogduits Falva, midden-Hoogduits Velwe, Falbaum, Felawa, Feler, Fellhorn, Velar, Veller, Felber, Falbe, Vellewe, Velver of Velwer.

(h) Duits Zen, Zenen, Teeg, Tene, teen, voor teenstukken als vlechtwerk.

(i) Ein Ham van Wilghen, Weidach, Weide, Weydecht, Widicht, Wide en Wideham.

(j) Widin of Widinaz.

(k) Cein: taaie twijg, van thanga, dehnen, oud-Hoogduits denna, Noord-Duits teen, Cein, Ceineweide Czeynen in oud-Hoogduits, Zain of Zeinweide.

(l) Palm of Balm, Balmbaum, de katjes, Palmweide, palmwilg, Engels palm willow of Northamptonshire palm, gebruik op Palmpasen. Verder Muse, Rupen, katjeswilgnooral voor caprea, Streichpalme.

(m) Engelse Huntingdon or swallow tailed willow.

(n) Zo’n soort die gebruikt werd om er huisraad uit te maken werd in Engels osier en ook in Frans osier genoemd. Dit woord komt van oud-Frans osier of osierre: dat wat groeit in een ausarium of auseria, een Gallo-Romaans woord dat mogelijk afgeleid is van een Gauls woord, auesa: rivierbedding. De osier, vooral S. viminalis, komt voor in Love’s Labour Lost iv, 2,112 van Shakespeare. “Those thoughts to me were oaks, to tee like osiers bowed”. Symbool van buigzaamheid.

Vanwege zijn opgaande vorm die vrij in de velden staat, symbool van oprechtheid. Ook werden er hengels van gemaakt. In Engeland wordt S. alba var. coerulea Sm ( S. alba ‘Calva’ C. W. F. Mey, (wit) (S. x rubens Calva).

Cricketbatwilg genoemd omdat van het egale witte hout cricketbats gemaakt worden. Dit hout is zeer licht en taai.

(o) Fluitjesboom, sapsiepbesholt, de kinderen maakten er fluitjes van (beter is dit waarschijnlijk te doen van lijsterbestwijgen, die hebben minder knoppen en zo minder problemen bij het vervaardigen)

Het volgende volksliedje is bekend:

“Sap, siep, siepken.

Wanneer bist du riepe.

Al in de mei”.

Fluitjes hiervan werden in het voorjaar, vooral in de Walpurgisnacht van 30 april op 1 mei, gemaakt. Blies men hierop dan werden duivels en heksen op de vlucht gejaagd. Die maak je door een recht stuk tak af te snijden, zonder knopen, en op het eind hiervan een ring van de bast af te snijden. Het hout nu flink nat maken en met het heft op de bast te kloppen onder voortdurend draaien totdat de bast los zit. Nu een cm lengte van het hout afsnijden voor het mondstuk waaraan een platte kant gesneden wordt waar de ingeblazen lucht langs moet, daarna kan die cm weer in de schors geschoven worden. Vlak hierachter maak je een kleine opening in de schors. Door het hout verder in de schors te schuiven verander je de toonhoogte.

In plaatsnamen komt de wilg vaak voor, niet zo vaak echter als beuk, eik of linde. De stad Weiden in Oberpfalz is ernaar genoemd. De vaak voorkomende naam Weidach, (in Beieren alleen al zijn er een 20 plaatsen van deze naam) betekent eigenlijk een verzameling van wilgen, een wilgenbestand, Salicetum. In het Nederduits heet het wichel of wilge, met familienamen als Wichelhaus, Wichelmann.

Nederlandse namen: Rijswijk, Rijsbergen, Rijsenburg, Rijsenhout, Rijssen, Rijshout, Rijs, Rijsberkampen, Rijsdam.

De wilgen, ook in familienamen als van der Griend van (de) Wilgen, Wilgenhof, Wilgenburg, Willigen, Willigers, Mandenmaker, Rijs. Ook de streek Wimmenum is afgeleid van wime: teenwilg, zo ook Weimeren wat is afgeleid van middeleeuws Nederlands wide en wilg, en maer, een waterloop. Kreil gaat terug op het Latijnse craticulum, een afleiding van cratis: een wilgentuin.

Gebruik.

De wilg werd door de Indianen gebruikt tegen koorts en pijn en kauwden daartoe op de bast van een wilg. In 1763 werden zijn medische krachten gezien door Edward Stone in Engeland. Hij maakte daar de Royal Society op opmerkzaam die zijn bevindingen publiceerde. Het actieve extract werd geïsoleerd in 1828 door Henri Leroux, een Franse farmaceut, en Raffaele Piria, een Italiaanse chemist. In 1897 maakte Felix Hoffmann een synthetische versie van salicine die minder bezwaren gaf dan de pure stof. Deze nieuwe stof werd aspirine genoemd door Hoffmann’s werkgever Bayer AG.

Een 150 jaar geleden werd uit de bast de stof salicylic geïsoleerd, dat later synthetisch, door ene Bayer, als aspirine werd gemaakt uit Salix helix en Salix purpurea. Bij de salicine bevattende wilgen verkleuren de blaadjes veelal zwart in de herfst.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de wilg medicinaal veel gebruikt werd. Het blad werkt verkoelend en tezamen trekkend. Een afkooksel van de bladeren wel gebruikt ter vermindering van de lichamelijke lusten, het werkt negatief op de geslachtsorganen. Dioscorides meldt dat ze de zwangerschap verhindert. “Wilghe of salix, wille, wijn waar bladeren in gedaan, ditzelfde gedronken in water gekookt verbied de ontvangenis”. In de oudheid gold de wilg als symbool van kuisheid en onvruchtbaarheid. Om die reden bestrooiden de vrouwen van Thesmophorien hun leger met onvruchtbare (manlijke) twijgen. (zie Vitex, die werd wel waterwilg genoemd)

Het zaad heeft die kracht als een man ervan eet zal hij geen zoons krijgen alleen onvruchtbare dochters. Is dit daarom het symbool van de verlaten geliefde?

Vroeger werd nogal eens aan de signatuurleer geloofd. Een zo’n stelling was dat er in elk klimaat een plant groeide tegen de ziekte die daar heerste. Zo vond Dr. Maclagans de salicine als een remedie tegen reuma. Op basis van de ziekte die groeit in dezelfde klimatologische omstandigheden en hij zocht en vond genezing in de wilg. Die groeit in laag land, in vochtige situaties.

Veel was er het geloof dat de demon die de mens kwelt op de plant overgedragen kan worden door bijvoorbeeld een simpele aanraking. De plant had nu de demon overgenomen. Deze bijzondere aantrekking noemde men ‘aiman’, het animisme. Zie de lappenbomen. Van een wilgenboom maakte men een deel van de bast los en werd er een stuk hout uitgesneden waarin iets ziek ingestoken werd, bijvoorbeeld tandvlees. De bebloede splinter werd weer onder de bast bevestigd. Was die weer vergroeid, dan is voor een jaar de kiespijn weg en het volgende jaar herhaalt men de bewerking weer.

Een afkooksel van wilgenbast, 30 gram op een liter water, werd soms gebruikt als gorgelwater, heftige diarree.

Velen zijn vroeger 72 maal snel om een wilg heengelopen, dit met koorts. Met de transpiratie raakte men na die rondjes ook nog vaak de koorts kwijt. Het is een plant die het meest in de sympathiegeneeskunst gebruikt werd en nam ziekten als jicht koorts en tandpijn over. Men ging naar de wilg en om de ziekte te laten verdwijnen sprak men de volgende spreuk:

“Go’n morgen, Olde,

Ik gev di de kolde,

Go’n morgen, Olde”.

Ook breukige kinderen werden door een gespleten wilg geduwd, dit moest gebeuren voor de zonsopgang. De stam werd bijeen gebonden en zo gauw die vergroeit, was het kind genezen. De stof salizin, (het aspirientje) die zich in de bast bevindt, heeft koortswerende, pijnstillende en antireumatische werking. Het oude bijgeloof heeft hier toch zeker een bevestigde en medische achtergrond. Culpeper meldt dan ook: “It is a fine cool tree, the boughs of which are very convenient to be placed in the chambers of one sick of a fever”.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 310, 562) ‘Men plag de bladeren (met de groene en verse takken) in de kamers en omtrent de bedsteden van de zieken zeer nuttig te strooien en langs de vloer te spreiden als die met een hete brandende koorts bevangen zijn want ze kunnen door hun matige koelte de lucht geheel verversen en daardoor de zieken die met een onlijdelijke brand gekweld en ontstoken worden een grote verlichting en troost geven.

Megenberg; ‘Salix heet een wilg en is alzo veel gesproken als een springster, daarom dat de boom snel opspringt en groeit. Het groeit ook graag aan natte plaatsen en heeft harde bast wanneer het oud wordt: echter zo het jong is zo heeft het erg zachte bast. De boom bloeit, het draagt echter geen vruchten en wie die bloei in dranken neemt die wordt onvruchtbaar zoals de toveraars spreken. Zijn bast en zijn bladeren hebben die kracht dat ze tezamen trekken en sterk maken. Dat sap dat men drukt uit de bloemen van de boom geeft men dat te drinken aan de mensen die koortsachtig zijn zonder hitte, dat is hen gezond. Wie de boom zijn zaden in drank neemt die wordt beroofd van zijn onkuise lusten zoals men zegt en maakt de vrouwen onvruchtbaar. Dat was licht menige vrouw lief en ook menige man. Wie een kersenboom in het midden doorboord en stoot een wilgentak daarin alzo dat hij dat gat vult overal de boom dat brengt kersen zonder kernen. Wanneer men de wilgenbladeren strooit in een huis of in een kamer de verkoelen de lucht en verzachten de hitte aan de zieke lieden. ‘

Sommige, zegt Galenus, snijden of kerven de schorsen van de wilgen terwijl ze noch staan en bloeien en verzamelen er een sap of vochtigheid uit waar ze de schemering en de verduistering van de ogen mee verdrijven en dat om de afvegende kracht en dunheid van de delen die in de voor vermelde vochtigheid is.

Voorts zo worden de grote wilgen in vele dingen gebruikt, te weten om er grote latten en repen van te maken zoals iedereen bekend is. En de kleine wilgen of wijmen, dat zijn de twijgen of tenen er van worden in deze en andere landen veel onderhouden en zeer gezocht om er vele dingen mee te binden en vast te maken en om er veel sterk en grof werk van te vlechten zoals horden, grote manden en korven tot gebruik en nuttigheid van de landlieden die de grootste tenen meest zoeken en ze dienen ook voor de stadslieden of burgers die de dunste en fijnste tenen verkiezen en daarvan tegenwoordig zeer vele fraaie werken vlechten zoals fijne mandjes, korfjes en diergelijke dingen net zoals ze in oude tijden ook plegen te doen als Plinius ons te kennen geeft en zegt dat onder alle bomen die in het water of op vochtige gronden groeien er geen nuttiger of gebruikelijker en beter tot verschillende dingen zijn dan de wilgen.

Dan voor alles zijn de wilgenbladeren en ook de schorsen goed om het bloedspouwen te stelpen, het overgeven en bloedbraken en allerlei bloedgang en insgelijks ook de overvloedige maandstonden en andere vrouwelijke vloeden, met wijn gekookt en gedronken. Die wilgenbladeren worden gedaan in de baden of stovingen die men maakt om te laten slapen.

De groene bladeren van wilg klein gestoten en omtrent de schaamdelen gelegd of gebonden laten de kwade lusten en vleselijke begeerten vergaan en die alleen of met water ingenomen maakt dat de vrouwen niet ontvangen. Men zegt het dat wie wilgenbloemen in zijn spijs heeft genomen dat zijn wulpsheid over is en nooit meer geprikkeld wordt daarna. Hetzelfde dat in gekookt water gedaan wordt en gedronken voorkomt de ontvangenis.

Water van wilgenbladeren gedistilleerd in het midden van mei heeft alle voor vermelde krachten en vier ons tegelijk er van gedronken geneest het niergruis en de pijn van de nieren en laat de plas rijzen, brengt de wormen om en jaagt de dode vrucht uit de baarmoeder, het geneest de gebreken van de ogen, geneest de schurft van het hoofd en maakt mooi haar als men het hoofd kamt met een kam die nat gemaakt is in het voor vermelde water en vooral als men het haar vanzelf laat drogen.

Het sap uit de bomen geduwd en in een drank genomen, dat is goed tegen de koorts.

Het hout is witachtig en zo taai en ongeschikt om gebroken te worden dat het door geen gewicht hoe zwaar dat het ook is bezwijken zal en daarom worden er stokken en andere gereedschap van gemaakt om uitermate zware last te heffen en te verdragen.’

Het hout van de wilg is licht en taai en in de buitenlucht niet duurzaam, maar wel onder water en werd dan ook gebruikt om er kokers van te maken. Naast de open haard had men vroeger 20cm lange wilgensnippers. Lucifers waren er niet en met zo’n snipper haalde men vuur uit de open haard om de pijp of lamp mee te ontsteken.

Het hout scheurt niet en werd om die reden dan ook gebruikt door beeldenmakers. Zelfs bij afwisselend nat en droog weer scheurt en splintert het niet en neemt vrijwel geen water op en is zo ook geschikt voor klompen, jukken, kaaskoppen en zelfs kunstbenen.

Volgens Linnaeus maakten de Finnen zelfs schoenen van deze bast. Leer dat met deze bast wordt ingewreven of ingesmeerd wordt een soort juchtleer.

De wolligheid van de katjes werd wel gebruikt om bloedingen te stelpen en diende als vulling voor matrassen. Ook werden er wel garens van gemaakt om er stoffen van te weven. Zelfs wist men er een soort van papier van te maken.

Vanouds werd de wilg gebruikt voor rijswerk. Het schild van Wodan zou gemaakt zijn uit gevlochten tenen (een twijg die op vaste maat is afgesneden en gebundeld, ook wel rijs genoemd) van S. caprea. De tuin van het Hollandse wapen is ook van gevlochten rijswerk. Wilgentenen werden dan ook gebruikt voor de fundering van huizen, vooral arbeidershuizen die op een speciale manier werden gevlochten en met leem bestreken. De mensen die dat deden werden raammakers genoemd (als persoonsnaam komt die naam nog voor) Ook wordt het veel in dijkbouw gebruikt, de zinkstukken zijn gemaakt van de wilg. Bij de Romeinen werden wilgenaanplantingen Saliceta of Salicta genoemd.

Heraldiek.

De wilg zou in het bijzonder als wapenteken gekozen zijn door geslachten die uit de lage landen stammen, het poldergebied, de griendlanden in het veeteeltgebied. Daarnaast is de wilg ook de boom van het dodenrijk en het ongeluk, denk onder andere aan de treurwilgen op de oude kerkhoven. Maar ook geeft de wilg troost omdat hij, niettegenstaande zijn stam hol en knoestig en gekromd is, onder de meest ongunstige omstandigheden blijft groeien.

Oude wilgen.

Sommige wilgen kunnen nog een behoorlijke ouderdom verkrijgen. Er wordt melding gemaakt van wilgen die een hoogte hadden als die van een oude eik met een stamomtrek van twee meter. Een wilg te Josephouse, nabij Salzburg, was zo hoog en aan de stam 3,60m in omtrek. Ook worden er wel kortstammige of geknotte gevonden die een stamomtrek van tegen de 9m kunnen halen.

Bekend was de Bedford willow, naar de duke of Bedford die in zijn “Salictum Woburnense’ de aandacht op deze boom vestigde. In het voorjaar 1810 had die, 150cm boven de grond, een omvang van 6.30m, de stam was 6m hoog voor het zijn enorme takken verdeelde. Een storm in 1829 velde hem.

Doodsboom.

De wilg heerste over het vijfde maand van het heilig jaar en wordt in geheel Europa geassocieerd met toverkunst, met vruchtbaarheidsriten en met name op het feest van de vooravond van mei. Het symbool van het nieuwe leven, vruchtbaarheid en gezondheid. Uit wilgentwijgen was dikwijls de levensroede samengesteld.

Griekenland.

De wilg was de boom van de vijfde sacrale boomreeks en gewijd aan de drievoudige muze wier priesteressen deze boom bij ieder soort hekserij en watermagie gebruikten. De wilgenmaand wordt geassocieerd met de watermagie van de godin Helike (wilg). De wilg was een boom die in het teken stond van de magische krachten van de maan, de wilg zit vol met maanmagie. Waarschijnlijk heeft het deze krachten ontleend aan de bittere krachten in zich, de aspirine.

De naam in Kreta en Corinthië van Europa was Hellotis, een naam die doet denken aan Helike (wilg), Helle (Helena) en Helen zijn dezelfde goddelijke figuur. Wilgen schonken ook hun naam aan de rivier de Helikon die rond de Parnassus kronkelt en gewijd is aan de muzen, de drievoudige berggodin van de inspiratie. Vandaar dat Orpheus op een tempelbeschildering van Delphi (Pausanias 10.30.3) werd afgebeeld terwijl hij tegen een wilg leunde en de takken ervan aanraakte.

In Griekenland was de oudste heilige boom een wilg. Men vertelde dat zowel Zeus als Hera onder een wilg waren geboren. Dat was de enige wilg die rijp zaad kreeg, de anderen moesten door stekken vermeerderd worden. De twijgen van de manlijke planten werden speciaal gebruikt ter ere van Demeter, de godin van aarde, akkerbouw, huwelijk en gemeenschap, de moeder van Persephone.

Ongeluksboom.

Diegene aan de bijl waren ontkomen werden aan de boom der vloek, de wilg gehangen. In geheimzinnige veemgerichten lag de wilg naast het blanke zwaard op de tafel van de vrijgraven. Die ter dood waren veroordeeld werden met een wilgenstrik opgeknoopt aan de dichtbij gelegen boom. Slachtoffers werden in wilgentakken vastgebonden aan de heilige boomstronk, misschien van perenhout, en gegeseld totdat er een seksuele reactie was bereikt en ze zo het veld bevruchten met hun bloed en zaad.

Een Colchische gebruik was om lijken in huiden te wikkelen en ze boven in wilgenbomen op te hangen. Toortsen werden ervan gemaakt bij begrafenissen.

Christelijk.

Zelfs in de bijbel is het een ongeluksboom. Ter herinnering aan hun gevangenschap in Babylon zongen de Joden en werd aan de wilg de harp opgehangen.

Vondel, Ezechias de godsdienstige;

‘’t Huis Jacob’s zuchten zou op de oever van de Euphraat

’t Huis Israël’s einde zou zijn hemelse gezangen

En aende wilgen droef zyn herpen laten hangen’.

Judas heeft zich aan een wilg verhangen met een strik, zijn dode lijf stortte op de bodem en barstte zodat alle ingewanden eruit vielen. Sindsdien ligt er een vloek op de wilg. De wilg kreunt en barst en ook zijn buik is hol tot op de huidige dag. Daardoor heeft het een slechte naam en is het gebrandmerkt. Daarom zijn de oude wilgen hol en geplet.

Van Pilatus werd Christus naar een plaats gevoerd waar sinds oude tijden een geselzuil stond. De Heer werd van zijn kleren beroofd en aan de kolom gebonden terwijl de Joden naar een wilg liepen en daaruit geseltwijgen maakten. Bedroefd zag Christus hen na en zei: ‘Treur wilge, treur!’ Sindsdien treurt de wilg en hangen zijn twijgen tot aan de grond.

De wilg zou in voorchristelijke dagen een vruchtdragende boom zijn geweest maar sinds Christus aan het kruis hing heeft het geen vrucht meer gedragen. De mens verbande het gewas uit de siertuin en zo werd het een boom van de gestorvenen en noemde men het treurwilg.

Twee kinderen vonden, in augustus 1637, een Mariabeeldje van gebakken aarde in een wilg te Duffel. In 1640 bouwde men er een kapel.

Boom in België, heette vroeger de parochie van Onze Lieve Vrouwe ten Naamloze Boome. Volgens de legende is een Mariabeeldje drijvende gevonden in de Rupel. Het is gemaakt van wilgenhout en 75cm hoog.

Bijbelse wilg.

Vijfmaal wordt er in de Bijbel van de wilgenboom gesproken. De wilg groeit nog liever langs het water dan de populier en zou zo bedoeld kunnen zijn in Jesaja.44: 4 “Zij zullen uitspruiten tussen het gras, als populieren langs de beken”. Job 40: 7 ‘de wilgen der beek omgeven hem’. Naar zijn gewillig wortel schieten gebruikt in Ezechiël 17: 5. Dit woord dat hier gebruikt wordt lijkt vrij identiek met Amos 6: 8, arab, aravah, aravim of arabim. De wady van Arabah, meervoud Arabim, is de Hebreeuwse naam voor de wilg. (Moldenke)

Een ander woord voor de wilg is tzaphtzaphah, dit woord verwijst mogelijk naar de groenblijvende wilg, Salix safsaf, Forsk. De tegenwoordige inlandse naam tsaftsafah of safsaf lijken op dit woord en zou volgens Moldenke het meest gebruikt zijn. Ook de koorden in Richteren 16: 7 zouden duiden op plantaardige koorden, in Hebreeuws yether lach en y’tarim lachim. Mogelijk ook manden die gemaakt zijn van twijgen, sal genaamd, die speciaal gemaakt zijn voor brood, Genesis 40: 16.

Andere wilgen die mogelijk gebruikt zijn: Salix alba, L., Salix acmophylla, Boiss. en Salix fragilis.

Leviticus 23:40: “En op de eerste dag zult gij U nemen takken van schoon geboomte/palmtakken ende meijen van dichte bomen: en gij zult voor het aangezicht des heren uwes Godts zeven dagen vrolijk zijn”. De zevende dag van het loofhuttenfeest is de “wilgendag”. Op Soekot, het Loofhuttenfeest van de Joden, worden drie op de eerste dag van het feest geplukte wilgentakjes samen met andere takken en een geurige vrucht gebruikt voor het “Loelav zwaaien”, een gebruik dat op Leviticus 23:40-41 is gebaseerd.

De geur- en smaakloze beekwilgentakken of “arawot” symboliseren de Joden die de Thora bestuderen noch toepassen. In Rusland heet Palmzondag “wilgenzondag”.

(Dodonaeus) ´Calaf of chalef, anders ban van Egypte is een heesterachtig en veel vertakt boompje, schrijft Prosper Alpinus, en zonder twijfel een soort van lage wilg. Uit de bloemen wordt een water gedistilleerd dat ma chalef, anders macahalef genoemd wordt in het Egyptisch dat zeer goed geacht wordt om de verrotting op te drogen, tegen het vergif en om het hert te verkwikken en ze houden dat water voor een secreet of verborgenheid in de pest.

Het water daar vele van deze bloemen een tijd lang in te week gestaan hebben of daarin gekookt zijn wordt van die Egyptenaren gebruikt tegen de pijn in het hoofd en om de krachten te versterken wat ze ook voor krachtig houden tegen alle vergif en verrotting. Hetzelfde water daar de voor vermelde bloemen in gekookt zijn wordt tegen allerlei koortsen veel gebruikt.

Sassaf van Syrië is, van Leonard Rauwolfius (in het verhaal van zijn reis naar het Heilig land) beschreven en Sassaf Syrorum genoemd om dat het een niet goed bekende soort is.

Deze boom plegen andere zarneben, zarnabun of zurumbeth te noemen, welke namen nochtans meer andere gewassen meegedeeld worden. Het schijnt op de voorbeschreven calaf wat te lijken´.

Folklore.

In het volksgeloof had de wilg geen goede naam.

(88, (1936) De wilg is het werk van de boze geesten meent de Fin en ook in het Duitse volksgeloof vertrouwt men de boom niet zo. Het werd vervloekt, wat het nu nog is.

Op andere plaatsen heet het dat de wilg de boom van de zelfmoordenaar is. Van de wilg zou een bijzondere werking uitgaan. Hier heeft wellicht de legende van Judas aan meegewerkt. De wilg zou op zulke plaatsen groeien waar de roede uitsloeg, plaatsen waar de aardstraling bijzonder sterk was. Door die werking zou de mens vast geband worden. Zoekt de levensmoede een eenzame plaats en komt hij langs die vochtige, sompige en donkere gronden op onbewoonbare duistere plaatsen en als hij dan ook nog onbewust de aardstralen opneemt, dan, .....

In de 14de eeuw is sprake van: “Een wilghen kiste ende een stroen bant, hiermede word ik sent int ander lant”.

De geknotte wilg was een symbool des doods. Hij was zelf al onthoofd. In de onderwereld waren uitgestrekte bossen van wilgen en daarin woonde de god des doods, Vidharr.

De wind fluit door de holle stammen. Door zijn spookachtiger verschijning tegen de avond met zijn meestal holle stam, waarin vele dieren huisden die ‘s nachts angstaanjagende geluiden lieten horen, het kermen en huilen, steunen en kraken van de bomen, was het een verblijfplaats voor duivels. Op warme avonden zag men het lichtschijnsel van een duister lichtgevende zwamvlok, de honigzwam die leeft op rottend hout, Armillaria mellea, die de boom tijdens de nachtovergang blauw deed oplichten. Verder vond men op de bladeren van de wilg vele roodachtige galletjes die sterk aan bloeddruppels deden denken. Ook door het koekoekspuug van spuugbeestjes (schuimcicade) die in grote massa op de wilgen kunnen voorkomen zodat er bij ieder windzuchtje ze eruit kunnen waaien (oei, de heks spuugt)

Als geheimzinnige boom is de wilg ook de oponthoudsplaats van de zielen. Ongedoopte kinderen zitten bijeen op een wilgenboom en daarom hoort men ook bij een wilg zuchten en steunen. Tot al dit bijgeloof heeft ook de zompige weide, waar ‘s avonds duistere nevels rondwaren bijgedragen. Die magische nevels waren het gevolg van wilgenbetoveringen. Ook mogen de vaak in menselijke vormen groeiende knotwilgen een geheimzinnige verschijning voorgespiegeld hebben.

Vaak ligt in hun holheid venijnige wormen als adders en serpenten en daarom is het niet veilig om onder een wilg te slapen.

Engeland.

Wilgen zijn bitter, een teken van ongemak en bitterheid, ook vanuit bijbels oogpunt, zo in dichtwerken uit de tijd van Elizabeth en Jacob waarin diegenen die rouwden een wilgenkrans droegen. Van daar de uitdrukking, ‘she wears the willow’, een teken dat de vrouw weduwe is en niet meer wil hertrouwen. In Othello, iv, 3,28, zingt Desdemona, als ze haar einde voelt naderen, het lied van de wilg:

“Sing willow, willow, willow.

Sing all a green willow must be my garland”. De wilg was ook het teken van versmade liefde, wie door de geliefde verlaten werd, droeg een wilgentak.

In Hamlet verdrinkt Ophelia daar waar het grijze lover van een wilgenboom in het water weerspiegelt. ‘Laertes :Drwon’d ! O, where?

Queen: “There is a willow grows aslant a brook,

That shows his hoar leaves in the glassy stream”.

Shakespeare beeldt Dido, de koningin van Carthago uit toen zij verstoten werd door Aenas als: staande met een wilg in haar hand, om zo haar geliefde te bewegen weer terug te komen. Een verbinding met smart. Het is een boom vol droefenis. Merchant of Venice:

‘In zulk een nacht

Stond Dido, in haar hand een wilgentak

Op ‘t woeste strand en wenkte dat haar lief weer

Naar haar terugkeren moest’.

In Othello weet de ongelukkige Desdemona een ‘lied van wilgen, een oude deun, maar als op haar gedicht. Zij zong het, toen zij stierf’.

‘Ach, de arme zat onder de eik in haar smart

Zingt: ‘wilgen, groene wilgen’

Het hoofd op de knie en de hand op het hart

Zingt: ‘wilgen, wilgen, wilgen’

Het beekje aan haar voet, ach het ruiste haar klacht

Zingt: ‘wilgen, wilgen, wilgen’

Haar tranen, zij vloten; de rots, zij werd zacht;

Leg dat daarginds neer

Zingt: ‘wilgen, wilgen, wilgen’

‘k Bid u, maak haast, zo dadelijk komt hij hier

Zingt allen: ‘mijn krans moet van wilgenloof zijn’

Laat niemand hem laken, zijn toorn is zo schoon

Nee, dat volgt niet, Hoor, wie is ‘t die daar klopt?

Emilia: Het is de wind

Desdemona: Mijn lief noemde ik trouweloos, en wat zei hij mij?

Zingt: ‘wilgen, wilgen, wilgen’

Boel ik ook met vrouwen, met mannen bedoelt gij..’

Guido Gazelle dicht de boom ook zo:

“waarom, droeve wilgeboom

Staat gij op de mandelstroom?

Waarom laat ge uw lange takken

tot in ‘t Koele water zakken?

daarom zucht ik, daarom steen ik

daarom, neergebogen, ween ik,

daarom treurt de Wilgeboom

op de zwarte Mandelstroom”. Symbool des doods

Ben je in rouw of liefdesverdriet, neem dan een stukje wilg op je borst. Het hart van de wilg, die zelf graag treurt, neemt dan het verdriet over.

Heksenwerk.

De scepter van de heksenkoningin was van wilgenhout gemaakt. Naar oud bijgeloof mag men het vee niet met een wilgentak slaan anders gaat het niet goed meer met ze. Kinderen die men met wilgentakken tuchtigt krijgen de tering.

Verdacht was ook dat de wilg bij de heksen in goede roep stond. De vrouwspersoon die een heks wilde worden zette zich met een al gevorderde heks onder een wilgenboom en sprak haar na. “Hier zit ik onder de wilg en verzweer aan God en alle heiligen”. Dan moest ze met haar eigen bloed haar naam in een boek overdragen.

Heksen konden melk uit de bomen heksen en meest uit wilgen, daarvoor had de heksenaanvoerder een koe aangeraakt die daarna dan geen melk meer gaf.

Als het ijzelt dan betekent dit dat de heksen met wilgentenen de dauw van de bomen afstrippen en er een vaste stof van maken. De heksen stropen met rode wilgentenen de morgendauw van de planten af en brengen zo de verderfelijke rijp en vorst teweeg. Een knoop in een wilgenteen te leggen was voldoende om iemand te laten sterven. Dood knopen heette dat. Maak nooit zo’n knoop los want dan sterf je zelf. Zijn de twijgen erg rood dan komt er oorlog.

Een mooi Vlaamse sprookje is dat van de tovenares die in een wilgenstronk langs de weg woont en altijd zingt: “Zondag- Maandag, Zondag- Maandag”. Een bultenaar die voorbijgaat zingt het na, maar verlengt het deuntje, “Zondag-Maandag-Dinsdag, Zondag-Maandag-Dinsdag”. De tovenares vindt dit liedje mooier en als beloning neemt ze de bult van de voorbijganger weg en legt die naast haar in de wilg. Bij het naar huis gaan komt de nu flink geworden bultenaar een ander tegen en verhaalt hem het wonderbare geval. De tweede gaat ook naar de wilgenstronk waar de tovenares nu zonder ophouden zingt, “Zondag-Maan­dag-Dinsdag”. Deze bultenaar verlengt nu ook het liedje,”Zon­dag-Maandag-Dinsdag-Woensdag” Maar de tovenares vindt dat het liedje te lang en lelijk geworden is en als straf hecht ze de bult van de eerste voor de borst van de tweede, die nu twee bulten moet dragen.

In Bohemen was een huisgezin waarvan de moeder -zonder twijfel een heks-, iedere nacht haar lichaam verliet en in een wilg naast de beek ging spoken. Toen de man dat heksenspel gewaar werd, velde hij de wilg en zijn vrouw stierf op datzelfde moment alsof ze door een onzichtbare zeis was doorgesneden.

Duivel.

Deze treurende bomen weten veel dingen, zo bijvoorbeeld van het meisje dat door de duivel achtervolgd werd en vluchtte in grote angst. Ze rende voort langs een oever van een snelle vliet en kwam bij een wilg die in zijn holle stam wel ruimte genoeg had voor twee van die slanke vluchtelingen. Maar de wilg was een bondgenoot van de duivel en hij verstiet het meisje. Die, niet op haar mondje gevallen, nam van de geringe voorsprong die ze op de duivel had, nog een ogenblik af om de snode boom toe te voegen: ‘Treuren zal je, wilg, om deze boze daad en je takken zullen hangen op de grond’. Wel, dit kwam uit, maar daar had ze weinig baat bij. Ze zou zeker door de duivel zijn meegevoerd als niet een machtige eik zich over haar ontfermd had en haar had verborgen onze zijn dichte loof. Zo liep het nog goed voor haar af.

In Albanië laat men er de gevreesde luchtduivel Aerico in wonen. In Polen is het niemand anders dan Satan zelf die in de holle stam resideert.

Er is ook een Roemeense sage waarin de wilg ook al een onsympathieke rol speelt. De duivel had het in de tijd waarin de sage speelt dan ook danig bont gemaakt. Van een moeder had hij 5 kinderen gestolen en ook de zesde belaagde hij. Deze moeder had echter een broer, een echte held, die Sisin heette. Deze Sisin kreeg in een droom bevel zijn zuster Melintie van de duivel te bevrijden. Zodra hij ontwaakte ging hij op weg. Melintie werd in een kasteel opgesloten en alle uitgangen werden nauwgezet bewaakt. Maar zo zorgvuldig kon men de poorten niet gesloten houden of Satan vond wel een middel om binnen te dringen. Hij veranderde zich in een graankorrel die onder de hoef van Sisins paard stak. Eenmaal binnen had hij vrij spel en roofde ook het laatste kind, haast onder de ogen van de held. Natuurlijk zette Sisin de rover na en bij het volgen van diens salpeterspoor had hij niet eens een fijne neus nodig. Voor de zekerheid hield hij toch even stil bij een wilg, die hij de vraag stelde: “wilg, zag je de duivel met een kind vluchten?’ De wilg had ze gezien, maar hij sprak: “Ik heb hen niet gezien”. Toen zei Sisin: “als straf voor deze leugen zal je geen bloemen of vruchten dragen’. En hij snelde verder tot bij een bramenstruik en hij vroeg ook deze; “braamstruik, zag je de duivel met een kind vluchten?’ De braamstruik had hen gezien, maar ook hij sprak: ‘Ik heb hem niet gezien’. En Sisin zei: ‘Vervloekt ben je. Waar wortel is daar zal uw kroon zijn en wie aan u voorbijkomt, die zal je vasthouden en hij zal u vervloeken’. Hij ging verder en kwam bij een olijfboom aan de oever van de zee. Hij sprak: ‘Boom, zag je de duivel met een kind vluchten?’. En de olijfboom antwoordde: ‘Ik heb hen gezien toen ze zich in zee stortten’. ‘Gezegend zijt gij en geheiligd, olijfboom. In alle kerken zult gij ter verlichting dienen en de mensen ter verlossing’. En Sisin wierp zijn hengelroede uit waarmee het hem gemakkelijk was om Satan te vangen. Die werd aan land getrokken en moest het geroofde kind uitspuwen.

Tovermiddel.

Als tovermiddel was de wilg ook bekend. Bij vermissing van een persoon moest op diens verjaardag op een stille plaats een stek van wilg geplant worden. Zo gauw als de stam begon te groeien was dit een teken dat deze persoon nog leefde. Dan werden de nieuwe loten eraf gesneden, gebundeld en op het hoogste punt van de nok geplaatst. Nu kon men spoedig een levensteken verwachten.

Wilgenrozen.

(88, (1936) Vroeger lette men vooral op de wilgenrozen, dit zijn de roosachtige galappels op de bladeren die door de steek van de galmug, Rhabdophaga rosaria, veroorzaakt worden. Een oude kroniek noemde ze hongerrozen. Naar een Zwitserse spreuk kwam er oorlog zo gauw de wilgen rozen droegen.

Dit vooral op Salix x helix L, de Engelse rose willow, Duitse Weidenrose.

Die zijn vooral opvallend in de winter en blijven er als de andere bladen al lang verdwenen zijn. De naam helix is ontleend van de bijzonder gedraaide bladen die herinneren aan een slak. Zo zegt men dat in 1647 er vele wilgenroosjes waren en dat daarop de Westphaalse vrede volgde; vandaar het spreekwoord: “Es wird nicht eher Friede, als bis Rosen auf Wilgen wachsen”.

9. uit L. Figuier.

Salix babylonica, L. (uit Babylon) Bij de Japanners is de wilg een zeer bewonderde boom. In de manier waarop zij hun bloemen schikken, een manier die altijd een traditionele betekenis heeft, komt dit tot uiting. Wanneer men voor het afscheid bijeen is, staan in de bloemenvaas een paar takken van de treurwilg en in een ervan is een lus gemaakt, zodat er zich een cirkeltje in de twijg vormt. Dit symboliseert de wens van de achterblijvende, dat de vertrekkende veilig zal terugkeren.

Is een 3‑7m hoge wilg.

Het vaderland van deze wilg is China. Is beschreven in 1730.

Tortuosa’ is een matig hoge boom.

Naam.

Treurwilg, Engelse Babyon willow, Peking willow, weeping willow, Duitse Thranen-, Trauerweide, morgenlandische Hangelweide, Chinesische Trauerweide.

Bijbel.

De treurwilgen zijn allemaal afkomstig van een takje uit een vijgenmandje die afkomstig was uit Babylon. Dit takje vertoonde nog sporen van leven en werd door de dichter Byron in zijn tuin te Twickenham geplant. Om die reden zijn er alleen vrouwelijke exemplaren. Dit verhaal kwam Linnaeus ter hore die dacht dat dit de plant was van Psalm 137:2, waar de Israëlieten hun harpen aan de wilgen, gharab, hingen en noemde het gewas alzo. (zie Populus euphratica) Bij ons ontstond naar die tekst de uitdrukking: de lier aan de wilgen hangen. Linnaeus zag de boom voor het eerst in ons land in de tuin van Clifford op de Hartekamp bij Hardenberg. Volgens anderen kwam ze door Tournefort in Engeland, of is het eerst geplant door Pope in zijn tuin te Twickenham. Daar staat een beroemde wilg die van stekken gegroeid is in de tuin van de poet Alexander Pope die om een stekje gesmeekt had van een pakje dat dichtgebonden was met twijgen en uit Spanje kwam, gezonden aan lady Suffolk. Die stek werd geplant en groeide en de legende zegt dat alle treurende wilgen van Engeland van deze plant afstammen.

De christelijke sage verhaalt dat de wilg gebruikt werd om Jezus te geselen. Een van die twijgen kwam naar Europa en groeide tot een boom waarvan alle treurwilgen afstammen. Uit schaamte richtte ze haar takken nooit meer op. De boom komt voor in Chinese kunstwerken, schilderijen en porselein. Het is het favoriete symbool van een sierlijke vrouw.

Deze boom is dus afkomstig uit China, de wilg van de Joden is vermoedelijk een populier geweest, Populus euphratica.

Napoleon’ s wilg.

Deze boom is meer bekend geworden als Napoleons wilg, in Duits Napoleons Weide, en St. Helana’ s wilg omdat in 1810 de toenmalige gouverneur van St. Helena, Beatson, op het boomarme eiland enkele houtsoorten probeerde te kweken, waaronder ook een treurwilg. Zo’n wilg stond in het dal bij de bron waar Napoleon dikwijls verbleef. Tegen de tijd dat hij stierf in 1821, wierp een storm de boom om. Mevrouw Bertrand maakte er stekken van en zette die als omheining om zijn graf. Zo’n stek kwam ook te Kew in 1825 waar die onder de aandacht van de mensen kwam en een bezienswaardigheid werd. Vele Franse bezoekers vereerden deze boom. In 1867 was deze wilg 12m hoog toen die omgehakt werd.

Uit sazhaemsad.ru

Salix matsudana, Koidz. (is zo genoemd naar Sadahisa Matsoedo, een Japanse botanicus die een flora van China schreef)

Dit is een tot 12m hoge opgaande struikachtige boom..

De boom is afkomstig uit N. China/Mandsjoerije.

Deze boom houdt van zijn blad. Is mooi door zijn vroeg ontluikende bladeren die het weer zeer laat afwerpt.

In het voorjaar zijn de toppen van de jonge twijgen violet/rood getint.

Het blad is gekronkeld, hol.

Ook de takken zijn gekronkeld in een s vorm en gaan schuin omhoog en vormen zo een open kroon. Deze kronkels worden veel gebruikt voor paastakken.

De cv. is in 1924 in Frankrijk ontdekt. Is gevoelig voor kanker, ‘Golden Curls’, heeft dat vrijwel niet.

Naam.

Kronkelwilg, slangenwilg, Duits Zickzackweide, Korkenzieher-Weide, Engels Chinese willow, corkscrew willow, Hankow willow, curly willow of globe willow.

Uit www.arborix.be

Salix integra Thunb. (gaafrandig) ‘Hakuro-Nishiki’ is een struikje die meestal geënt wordt op een laag stammetje.

Het blad is langwerpig grijs met opvallende witte en rode vlekjes. Door ze jaarlijks terug te knippen hou je ze jong en mooi.

De twijgen zijn in de winter opvallend oranjebruin.

Uit China, Japan. Nauw verwant aan S. purpurea, sommige plaatsen als S. purpurea var. multinervis (Franchet & Savatier) Matsumura, of als een subspecie, S. purpurea subsp. amplexicaulis (Chaubard) C.K.Schneid.

In Japans qi liu, Chinees inukoriyanagi. Harlekin-Weide. Bonte wilg.

“Hakuro Nishiki’ zie je met witbonte balderen op een stammetje.

10.

=Salix × sepulcralis “Chrysocoma’ (Dode) Meikle (van de begraafplaatsen en met een gouden kuif) ( Salix x sepulcralis ‘Tristis’)( treurend) (Salix alba ‘Tristis’ Gaud.) is de bekende treurwilg met zijn dunne gele en vermoeide takken. Kruising van Salix babylonica x Salix alba.

Lyrisch.

De boom groeit krachtig door tot 20m met een zeer brede kroon en loodrecht naar beneden hangende twijgen. In de winter zwiepen en zwaaien de kaal gestroopte bomen in kolken van wind. De treurwilg is een aantrekkelijke boom aan water waar zijn takken en loof naar over buigen. Zijn twijgen verkoperen in de late nawinter. Zelfs tijdens grauwe mistige morgens lijkt het alsof er uit de druipende wilgentakken een zonnetje schijnt die in zijn takken weerkaatst waardoor het steeds meer een gouden glans krijgt. Bij een wilg ziet men de losheid van de bouw, de indeling van de boom in verticale lijnen en de grote donkere vorm van de stam die als een sokkel het silhouet ondersteunt, nu weer licht dan weer donker weerspiegelend in de strakke vorm van het water. De rust die hiervan uitgaat maakt het tot een steunpunt in de natuur als middelpunt van een natuurlijke wereld.

Zijn stamboom stond in Frankrijk omstreeks 1815.

Naam.

Treurwilg, Engelse golden weeping willow, Franse saule pleureur, Duitse Trauerweide.

11.

Salix x pendulina Wender (hangend) (Salix blanda, Anders. (wit) = kruising van babylonica x fragilis. Wisconsin weeping willow.

Deze mooie treurwilg komt in ons land zelden voor.

Het is een middelmatige hoge boom met een brede kroon en sterk hangende zijtakken

De twijgen glanzen niet en zijn grijs/bruin.

Bladeren zijn aan de bovenkant donkergroen en vanonder meer grijs tot blauw met een scherp afstekende middennerf, lancetvormig.

Wisconsin weeping willow.

12. uit luirig.altervista.org

Salix × pendulina Wender. nothovar. elegantissima (K. Koch) Meikle (Salix elegantissima, Koch. (zeer sierlijk) Salix sieboldii) (Philipp Franz von Siebold, 1796-1866, arts te Deshima, onderzoeker van Japanse flora en fauna) Bladeren zijn 8-12 cm lang en van boven matglanzend donkergroen, aan de onderkant licht groen tot blauwachtig, smal lancetvormig en gezaagd.

De hangende twijgen zijn bruingeel.

Een boom met een meer spreidende vorm en grotere kroon dan Salix babylonica. Zou waarschijnlijk afkomstig zijn uit Japan. Is beschreven in 1898.

Thurlow’s weeping willow.

Salix x rubens Schrank. (rood) (Salix alba x fragilis) een grote boom met brede kroon die in moerassen groeit, water.

Is vaak aangeplant mom basket of manden te maken. Vele cv’s waarvan sommige duidelijke oranje gele twijgen hebben.

Moeilijk te onderscheiden van de ouders.

Amandelwilg. Basket willow, gold crack willow, hybrid crack willow.

Groep Triandrae.

Kleine bomen of hoge struiken met een afschilferende schors. Bladstelen met klieren

Bladeren elliptisch of lancetvormig, steunblaadjes zijn aanwezig. Meeldraden gewoonlijk drie of meer.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Salix triandra, L. (drie meeldraden) (Salix amygdalina) (amandelachtig, het blad) een soort die men niet als boom ziet, maar die een van de belangrijkste vormen is voor de griendcultuur. 3-6m.

Heeft donkergroene en vrij brede bladeren die over de gehele lengte vrijwel even breed zijn, aan de top vrij kort toegespitst en gezaagd. Duidelijk netvormig geaderd en van onderen wat blauwachtig.

De amandelwilg heeft roodbruine twijgen en kan soms tot 10m hoogte komen.

De katjes verschijnen van maart tot juni en soms weer in augustus. Een vorm ervan, var bitellina heeft geelbruine of geelrode tijgen, Duitse Dotter-weide.

Semperflorens’ bloeit een hele lange tijd, semper is altijd en florens bloeien, van april tot september.

Uit Eurazië. Planten uit oost Azië werden vroeger behandel als Salix triandra var. nipponica (Franch. & Savatier) Seem, en nu als een apart soort beschouwd, Salix x nipponica, (uit Japan). In N. Amerika wordt het vervangen door Salix amygdaloides Andersson, (amandelachtig, het blad) peachleaf willow.

Naam, etymologie.

(a) Amandelwilg, Fries mangelwylch, Engelse almond leaved willow, Duitse Mandel-weide, Pfersichweide, het blad is vanonder blauwig wit berijpt, net als bij de amandelboom.

(b) Wervelenhout, ruwbastwaarde, waardenhout, tweebastwilg, omdat de struik, net als de schors van de plataan, de buitenste schorslaag laat vallen zodat je de oranje/bruine bastlaag ziet.

(c) Engelse French willow, kit willow naar de briljante katjes, snake skin willow, naar de manier waarop de rode uitlopers uitspruiten, blunt stipuled triandrous willow.

(d) Duits Brokwied, Buschweide, Jakobsholz, Korbweide, Pfahlweide, Schalweide en Schlickweide.

Frans saule à trois étamines.

Gebruik.

De bast bevat veel looizuur en wordt daarom gebruikt voor leerlooien.

17. Uit C. Lindman.

Salix caprea, L. (geit) waterwilg of grijze wilg die aan beide zijden grijs behaard en aan de onderkant meer donzig zijn evenals de jonge twijgen en knoppen.

De waterwilg heeft donkergekleurde twijgen waaraan met nerven doorgroefde bladeren zitten met een afgebogen bladpunt. Het blad heeft zijn grootste breedte gewoonlijk in de bovenhelft. De bladrand is gezaagd en netvormig geaderd, gepunt en de rand wat golvend.

Wordt een 5m tot 10m. groot en is een breed opgaande struik of kleine boom met half open kroon

Dit is een van de opvallendste wilgen vanwege zijn vroege bloei en geurende katjes. De manlijke katjes zijn groot en eerst bespikkelt met gouden tint waarna het goud het zilver overwint en al gauw is het een gouden en donzen bolletje, een lente schoonheid. Hiernaast staat vaak ook zo’n plant maar met zilverkleurige knoppen die niet naar goud maar naar grijs kleurt. De gouden is de mannelijke en de grijze is de vrouwelijke vorm, een tweehuizige plant.

Uit Europa en noordoost Azië.

Salix caprea var. caprea. Laagland gebieden in het hele gebied, bladeren zijn dun behaard boven en dicht eronder, 5-12cm lang. Salix caprea var. sphacelata (Sm.) Wahlenb. (verdord als dood) (Salix caprea var. coaetanea Hartm.; Salix coaetanea (Hartm.) Floderus (een en twee lettergrepen einde). Groeit in hogere gebieden in de bergen van centraal en noord Europa, bladeren zijn dicht behaard aan beide kanten, 3-7cm lang.

Vormen.

Atlas’ is een rijkbloeiend manlijke vorm met grote zilverwitte katjes die later goudgeel kleuren door de talrijke meeldraden, een mooie bloemwilg.

Kilmarnock’ (Salix caprea ‘Pendula’) is een treurwilgje met sierlijk hangende takken en grote zilverwitte katjes in maart/april waarop de goudgele, talrijke meeldraden sierlijk afsteken. Deze vorm wordt op, veelal te korte stam, geënt. ‘Weeping Sally’ is de vrouwelijke vorm die we hier zelden zien. Na de bloei geheel terug snoeien.

Kilmarnock willow ontving zijn naam naar de tuin waar het gekweekt werd. Een enthousiaste hovenier van Ayr, mr James Smith, zond naar mr. Lang van Kilmarnock, rond 1850, een stek van deze mooie struik. Hij vermeldde niet waar hij die vond en stierf kort hierna, zodat de plaats onbekend bleef. Mr. Lang wist hier in planten van te vermeerderen en in 1852 had hij bijna een 100 planten geënt en stuurde ze naar de botanische tuin te Kew, waar sir W.J. Hooker de scepter toen voerde. Kilmarnock willow of weeping willow, weeping goat willow.

Naam, etymologie.

(a) Deze wilg werd wel palmwilg genoemd omdat die vroeger op Palmzondag wel gebruikt werd bij gebrek aan palmbladen, Mattheus 21: 8.

(88, (1936) Algemeen was het vroegere gebruik in R.K. gebieden om de jonge bloeikatjes van de wilg, de palmkatjes, op palmzondag te wijden. Dit gebruik was per plaats en de drager verschillend. Vaak waren het kleine bosjes die met de katjes tot kleine kransjes of kruizen gebonden werden of tot metershoge en meer of minder versierde stangen waar bovenop het palmbosje prijkte. Na de wijding werd het bosje mee naar huis genomen en achter het kruis gestoken of zorgvuldig bewaard. Naar het vrome geloof zou die gewijde palm het huis en zijn bewoners tegen alle boze dingen behoeden. Als er naderend onweer op komst was gooide huisvrouw de katjes in het haardvuur zodat de bliksem niet zou treffen. Soms werd het katje ingeslikt zodat het degene het hele jaar zou vrijwaren van keelpijn. Ook werden ze aan de randen van het veld gestoken zodat de veldvruchten goed gedijden.

Ook werd deze wilg als symbool van de terugkerende lente in Noordelijke streken gebruikt, een soort levensboomfunctie.

(b) De soortnaam caprea betekent geit, Engelse goat willow, omdat die graag de poesjes eten, de Engelse pussy cats, Duits Geislaub. Bandli in Zwitserland.

(c) Waterwilg of grijze wilg met ronde bladeren, great round leaved sallow.

(164) (d) ‘Dan Salix latifolia daar Camerarius van vermaant is wilg met brede bladeren die in Duitsland groeit en daar Sal weyden heet en wordt zo groot als een andere boom en aan de jongste scheutjes groen ruwe en oneffen balletjes zoals die balletjes die men in de apotheken voor de vrucht van Styrax verkoopt. Haar bloeisel komt in de lente en is zeer goed van reuk en daarom houdt Gesnerus het voor de Chaleb Syrorum’.

Uit Bock.

Gebruik.

Het hout kan zeer fijn gespleten worden en werd gebruikt om er mandjes of zeven van te maken. Om er bijenkorven van te naaien werden zij in tweeën of drieën gespleten. Voor mandenmaken werd eenjarig hout genomen. Om er hoepels van te maken moet het hout nog een of twee jaar ouder zijn. In Ierland heeft ze kracht tegen toverij. Het geeft geluk als je een waterwilg roede met je meeneemt op reis. De boter zal komen als je roert met deze wilg.

Uit G. Oeder.

Salix aurita, L. (geoord) de geoorde wilg. Die naam dankt het plantje aan de oorvormige steunblaadjes. Het blad staat omgekeerd eirond aan de twijg met spreidende tanden, generfd en min of meer donzig, vooral aan de onderkant. Er is ook hier veel verschil in bladvorm en grootte.

Een laag en onregelmatig groeiend struikje van 1m en soms meer met takken die over de grond kruipen en zich om de buren heen sluiten. Een plant die geschikt is voor vochtige gronden.

De katjes komen in maart/april.

Uit Europa en W. Azië.

Naam.

Geoorde wilg, Engelse round eared willow of trailing sallow, Duitse Ohrweide en Salbeiweide.

Groep Viminalis.

Lage bomen of hoge struiken.

Mannelijke bloemen met in de regel twee meeldraden.

Bladeren in het voorjaar aan beide zijden behaard en later de onderzijde blijvend behaard of grijs viltig, smal of liniaal/lancetvormig. De bladrand is gaaf of iets gezaagd.

24. Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Salix viminalis, L. (roedevormig of buigzaam) Blaadjes zijn lang en toegespitst, stomp gezaagd, wit en zijdeachtig aan de onderkant.

De vele en vrijwel zittende katjes komen in de katjestijd, april, voor de bladeren.

Dit is een krachtige groeier met dikke en later geelachtige twijgen.

Kan als boom van 4m opgroeien. Komt als regel voor langs de rivieren en grienden.

De katwilg, heeft een groot verspreidingsgebied en gaat door Europa via Azië naar de Himalaya en Siberië.

Naam.

Deze wordt laag afgesneden of gekopt en blijft zo klein. (Dodonaeus) (a) ‘Het kleine geslacht van wilgen wordt in Nederduitsland wijmen of teenen genoemd, in Hoogduitsland Kleyn Weyden. (Er wordt ook een Vlaamse soort beschreven die op deze lijkt, maar op drogere gronden groeit) Beide deze soorten zijn zeer buigzaam en daarom van onze voorouders windt-hout (als of men zei hout om te winden) en daarna door misbruik windouw genoemd’.

Bindwilg, teenwilg of rijswaard omdat de twijgen grof en zeer taai zijn en zo geschikt voor mandenwerk, Duitse Bandweide, Korbweide, Franse osier blanc, Engelse twiggy willow, twig withy, oud-Engels withig, naar het gebruik van de flexibele scheuten. Dan denken we aan het Italiaanse gezegde: ‘Wilgen zijn zwak, maar ze binden ander hout’.

Dodonaeus (b) ‘De Giekse naam is Helice, te weten in het landschap van Arcadië met Itea, zo de voorgaande soort genoemd wordt, zegt Theophrastus. Plinius noemt deze wilg ook Helice, dan zowel Plinius als Theophrastus houden ze voor het derde geslacht van wilg dat Salix Viminalis, Gallica Salix en ook Salix Sabina, zoals Columella het noemt die ook zegt dat ze van veel Amerina of Amerina Salix genoemd wordt. Petrus Crescentius noemt het Vincus.

De gewone bleekgroene of gele wilg zulks als hier te lande wijmen heet wordt in het Latijn Salix Vitinella genoemd, in het Hongaars saat fiz. Diegene daar men manden van maakt en die in Frankrijk amarines en ambres heet en voor de Amerina gehouden wordt heet in het Hongaars kötö fiz.’

(c) Katwilg, naar de katjes, Frans saule des vanniers.

(d) Engels augers, common osier, ozier of velvet osier.

(e) Fischerweide, grosse Flachsweide, grosse, lange rothe Haarweide, Palmen, Stromweide, Spitzweide, Uferweide of Wasserweide.

Kruisingen met de amandelwilg, Salix triandra, heten Salix x mollissima.

Kruisingen met grauwe wilg, Salix cinerea, heten Salix x smithiana.

Kruisingen met de bitter wilg, Salix purpurea, heten Salix x rubra.

Gebruik.

Deze wilg groeit hier in de grienden waar het zeer buigzame hout gebruikt wordt voor het vlechten van manden. Door het snoeien vormt het zo zelden een fiere boom. Door de jaarlijkse snoei vormt het over het algemeen een heestervorm.

Uit G. Oeder.

Salix dasyclados, Wimm. (met dikke takken) is waarschijnlijk een kruising van de vorige maal cinerea.

Bladeren zijn soms 18-20cm lang en van boven dof groen, van onderen meer grijsachtig en meestal behaard, lang en lancetvormig.

Bloeit al zeer vroeg en lang voor het blad komt. De katjes zijn zeer groot.

Groeit snel en op vrijwel alle gronden.

Duitse dot, Duits Filzast-Weide.

Uit J. Saint-Hilaire.

Salix cinerea, L. (grauw) (Salix acuminata)

Dit is een sterk groeiende en brede struik met slanke en grijs viltige twijgen.

Behaarde knoppen en bladeren die aan de bovenkant matgroen zijn en kort behaard wat ruw en rimpelig. Aan de onderkant blauw/groen en grijs behaard, eivormig tot langwerpig, de top is kort gespitst.

Grauwe of grijze wilg komt uit Europa, Azië en de Oriënt.

Salix cinerea subsp. cinerea. Centraal en oost Europa, west Azië, struik van 4–6m (zelden 10 m) met gladde bast, takken blijven lang behaard en de bladeren zijn van boven dof en de onderkant is dicht grijs behaard. Salix cinerea subsp. oleifolia (Sm.) Macreight (olijfbladig) (Salix atrocinerea Brot. (donkergrauw) West Europa, noordwest Afrika, struik of boom van 10–15m groot met gegroefde bast, takken blijven maar kort behaard en de bladeren zijn van boven glanzend en de onderkant grijs behaard.

Naam.

(Dodonaeus) ‘Een medesoort daarvan heet Salix cinerea latifolia zulks als van sommige rijsboom genoemd wordt’.

Bloeit in april met kleine katjes, grauwe of grijze wilg, Engels grey sallow, grey willow, Duits Aschweide, Grau Weide, Palmen, Salwien en Werftweide, Frans saule cendré.

Uit babij.blox.pl

Salix udensis Trautv. & C. A. Mey.(Udensa, zuidwest Kansu, China) (Salix sachalinensis, Schmidt. (uit Sachalin O. Rusland) komt uit Japan.

De enigste vorm die bij ons in cultuur is de cv. ‘Sekka.’

Dit is een zeer krachtige groeier met een opvallende bandvorming aan de twijgen.

De Sekka vormt een brede en forse struik.

In het voorjaar is de struik mooi door de roze katjes die lang die kleur houden en in het najaar door de karakteristieke banden op de twijgen.

Japanese fantail willow, dragon willow, Drachen Weide.

Groep Pruinosae.

Bomen of hoge struiken met blauw/wit berijpte twijgen. Bij het afschillen van de eerste bastlaag is de tweede citroengeel.

Bladeren zijn meestal aan beide kanten kaal en meestal lang lancetvormig.

Bloeitijd voor de komst van het blad. Mannelijke bloemen met twee meeldraden en de vrouwelijke met een kaal vruchtbeginsel.

Uit G. Oeder.

=Salix daphnoides, Vill. (Daphe-achtig) (Salix praecox) Bladeren zijn aanvankelijk aan beide kanten behaard en worden later kaal, de bovenzijde glanzend groen en onderzijde meer blauw/groen met een licht gekleurde hoofdnerf. Elliptisch/lancetvormig.

Katjes zijn zeer groot en de mannelijke iets groter dan de vrouwelijke.

Deze wilg is in de winter goed herkenbaar aan zijn gladde en blauw berijpte twijgen. Zeer kenmerkend zijn ook de dikke en soms berijpte knoppen.

Stamt uit Europa en kan 6-10m halen. Is beschreven in 1820.

Berijpte wilg, Engels violet willow, Reif Weide.

Groep Hastatae, laag blijvende tot middel hoge struiken.

Bladeren zijn groot en breed en van boven meestal glanzend groen, van onder lichter met een duidelijke nerventekening, eerst elliptisch of lancetvormig en scherp gezaagd of gaafrandig. De top is min of meer toegespitst.

Katjes komen aan bebladerde zijtwijgen, de mannelijke bloemen meestal met twee meeldraden en de vrouwelijke bloemen met een kaal vruchtbeginsel.

Salix hastata uit G. Oeder.

Uit www.kgnaturephotopgraphy.com

Salix cordata Michx. (hartvormig, het blad)(Salix adenophylla, Hook. (bladeren die hol zijn) Bladen leerachtig en wat grijs/groen aan beide kanten, breed lancetvormig.

Jonge twijgen zijn dik en aan de top grijsachtig behaard.

Een zeer mooie en decoratieve wilg die prima geschikt is voor tuin beplantingen.

Komt uit N. Amerika en wordt een tot twee en een halve meter hoog.

Duinenwilg, harige wilg, heartleaf willow.

28. uit www.wildflower.org

Salix irrorata, Anderson. (bedauwd, bevochtigt) Bladeren zijn 7-12cm lang en van boven donkergroen met een grijs/groene tot blauw/groene onderkant.

In de winter valt hij op door de glanzende olijf/bruine en purperrode twijgen.

Een wilg van een paar tot drie meter hoog.

Het is de Colorado willow, de groeiplaats.

Groep Nigricantes.

Bladeren worden na het verwelken zwart en zijn aan de onderzijde meestal blijvend behaard. Jonge blaadjes hebben een verdiept adernet. Steunblaadjes zijn bijna altijd aanwezig, sterk ontwikkeld en blijvend.

Uit G. Oeder.

Salix myrsinifolia Salisb. (blad als Myrsine) (Salix nigricans, Sm. (zwartachtig) Bladvorm en kleur van de twijgen is zeer verschillend, naar gelang de bladvorm wordt hij wel in verschillende vormen verdeeld als cordata, obovata, grandis etc.

Bladeren zijn gemiddeld 4-8cm lang en aanvankelijk aan beide kanten zwak behaard, later wordt de bovenzijde kaal en wat blauw/groen met een diepgroene tint aan de top, onderzijde is grijs/groen ovaal/elliptisch tot ei/lancetvormig.

De jonge twijgen zijn ook zeer verschillend van kleur, geel/groen en ook wel glanzend rood/bruin.

Een struik van vier meter hoog die hier niet in het wild voor komt.

Komt uit Europa en W. Azië.

Zwarte wilg, black willow.

Groep Magnifica.

Meestal zijn dit hoge struiken of kleine bomen. Bladknoppen afstaand. Bladeren zijn groot en leerachtig en aan de onderkant blauw berijpt. Bloeit na de bladontwikkeling. Katjes 10-30cm lang met twee meeldraden.

Uit deelish.ie

Salix magnifica, Hemsl. (magnifiek) Bladknoppen afstaand en zeer groot.

Bladeren zijn dik en leerachtig, van boven blauw/groen en van onder grijs/groen met uitstekende middennerf, elliptisch tot ovaal met de top die kort toegespitst is. Jonge bladeren zijn olijf/bruin tot purperkleurig en berijpt.

Opgaande groeiwijze met olijfgroene tot rood/bruine twijgen.

Bloeit eind mei, begin juni met katjes van 20cm lang en de mannelijke katjes tot 10cm lang. Vermeerderen door afleggers.

Komt uit W. China en wordt 4-6m hoog en bij ons tot een paar meter.

Er zijn 3 var; Salix magnifica var. magnifica, Salix magnifica var. apatela (C.K. Schneider) K.S. Hao,(zonder bloembladen) Salix magnifica var. ulotricha (C.K. Schneider) N.Chao.(valse haartjes of draden)

Groep Incana.

Hoge of lage struiken en soms kleine bomen met slanke en dunne twijgen en lijn/lancetvormige bladeren die aan de onderkant meestal witviltig behaard zijn. Meestal twee meeldraden die soms gedeeltelijk of geheel vergroeid zijn. vruchtbeginsel is meestal gesteeld, kaal of onbehaard.

29. Uit G. Oeder.

Salix rosmarinifolia, L (blad als rozemarijn) (Salix incana, Schrank. (grauw) (Salix eleagnos, Scop. (olijf bladig)

Blad is lijn/lancetvormig en gepunt, vooral aan de onderkant zijdeachtig en in jonge vorm en gaaf..

De twijgen gaan recht omhoog en zijn rond, aan de jonge scheuten zilverachtig.

Een dunne struik die zijn korte en zijdeachtig hangende katjes in april draagt.

Het is een 1-2m hoog struikje met smal zilvergrijs blad.

Naam.

De rozemarijnwilg heeft blad en geur als de rozemarijn, Duits Rosmarinweide.

Ook Mirrlen of Perzische muskatelweide: moskaatwilg, genoemd vanwege de geur van de bloemen, Moorweide, rosemary leaved willow. Die bloemen werden gebruikt om gedestilleerd water een lekkere geur te geven, een geur die het water lang behield.

Uit J. Kops, www.BioLib.de.

=Salix x seringeana Gaud. (Franse botanist Nicolas Charles Seringe, 1776-1858) is een kruising tussen elaeagnos x caprea.

Bladeren zijn aan de bovenzijde glanzend donkergroen en vanonder grijs viltig behaard, langwerpig/lancetvormig met een spitse en korte top. Bladrand is fijn gezaagd of getand

Een hoge struik met viltige jonge twijgen.

Groep Repentes. Kruipwilgen.

De stam of de hoofdtakken kruipen over of door de aarde. Bladeren zijn kort gesteeld en aanvankelijk viltig of zijdeachtig behaard. De steunblaadjes zijn klein en vallen gauw af. Katjes komen voor of tijdens de bladontwikkeling en zijn zelden gesteeld. Twee meeldraden die vrij staan of vergroeid zijn, de helmknoppen worden na het bestuiven bruin, het vruchtbeginsel is meestal behaard maar soms ook kaal.

33.

Salix herbacea, L, (kruidachtig) Zodenvormend struikje met ondergrondse kruipende wortelstok

Kort gesteelde bladeren zijn 1-2cm lang en eivormig/rond met ronde tot wat hartvormige voet, gekarteld/gezaagd en aan beide kanten glanzend heldergroen, de achterkant netvormig geaderd

Wortelende takken en opgerichte, bijna kruidachtig twijgen.

Katjes zijn 4-12bloemig met eenkleurige bloemschubben en geelachtige groene langwerpig, stomp, tot zwak gewimperd in mei/juni.

Kalkarme gronden.

Uit de Alpen, Jura, Pyreneeën, Siberië en N. Amerika wordt 5-10cm hoog.

Dwergwilg, dwarf willow, least willow of snowbed willow, Krautweide.

37.

Salix reticulata, L. (netvormig geaderd) Chamitea reticulata) Lang gesteelde bladeren zijn bijna rond en 2-4cm in doorsnede, gaafrandig met wat omgerolde rand, stomp en glanzend donkergroen, de achterkant net aderig en eerst zijdeachtig behaard, later kaal, met wat rood gekleurde nerven.

Katjes van 2.5-3.5cm lang met eenkleurige bloemschubben die roodachtig/geel zijn en rond, aan de voet behaard in mei.

Kalkarme grond

Zeer langzaam groeiende en kruipende plant met opgerichte, vertakte twijgen.

Netbladige wilg komt uit de Alpen, Pyreneeën, N. Azië en N. Amerika wordt 10-40cm hoog.

Var. glabra Trautv. heeft geheel onbehaarde bladeren.

Var. sericea Gaudin heeft bladeren die aan beide kanten zilverachtig behaard zijn.

In cultuur komt deze zeer langzame groeiende plant vrijwel niet voor, soms bij alpenplanten.

Naam.

Netbladige wilg, Duitse Kleeweide, Schneehunlweid, Netzweide, Netzblättrige Weide, Engels Highland, net leaved of nettel leaved willow.

34. uit G. Oeder.

Salix myrsinites, L. (Myrsine-achtig) Kort gesteelde bladeren zijn 2-4.5cm lang, eivormig tot omgekeerd eirond me meestal wat toegespitst, wat gezaagd en aan beide kanten glanzend groen, de achterkant eerst wat grijsachtig behaard.

Katjes van 4cm lang met 2kleurige bloemschubben die zwart/rood zijn aan de top en grijs behaard in mei/juni.

Bijna zittende kegelvormige vruchtjes zijn rood/bruin en behaard.

Liggend struikje met opgaande donkerbruine twijgen.

Uit de Alpen, Pyreneeën, Siberië en N. Amerika wordt 20-40cm hoog.

Whortle leaved willow.

36. Uit J. Kops.

= Salix repens, L. (liggend, reppen, kruipen) Kort gesteelde bladeren zijn ei/lancetvormig en 1.5-4cm lang, toegespitst met omgebogen top, dofgroen met blauwachtig/groene achterkant, zijdeachtig behaard.

Knoppen zijn glanzend zijdeachtig behaard.

Kort gesteelde katjes met 2kleurige bloemschubben met donker/bruine top, lijnvormig behaard in april/mei.

Dit lage wilgje heeft dunne en uitstaande, bruine twijgen met vele takjes.

De kruipwilg, uit Europa, W. en N. Azië wordt 20-80cm hoog. De vorm is afhankelijk van de standplaats en daardoor is de plant soms opgaand en soms kruipend.

Uit G. Oeder.

Salix repens subsp. arenaria Hiitonen, (op zand groeiend) Sand-Kriech-Weide, verschilt door de eironde tot elliptische bladeren die aan beide kanten zilverachtig, zijdeachtig viltig zijn. wordt vaak geënt op stammetjes waardoor kleine treurboompjes ontstaan die onder de naam Salix sercicea ‘Pendula’ verkocht worden.

Salix repens subsp. dunensis Rouy, (op duinen groeiend) Dünen-Kriech-Weide.

‘Nitida’ is zeer laag met zilveren bladeren aan beide zijden. Als dit gewasje jaarlijks gesnoeid wordt blijft het een dichte struik. Deze vorm werd in 1808 in Duitsland gewonnen.

Het is een heestertje voor droge gronden, houdt in de duinen zand vast. Kan ook op natte en zure gronden van Europa, W. en centraal Azië.

Naam.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze wilgen mogen lage wilgen of kleine wilgen heten, in het Latijn Salix pumila, dat is wilgen naantje en in het Grieks Chamaeitea’.

Dodonaeus (b) ‘De eerste noemt men met goede reden zeewilg, in ’t Latijn Salix pumila latioris folij, dat is lage wilg met brede bladeren.

Dodonaeus © ‘De andere mag men Salix pumila angustioris folij noemen, dat is lage wilg met smalle bladeren’.

Dodonaeus (d) ‘De lage wilg die in Holland bij de duinen groeit is ook bijna diergelijk, dan de bladeren zijn niet zo smal en zulks schijnt te wezen de soort die sommige worvel-hout noemen en van andere voor de Halimus, doch te onrecht gehouden wordt. Diergelijke wilg heet Salix pumila marina en zodanig is diegene die Lobel kruipende wilg noemt of in het Latijn Salix humilis repens angustifolia, dat is lage wilg met smalle bladeren’.

Engelse creeping willow, kruipwilg, kruipwerf of kleine werf, Duitse Sandwerft, Kriechweide, Ackerweide, Erdweide, Mattenweide, Moorweide of Sandweide.

Salix angustifolia uit G. Oeder.

38. Uit O. Thome, www.BioLib.de met Salix serpyllifolia.

=Salix retusa, L. (afgestompt) Bladeren van 1.5-3cm lang zijn omgekeerd eirond met wigvormige voet, stomp, de top meestal uitgerand, gave randen of met enkele tanden.

Katjes meestal meer dan 10bloemig, eenkleurige bloemschubben zijn bijna tongvormig in mei/juni.

Liggend struikje met kruipende en wortelende takken en bruingrijze twijgen.

Kalkrijke grond.

Uit de Alpen, Jura en Pyreneeën wordt 20-30cm hoog. Is beschreven in 1673.

Balmen in Zwitserland, Pfeifenruthe, Stumpfblättrige Weide.

Groep Purpureae.

Kleine tot vrij hoge struiken met dunne en slanke twijgen. Bladeren zijn meestal elliptisch of smal lancetvormig met de grootste breedte boven het midden, de onderste helft meestal gaafrandig. Geen steunblaadjes. Mannelijke bloemen met twee meeldraden die met elkaar vergroeid zijn, helmknoppen zijn purperrood en worden na het bestuiven vrijwel zwart. Vrouwelijke bloemen met ongesteelde, bijna zittend en behaard vruchtlichaam.

30. Uit O. Thome.

=Salix purpurea, L. (purperachtig) De rode, fijne of bitterwilg met lancetvormige blaadjes die bovenaan, bij het bredere deel, gezaagd zijn, vaak staan ze tegenovergesteld, 4-6cm lang en bijna vijf maal zo lang als breed.

Katjes komen in maart april aan de bladloze twijgen, meeldraden zijn eerst purperachtig en worden later zwart.

Kan tegen de drie meter hoog worden.

Een hoog groeiende struik met slanke en glanzende rode of geel/groene twijgen. De geschilde twijgen dienen voor fijn vlechtwerk of kleine hagen. De plant wordt niet gevreten door hazen en konijnen. Een sierlijke plant in de winter. Komt voor in de grienden van Europa en west Azië.. Ook de bitterwilg heeft verschillende vormen met glanzend rode, grijze, groene of met sterk hangende donkerrode twijgen en verder enkele zeer laag blijvende vormen. Verder in Azië wordt het vervangen door Salix sinopurpurea (Chinees purper) Salix purpurea var. longipetiolatea (lang gesteeld)

Naam.

(Dodonaeus) (a) ‘Maar de wilg met bruin paarse of rode schors heet rode wilg in onze taal, Ross Weyden in het Hoogduits, in het Hongaars koz fiz fa, in het Latijn Salix purpurea of Salix rubra of ook Salix Amerina rubente cortice, in het Frans frane osier´.

Rode wilg, de takken van deze soort hebben een roodachtige kleur, ook de helmknopjes van de meeldraden. Duitse Purper Weide, Rothfelber, rothe Bindweide, Rothweide, rote Wyden in Zwitserland, Franse purple osier, Engelse bitter of purple willow, purple osier.

(b) De bast is van binnen geel en bevat veel looizuur waardoor het in sommige streken voor het looien van leer gebruikt werd, vandaar de naam leerband en leerblad, bittere wilg.

(c) Bachweide, Bandweide bij Bock, Braunfelber en Donauweide in Oostenrijk, Schussweide.

Gebruik.

De bast werd vroeger gebruikt als middel tegen reuma en als antikoortsmiddel. De binnenste lagen van de bast bevatten 11-12% salicine. Kenmerkend voor salicine bevattende wilgen is dat de bladeren bij het verwelken zwart worden.

Groep Reticulatae.

Stam en hoofdtakken kruipen door of over de aarde. Bladeren zijn meestal netaderig en min of meer rond en gaafrandig tot zwak getand. Geen steunblaadjes. Katjes eindstandig of zijstandig. Mannelijke bloemen met twee meeldraden en vrouwelijke bloem.

Uit; http://www.jparkers.co.uk/salix-gracillistyla-melanostachys-0004117c

Salix gracilistyla Miq. (sierlijke stijl) blad verliezende heester van 1-2.5m of meer hoog, ook te gebruiken als bodembedekker.

Gele katjes.

Redelijk winterhard, -15.

Uit Japan, Korea.

Rose gold pussy willow.

=‘Melanostachys’ (zwarte aren) is een mannelijke vorm.

Langzaam groeiende struik met bijna zwarte kastjes. Meeldraden rijpen van oranjerood naar geel wat mooi afsteekt met de donkere kastjes. Black pussy willow. ‘Mt. Aso’ heeft roze katjes.

Planten.

De wilg is een van de gemakkelijkst wortelende gewassen, dikke takken die afgezaagd worden en gebruikt als afrasteringspalen groeien daar gewoon verder. Worden ze in dammen geslagen gepunt of ongepunt, het maakt niets uit, ze groeien ook daar. Het 5jarige hout dat met een lengte van 2,50m‑3m en 15‑20cm dik een 70 cm diep geplant wordt groeit zo als knotwilg weer verder. Het gewas groeit zo snel dat een spreekwoord verhaalt “het profijt is een paard is terwijl van andere bomen net een zadel gekocht kan worden”.

De beworteling is verschillend, diep en oppervlakkig. Op goede en losse grond verankeren ze zich goed en zullen niet direct omvallen bij hevige wind. Een nadeel is dat ze de straat omhoog drukken met de wortels. Is wat gevoelig voor luchtverontreiniging en strooizout. Ook is het beter ze niet te snoeien in het voorjaar vanwege het bloeden.

Deze planten zijn via winterstek te vermeerderen. Knip eind februari stengels van snoeischaarlengte, +20cm, onder en boven een knoop. Dan verwond je het onderste oog, niet erger dan dat je het met je duimnagel zou doen, en stek ze ter plaatse 3 bij elkaar en zo diep dat er nog maar een paar cm. van de top te zien is. De bovenste top hoeft alleen maar uit te lopen, de rest verdroogt dan niet en kan overal wortelen. Plaats er een merkteken bij zodat je in mei, dan beginnen ze te groeien, weet waar ze staan.

Ook kan je ze in een diepe pot steken en gewoon buiten neerzetten. Wat plastic eroverheen stimuleert een betere opkomst. Denk dan wel om het verbranden van het stek door de zon. Er moeten altijd waterdruppeltjes op het plastic zitten. Dan worden de zonnestralen tegen gehouden en weet je dat de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Met warm weer luchten, halfweg mei kan je het plastic er af halen. Bij sommige planten is het gewenst dat ze een struikvorm hebben of meer vertakt moeten zijn. Top de eerste scheuten dan in mei op een 5-10cm boven de grond. Geef dan ook (kunst)mest.

Fijne soorten worden wel als zomerstek vermeerderd, dan meestal 1% ibz.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl