Excoecaria

Over Excoecaria

Adelaarshout, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit it.wikipedia.org

Een geslacht van tropische bomen of struiken met giftig sap.

Ongeveer 40 soorten komen voor in de tropen van de Oude Wereld.

Bladen staan afwisselend of tegenoverstaand, meestal gaaf of getand en gezaagd.

Bloemen staan in okselstandige aren.

Euphorbiaceae, wolfsmelkfamilie.

Excoecaria agallocha, L. (het hout) agallocha, heeft jonge bladeren roze en oudere worden meer rood, elliptisch met omhoog gedraaide zijden.

Mannelijke bloemen hangen en zijn smal, 5-10 cm lang, de vrouwelijke zijn korter, 1-4-cm lang.

Een kleine kromme boom uit India die in de buurt van de zee groeit, overvloedig is dit gewas aan de boorden van de Ganges. Verder op de Soenda-eilanden, Timor en de Molukken, de vloed- en strandbossen van oost Afrika tot Australië. Is beschreven in 1820.

In de bast komt overdadig een giftig wit melksap voor dat op de huid blaren en als het in de ogen komt, zelfs blindheid kan veroorzaken.

Op zandige stranden vormen enkele bomen plaatselijk in de stam verharst hout dat als surrogaat voor het reukhout van Aquilaria kan dienen, vandaar de soms gebruikte naam alo- of arendshout.

Naam, etymologie.

In de middeleeuwen heette het Lignum agallochum, Aloë of Aloë paradisi.

Duits Adlerholz en Haxohalz.

Het woord agallocha komt in oud-Engels voor als aluwe in de tweede helft 14de eeuw, dit van Latijn aloë en dit van Grieks aloe en dat van Hebreeuws ahaloth, van Sanskriet agaru: het hout.

Excoecaria komt van het Latijnse excoecares: verblinden, een verwijzing naar het effect op de ogen.

Agallocha groeit ook op sommige Polynesische eilanden waar het even gehaat is als de manzanilla boom in Amerika. Het melksap is zeer scherp in de ogen, het is de blinding tree of river poison mangrove, blind-your-eye mangrove. Veroorzaakt blindheid zoals door de inlandse naam mata boeta wordt aangeduid. De boom wordt gehaat door de houthakkers. Bij het vellen van een boom springt dit sap in de ogen en kan zo blindheid veroorzaken. In India werd deze boom gebruikt voor het vastleggen van oevers, mangrove swamps. Van magere twijgen maakt men tandenstokers die tegen tandpijn gebruikt werden.

Mogelijk wordt met deze gom de oude Euphorbia bedoeld, zie daar. In Herbarius in Dyetsche is Euphorbia een gom van een boom in Indië.

Gebruik.

Het lichte, zachte en weinig duurzame wordt soms gebruikt voor de vervaardiging van klein huisraad. Voor brandhout is het minder geschikt, door de onaangename bedwelmende rook die slecht is voor de ogen.

In Fiji wordt het gebruikt als een middel tegen de melaatsheid. Het lichaam van de patiënt wordt eerst goed ingewreven met de bladeren, dan wordt de persoon in een kleine kamer geplaatst en aan handen en voeten gebonden, een vuur wordt aangelegd met dit hout waarvan een dikke walm opstijgt. De patiënt wordt over deze rook gelegd en blijft daar uren te midden van de giftige rook en de meest gruwelijke kwelling. Als hij doorgerookt is wordt de slijm van zijn lichaam geschrapt en wacht dan op het resultaat. Soms is hij genezen, meestal sterft hij onder die behandeling.

De schors wordt gebruikt als purgeer- en braakmiddel.

Uit het hout wordt een olieachtige stof gewonnen die gebruikt wordt tegen huiduitslag.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl